CARO VAN EYCK, draagster van de Theo Mann-Bouwmeesterring ïiwÉfsiis m Valkenjacht 1 TWEE BLIJDE GEZICHTEN OM ÉÉN APPELTJE Jeroen m HazevoefcBSk f.ik asar J kies voor het gelijk van de mens die ik speel „Dan moet ik spreken' FONSVITAE arP,.wer «lai v,s,?„. lift Grootste oerwoud ter wereld De reus en het meisje Politie van Frankfort mishandelt Jood 14 ZATERDAG 12 MAART 1960 PAGINA 15 -< liturgische weekkalender vedVvS-, elgen mis^ Cred°: P1'e (Slot) Mevrouw Caro van Eyck, draagster van de Theo Mann-Bouwmeesterring. ie Caro van Eyck is een kleine, ten gere vrouw met een bijzonder ex pressief gelaat, waarin een paar rote ogen staan, die soms fel, soms etwat langoureus-geloken de wereld in varen. Het hangt er maar van af in Welke situatie zij zich bevindt en die situatie kan, bij wijze van spreken, wis selen van minuut op minuut. Tijdens het gesprek heeft zij het over een waan zinnige en terwijl zij dat doet grijpt zij rnet een vertwijfeld gebaar met beide handen in de haren, die het hoofd weel derig omkransen en daar zit die waan zin tegenover u. JVant u moet wel even Tveten waar het over gaat,Speelt deze vrouw altijd toneel? Neen, dunkt ons, ZÜ is gewoon zichzelf, maar de neiging om dat „zichzelf" uit te drukken in de imaginaire „andere" verlaat haar nim mer. Dat zij zich op de planken het beste thuis voelt lijdt dus geen twijfel, maar dat zij na ruim vijfentwintig jaar toneelspelen tot de conclusie is geko men, dat wjj uiteindelijk allen „gewoon maar mensen zijn," mag in dit ver hand even paradoxaal als veelzeggend Worden genoemd. Men kan niet zeggen dat Caro van Eyck tijdens zo'n vraag gesprek lot converseert. Zij zoekt naar «aar woorden, maar zij houdt dan ook Advertentie Z<d^D 13 MAART: 2e zondag van v d vsten; eigen mis; credo; pref. */ta Ai;-rO«alten; paars MAANDAG- Mis van ferie; pref. v. d. DWS?AG: Mis van ferie; pref. v. d. Vasten; WS?t^rï?i^aMis van ferie; (Haarlem Rotterdam: 2 geb. H. Sacrament); Pref- d Vasten; —paarsOfwel V0°r»nt vrnV" Rotterdam: H. Sa cramentvan Mirakel; 2 geb. van fe- rie; credo, pref. v. d. Vasten- wit— DONDERDAG: H. Gertrudis maagd' mis Vultum tuum; 2 geb. Van ferie-' 3 geb. H. Patncius; (Roermond" 3 geb Voor Bisschop); pref. v d. Vasten- —wit; Ofwel: Mis van ferie; 2 geb! H. Gertrudis; 3 geD. H. Patricius (Roermond: 3 =eh- voor Bisschop); Pref. v d. Vasten; paars— VRIJDAG: H. Cyrillus van Jeruzalem, bisschop-beiijder-kerkleraar; eigen mis; 2 geb van ferie; credo; pref. v. d. Vasten; -wit-; Ofwel: Mis van ferie; 2 geb. H. Cyrillus; pref. v. d. vasten; naars ZaTERDAG: H. Josef, bruidegom van Vr" eigen nis; 2 geb. van feri-, 7nm°4;oeigen prefatie; —wit— de V,« 20 MAART: 3e zondag van -paars FRANKFORT, 10 maart (UPI) Ren gepensioneerde Joodse winkelier ^'t Toronto, Canada, is tydens het (Jy na vals weekeinde in Frankfort op j. *e verschiller 'e politiebureaus afge vleid omdat h zich wilde beklagen f'f het optreden van een nazi. Chaim ^""'k, een Can ees van Poolse origi- 'j kreeg op Zi februari, omstreeks ''blernju-ht, moeilijkheden met een hifi*86' d'c -'ch prijzend over Hitier 6e 6t" Kuf'Iik merkte op dat Hitier ho" "'^d-uhger was, waarop de Duitser "h in het gezicht sloeg. ha^iih'K gmg naa-' een politiepost in de klaesl maar de agent weigerde zijn hew in behandeling te nemen of naar horenJ,?urant te gaan °m getuigen te enkelé i >oen Ku"ik aa?d,ffmg kreeg h(j gegooM ^ppcn en vTerd hp naar buiten haSr h -» u0g Èl* nacht ging Kuflik hier V hoofdbureau van politie. Ook Zoeker!ei??-de men zijn klacht te onder- itien o-i,kreeg 0Pnieuw een klap en moeeiui hei te verstaan zo spoedig eenjK ertrekken. en woordvoerder van de politie rankfort hi eft ie mededelingen u ik bevestigd en verklaard '••en onderzoek wordt ingesteld." te van dat van een ointe, die er op berekend is de gesprekspartner een kleine schok te bezorgen. Caro van Eyck werd in 1916 te Ba tavia geboren, waar haar vader vice-president van het Hoogge rechtshof was. Op 12-jarige leeftijd ver trok zij naar Nederland, met name naar Den Haag, waar zij studeerde aan het gymnasium aan de Laan van Meer- dervoort. Hier geviel het dat zij haar eerste rol te spelen kreeg. Op een ge geven moment ging immers de 5e klas se een stuk van Paul Lindau opvoeren: „Der Andere". Caro van Eyck, jong en onbevangen, mocht er „Rooie Trees", een publieke vrouw, in wezen. Dat kon wel „in die intellectuele sfeer". Dat het kón betekende overigens nog niet dat zij het ook leuk vond. In het begin voel de zij er hoegenaamd niets voor. En vooral niet toen bleek, dat zij over eenkomstig de aard van de rol een rode pruik moest opzetten; hetgeen zij bepaald „een belachelijk en gênant idee" vond. Maar Lexje Pola, de re gisseur. praatte haar om. En toen alles voorbij was zei Caro van Eyck tot zich zelf: „Mijn hemel wat was het zalig." En zij is het, gelukkig, altijd zalig blij ven vinden. Na haar gymnasiumtijd besloot haar vader dat zij verder zou studeren. En zij voldeed in zoverre aan zijn verlan gen, dat zij haar candidaats-rechten haaide, maar toen was het afgelopen. Zij liet haar vader weten „dat zij het echt niet langer meer deed, en dat zij aan het toneel ging." In 1936 kwam zij aan het „Hofstad toneel" bij Cor van der Lugt» Mel- sert een van degenen die anno 1960 zouden beslissen, dat de Theo Mann- Bouwmeesterring haar zou geworden en daar stond zij dus. Zonder toneel opleiding afgezien van enkele „club- lesjes" bij mevr. Tartaud maar boordevol goede wil en geestdrift. Om te beginnen kreeg zij iets te doen in „Onschuldige meisjes", een Ameri kaans stuk. Het was een minuscuul rol letje: „vijf minuten d'r op en d'r af." Twee jaar later -rtrok Van der Lugt naar Amsterdam en -werd het „Hof stadtoneel" omgeschakeld tot het „Resi dentietoneel", dat onder leiding van Jo- han de Meester kwam te staan. Toen kreeg zij belangrijker werk te doen: Jessica in „re koopman van Venetië" en Rafaël in Vondels „Lucifer". In 1947 vertrok zij - aar de Haagse Comedie, later werkte zij bij het A.T.G., bij „Theater" in Arnhem, bij het Rotter dams Toneel en, nu, weer bij „Theater". En middelerwijl steeg haar ster tot onge kende hoogte. De naam van Caro van Eyck werd een begrip in het vader lands toneelleven, zij werd een trage dienne in de overgeleverde zin van het woord. En tussen de „Rooie Trees van toen en de Regina Giddens uit 1 he little Foxes" van Lilian Hellmans, die zij gisteravond op een gala-voorstellmg in de Amsterdamse Stadsschouwburg vertolkte l'gt voor haar een wereld: een wereld namelijk die een nietig onbeteke- actricetje gescheiden houdt van pe praagster van de Theo Mann-Bouw- Een wereld van schmink ken .fol }1' .van vertwijfelen en berei- een'nverJ^i g) mislukkingen en van den en rultf A an creaties, die duizen- hebben getroffen" t0t diep in het hart Mea spreekt met mevr. Caro van Eyck over het toneel. Heeft zij een uitgesproken voorkeur voor de klassiekenEn met haar antwoord onthult zij dan, menen wij, meteen iets omtrent hetjeen zij essentieel acht voor haar bestaan als actrice „Neen," zegt zii „dat is niet zo. Ik wil graag van al les spelen en ik heb ook van alles ge- ge- sneeld Maar als ik klassiek toneel doe spe ;v crrnnïT dat het modern t. Een klassiek {.'If/^iuïst daarom zijn tijd overleefd, een a 11 ij d. geldend mem hPf een anu" seiuenu men- kllii™ rdlt weg te galmen. Wie klassiek speelt moeT l et vers beheersen, maar het daarna wegtrappen. Het menselijke Daar als men haai de gewetensvraag sieit Xv.v! £titesteïXMi Advertentie i hoe en waar het toneelspelen haar im mer heeft aangetrokken. „Voor sommi gen," zegt zij, „is het misschien de litte raire kant. Voor mij is het altijd ge weest: het cr-ëren van mensen. Elk mens heeft zijn geiijk, elk mens heeft zijn excuses. Als hij een mislukkeling is heeft de maatschappij het gedaan. Als actrice ben ik altijd achter het ge lijk van elk mens gaan staan." En mevr. Caro van Eyck heeft dan op het toneel wel enige mensen „ontmoet". Mensen van de meest uiteenlopende aard en de meest diver gerende karakters. Ziehier: „Jenny," de vulgaire vrouw in „De Drie Stuivers Opera" van Bert Brecht, de door de drank verloederde vrouw in „De grote race", het argeloos dansende zusje in „Je kunt het toch niet meenemen," de hyper-sensitieve verloofde in „Het Graf van de Onbekende Soldaat", de geëxal teerde „Nina" in Tsjechow's „Meeuw", de moderne „Antigone" van Anouilh, de verschrikkelijke vrouw Lavinia in „Rouw /ast Electra" van O'Neill, de door haat verteerde „Medeia" van Euri pides. de gefrustreerde Lady Torrance in Orpheus daslt af" van Tennessee Williams, de vorstin „Klutaimnestra in „Iphigeneia in Aulis", een lichtzinnig vrouwtje uit „De Spaanse Brabander", de feeks uit „De Wals van de Torea dors" van Anoui 'i. En dat is dan nog maar een losse greep uit haar reper toire-stukken. Caro van Eyck is altijd met inzet van heel haar vehement ta lent „achter het gelijk van deze men sen" gaan staan. Zy bespiegelt even over deze zaken en keert dan tot de meer betrekkelijke werkelijkheid terug. „Ze hebben mij wel eens gevraagd." zegt zij, „waarom speel je toch altijd van die gekke, meestal slechte - rouwen?" En zij geeft dan zelf het antwoord: zij ziet ons met ietwat geamuseerde blik aan en stelt: „Goeie mensen zijn meestal zo weinig genuanceerd en zo weinig boeiend, vindt u ook niet?" Caro van -_,yck heeft dus nu het on betwistbaar hoogtepunt van haar schitterende carrière bereikt. Zij constateert met bijna verbazingwekken de nuchterheid dat elk hoogtepunt in een mensenleven een „afdaling" met zich meebrengt. En dan zegt de tra gédienne: „Toen ik hoorde dat ik de ring kreeg betekende dat voor mij een schok, een schok van vreugde. Maar ik zal hem straks met even grote vreugde doorgeven. Ik zie niets tragisch in ouder worden, noch in afstand doen, zelfs niet in sterven. Er is niets tragisch gelegen in hetgeen onvermijdelijk is." Het gesprek dat wij met mevrouw van Eyck mochten hebben viel enkele dagen vóór haar het dierbare geschenk, de Theo Man-Bouwmeesterring, aan de vinger werd geschoven. Zij bekende er toch wel enigszins tegen op te zien, te gen dat solemnele gebeuren. En toen sprak de vrouw, die honderden rollen op alle tonelen in Nederland heeft ge speeld: „Ziet u, want dat is zo verve lend dan moet ik wat zéggen." F JRMAN HOFHUIZEN De valkenjacht werd in tijden, die zeer ver achter ons liggen, in Midden- Azië bij de Mongolen en Perzen beoe fend. De Egyptenaren eerden de valk als heilige vogel en de Hunnen moeten de kunst van het vangen en africhten in Europa gebracht hebben. Zeker is liet dat de Kruistochten de valkenjacht tot grote bloei brachten. In de ridder tijd was het een geliefkoosd vermaak. Vooral ten tijde van Jacoba van Beie ren ging men gaarne op de valkenjacht. Aan de hoven der vorsten had men een opper-banierdrager, een opper- Sr zijn tegen woordig nog enkele jagers in ons land, die het aloude gebruik van de valken jacht uitoefenen. Een valkenier met een grote havik. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimiiiiiiii Brazilië is een komplete wereld op zich en een grote ook, want het land wordt in omvang alleen maar over troffen door China en Rusland. Brazilië is ook het enige land ter wereld dat zijn naam heeft ontleend aan een boom soort. Dit overigens niet zonder reden, want het kan het houtrijkste land ter wereld worden genoemd. In het noor delijke deel van Brazilië ligt dan ook het grootste oerwoud ter wereld, on voorstelbare mogelijkheden liggen hier verborgen achter deze „groene muur". Men heeft echter grote plannen in Bra zilië om deze „ruimte" te overwinnen, men gaat het noorden dichter naar het zuiden brengen. In het zuiden ligt ook de nieuwe hoofdstad, Brasilia, en de rijke koffiegebieden. Door het groot ste oerwoud ter wereld hebben de Bra zilianen nu wegen ontworpen, voor een deel reeds in uitvoering, die het oer woud in grote stukken zullen hakken. De plannen tonen ons dat de verove ring van het oerwoud niet alleen van de kust uit ondernomen zal worden, maar ook vanuit het binnenland zelf. De weg naar het zuiden komt dit jaar gereed en 5000 arbeiders zorgen dat het werk elke dag goed verloopt. Gevaar lijke insecten zo groot als een spreeuw zjjn er heel normaal en vliegen die in de oren en de neus kruipen zijn er ook geen opvallende verschijning. Maar ondanks alles vordert de Trans- braziliaanse autoweg gestadig. Daar bij gesteund door de modernste werk middelen. Zo zijn er speciale vliegveld jes bij de werkterreinen, grote bull dozers en radiozenders. Niettemin blijkt de natuur vaak sterker dan de techniek en gaan er dagen verlopen omdat men met de moderne hulpmid delen niet verder kan komen. Dat een dergelijke weg ook ontzet tend kostbaar is zal wel geen verwon dering wekken. Naast deze weg zjjn er nog andere wegen ontworpen, die ook allen ongeveer zeven meter breed zul len worden. Binnen de vijftien jaar hoopt men het geheel van ca. 16.000 km autoweg verwezenlijkt te hebben. schenker, maar ook een opper-valke- nier. De vogels zijn beroemd om hun snel heid en kunnen zich als een pijl uit een boog op hun prooi laten neervallen. Als roofvogel deed hij veel schade aan de wildstand en werd dus veel vervolgd. Hij kwam wel voor op de grote Bra bantse heidevelden, maar er waren er lang niet genoeg, om in de grote vraag van al de hoven en adellijke huizen te voorzien. Daardoor werden ze duur en moest men plaatsen zoeken, ver afgelegen, waar ze niet zo uitgeroeid waren en niet zo schuw. Men trok dus ver van huis. Daarom zagen de Val- kenswaarder valkeniers er niet tegen op naar Zweden, Denemarken, Noor wegen of Rusland te trekken, om van daar mooie valken mee te brengen. In 1853 werd de valkerij voor het laatst uitgeoefend. Maar toch is deze eigenlijk nog niet geheel en al verdwe nen, want er zijn tegenwoordig nog een paar jagers in ons land, die dit aloude gebruik uitoefenen. De grote reus van Hommekuit ging zingend naar zijn reuzenbruid. Hij lachte met zijn reuzenmond, en trok een boompje uit de grond. „Mijn liefje" sprak hij welgemoed, „Hier is een veertje voor je hoed". „Bedankt, bedankt" riep de reuzin. „Nu is het hoedje naar mijn zin". Toen trok de reus met licht gerucht een stapel wolken van de lucht. „Hier is je sluier" riep hij uit. „Een sluier voor mijn reuzenbruid". Bedanktbedankt" riep de reuzin. Dat sluiertje is naar mijn zin". „Mooi", riep de reus. „Nu opgelet: Hier komt een prachtig bruidsboeket". Hij plukte gauw een eikeboom. „Mijn lieve bruid, is dit geen droom?" „Bedankt, bedankt" riep de reuzin. „Dat bruidsboeket is naar mijn zin!" „Zo" zei de reus. „Nou, dat is dat. Nu hebben we het wel gehad. Maar..." vroeg hij na een ogenblik: „Ben jij met mij wel in je schik?" „Allicht, allicht" sprak de reuzin. „Jij bent een ventje naar mijn zin." VERA WITTE Jacoba van Beieren rijdt ter valkenjacht. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiMiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiimiiiiiiiiiiit P iep-piep, zei de kleine muis, die midden in de nacht de groenten- winkel binnensloop. Is er mis schien ook wat te eten voor een arme hongerige muis? Het muisje keek begerig naar het heerlijk fruit, dat aan één kant van de winkel was opgeslagen. Maar de bana nen, die in grote trossen aan een rek hingen, riepen dadelijk: als je van óns maar afblijft. Wij zijn voor muizen veel te goed. Het muisje ging boven op een zak met aardappelen zitten en zuchtte. Het zjjn me de tijden wél, zei het. Eerst woonde ik in een kaaswinkel. Maar daar hadden ze behalve een hele boel kaas twee katten. Nou je snapt het al. In zo'n omgeving hou je het als muis niet lang uit. Ik mag blij zijn dat ik het er nog levend heb afgebracht. Zeg dat wel, zeiden de druiven zuur. Maar je waagt het niet om aan ons te gaan knabbelen, want daarvoor zjjn we niet rijp geworden. Als U er zo over denkt dames, zei de muis, nou dan maar niet. Maar waar was ik ook weer met mijn ver haal. O ja, ik ging dus weg uit de kaaswinkel en zocht een huisje in een slagerij. Allemaal spek en worst, dacht ik. Dat is zo kwaad nog niet. En ik zou nog gelijk gehad hebben ook, als er geen bullebak van een hond bij die sla ger had gewoond. Maar nou was het niks. ITog geen .woerdje van de worst liet die hond voor mi) over. De heb- berd! Caro van Eyck als „Medeia" niiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiimiiiiiiHiiimiimiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiii||,|,,,,||i,l|ii,,,|l|||l||,iiiiiiiiiiiiii| iHiiniuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimimiiiiiiiiMiiiiiiiiiiimiiiiiMiuiiin meer zoiets sappigs binnen gekregen, zei het muisje, toen het op was. Mmm, ik proef de vitaminen nog! Nu kan ik er weer eventjes tegen. Ik ben van plan om maar veldmuis te worden. Ik heb nog familie wonen op het knolletjes- veld. zie je. En daar is altijd wel wat te smikkelen. Dank je wel hoor, lieve beste appel. Je kunt niet begrij pen, hoe goed je een arme, uitgehon gerde muis geholpen hebt! Met een blij gezichtje huppelde het muisje weg van de kist met appelen. Het stak zijn tongetje uit tegen de ci troenen. En trok een lange neus tegen de cocosnoot. Maar tegen het ene ap- TtH» *eidpn de stoof-Deerties zoetig Peltje wui£de het n0£ eens vrolijk toen iJ P„ 71 het al bij de deur was. Ze waren er allemaal eventjes stil van, de bewoners van de groentewinkel. Ze gluurden eens naar de appel, die nu een rond wit gaatje op zijn wang had. En ze zeiden: zul je morgen de baas eens horen! Nou ja, zei de appel. Ik heb vannacht tenminste een blij gezicht gezien. Het is heel wat voor een appel om een blij gezicht op de wereld te maken, al is het dan maar van een muis. Daar wist niemand nog wat op te zeggen. En daarom gingen ze maar sla pen, tot de nach' voorbij was. Kijk er-es aan, zei de groentenman, Maar je haalt het niet in je kopje om met ons je honger te stillen. Wij moe ten trouwens eerst gestoofd worden, voor we te eten zijn. Jaja, rustig maar, zei de muis. Wat zijn jullie toch allemaal bang. En ik dacht nog wel: hier in de groenten- en fruitwinkel is vast wel een stukje fruit waar wat aan mankeert. Een klein plekje of zo, waar de mensen niets van moeten hebben, maar waar een hongerige muis zich niets van aan trekt. Pardon, riepen de Hollandse appelen, die in een kist lagen. Dit is hier een XXXI was: „Artikel Vier van de Grondwet rug ben onder mijn vrienden in de baai „Ik ken de grondwet van Zaandon- van Kabouteriand: Eenieder die de ko- Maar ik beloof je dat ik het niet zal i i - i t rz« U^.,11 /\t-lnn/l 4 p „i *,1-11 ,a»« J 51* 4 Ulzn«v« Kortlll ik' derland van buiten," antwoordde Je- ning van Kabouteriand stoort, terwijl roen op Hazevoets vraag. „Dit is wat er in staat: „Salaam Aleikum. De Sultan schrijft met eigen hand De grondwet van Zaandonderland. Zij luidt dat vanaf deze dag In mijn rijk voortaan alles mag." „Dat is allemaal goed en wel," zei koning Hazevoet nors, „maar hier in Kabouteriand hij bezig is aan de voltooiing van de grondwet, wordt veroordeeld tot dwang arbeid in de koninklijke schoensmeer- mjjnen." Maar niemand maakte zich hierover bezorgd. Want iedereen, ook de hove- iingen, had het veel te druk met het vieren van de nationale feest- en va kantiedagen, en het grootste deel van koning Hazevoets onderdanen ging de vergeten. Zodra ik thuis kom, begin ik met schrijven. En als ik hem af heb, krijg jij de grondwet." „Gebonden in leer?" vroeg de een hoorn. cue in een men ldgen. uit is nier een toen hi4 de volgende morgen de anne winkel voor uitgezocht en beter fruit. Het met heJt muizefaatie ™f pi apP®{ staat zelf op de etalageruit. Als je hebt met een gaatje erin' Wij zijn hier een 1 pionnen bYYTi je Ze wfnkel valt uitgezocht en Tcter fr Jt v Mail ik vaf n™m a Is' n, Daar horen «PPels met gaatjes niet Maar ik val om van de honger. Ik thuis £„o7 Ja,ad' pi?ptê de muia" Ze'hielden allemaal hun adem in, iLuST zielig en toch riepen al- toen ze dat hoorden. Maar de groenten- de groenten en fruit- man nam de appel en keek door de •jTifi' Je bhj£t van ',ms aJ.' v®r,sta ]e; glazen winkeldeur naar buiten. Daar niti,s,inaasaPPele.n' die helemaal kwam juist een kleine jongen voorbij. ,.„i o.JL.kwamen' ,riepen s.1!®1.-,. Gaf Het was een arm jongetje, met rafels is het Spaanse woord voor „jazeker, begrijp je. Maar er was één appel in de kist „Gebonden in rood leer en met goud met Hollandse appels, die er anders - Dl'Ov» cï o nVif TT a* a. a- is alles veel ingewikkel der dan in het kleine rijkje van Zaan- hele dag uit vissen donderland, al geef ik toe dat het ee;- Ook Jeroen hield vakantie. Hy zag mooie, korte grondwet is." Hazevoet alleen maar tijdens de maal- „Stemmig!" zei Baron Spiedrecht, tijden in het koninklijk paleis. Geduren- die nog steeds voorovergebogen met de de rest van de dag had de komng zijn speurdersogen naar een oplossing aller kabouters het veel zocht. j druk met antwoordde Jeroen „Ken jij iemand die Kees heet?" vroeg de eenhoorn. „Ja zeker, antwoordde Jeroen ver baasd. „Ik geloof dat ik wel twintig jongens ken die Kees heten. Of bedoel je soms Kees de Schildpad?" „Met schildpadden laat een fatsoen lijke eenhoorn zich niet in," antwoord de de eenhoorn. „Maar als je iemand kent die Kees heet, interesseert het je misschien te weten dat ik een voorge he£.?ch^LeP,V„an voel heb over iemand die Keesheet Ik weet niet of die Kees een kakkerlak „Majesteit," zei Baron Knoflook, „de tooide grondwet. Tijdens de maaltijden zh onderbrak hij 'zjjn stilzwijgen om met Drager van de Zilveren Sleutel 'heeft in het pa|eis was Hazevoet zwpgzaam lg of" een schelvis of een schildpad of een gemeenteraadslid of een beambte geJÏ '10P over dacht. Het was nog wel een mooie, met een vuurrode kleur. H{j gluurde over het randje en riep: We kunnen dat muisje toch niet van honger om laten komen. Hij ziet helemaal grauw van ellende. Ik jaag hem nog net zo iief weg, riep een dikke cocosnoot met een baard in zijn keel. Toen begon het muisje te pie pen van angst en wilde al weer de win kel uit lopen. Maar de appel zei: kom maar hier muisje. Je mag uit mijn wang een klein stukje bijten. Wat geeft het eigenlijk, z o'n muize-hapje. Misschien ziet de groenteman het mor- Misschien kunt u die grondwet gebrui ken om uw werk te vergemakkelijken. U hoeft de grondwet van Zaandonder land alleen maar een klein beetje te veranderen. Wat zou Uwe Majesteit den ken van het volgende: bij de posterijen. Maar ik heb een voor gevoel over een zekere Kees en mijn voorgevoelens komen altijd uit." „Wat voor voorgevoel heb je over die Kees?" vroeg Jeroen nieuwsgierig en een beetje bezorgd. „Ik heb een voorgevoel dat die Kees, een voorname stem te zeggen tot Je- roen en de hovelingen: „Mijn heren, de grondwet vordert, de grondwet vor dert." Maar soms was Hazevoet erg neer- slachtig. Het deed hem groot verdriet De konina schrijft met eigen hand dat in de weergevonden grondwet niets wi'é'óf wat hij dan ook al moge zijn, op De grondwet voor Kabouteriand te vinden was over het „Lied van de het punt staat een verschrikkelijk ge- Ze luidt d^t vanaf deze dag Drie Paarlemoeren Knopen". En op wichtig besluit te nemen." In dit rilk biina niets meer mag een middag aan het noenmaal mopper- „Wat voor besluit?" vroeg Jeroen. Dat i. K- ZJ „Z L de hij tegen Jeroen: „Het is allemaal ,;Dat weet ik niet, maar het is ver wet \f„ tina even kort als de grond- h j gemakkelijk om in de grondwet te schrikkelijk ;ewichtig," antwoordde de mnnior - Zaandonderland en nog veel zetten dat iedereen die hardop fluit in eenhoorn Heb je ooit, zeiden de citroenen met o zulke zure gezichten. Maar het muisje wipte vrolijk naar de appel in de «eist en hapte er voorzichtig een klein, rond stukje uit. Alle muizen, ik heb in weken niet aan zijn trui. Hela, kom eens binnen, riep de groentenman tegen het jonge tje. Jawel meneer, zei de kleine jong»» verbaasd. Lust jij een lekkere appel? vroeg de groentenman, terwijl hij met zijn mes het plekje, waar de muis geknabbeld had, wat afsneed. Jawel meneer, zei de kleine jongen nu begerig. Is die voor mij, die lek kere rode appel? O, dank U wel hoor! Dag meneer! Even blij als de kleine muis van 's nachts „tapte de jongen de winkel weer uit. De bananen fluisterden: zag je dat, alwéér zo'n blij gezicht. En de sinaasappelen zeiden: si-si! En de co cosnoot bromde in zijn baard: twee blijde gezichten om één appeltje. Maar de appel zelf zei niets_ meer. Want om op de wereld twee blijde ge zichten te maken, daar weet je als appel geen woorden voor... LEA SMULDERS mooier, en wjj behoeden ons dierbaar rilk voor wanorde „En de glappioenen zijn Kreunde Markies Meevaller Ministerie van Medelijden. „Eyenals de koninklijke neusbloem," ïieR. Markies Meekrap, de Koninklijke Medicijnmeester. gered," van het de troonzaal veroordeeld wordt tot dwangarbeid voor de duur van vier en twintig jaren in de koninklijke schoen- smeermijnen. Maar het is niet zo ge makkelijk om het „Lied van de Drie Paarlemoeren Knopen" op te nemen in de grondwet, als niemand de woorden of de muziek van dat mooie en be- 2 lalag en heen en weer gepraat be- roemde lied meer kent.' sloten dc leden van de vergadering dat de nieuwe grondwet het midden zou houden tussen de grondwet van Zaan donderland en het voorstel van Baron Knoflook, en dat koning Hazevoet zo spoedig mogelijk in de grondwet zou zetten wat voortaan wel en wat voort aan iniet mocht in Kabouteriand. En de vergadering ging uiteen om koning Ha zevoet in staat te stellen terstond met zijn gewichtige arbeid te beginnen. Koning Hazevoet liet aanstonds in zijn rijk op grote aanplakbiljetten be kend maken hoe het vierde artikel van Op de derde van de nationale feest en vakantiedagen wandelde Jeroen, omvlogen door een tweestemmig zin gende Pluimstaart, door het Rozenbos, toen opeens de eenhoorn naast hem neersprong in het mos. „Goeden morgen, Jeroen," zei de eenhoorn. „Goeden morgen, eenhoorn," ant woordde Jeroen, - „Ben je al begonnen met de Een- over een hoge rozenstruik en verdween hoorngrondwet voor Alexanderbaai?" geluidloos het bos m. vroeg de eenhoorn. DAAN ZONDERLAND „Nee," antwoordde Jeroen, „daar „Als er maar geen ongelukken ge beuren in Alexanderbaai," zei Jeroen bezorgd. „Pluimstaart!" riep hij tot het klap- hoen, dat aanstonds aan kwam gevlo gen, „is er een berengedachte te lezen in Alexanderbaai?" „Ja," antwoordde Pluimstaart, „Alexander de Beer zit diep na te den ken, en wat hij denkt is nog steeds dat er voor een beer niets gaat boven honing." „Dan behoeven wij ons gelukkig niet ongerust te maken," zei Jeroen. „Zoveel te beter," zei de eenhoorn. „Er is al verdriet genoeg in de we reld." Hij sprong met een sierlijke boog de weergevonden grondwet luidde. Het kan ik niet aan beginnen voordat ik te- (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1960 | | pagina 15