Geschenken hij
NOVELLE: De Zalenman
I
m
zitten
artifort
Verdeling van
de kaarten
O
DENEMARKEN
MARJOLEINTJE VERANDERT
EEN OUDE HEKS
Jeroen m
HazevoetsBük
m
De Muze viert
feest
WOLVEN (dot)
JEUGDBUNDEL:
ZATERDAG 26 MAART 1960
tiisuw mum
ir x U 19
i f u in
Min ""Wl
lil" 7/1=111. 1!
,r u
li ii ai
MinnKir/iiimv
10
V
GEBRUIK
GORDUNSPIRAAL
(A
V u
►..I»1'
85' boekenweek
Penaam geschenk.
Het geschenk bij
de zilveren boeken
week is wederom
een novelle. Naar
de schrijver mag de
lezer, als gewoon
lijk, raden. Hij heeft
de keus uit twee
dozijn namen. Ge
makkelijk lijkt het
niet te wezen.
Is het een aan-
B;auKi.iv, dit vijfentwintigste
de rij? Dit cijfer dwingt bijna tot
erUgkijken en vergelijken. Niet met
"^6 nacht der Girondijnen" van prof.
dr' J Presser, een onbetwist hoogte-
Punt in de reeks. Misschien met „De
?aak Beukenoot" Van Marianne Philips,
1950 verschenen, en met „Insecten in
Plastic" van Manuel van Loggem uit
1952. De thema's zijn enigszins verwant.
Driema 1 een man abrupt wegge
haald uit zijn 'ewone omgeving, terecht
gebracht in af7rndering, alleen met
*ich zelf maar diepgaand beïnvloed
door de anderen. Van Loggem verliet
de gewone werkelijkheid voor een nieu
we, koel-zakelijke. Zijn aandacht was
Sericht op de geestelijke dwang, waar
aan een mens blootstaat. Marianne
Philips hanteerde een lichte ironie, die
deernis niet uitsloot. Bij haar werd een
-envoudig man slachtoffer niet zozeer
^an de rechterlijke macht, maar van
de klein menselijke beslommeringen,
die invloed hebben op degenen die zpn
*aak moeten afhandelen.
Om dit soort onbewuste, maar soms
'hgnjpendi' invloeden van de ene mens
PP de andere gaat het ook in „De Za
lenman" Het verhaal ziet eigenlijk
t'ooral dé kleine tragiek van de gemis-
h1 kansen daarin. Daarachter komt
«venwel meer te voorschijn. Het beeld
v®n letterlijk iemand uit de massa,
Wens leven z -i tot dusverre alleen
heeft afgespeeld in zalen, in de nabil
heid, het rumoer van de anderen. Plot"
teling, op de rand van de dood in het
sterfkamertje van een ziekenhuis te
recht gekomen, begint hij iets van zich
?elf te ontdekken. Dit houdt hen zo
hezig, dat hij t het leven bij, schijnt
te redden. Het mag evenwel niet zijn.
van het kamertje naar de zaal over
gebracht sterft hij.
Verschi1 ;nde mensen oefenen, zonder
Pat zij dit beseffen, invloed uit op dit
Verloop Verpleegsters en doktoren
Vooral 'Zij brengen ieder hun eigen
aard en hun eigen routine mee. Zij
?ien, dat het geval niet volgens de ge
tikte regels 'erloopt. Dit verrast hen,
blaar zij zoeken niet naar de oorzaak
®rvan. Zij gaan op die verrassende ont
wikkeling wc1 in, zoals de regels hen
Voorschreven. Nauwkeurig en met alle
toewijding ""at hun manier van mens
zijn voor de patiënt betékent, daar
(Advertentie)
Illustratie van Peter Vos in
het Geschenk.
hebben zij geen vermoeden van. Hoe
hij, zwijgend meestal, innerlijk rea
geert op een toevallig gesproken woord,
op een onwillekeurige handeling, pas
send bü h in outine, kunnen zij niet be
seffen. Het weinige dat de patiënt zegt
duiden zij verkeerd. Dit geldt ook voor
de twee zielzorgers, die vol ijver en
goede bedoelingen, uit louter omzich
tigheid het bevrijdende contact missen.
Ook omge-.eerd gaat dit op: gunstige
invloeden komen even ongeweten over.
Enige aanklacht is met dit alles niet
bedoeld. Er worden slechts feiten ge
constateerd, waaruit de kleine tragiek
te voorschijn komt.
De geschonken novelle heeft dus een
boeiend gegeven. Vooral als men er de
verschillende raakpunten uit naar vo
ren haalt. Maar er wordt van de lezer
wel enig doorzettingsvermogen ge
vraagd, plus selectief en interpreterend
lezen. Onder dit laatste is dan ook te
verstaan, dat men zich wel door heel
veel woorden moet heenworstelen om
tot de hoofdzaken te geraken. Het is
jammer, de nog onbekende auteur
geeft in enkele korte fragmenten blijk
van evocatief vermogeri, maar hij for
ceert zijn stijl wel en springt er soms
slordig m om. Een goed verhaal is
het daardoor beslist niet geworden. En
dat had men toch op de eerste plaats
verwacht.
De illustraties bij de novelle zijn van
Peter Vos, zij passen uitstekend bij sfeer
en opzet van het verhaal en hebben ook
zelfstandig een opvallende kwaliteit. R.
(Advertentie)
Wagemans Van Tuinen NV Fobrikonte ran Artifort meubelen en Epeda motraucn
Dat minder goede biedtechniek ™et
11 ijd wordt afgestraft, is iedere br -
Bespeler voldoende bekend. In feite heep
bridge veel van zijn populariteit J«»SI
daaraan te danken - de meest ontstellen
de evndcontracten slagen soms toch nog
door bijzonder gelukkige kaartverdeling,
cl dan met met hulp van de tegenpartij.
^Bridgers weten óók dat daartegenover
coitf dat soms prachtig geboden eind-
w>'acten verloren gaan door zéér on-
het tl,lende kaartverdeling kortom,
het lev^gespel lijkt in vele opzichten op
ondank?1' waarin t°ch luk en ongeluk
en hel 1 alle menselijke voorzieningen
Wet hingen, hun rol spelen.
in onderstaande spel ts voorgekomen
zin„ Se selectiewedstrijden ter verkie-
t van het team dat naar het wereld-
r,hipioenschap afgevaardigd zal worden,
bweiuk" speelde daarin een rol-, doch niet
j et. geluk alléén - de speler maakte voi-
v dig gebruik van de prachtige kans die
net toeval hem bood:
6
B 10 8
B 954
6
O 10 7 4 2
AB72
5 3
10 9 6 5
N
W O
Z
O
7 2
V 9 5 3
A
H
O B
4» H
V 8 7 2
opende h ueV*,er' aüen kwetsbaar. West
Paste iNedP met 3 harten - noord
Schotman K harten - waarna zuid 4
«Uaron n=«t b oen west en noord
P pasten, deed oost het goede bod
van 5 ruiten - om zijn partner aan te
geven dat die met ruiten kon uitkomen
tegen een eventueel hoger bod van NZ
Zuid past, west zei natuurlijk 5 harten,
doch noord maakte er alsnog 5 schop
pen van.
Toegegeven dat noord in een moeilijke
positie verkeerde en dat hij ook niet
precies kon weten of 5 harten wel of
niet gemaakt kon worden - het bod is
natuurlijk te hoogtenzy het geluk
anders beslist!
Want arme west kon met met ruiten
uitkomen, hij begon dus maar met har
tenaas en speelde in slag 2 troef na.
Zuid nam met schoppenaas, speelde
noemaals troef, daarna hartenheer
waarin op tafel (noord) een ruitentje
werd afgegooid.
Klaverenheer was de volgende winst
slag voor zuid, die toen met klaveren
vervolgde en sneed met de Boer. Nu was
zuid in staat op *Aas van noord een
ruitentje weg te gooien, doch nog steeds
bleven er 2 verliesslagen in O over
Dat dit gezichtsbedrog was, bewees de
Fransman Svarc die dit spel speelde,
door de vierde (laatste) 4» vanuit noord
te spelen - om daarop een O te
gooien! West kwam aan slag en kon niets
anders terugspelen dan harten of klave
ren, die m noord kon worden getroefd
en waarop de zuidspeler zijn laatste ver
liezende O opruimde.
Met deze speelwijze had zuid bereikt
dat van de drie ruiten-verliesslagen die
hij „van huis uit" had, er geen enkele
verloren ging.
U zult toegeven - een gelukkige kaart
verdeling, doch evenzo goed briljant ge
speeld.
MIMIR
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimim
Omdat de commissie met de ellen
dige naam dit jaar haar zilveren
jubileum viert, moest de muze
die voor de jeugduitgave al voortdu
rend bijzondere karweitjes moet op
knappen dit keer feest vieren. Een
aardige gedachte, die echter nauwelijks
rekening houdt met het feit, dat onze
vaderlandse muze zwaarlijvig is. De
bloemlezer, de heer Gerrit Borgers, heeft
dan ook ondanks al zijn moeiten maar
een heel bescheiden feestgedruis weten
op te roepen. Het geluid is óf cerebraal
óf het heeft zo weinig met feest te
maken, dat er een klein filosofietje aan
te pas moest komen om te bewijzen,
dat geen feest juist wel feest is. Enfin,
dat mag en het levert trouwens nog en
kele aardige verzen op. Ook een tweetal
uitgesproken religieuze verzen (de Mé-
rode en Joan Albert Ban) zijn het bun
deltje binnengeslopen. Feest? Och, Ze
beginnen met gehuppel en palmgezwaai
en een kniesoor, die er dan op let, dat
ze eigenlijk vai vermorzeling getuigen.
Ach ja, de heer J. H. Kuiper heeft het
bundeltje geïllustreerd. Zeer overvloe-
Een van de illustraties van J. H. Kuiper
in „het geschenk voor de jeugd": „De
muze viert feest".
dig, dat is waar. Zeer zinnelijk ook en
wulps, vooral de omslag.
Is dat compensatiedrift? Wanbegrip?
Wij willen het feest daarom niet versto
ren. Alleen, behandel volgend jaar de
jeugd met iets meer égards en, o ja,
geef de muze geen speciale opdrachten.
Ze zingt slechts in vrijheid. Alb. W.
(Advertentie)
met de originele onderdelen
j
Het slot Frederiksborg bij Kopenhagen.
Denemarken is het kleinste van de
Scandinavische landen, met een opper
vlakte van 43.088 vierkante kilometer.
De hoofdstad, Kopenhagen (1 miljoen
inwoners), ligt op het grootste eiland,
Seeland. Het heeft een kwart van De-
nemarkens totale bevolking van meer
dan 4 miljoen inwoners.
Met inbegrip van het schiereiland
Jutland en circa 500 grotere en kleine
re eilanden heeft Denemarken zo'n lan
ge kustlijn, dat de gehele bevolking er
languit langs zou kunnen liggen, een
kustlijn van 7400 kilometer voor A'A mil
joen mensen. Ondanks het feit dat de
Denen en in het bijzonder de stedelin
gen, 's zomers zeewaarts trekken, is er
toch nog voldoende ruimte voor buiten
landers.
In het hart van het oude Kopenhagen
worden, zoals het door de eeuwen
heen geschiedde, de produkten uit de
omgeving verhandeld in kraampjes.
Op een voetstuk hoog boven de schil
derachtige kramen verheft zich het
standbeeld van een geharnaste krijgs
man op een steigerend paard. Het stelt
bisschop Absalon voor, die in 1167 de
hagen zich ontwikkelde. De in harnas
geklede bisschop kijkt over het schil
derachtige kanaal naar het hart van
Kopenhagen. Op de ruïnes van zijn
burcht is het slot „Christenborg'' ver
rezen, waar de regering zetelt. Kijkt de
bisschop recht voor zich uit, dan ziet hij
de torens van vele mooie oude kerken
en de drakentoren op Kopenhagens
voorname, in renaissancestijl gebouw
de Beurs. Kijkt hij wat naar rechts, dan
liggen er verschillende musea in zijn
gezichtsveld. Op die manier kan de
oude bisschop trots waken over het cen
trum van regering, handel, kerkelijk le
ven en cultuur, over de hoofdstad die
hij 800 jaar geleden stichtte, nu een
miljoenenstad, de hoofdstad van het
koninkrijk Denemarken, een stad met
eigen schoonheid en eigen karakter.
(Slot volgt)
iilllliillllllllilllllllllllllliiiiiliiiliiiiiiiiililliiiiiililiiiiiiiiiiiHI
De wolf is niet kieskeurig met zjjn
voedsel. Hij vreet alles wat hem eet
baar toeschijnt. In tyd van nood stelt
bü zich tevreden met insecten en kik-
gerig is en geen dieriyk voedsel kan vin
den, eet h|j zelfs knoppen van bomen
en mos.
Zyn moordzucht is meestal zo eroot,
dat hij meer dieren doodt dan hfj kan
meeslepen of opeten, 's Zomers 2iet
men hem vrijwel niet. Hij trekt zich
dan zoveel mogeiyk in de bossen terug
of verbergt zich in het hoge gras of het
kreupelhout. In dat jaargetijde leeft hy
ook niet in troepen, maar afzonderiyk
of paarsgewijze. Wanneer echter het
voedsel schaars wordt verenigen de wol
ven zich tot grote groepen en lopen ze
in snelle vaart de velden af, meestal in
lange rüen achter elkaar. Het gebrek
maakt hen dan moedig en drijft hen
ertoe om gezamenlyk datgene te berei
ken, Wat eik afzonderlijk niet zou kun
nen doen. Eén wolf zal namelijk nooit
een ongewapend mens durven aanval
len of een mannetjeshert. Tegen de aan
val van een troep hongerige wolven zyn
echter zelfs de grootste en sterkste
zoogdieren niet opgewassen. Wanneer
een buit is opgespoord, tracht een ge
deelte van de troep deze de weg af te
snyden, terwjjl de andere de vluchteling
pogen in te halen. Heeft een der wol
ven het slachtoffer bereikt, dan springt
hy het op de nek en in een ogenblik is
het arme dier overrompeld en in de
magen der hongerige rovers verdwe
nen.
burcht bouwde, rondom welke Kopen- kers en wanneer hy buitengewoon hon-
Dicht by het dorpje Hierendaar was
het grote Hierendaarse bos. Nu is
het gewooniyk heel plezierig, om
dicht by een groot bos te wonen.
In de winter kun je er hout sprokke
len. En in de herfst kun je er padde
stoelen zoeken. En in de lente en de zo
mer kun je er heeriyk gaan wandelen.
Maar in het Hierendaarsebos woonde
een heks en daarom waren de mensen
van het dorpje Hierendaar helemaal
niet zo óp hun bos gesteld.
Niet dat de heks ooit iemand betoverd
had of dat ze iemand al eens kwaad
had gedaan. Maar het was tóch een ver
velende heks. Ze hadden het er niet op
in het dorpje Hierendaar. 's Nachts
vloog ze op haar bezem boven de hui
zen en schreeuwde: hoei...oei...oei...
Dat is niet leuk om naar te luisteren,
als je in je bed ligt.
Ook tikte ze wel eens met haar dunne
knokkelvinger op de ruiten.
En geloof maar niet dat de mensen
dat leuk vonden.
Ze waren het er allemaal over eens:
er moest iets gedaan worden aan de
heks van het Hierendaarsebos. Maar
wie.... wie zou het doen?
Het was duidelijk dat de grootste en
sterkste mannen van het dorp daarvoor
werden aangewezen. Maar al waren ze
dan nóg zo groot en zo sterk, ze vonden
het o zo griezelig om naar die leiyke
heks te gaan. Ze stonden op het rytje
te bibberen op de Hierendaarse Bos
weg. Zeven grote, sterke mannen met
lange baarden, die ze extra hadden la
ten groeien om er gevaariyk uit te zien.
Ze hadden grote stokken bij zich. En
een lang, dik touw. En ook een grote
zak, waar ze de heks in zouden stoppen,
als ze haar eerst maar gevangen had
den, natuurlijk!
Met knikkende knieën gingen ze ein
delek het bos in.
Al gauw zagen ze de heks op een om-
Stadsbeeld te Kopenhagen gevallen boom zitten. Hu, wat een le-
iiiiiiNiiiiiiimiimiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiniiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiHiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiii iimimiiiimimiimimiiniiiiinimmimiimimmuiimmiiii
lijk vrouwtje was dat! Ze was zo dun
als de bezemsteel, waarop ze 's nachts
door de lucht vloog. Dat kwam omdat
ze enkel wat boskruiden at en nooit bü-
voorbeeld een lekker bordje rüstepap.
Ze had lange, ongekamde piekharen!
En haar kleren waren gescheurd en
verschrikkeiyk vuil.
Haha, lachte de heks, die alles al ge
hoord had van de wind, haha, pak me
dan!
Toen werden de zeven mannen boos,
want ze wilden niet uitgelachen worden
door zo'n magere pierewiet van een
heks. Zagen ze er soms niet gevaarlijk
genoeg uit?
Ze stapten boos op de heks toe, maar
zodra ze vlak by haar waren, vloog de
heks op haar bezem de lucht in en ze
lachte zó hard, dat de mensen het hele
maal in het dorp konden horen.
Je begrüpt dat de mannen toen nóg
bozer werden. De hele nacht bleven ze
achter de heks aanjagen. En pas tegen
de morgen gingen ze met hun lege zak
naar huis.
Iedereen was erg teleurgesteld, dat
de heks niet gevangen was.
Wie wil het nu eens proberen? vroe
gen ze.
Maar geen mens zei „ja, ik!"
En het leek er dus heus op, dat de
mensen van het dorpje Hierendaar voor
lopig nog met de heks zaten opge
scheept.
Maar het dochtertje van de molenaar,
ze heette Marjoleintje, was er ook nog.
Ze dacht: die grote sterke mannen
met him lange baarden hebben het he
lemaal verkeerd gedaan. Met goed»
woorden bereik je meer dan met een
hele hoop stokken en een grote zak.
Het valt trouwens ook niet mee, als je
zo lelyk en zo vies bent en bovendien
nog zo dun als een bezemsteel.
En die nacht sloop Marjoleintje heel
stilletjes haar huis uit en ging naar het
Hierendaarse bos. Ze had geen stok bij
zich en geen touw en geen zak. Het eni
ge wat Marjoleintje by zich had, was
de scheerspiegel van haar vader. Ze
hoopte maar, dat ze er mee terug zou
zün, als de molenaar zich morgenvroeg
zou willen scheren.
Kyk eens even, hoei...oei...oei, riep
de heks verbaasd, toen ze Marjoleintje
aan zag komen. Alle bezemstelen, daai
komt zowaar een meisje naar me toe.
Dag mevrouw heks, zei Marjoleintje,
Ik kom je wat laten zien.
Wat dan? vroeg de heks nieuwsgierig.
Het portret van een lelijk oud vrouw
tje, zei Marjoleintje, terwyi ze de
scheerspiegel te voorschijn haalde.
Alle heksen, wat een engerd, riep de
heks, toen ze in de spiegel keek. Wie
XXXIII
„Wat je met een grondwet al niet be
ginnen kunt!" zei Hazevoet met een
zucht. „Ik zou eerlijk niet geweten heb
ben hoe ik je anders had binnen kun
nen laten in de troonzaal zonder je
naar de schoensmeermünen te moeten
sturen."
„Ik heb Baron Spiedrecht van het
Ministerie van Gevonden Voorwerpen
ontmoet," zei Jeroen. „Hy wist niet
waar hu nu naar zoeken moest, en ik
heb hem gezegd dat hy moet probe
ren het Lied van de Drie Paarlemoe
ren Knopen terug te vinden, het lied
waarvan iedereen zegt dat het zo lang
was en zo mooi en waarvan jullie alle
maal dachten dat het in de verloren
grondwet stond en waarvan niemand de
woorden en de wps meer weet
„Praat mü er niet van," zei Haze
voet met een bedroefde zucht Hier
zit ik in myn eigen troonzaal'en' kan
in myn eigen grondwet zetten wat Ik
wil. Het enige dat ik er niet in kan
zetten is het mooiste lied dat wij ooit
in ons rpk hebben gekend en dat ik
evenals alle andere kabouters, verge
ten heb alsof ik het nooit had gekend
Zou jij het lied niet opnieuw kunnen
maken, Jeroen?"
„Ik zou maar al te graag willen,"
antwoordde Jeroen, „maar ik ben geen
dichter. De enige dichters die ik ken
zyn Isidoor de ezel en Kees de schild
pad, en ik geloof niet dat een van hen
een zo mooi lied zou kunnen maken als
Het Lied van de Drie Paarlemoeren
Knopen. En ik geloof ook niet dat Kees
en Isidoor veel af weten van muziek,
al moet ik zeggen dat de wys van Xsi-
doors Lied van de Hoed erg mooi is.
Ik weet eerlijk niet hoe ik jou en je
onderdanen kan helpen, Hazevoet."
Hazevoet kreeg de tranen in de ogen
en zei: „Je weet niet hoe bitter het
ons allemaal teleur gesteld bteft dat
het lied niet in de grondwet te vinden
was. Het was natuurlijk erg mooi te
lezen wat er wél in stond, over hard
gekookte eieren en koninkiyke baden.
Maar wij hadder) zo graag ons lied te
rug gehad."
Na enige ogenblikken vervolgde hy:
„Waarom kwam je op de deur van de
troonzaal kloppen? Heb je iets nodig?
Je weet dat je in mijn rijk moogt vra
gen wat je maar verkiest".
„Ik zou graag terug willen gaan naar
Alexanderbaai," antwoordde Jeroen.
„Pluimstaart heeft heimwee naar zyn
staart en de eenhoorn heeft een voorge
voel over iemand die Kees heet, en ik
ben bang dat het onze Kees is in Alex
anderbaai."
Hazevoet dacht enige ogenblikken
diep na en zei vervolgens: „Ik vind
het goed. De grondwet vordert, de
grondwet vordert. Byna alle belangrij
ke artikels staan er nu in. Ik moet al
leen nog In de grondwet zetten wat
voortaan op zondag aan het koninkiyk
hof zal worden gegeten, kievitseieren
en radysjes en Jan-in-de-zak en hang
op en zo. Maar dan ben ik voorlopig
klaar. Zullen we overmorgen terug
gaan naar de baai? En als ik niet he
lemaal klaar kom, kan ik altijd nog de
grondwet afmaken aan boord van ons
woonschip in Alexanderbaai. Maar dan
moet je me nu met rust laten om mijn
werk voort te zetten."
Jeroen ging heen en wandelde langs de
weg, toen hij opeens Algebra, de wyste
van alle kabouters, uit diens huis zag
komen.
„Algebra," riep Jeroen, „mag ik .je
iets vragen?"
Algebra stak de weg over en drukte
Jeroen de hand.
„Vraag wat je wilt," zei hy.
„Ben jy ook Het Lied van de Drie
Paarlemoeren Knopen vergeten?"
vroeg Jeroen, „jy bent zo wys. Ik
dacht misschien dat jy het tenminste
onthouden zou hebben."
„Ik moet tot myn schande bekennen
dat ik het, evenals de anderen, verge
ten heb," antwoordde Algebra. „Ik
weet niet hoe het komt. Maar er is
iets vreemds aan dat lied. Ik geloof
dat het behoort tot het zeldzaam soort
van wasjes dat „vergetelheidsliederen"
heet, je weet wel, liederen die je je
soms herinnert en die je soms vergeet.
Ik kan je verzekeren dat dit niet de
eerste keer is in onze lange geschiede
nis dat wij het hele lied en de wys
vergeten hebben. Het enige dat ik mij
duideiyk herinner is dat het een van
de langste en mooiste liederen was die
ik ooit heb gehoord of gekend. Ik moest
er altyd om huilen. Zo mooi was et.
Het spijt me dat ik je niet meer kan
vertellen."
Jeroen zette zyn wandeling voort,
maar hy bleef onafgebroken denken
aan het verloren lied. Later op de dag
werd hij er opnieuw aan herinnerd
toen hij Baron Spiedrecht, Minister
van Gevonden Voorwerpen, met blote
benen en opgestroopte broekspüpen,
in een sloot zag staan, terwijl hij voor
over gebogen stond te speuren in het
riet, omgeven door een aantal poes
kikkers en enige ambtenaren van zyn
ministerie.
Toen hy Jeroen hoorde aankomen,
kwam hy overeind en zei: „Ik sta te
zoeken naar het verloren lied. Het is
een vaste regel in myn ministerie dat,
als wy beginnen iets te zoeken, wy al
tijd een aanvang maken door rond te
gaan speuren in het riet. Je kunt je
niet voorstellen hoeveel belangrijke din
gen wij in het verleden hebben gevonden
in het riet".
's Avonds voor het slapengaan be
sloot Jeroen welterusten te gaan zeg
gen aan de eenhoorn. Terwyi Hazevoet
na het avondmaal nog steeds bezig
was aan de grondwet, begaf Jeroen
zich op weg naar het Rozenbos.
De eenhoorn stond hem op te wach
ten aan de bosrand.
„Ik had een voorgevoel dat je my
welterusten zou komen zeggen," zei hy
verwaand.
„Ik heb de hele dag lopen piekeren,"
zei Jeroen, „over het verloren Lied
van de Drie Paarlemoeren Knopen."
De eenhoorn lachte schamper. „Daar
had ik een voorgevoel van," zei hy.
„En ik zal je iets vertellen, Jeroen. Dat
lied heet helemaal niet „Het Lied van
de Drie Paarlemoeren Knopen". En er
staat nergens dat de knopen van paar
lemoer waren. En het waren er niet
drie maar vier. En het is helemaal
niet waar dat het een erg lang lied
is. Het is, integendeel, heel kort. En of
de woorden mooi zijn kan ik niet be
oordelen. Maar de muziek is de mooi
ste die ik ooit gehoord heb. En als ik
niet een eenhoorn was, en nog wel de
laatste eenhoorn ter wereld, zou ik om
het lied beginnen te huilen, iedere keer
als ik het tegen mezelf neurie. Het
vreemdste aan het liedje is dat je het
soms opeens vergeet. En dan komt het
plotseling terug, alsof het nooit weg
was geweest. Het is vast een vergetel-
heidsliedje."
„Kén jij het lied dan?" vroeg Jeroen
opgewonden.
„Op het ogenblik wel", antwoordde de
eenhoorn „Maar als je mij de vorige
week had gevraagd, had ik „nee" moe
ten antwoorden. Want de vorige week
was ik het lied vergeten".
„Wil je mij het lied alsjeblieft leren?"
vroeg Jeroen, bijna smekend. „Dan kan
Hazevoet het In de grondwet zetten, en
niemand zal het ooit meer vergeten".
„Ik zal het je met alle plezier leren",
antwoordde de eenhoorn, „voordat ik
het weer vergeet".
En hij begon zachtjes een wijsje te
zingen, zo mooi als Jeroen nog nooit
van zijn leven gehoord had. En dr
woorden luidden:
„Een Ka zag eens een Boutei
lopen.
Die rook naar mosterd en azijn.
Twee witte en twee zwarte knopen
En alles zou vergeven zijn.
Twee zwarte m twee witte knopen.
Daar was de vrede mee gered.
Maar lakens zijn geen kussenslopen.
Al liggen ze op 't zelfde bed.
En daarom mag men niet meer
hopen
Dat Ka van haar verdriet geneest
Twee witte en twee zwarte knopen,
En alles ware wel geweest".
DAAN ZONDERLAND
(Wordt vervolgd).
is dat?
Neem me niet kwalijk, mevrouw heks,
r~w i n. t v rrnn r-m n nm ï?.1 Marjoleintje, maar u bent het zelf.
A v///( H V 5-, 1S geen P°rtret maar een spiegel.
j/]l1 V L/XjJ I-Jj—Jkj J Kijk maar. Ik dacht wel dat u zelf niet
zou weten, hoe leiyk u eruit zag.
De heks schudde haar hoofd, want
ze had nog nooit in de spiegel gekeken.
Zou u niet een beetje mooier willen
zyn, mevrouw heks? vroeg Marjolein
tje. Ik bedoel: geen heks meer, maar
gezellig in ons dorp ir een huisje wo
nen.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiniiiiiMiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Oei, oei, wat een feest
in Rinsumageest!
Het dorpje krioelt van de dieren.
Blij trekken ze op
met een glanzende kop,
om het dieren-muziek-feest te vieren.
Het schaap Krullemijn
staat midden op 't plein
al wiegend een slaaplied te blaten.
Maar het kippetjeskoor
komt er gauw tussendoor
met een prachtige eiercantaté.
„Ku, ku," prijst de haan.
„Dat is keurig gedaan!"
Dan komen de paarden en honden.
Ze zingen wel goed.
Maar dan komt er een stoet
van katten met wijd-open monden.
Ze zingen een wals.
Maar wat doen ze het vals
Ahumroept de haan. „Nou het
rr zwijntje."
Het varkentje kleurt:
„Ben ik echt aan de beurt?
Ik ken maar één versje, een kleintje."
Dan zingt hij „Slap slor,
slap sloe e knor knor,"
zo innig en diep en bewogen.
„Wat mooi," zucht de haan.
„Dat is prachtig gedaan,"
en hij pinkt gauw een traan uit zijn
ogen.
,,'t Was een heerlijke wijs.
Én nu krijg je een prijs"
„Slap sloerie knorzingen de beesten.
„Wat een pittig refre
„Knorre knor," riep het zwijn.
„Nu gaan we weer eten en feesten."
VERA WITTE
Ja, knikte de heks, daar zeg je zo
wat. Het zal wei een hele verandering
zyn, maar het lijkt me toch geen gek
idee. Alleen, hoe moet ik het aanleggen
om mooier te worden? Ik zou niet we
ten hoe ik dat moest doen.
O maar ik wel, zei Marjoleintje. U
moet elke dag een bordje rüstepap gaan
eten. En u alle morgens fris wassen
aan de bosbeek. U moet uw tanden poet
sen en uw haren kammen en borstelen.
Dan kunt u er later krulspelden in zet
ten, dan krügt u krulletjes. En uw kle
ren moet u verstellen, want zó is het
geen gezicht.
De heks vond het praentig en ze wilde
alles doen wat Marjoleintje zei. En
Marjoleintje ging iedere nacht naar het
bos, met een pannetje rüstepap, een
kam, een borstel en een tandenborstel,
een handdoek en een stuk zeep en een
doosje krulspelden.
Precies drie en een halve week la
ter kwam er in het dorp Hierendaar een
arm, oud vrouwtje. Ze vroeg aan de
mensen of ze misschien een huisje voor
haar wisten, waar ze kon wonen.
Nu hadden de mensen in het dorp
Hierendaar erg goede zin, omdat ze al
drie en een halve week geen last van de
heks hadden gehad en ze zeiden royaal:
jawel hoor vrouwtje, we zullen je wel
eens helpen.
De heks vond het prachtig dat de
mensen niet bang van haar waren en
dat ze zo vriendeiyk tegen haar deden.
Pas toen ze goed en wel in haar huisje
woonde, vertelde ze wie ze eigeniyk
was en hoe Marjoleintje haar veranderd
had.
De mensen waren eerst erg verrast
en later werden ze er erg blij om, dat
het allemaal zo goed was afgelopen.
Marjoleintje kreeg voor beloning een
gouden medaille en werd ereburgeres
van Hierendaar.
En de heks leefde in het dorp als alle
andere aardige oude vrouwtjes en ver
diende de kost met bezembinden, om
dat ze tenslotte daar het meeste ver
stand van had.
Nu en dan werd het haar nog wel
eens te machtig en vloog ze op een
nacht nog wel eens op een bezem over
het dorp.
Maar omdat ze nooit meer tegen de
ruiten tikte en ook nooit meer hoei...
>ei riep. lieten de mensen dat maar zo.
Ze leefden gelukkig en tevreden, dicht
oü hun Hierendaarse bos, waarin ze in
de winter hout konden sprokkelen en
in de herfst paddestoelen zoeken. En
waarin ze in de lente en de zomer zo
heeriyk wandelen konden.
LEA SMULDERS