Alec
terroriseert gasten
deftige hotels
van
■nL i i
Plaatjesboek over een
maar naïef volkje
Afscheid na meer dan twintig jaar
WEET JE NOG WEL DE JAREN DERTIG...
Volendams in
Gibraltar
ZATERDAG 16 APRIL 1960
PAGINA 9
Bovenop de rots van Gibraltar in de blakte van de avond, staat
gunner Wilfrid Portlock, de vuisten diep in zijn ruige leger-
broek en tuurt somber naar de zee. De groene ogen in het dopr
zon en wind verweerde gezicht blijven rusten op de kleine bazige vis
serssloepen, die in kiellinie naar de haven fokkeren en de reusach
tige vloot van oorlogsschepen, roerloos aan de zware trossen.
Gunner Wilfrid Portlock kent dit beeld, al negenentwintig jaar en
hij houdt ervan zoals hij houdt van de zevenentwintig aan zijn zorgen
toevertrouwde apen. Deze vliegen hem als kinderen om de hals,
maar kunnen hem ook dagen lang mijden. Ze trekken heel lief een
pinda tussen zijn tanden weg, maar kunnen hem ook hard in de beide
oren knijpen. Ze weten zich soms zeer beleefd en voorkomend te
gedragen, maar zetten hem ook vaak te schande door argeloze toe-
risten in 'hun hotelkamers te verrassen in de voor de nachtrust be
stemde tijd. Een kwart eeuw lang beheersten ze het leven van gunner
Wilfrid Portlock. Nu is hij afgelost om voorgoed terug te keren
naar Engeland. Dat zit hem enorm dwars en verstoort de rust en de
harmonie in zijn doen en laten, zoals dat volkomen aangepast was
aan een wonderlijk leven op en om de rots van Gibraltar.
DiG Tn\TTridgPOTtfTk,ineen een
voudige gunner, beroepssoldaat m^iet
«SuMS jn G,!
GUNNER PORTLOCK EN DE
APEN VAN GIBRALTAR
hen aan niets, maar dan ook echt niets
te laten ontbreken. Wat er in het wijze
hoofd van de betreffende kolonel moet
zijn omgegaan, valt natuurlijk moeilijk
te zeggen, maar vast staat dat vanaf
dat moment in het Engelse leger een
nieuw dienstvak gecreeerd werd en wel
(Boven) De rots van Gibraltar, machtig
en majestueus op de drempel van de
Middellandse Zee.
(Onder) Gunner Wilfrid Portlock, de
man die meer dan twintig jaar als 'n
„aapmens" leefde op de rots van Gibral
tar, voor het Engelse kroegje „London
Bar", waar je ale kunt drinken als water.
Gunner Wilfrid Portlock en zijn apen
zijn een begrip voor Gibraltar. Waar
ter wereld ook zal een beroepssoldaat
het bevel krijgen om niet alleen in,
maar ook buiten zijn diensttijd voor aap
te spelen en in welk leger zullen maar
liefst zevenentwintig apen officieel mee
delen in de militaire voeding, al is het
dan maar tegen een waarde van vier
pennies voor ieder per dag. In Gibral
tar vindt men dat een gewone zaak, al
leen al om het Spaanse sprookje dat
wanneer de apen van de rots verdwij
nen, de Engelsen Gibraltar zullen ver
laten. Niemand gelooft daarin, maar
men houdt er toch heel duidelijk reke
ning mee. Sir Winston Churchill greep
persoonlijk in, toen gedurende de twee
de wereldoorlog de ene aap na de an
dere het leven liet. Hij liet vanuit Afri
ka nieuwe dieren komen en gaf op
dracht hen in tegenstelling tot vroeger,
vrij op de rots te laten leven en niet
meer in grote, Ijzeren kooien, zoals tot
dan toe het geval was. De kolonel van
het vermaarde Gibraltar Regiment
werd belast met het toezicht op de apen
dat van apenoppasser op en om de rots
van Gibraltar. En dat was echt niet
een baantje dat Je zo maar aan de
eerste de beste soldaat kon geven. Nu
er van hogerhand toezicht werd uitge
oefend en Sir Winston zelf regelmatig
naar het wel en wee van de apen in
formeerde was dit een beslist serieuze
zaak vSor'een man, die met alleen de
2 hezat om goed met de apen om
Pin maar ook in staat was om zijn
woordje' TeToe™ als hoge belangrijke
do rots zouden beklimmen voor
fen b" zoek aan de apen van Gibraltar.
braltar en was voorlopb?
plan er vandaan te «aan;T:Xkle z°ch
lock kreeg de job en ontwikkelde z,^
in korte tpd tot een apenoppasser an
groot formaat. Htt leerde hen
door kennen en zij hem.
zelfs de taal die
woord en gebaar waarop 18 onmiddel
lijk reageerden. Hij klauterde met hen
over de rots als was hij zelf een aap,
lag met hen urenlang te luieren in de
zon of kroop met hen weg in een van
de vele nissen en spleten als de wind om
werd belast met net toezicnt op ae apen Tenslotte sprak hij van de ve|e nissen en spleten ais ae
*n kreeg bepaald strenge orders om het zij begrepen, een soort J^spei roJs |lui|de en gierde en de regen
me*8®weld ondaag
a£^r--~- -I li baddert die 'strepen dezelfde waarde als
Fl «H V09HP Ml WmmmWt- -♦» 1 - I de Militaire Willemsorde, en Catalina
Ie duizendenn'zünageweest, die hjj uit-
,;l ,1 I, I: II
ufteem'^Veietf denken dat zij 8eens via
kleineonooglijke international autobussen waarme vele Spaanse arbeiders geheime tunnel onder de Straat van
dagelijks van en naar de Rots van Gibraltar rijden. Gibraltar door naar de rots zjjn geko
men, anderen menen dat de Moren
die in 711 onder aanvoering van de
alomgevreesde Tarik Iba Zegad de rots
bezetten en uit strategisch oogpunt een
groot fort bouwden de apen moe-
brachten en deze laatste oplossing lukt
de meest waarschijnlijke. De levensduur
van deze bijzondere dieren loopt zeer
uiteen. Er zijn er die zeven of acht jaar
leven, maar andere brengen het tot
meer dan twintig jaar, zoals het beken
de vrouwtje „Bess", dat gunner Port"
lock tijdens zijn hele diensttijd heeft ge
kend en zich vlak voor zijn aflossing
terug trok in de rotsen om naar de ge
woonte van deze rotsapen in alle een
zaamheid te sterven. „We hebben haar
niet meer gevonden", vertelde ons gun
ner Portlock, tijdens zijn dagelijkse „op-
kikkertjes" in de London Bar, een ty
pisch Engels kroegje, waar men de
zoetige, donkere ale drinkt als water.
Hij zei ons hoe de apen, die leven van
de door hem verstrekte noten, in Hloe
snippertjes gesneden aardappels en stuk
jes vlees steeds een leider krijgen, die
zij in alles onderdanig zijn. De aap die
deze eer te beurt valt, dwingt die door
zijn ongelooflijke brutaliteit of forse af
metingen af en is hiervoor bereid met
alle apen te vechten. Voor zo'n leider
schap is belangstelling genoeg, vandaar
dat soms de stukken eraf vliegen en je
als toerist ook maar beter uit de buurt
kunt blijven. Maar als de strijd beslist
is weet ieder zijn plaats en is men vol
ledig onderworpen, zoals nu aan Alec,
die een waar schrikbewind uitoefent.
Hjj maakt uit wanneer en hoeveel zon
onderdanen mogen eten. Hij regelt de
tijd waarop zij elkaar mogen liefkozen
en hij eist onmiddellijk verbreking van
de verkering, als het meisje mooi ge
noeg is om hem, Alec, te behagen.
Daartegenover stelt hij krachtproeven
van formaat, waarmee hij zijn bevoor
rechte positie onder de apen verstevigt.
Heeft hij, de grote Alec, het niet gepres
teerd om onlangs van de rots af te da
len en in het dure, meest zuidelijke ho
tel van Europa, het Rock-hotel, via een
raam naar binnen te klimmen en naast
een van schrik verstarde dame op leei-
Uld tussen de koele lakens te glJJden.
Alec heeft daar de hele nacht vorstelijk
geslapen, omdat de bejaarde dame het
niet in haar hoofd haalde om te gillen
of bewegingen te maken
Gunner Portlock kan er nog om
lachen. Hij zal dit verhaal straks in
Engeland nog vele malen moeten ver
tellen, zoals zijn jonge opvolger Al
fred Holmes het als een bijzonderheid
vermeldt in zjjn praatjes met de toe
risten. Dezen zullen ook hem bezoe
ken, duizenden en nog eens duizen
den. Want eigenlijk zijn de apen en
de oppasser op de rots het enige wat
het oude Engelse bolwerk aan de zuid
kust van Spanje te bieden heeft. Drie
categorieën mensen wonen er sinas
jaar en dag. De militairen en hun fa
milies, de Spaanse arbeiders, van
wie velen 's avonds met kleine on
ooglijke, maar desalniettemin „inter
nationale" bussen naar het Spaanse
vasteland rijden, en de middenstand.
Deze laatste heeft vaL Gibraltar gron
dig en secuur één grote kitschboel ge
maakt. Het is hem niet eens kwalijk
te nemen, want het beantwoordt aan
een behoefte. Veel meer dan door toe-
ristengroepen wordt Gibraltar be
zocht door enorme vlooteenheden, op
weg naar of van de Middellandse Zee.
In vele gevallen is Gibraltar dus een
laatste annloophaven voor de thuis
vaart. En de „Jannen" die in alle ha
vens van het onvolprezen Middelland
se Zeegebied losjes met hun centjes
omsprongen, komen in het stove,
nuchtere Gibraltar zoals dat heet op
de valreep tot inkeer. In de Main-
street spreekt de stem van hun gewe
ten en lopen zü het vuur uit de sche
nen voor cadeautjes en souvenirs voor
vader, moeder, broer en zus, of de
vrouw waarvan zij nu echt houden.
En dat gevoel kent de middenstand
van Gibraltar maar al te goed. Sterker
noe daar speculeert men op Men smijt
de deuren van de reusachtige bazars
wagenwijd open, vertoont grote hoeveel
heden poefs, manden, tassen, schoenen,
kimono's, doorzichtig ondergoed en,
schrikt U niet, Volendammer klompjes,
stugge lederhozen en Beierse bierpullen.
Over smaak valt natuurlijk niet te re
detwisten. Zij verkopen immers naar
behoefte! En het is geen geheim op de
rots dat lepeltjes met de afbeelding van
Gibraltar er op, bet heel wat minder
soed doen dan bijvoorbeeld bierpullen in
alle maten. Dat geren langs die bazars
wekt natuurlijk de dorst op en ook daar
weet Gibraltar raad mee.
Omdat matrozen in uniform de rots
noch vla de grenspost noch via het
van zee tot zee lopende vliegveld mo
gen verlaten, wordt hun in een aan
tal caïfé's als gymnastieklokalen de ge
legenheid geboden hun „keldertjes te
laten vollopen" met licht of donker
bier en wat zij verder wensen. En om
het dan helemaal gezellig te maken
brengen Lolita, Pepita, Monica of
hoe ze dan ook heten, een paar won
derlijke dansen op houten vlondertjes,
die tot onze grote verbazing ook nog
de huis-tuin en-keukenorkestjes kon
den torsen. Hier mogen dan de maats
naar hartelust lallen en brallen. Om
dat de politie er weinig voor voelt
hierop een oogje in het zeil te hou
den, doen de vlooteenheden dat maar
zelf. Onder het motto: „Moeder de
beren zijn los, hoor ze toch eens brul
len", marcheren zo tegen vier uur
kleine groepjes matrozen door de
stad. Door hun witte banden en hun
zichtbaar opgeborgen knuppeltjes zijn
ze gemakkelijk als z.g. M.P. te her
kennen. De vorige dag nog waren ze
zelf aan het feesten, maar nu heb
ben ze dan de wacht en stellen ze zich
in rijtjes van zeven voor iedere kroeg
op met het gezicht naar de steeds ge
opende deur. Ze staan daar zogezegd
de hele avond op een droogje, want
een drankje voor het wachtvolk is er
niet bij. De maats binnen schijnen zich
best te amuseren. Ze drinken lustig
uit de ene pul na de andere en heffen
deze af en toe sarcastisch naar het
rijtje dorstigen, buiten op het trottoir.
Deze verstaan dan wei de kunst om
toch vooral niet te laten blijken dat
hun tongen aan hun verhemelten plak
ken, en dat ook zij dolgraag naar het
driftige voetenwerk van Lolita willen
kijken. Maar dit absoluut niet mogen
heeft dan ook wel zijn waarde. Want
als er inderdaad moeilijkheden komen,
na een ruzie de stoelen door de lucht
vliegen, de glazen tegen de vloer gaan
en de meisjes gillen, dan zijn deze
„knuppelaars" als ware duivels en
vieren zij hun urenlange ontberingen
uit op ieder hoofd dat binnen het be
reik van hun knuppels komt. Dan is
het wat je noemt „rock around the
rock" en stijgt er vanuit de Main-
street een liederlijk gebrul op, dat
men waarschijnlijk in Afrika nog ho
ren kan. Dan wordt de „tent" binnen
de kortst mogelijke tijd ontruimd,
echter niet voordat de band het Brit
se volkslied heeft gespeeld, want dat
is een traditie waaraan niet valt te
tornen efi waar men op en om de rots
ook echt niet mee wil breken.
HAYE THOMAS.
De jaren dertig. Van boven naar beneden: steunrelletjes op de Dam in Amster
dam; de schrijvers Ter Braak, Vestdijk en Du Perron; Nazi-canaille in Duitsland
Willem Mengelberg laat zich afborstelen door Max Tak en de fietsende muziek
kapel van het leger.
Daar Clio, de muze der geschiede
nis, nooit geleerd heeft in deci
malen te rekenen, blijft het al
tijd een penibele affaire om de grote
perioden van ons bestaan in gemakke
lijk hanteerbare cijfers af te ronden.
De achttiende eeuw eindigde in 1789
en de negentiende in 1914. En wie van
de „jaren dertig" spreekt en daar
mee de benauwende crisisperiode
voorafgaande aan de tweede wereld
oorlog bedoelt, begaat eigenlijk een
decimale vrijmoedigheid. Want de
„beurskrach" van New York, die het
propere Hollandse huisje op zijn
grondvesten deed schudden, viel in
1929, en de vloedgolf van de Tweede
Wereldoorlog begon in 1939. Nadien is
de wereld zo grondig veranderd, dat al
degenen, die voor 1940 al tot de jaren
des verstands gekomen waren, zich
enigszins ontheemd zijn blijven voelen.
Natuurlijk waren ook de jaren der
tig een onrustbarende periode
voor de ouderen, die toen tobden
met de sigaar-van-drie-cent-van-voor-
de-(eerste)-wereldoorlog, maar er ston
den toen nog zoveel hoge muren om
het Hollands Erf dat niemand, uitge
zonderd schaarse politiek helderzien
den, in ernst aan een dreiging uit het
Oosten wilden geloven. Holland was
en bleef neutraal en Engeland zou
nooit toestaan dat men Indië pakte
of ons land bezette. Colijn zelf geloof
de het en hij liet, toen hij zich van
het volle gewicht van zijn eigen groot
heid bewust was geworden, geen ge
legenheid voorbijgaan om via de ra
dio de burgerij wel te rusten en een
goede nacht te wensen.
Omdat Nederland pacifistisch was
en het voorbeeld wilde geven, werd
het verwerpen van de Vlootwet als
een feest gevierd, maar toen een
kreupele vloot van verouderde oor
logsbodems in 1939 voor de kust pa
trouilleerde, heette het in volle ernst
dat het „waerachtigh wel sou gaen".
Een naïef volkje is men nu geneigd
te zeggen als men bladert in het pla
tenboek „Weet je nog wel de jaren
dertig" dat Friso Endt met een goede
neus voor karakteristieke prenten
heeft samengesteld*
Naïef, wel te verstaan, als men
het panorama van zoveel trap
jes hoger kan overzien. Van het
standpunt '60 bezien, blijkt het optre
den van de „vredestichter" Cham
berlain in 1638 een schandelijk ver
raad, waarvan de gevolgen nu nog
voelbaar zijn. Maar toen gingen de
vlaggen uit en werd een gedenksteen
onthuld. Toen scheen het optreden
van de N.S.B. een potsierlijke verto
ning van werkloze kantoorbedienden,
maar nu weet men waar deze laar
zenknechten heen marcheerden.
Hitler was het onderwerp en lijdend
voorwerp van talloze moppen, maar
alleen in de hoek van de S.D.A.P.
scheen men toen duidelijk te zien wat
er van dit gewetenloos genie te ver
wachten was. Daar ontving men de
stroom van joodse en politieke vluch
telingen en daar hoorde men van con
centratiekampen. En in die kringen
werd Rauschnigg met ernst gelezen.
Elke zondagspreek haakte ergens
aan bij „deze tjjd van crisis en ma
laise". De gewijde sprekers doelden
dan meestal op de economische ont
reddering, de steunrelletjes en de hon
derdduizenden werklozen. Maar die
per greep de fundamentele wijziging,
die zich in ons volksbestaan begon te
voltrekken. Op het oog liep het niet
met zulk een vaart. Nederland had
nog altijd een volle portemonnaie
overgehouden uit de welvaart na de
eerste wereldoorlog. Maar de tempe
ratuur van de patiënt steeg na elke
crisis hoger. Sinds Hitiers Machts-
übernahme weken zelfs bij de dege-
lijkste krant de zware koppen nauwe
lijks meer van de voorpagina, totdat
op de tiende mei van 1940 het grootste
korps uit de letterkast kwam om de
oorlog met Duitsland te melden.
Tussen de grote koortsaanvallen
door waren er kleine rustperioden,
waarin men zich even een mens zon
der angst kon voelen. Dan zong men
van de „Kleine Man" en „Hallo, hier
Bandoeng", griezelde van de stra
tosfeertocht van de olijke professor
Piccard, juichte om de prestaties van
onze zwemsters bij de Show-Olym
piade in Berlijn en stond uren in de
rij om een glimp op te vangen van de
grote mannen van Plesmans onvol
prezen KLM, de mannen van de
Uiver, de Pelikaan en de Snip. Dan
leek het leven zonnig als op de dag
dat de Afsluitdijk dicht ging of dat
Euwe wereldkampioen schaken werd.
Men dweepte met de groten van de
toen nog populaire radio, met de Ita-
liaanse Operasterren, die in het „puis
sant" rijke Holland een vet honora
rium kwamen opstrijken, en met Shir
ley Temple, de wonderkleuter, wier
populariteit zelfs niet door die van de
Dionne Vijfling in gevaar kon worden
gebracht. En men schold op het be
lastingplaatje en de dure benzine (12
cent!).
Men leefde, kortom, net als nu
Sommigen konden van vreei
geen oog dicht doen en ande
ren zagen geen gevaar. Toen de Duit
se parachutisten in 1940 daalden liep
men ze te hulp, omdat men dacht dat
een vliegtuig in nood was. Het Hol
land van de jaren dertig geloofde nog
oprecht in zijn neutraliteit en in het
patronaat van de Engelsen. Want ons
land was toen nog welvarend genoeg
om met enig dédain te kunnen neer
zien op de berooide Belgen, Fransen
en Duitsers. Amerika lag heel ver en
Rusland kende men nauwelijks. En
geland gaf de toon aan op elk ge
bied, zelfs van de mode. Men was
sportief en men noemde zijn villaatje
Sunny Home". De radio zong elke
morgen van „Happy Days are here
again" en de heer Deterding van de
Shell in Londen gaf het „Straatje"
van Vermeer, dat hij voor zes ton had
gekocht, zo maar cadeau aan het
Rijksmuseum. Eerst toen de devalua
tie van het pond de Nederlandsche
Bank een formidabele strop bezorgde,
begon men in ernst aan de politiek
van de „gave gulden" te twijfelen.
Want de machtige beurs van Amster
dam bekommerde zich alleen om Lon
den en New York.
Nu de sigaar van een dubbeltje al
een voorwerp is van weemoedi
ge herinneringen en het uitzin-
nig enthousiast verwelkomde prinsen-
kind Beatrix al een volwassen troon
opvolgster is geworden, werd het tijd
dat ook deze periode van ups en downs
haar boek kreeg. „De bezige Bij" heeft
er met alle beperkingen en eenzijdig
heden die nu eenmaal elke subjectie
ve keuze bepalen, toch een goed pla-
ïboek van gemaakt. En wij blijven
hopen dat bij volgende gelegenheden
de tekst van betere kwaliteit zal zijn.
Want de inleiding is, evenals bij vori
ge uitgaven, nog steeds het zwakste
deel van deze, overigens welkome se
rie. Daar kan zelfs het vertederende
grammofoonplaatje niets aan veran
deren. B. Kr.
„Weet je nog wel de jaren dertig
Amsterdam Uitgeverij De Bezige Bij i960.