CIDER voor arme mensen
Van boeken
en schrijvers
Mii/hi
COVENTRY
-. -k
IHet geheim van Kareltje
E
MIJNHEER SUUP en ZIJN TRAM
I
De hoogmoed van het menselijk inzicht
MARTINI
Nieuwe roman van
Hella S. Haasse
VITA VERA
U
VAKANTIE in
Groot-Brittannië
Wat is er toch
in Sneek?
door Kees Fens
ZATERDAG 11 JUNI 1960
PAGINA 15
Hella S. Haasse is een rechtscha
pen schrijfster. In haar boeken
schuilt geen bedrog. Men kan van
haar werk houden of niet, maar men
moet erkennen dat zij nooit haar
toevlucht neemt tot trucs, noch tot
het uitdagen van de burger. Even
min entameert zij een onderwerp
omdat dat nu eenmaal in de mode is
of in het middelpunt van de belang
stelling van de lezende mens staat.
Zij is een ernstige schrijfster en
niet alleen omdat er weinig humor
schuilt in haar boeken. Met ernstig
bedoel ik, dat zij zich zeer bewust
wil zijn van alles wat zij op papier
brengt, van de manier waarop zij een
onderwerp aanpakt of de taal han
teert. Niemand kan haar van gees
telijke slordigheid beschuldigen, zij
stelt een probleem aan de orde en
Werpt dat om en om, tracht het van
vele, zo niet alle kanten te benade
ren en zou zo graag haar mening
geven voor een betere. Maar dat doet
ze niet en nooit
Het is bij Hella S. Haasse nooit
een kwestie vanik zie, ik zie wat jij
niet ziet. Integendeel zij vindt en
betoogt op verscheidene manieren en
in vele, vele woorden, dat wat zij
ziet, dat is, wat iedereen die niet
blind is moet zien. Daarom ligt er
over haar boeken een waas van gees
telijke Rechthaberei, die vaak doet
glimlachen of grenzenloos irriteert
al naar gelang de instelling van de
lezer.
*turgische weekkalender
jmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiniiiiiiinmmiiiiiinnitin
ry
Haar nieuwste novelle heet: Cider
voor arme mensen. Deze cider is na-
tnaak-cider. De drank wordt door ar
me Fransen niet van appels gestookt
maar van essenbladeren met gist er-
mj, gewoon bakkersgist, en jenever.
De liefdesdrank die de twee mensen
uit Hella Haasse's nieuwste boek drin
ken is zulk een cider. Hij is wegge
vlucht voor een paar dagen van
zijn keurige vrouw en zij heeft haar
temperamentloze verloofde in de steek
gelaten. Zy zijn er dus met elkaar van
door en gaan naar Frankrijk. Een panne
van de auto dwingt hen tussen Roubaix
en Amiens te stoppen. Het is een af
schuwelijk stuk Frankrijk. In een ge
hucht: „wat huizen als vuile kalkgrot
ten, als holen, uitgehouwen in de grau
we steen van een met bestoven ge
boomte begroeide heuvel; tussen de
woningen en de weg een strook on
kruid, hier en daar met karresporen
doorploegd, vinden ze hulp. Zij zijn ge-
wongen er een nacht over te blijven en
volgende dag trekken ze verder,
samr dan ls- de re's. de gestolen reis,
naJWn ten einde. De vrouw gaat terug
man Nederland met de trein en de
keuri et n°lens volens weer naar zijn
onk geordend huishouden met zün
""berispelijke vrouw.
de beminnenden op deze reis le-
?ii nmilLeen- soort poging tot gesprek.
7irh*e?f ™tinnet reine te komen met
rii^koHonllkaar,-. met de omstan-
T p 'cht ®n verantwoor-
^Iyklieidszin. De handeling van hef
boek wordt onderbroken door flitsen
uit het verleden, die als een commen
taar werken op de geschapen situatie
"eze Marta en haar vriend Reinier
zijn inderdaad arme mensen die zich
willen bedrinken aan de cider die niet
de echte is. Maar zij worden er even
goed dronken van, al is de kater hoogst
onaangenaam.
In Marta heeft Hella S. Haasse een
*«n die vrouwen geschapen die men
moeilijk meer zal kunnen vergeten. Zij
n i6en door het leven zéér hard aange
pakt kind, dat „aan alle verten is bloot
gesteld," zoals A. Roland Holst zegt.
ctaar plichtsgetrouwe moeder, die haar
L.'chtsgetrouw opvoedde, het kind zelfs
tldens de oorlog een taak toewees in
et.verzet, een vrouw die tot het smar-
jOnjke einde haar stoïsche rechtlijnigheid
hield, heeft de hunkeringen van het
kia>?ie hoogstens vermoed, maar het
nd geen gelegenheid gegeven die uit
sPreken of uit te spelen. Marta is,
tro zouden noemen, zeer gefrus-
tek rd' ook al leeft zij naar zij denkt
Kon TY°'gens haar wensen en inzicht.
M Haasse zegt ergens van haar:
ill k°n zich niet herinneren dat
Wepï."1!,een meisje met illusies was ge-
Dat is nu een voorbeeld van dat
wat ik hierboven geestelijke Recht-
naberei van Hella Haasse noemde.
:ren ieder die met deze Marta gecon
senteerd wordt, weet dadelijk dat
marta's leven bestaat uit louter illu-
■ies. De waarheid omtrent zichzelf is
aar nooit en nergens geopenbaard.
J^at maakt haar juist de aandoenlij
ke figuur die Hella Haasse met onein
dig veel aandacht, met genegenheid,
fanatieke ernst en liefde geschapen
{■eeft. Marta denkt dat zij van deze
•vernier houdt of heeft gehouden en
?at zij op een andere manier ook
m>udt van Paul de semi-arts en semi-
"j.an, die heel karakteristiek zegt van
•un doktersjas: „Zo'n ding hoeft
mot als gegoten te zitten, als het
"aar schoon is, kraakhelder en ha-
fS'wit. dat vind ik belangrijk." Van
„VI1. toekomstig huwelijksleven eist hij
let anders. Ook dat hoeft niet „als
fegoten" te zitten. Maar Marta is de
*bsolutiste. Zij wil alles of niets. Het
pj®re of niets. Het enig juiste of niets,
ah-\olledlge vervulling of niets. Het
mA ute of niets. Zy krijgt dus
"•ets..
Advertentie
'GEBEDENBOEK VOOR MEÏSJESl
Ov vvilliUiVll UVJ
VV'*S 12 juni: H. Drïeëenheid; eigen
'v geb; van le zondag na Pinksteren;
<iN' b van Drieëenheid: wit
taHlbdag: H. Antonius van Padua, belij-
«ktklmar: mis In medio; credo —wit—
J tij"!. Haarlem, R'dam, Groningen: HH.
(o**lï us en gez" martelaren; eigen mis;
'behalve Groningen) H. Antonius:
•on, (behalve uiuiim^rii
k t>ia n«en: credo); rood—
H- Basilius. bisschop-belijder-
Wfar: eisen mis; (Roermond: 2 geb.
en gez.); credo; wit
s,dag: Mis van le zondag na Pink-
*r °hrt 8eb' 1111 Vitus en gez": —groen—
Vf°.: Saeramentsdag; eigen mis;
Mis van le zondag na Pinkste-
Ve aterci en
Ci,'kie bag: H Ephraëm, diaken-beliider-
en mis In medio; 2 geb. HH Mar-
?rceilinus; credo wit—
v»„n mJuni2e zondag na Pinksteren;
R. ml, geb. H. Juliana; credo; pref.
rleeenheid; —groen
HELLA HAASSE
Want zij rekent eenvoudig niet met
de zwakheid der mensen. Zij gelooft
kennelijk niet in de erfzonde en de ge
volgen van dien. Zij is een rechtzinnige
ongelovige en in haar verstarde gelijk-
willen-hebben zo dogmatisch, dat zij
een bijna tragische figuur wordt.
Van enig echt en waar begrip voor
een ander, een man of een vrouw, laat
staan een kind, kan bij haar geen spra
ke zijn. In dit opzicht is zij een voort
zetting van de moeder. En wat de
mannen betreft: eigenlijk héat zij hen,
hoe vreemd dit ook moge klinken.
Evenals de moeder de man, als soort,
gewantrouwd en gehaat heeft, sedert
zij bedrogen werd en „met het kind
bleef zitten". Ook Marta is ongelukki
gerwijze behjpt en geslagen met die
smartelijke onvruchtbaarheid die het
gevolg is van het ontbreken van het
vermogen tot werkelijke overgave.
Niet de overgave in de roes der zin-
llllllllllllllllllllllllllllllllllllMlllillilllllllllllKlIlllllllilllllllll
nen, maar de wijze, bewuste overgave,
die we ook „geloof" zouden kunnen
noemen. Al Marta's enthousiasme,
haar dapperheid, haar integriteit en
rechtschapenheid kunnen haar niet
doen opbloeien tot een echte vrouw.
Zij zal altijd voor ieder op-één-na de
liefste zijn. Zij is gedoemd te vegete
ren aan de zelfkant; op de galerij te
zitten van het leven met heel veel
mooie, aantrekkelijke en domme vrou
wen in de stalles, ver beneden haar.
Reinier is veel onduidelijker in dit
boek .Hella Haasse maakt, waarschijn
lijk tegen haar wil, van deze dood-ka
toenen, strikt normale man, een dom
oor, een volstrekt oninteressante ke
rel. Het helpt niet of Hella Haasse
in de „flashes-back" hem aan een ach
tergrond poogt te helpen. Haar hart is
niet bij hem. Zij vindt hem, net als
wij, óók vervelend. Zij heeft deze Rei
nier nog wel „the benefit of the doubt"
willen geven en hem toegestaan, dat
hij misschien toch nog mogelijkheden
in zich heeft die ook hem tot een pro
blematische figuur zouden kunnen ma
ken. Zo bijvoorbeeld als zij schrijft:
„Er werd hem door een groot bedrijf
een functie met voorwaarden en voor
uitzichten om van te watertanden aan
geboden. Hij had niet de moed het aan
bod af te wijzen, maar evenmin kon
hij zich ertoe brengen het te aanvaar
den. Hij vroeg bedenktijd".
Deze Reinier heeft aan Hella Haasse
dit gehele boek door óók bedenktijd ge
vraagd. Hij blijft een onduidelijke, troe-
be'e' t, hoogst onsympathieke heer, al
doet Mevrouw Haasse nog zo haar best
om ook hem het volle pond van haar
milde vriendelijkheid te geven. Zij weet,
mèt de lieftallige Portia heel goed:
the quality of mercy is not strained.
En bij deze Reinier is Hella Haasse
zéér „strained".
De schrijfster is op haar uiterste best
als zij in de indirecte rede iets ver
telt: als zij de natuur beschrijft zoals
in de volgende passage:
„De zon ging onder. Boven de
boomkruinen was de hemel geel en
oranje gekleurd, tussen de struiken
schemerde het al. Marta stond op
en sloeg haar rok af. Er was een
verandering gekomen in de stilte om
haar heen. zij voelde dat zij nu al
leen was. Zij volgde het pad tot aan
de plek waar zij met Reinier had
staan praten. Over de kamperfoelie
heen zag zij de korenvelden rossig
blinken in het avondlicht. Boven de
heuvels in het westen lagen donkere
wolkenstrepen onbewegelijk in de
lucht, de weggedreven resten van
het onweer. De lange schaduwen van
de bomen reikten tot ver in het kreu
pelhout aan haar rechterhand, en
vormden met de karresporen op de
weg een netwerk van strepen. Mar
ta werd erdoor verlokt tot een spel
uit haar jeugd, een proef die zij zich
toen vaak oplegde, een weddenschap
met zichzelf om bij het lopen binnen
bepaalde lijnen en vlakken te blij
ven..."
Ook in het ie ven legt zij zich dit lopen
binnen bepaalde lijnen op en de voldoe
ning ligt dan daarin dat zij dat kan.
Maar zij zou zo graag lopen zonder die
lijnen en vlakken. Zo maar. Vrij van
alles. „De vrouw die vrij wou zijn,"
zou als ondertitel kunnen dienen van de
ze novelle. Marta zal het niet worden.
Zij is steeds bezig een schuld van dank
baarheid af te betalen eerst aan haar
moeder, dan aan alle vrienden, dan
aan de man.
Haar woorden klinken het natuur
lijkst, ook al is de dialoog het zwakste
punt in Mevrouw Haasse's onweerleg
baar talent. Zoals deze Marta en Rei
nier praten niet twee mensen, maar
twee figuren. Het klinkt alles opge
schroefd, onecht, te veel, te verklarend,
ja, wat al niet? Merkwaardig dat Hella
Haasse met haar toneelervaring zo
weinig gevoel heeft voor een echte,
uitgebalanceerde, sfeervolle dialoog.
Ook in dit evidente gebrek doet zij den
ken aan één van Nederlands grootste
romanschrijfsters, Truitje Bosboom-
Toussaint. Ook bij deze was de dialoog,
geschreven en niet: gesproken taal.
Desalniettemin is Marta soms een
hartverscheurend zielige jonge vrouw
met ai dat ethisch jeugdbeweeg en
jeugdbegrijpen. met die ontroerende
trouw aan vrienden die zü denkt dat
haar liefhebben, in haar onvrede met
het halve en middelmatige, haar voort
durend naar klaarheid en evenwicht
strevende ziel. En heeft Spinoza niet de
schoonste beloning toegezegd aan de
strevende?
De stoffering van het kernpro
bleem: de boerse Fransen, de vie
ze armoede in huis en hof, de argwaan,
de sluimerende achterdocht en half-uit-
gesproken genegenheid, de vale hoop op
beter van de mensen uit het gehucht,
is uitnemend gelukt. Ook de verklaren
de en illustrerende achtergronden to
nen Hella Haasse op haar best.
En dat zü als schrijfster by een grote
menigte lezers een onbetwistbare auto
riteit is, blykt wel uit de omstandigheid
dat deze „Cider voor arme mensen"
even na de verschyning reeds uitver
kocht was en Querido's Uitgevers
maatschappij haastig een tweede druk
moest opleggen.
Met de volle inzet van haar recht
schapen persoon heeft Hella Haasse de
ongeregelde liefde in het geding ge
bracht; een geding dat zij zo fair als
zy maar vermocht, heeft gevoerd. Zü
heeft het probleem aan de orde gesteld
en ik vermoed dat zü de oplossing daar
in wil zoeken dat wij met elkaar zou
den moeten leven: in geest en in waar
heid. Al zal het hart daaraan misschien
breken, de eer wordt gered. De eer
van een mens die geheel volgens zyn
inzicht leeft. En met die voldoening
moet men dan maar verder. Een
schrale troost wellicht, die degenen on
dervinden welke hun gehele leven bezig
zijn de menselyke zwakheid te verwer
pen voor de superioriteit van het in
zicht. En die weigeren te geloven dat
ook dat inzicht verduisterd zou kunnen
worden. Voor hen is, anders dan voor
Sint Pauius, Gods genade niet genoeg.
J. W. HOFSTRA
(Advertentie)
per literfles I 6.95
per V2 literfles f 3.55
Coventry in Engeland is duizend vee) dispuut teweeggebracht als de
jaar oud, maar tegelijkertijd zo nieuw nieuwe kathedraal van Coventry, wel-
als de toekomst. Een stad met een inten- ke in 1962 gereed zal zün. Het is een
se industrie, grote ondernemingsgeest
en een streven naar welvaart een
voorbeeld van de laatste ontwikkelin
gen in Groot-Brittannië op het gebied
van kunst, architectuur cn woningin
richting.
Het was een belangryk kloostercen
trum ten tüde van de Normandische
overheersing en in de middeleeuwen
en latere eeuwen het toneel van vele
historische gebeurtenissen, welke met
veel pracht en praal plaats vonden.
Zelfs in die dagen was de stad reeds
beroemd om zijn kledingindustrie. In
de negentiende en begin twintigste eeuw
kwamen de machinebouw en kunstzijde
industrie tot ontwikkeling.
Toen, op 14 november 1940, en in het
daarop volgende voorjaar, kwamen de
bommen. Het hart van de stad veran
derde in een hoop smeulend puin. De
meeste oude gebouwen werden ver
nield of uitgebrand. De stad was on
herkenbaar verminkt.
prachtig ultra-modern, ruim en bruik-
baai gebouw, voorzien van enorme gla
zen deuren welke een onbelemmerd
uitzicht geven op het hoofdaltaar, waar
achter een kolossaal tapijt zal komen te
hangen. Een bijzonderheid zal de Kapel
van de Eendracht zijn. Een op zichzelf
staand gebouw bij de kathedraal. Deze
Kapel zal zowel door de Kerk van
Engeland, als de Vrye Kerken worden
bestuurd en zal kunnen worden ge
bruikt door christenen van alle kerken
en rassen ter wereld.
Niet ver van de kathedraal bevinden
zich enige juweeltjes van oud Coven
try. St. Mary's Hall is een van de
prachtigste oude gildehuizen van Groot-
Brittannië.
Maar om weer op het heden terug te
komen, enige honderden meters verder
op bevindt zich het voornaamste plein
van de stad, Broadgate genaamd. Dit
is het moderne ruime centrum van de
stad.
'''it t-tyr
Voor Coventry, de Engelse stad die tijdens de oorlog door Duitse bombardementen
zwaar getroffen werd, is een nieuw herbouw-plan opgesteld. Van bijgaande
maquetle-afbeelding zijn thans al heel wat gebouwen verwerkelijkt.
in dit deel van de stad bevindt zich
ook „Precinct", het voor het verkeer
verboden winkelcentrum op twee ver
diepingen gebouwd, met moderne za
ken; een van de prachtige nieuwste ho
tels van Groot-Brittannië, café's, fontei
nen, bruggen, dit alles gebouwd rond
een geplaveid plein om het winkelen
zo aantrekkelijk mogelijk te maken.
Niet ver hiervandaan is de moderne
cirkelvormige overdekte markt en het
mooie Belgrade Theatre meer het
centrum van het theaterleven en expe
rimenten, dan alleen maar een schouw
burg.
In het Precinct, in het theater, tus
sen de nieuwe gebouwen, overal zyn
mozaïeken, muurschilderingen, beeld
houwwerken gemaakt door plaatselijke
artisten.
Juni, juli, augustus. Welke maand is
het geschiktst voor een vakantie in
Groot-Brittannië? Deze dikwijls gestel
de vraag wordt nu beantwoord. De of
ficiële toeristenorganisatie aldaar heeft
haar onderzoek met betrekking tot dit
onderwerp beëindigd. Juni, aldus het
rapport, staat onbetwist bovenaan. De
gegevens, die de laatste 30 jaar zün
verzameld van 16 over het gehele land
verspreid liggende weerstations van
het Meteorologisch Instituut tonen aan,
dat juni met gemak het hoogst gemid
deld aantal uren zonneschün per dag
behaalt. De dagen zün in juni ook lan
ger dan in juli en augustus. Er valt
minder regen en er is minder kans op
drukkend weer of onweersbuien. De
temperatuur blijft gewoonlük iets onder
die in juli en augustus.
Mei komt, voor wat het aantal uren
zonneschün betreft, op de tweede
plaats. In september is de kans op een
regenbui kleiner dan in juli en augus
tus, maar de cüfers voor temperatuur
en zonneschijn zijn ook lager. Nu ver
wachten wij natuurlijk niet, dat jullie
met drommen het Kanaal zullen over
steken om Engeland te bezoeken, doch
misschien hebt ge vrienden of kennis
sen en kan het nuttig zijn hierover iets
te vernemen. Volgende keer zullen wij
over enkele bekende Engelse plaatsen
een en ander mededelen.
at is er toch in Sneek te doen?
De schillenboer gaat met pensioen!
Maar eerst wordt hij gehuldigd.
De burgemeester spreekt hem toe:
„U bracht de schill n naar de koe.
We zijn u veel verschuldigd.
Wij kregen zo de melk van 't beest.
En daarom vieren wij nu feest.
Het was een grote zegen."
En 't kinderkoor zingt luidt „Hoezee!
Wij mochten dikwijls met u mee
op al uw schillenwegen."
Dan krijgt hij van Marietje Ket
een zoentje en een mooi boeket.
I'ij lacht, zijn lippen trillen:
..Bedankt voor alles en die zoen.
Nu ga ik rustig met pensioen.
Bedankt voor alle schillen!"
VERA WITTE
In de laatste tien jaar werd er een
nieuw Coventry geboren, want het is
uit de eigen as herrezen tot een nieu
wer, rijker en interessanter bestaan.
Dit bijzondere Coventry is zeker een
bezoek waard. De schade door de bom
men aangebracht, is nog maar nau
welijks zichtbaar, ofschoon het bouwpro
gramma nog niet voltooid is. Enkele his
torische bouwwerken zyn gerestaureerd
maar in het algemeen moest door de
grote verwoesting op grote schaal op
nieuw worden gebouwd. Een nieuw win
kelcentrum, grote warenhuizen, kan
toorgebouwen, flats, hotels, restaurants
en tuinen. In de omliggende industrie
centra verrezen flatgebouwen met eigen
winkels, kerken, parken, scholen en con-
sultatiebureaux.
Het hart van de stad is de kathe
draal. Het oude gebouw, daterend uit
de dertiende en vijftiende eeuw, is tij
dens de bombardementen volkomen
uitgebrand, maar de slanke rood-ste-
nen toren en de buitenmuren bleven
gespaard. Binnen de kerk is nu een rus
tige tuin aangelegd en op de plaats,
waar zich het altaar bevond, staan
twee kruisen het ene van verkoold
hout; het andere uit spijkers, afkom
stig van het oude dak. Er achter staan
de simpele woorden „Father Forgive"
vergeef niet slechts een menselijke
vü'and, maar ook de waanzin van het
mensdom, die alle oorlogen heeft ver
wekt.
Er werd beslist, geen pogingen te
ondernemen het oude gebouw te re
construeren, doch een geheel nieuwe
kathedraal te ontwerpen. Geen modern
bouwwerk in Groot-Brittannië heeft'zo-
iiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiimimiiiniiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimi
r leefde in een ver land eens een
koning, die heel erg van lekker
eten hield. Daarom had hy ook
niemand minder dan de beroemde
kok Peter Pollepel aan het hof laten
komen, om zyn maaltijden te bereiden.
O, o, die Peter Pollepel kon er wat
van maken! Hij maakte sausjes, soe
pen en schotels, zoals niemand an
ders. Heel de wereld had hij rondge
reisd. En in alle fyne keukens had'bü
zijn neus gestoken, om te zien hoe ze
er pudding kookten. En kooltjes
stoofden. Lapjes gaarsudderden. En
nog veel meer. Alles wat Peter Polle
pel op zijn reis had gezien, had hij op
geschreven in een heel dik boek. En
dat was geen gewoon boek. Het was
ter Pollepel aan het koken was. Karel
tje Klieder droomde ervan, om ook eens
een beroemde kok te worden. En hy let
te altijd goed op, hoe Peter Pollepel
in de pannetjes roerde en hoe hy de
uitjes hakte voor in de hachee. Ook
probeerde Kareltje Klieder wel eens in
het grote boek van de beroemde kok te
gluren, als die erin aan het lezen was.
Maar dat lukte niet.
Dit boek is mün geheim, zei Peter Pol
lepel streng. Ga de boontjes afhalen.
Or zeef de bloem voor de pannekoeken.
Je begrypt dat de koning ondertussen
heel erg verwend werd. Alle dagen
kreeg hij het heerlükste eten en in net
begin wist hü niet, hoe hü zyn knappe
kok wel prijzen moest. Het is overheer-
,\oek met slot erop En de W fj
sleutel van dat slot bewaarde hij aan
een touwtje om zijn hals, want nie
mand mocht er ooit in dat boek kij
ken. Peter Pollepel was de beste kok
van de wereld en dat wilde hü blyven
ook.
Nu woonde er aan het hof ook een
koksmaatje. Het was Kareltje Klieder,
die de worteltjes schoonmaakte, het
zout in de pap mocht strooien en de le
pels en vorken aan mocht geven als Pe-
tijd. Je hebt het voortreffelyk gedaan!
fluisterde hy ook wel. Of: mijn compli
menten hoor, mijn koninklyke compli
menten.
Dan krulde Peter Pollepel zün neus,
want zulke woorden hoorde hy graag.
Maar op de duur, toen Peter al een
jaar of zeven by de koning in dienst
was, begon de koning die heerlyke ge
rechten zomaar heel gewoon te vinden.
Hy at ze op, of het een dagelüks kostje
1Imm1urn
Er waren nu maar weinig mensen op straat.
Iedereen was aan het strand om van de laat
ste zonnestralen te genieten. Enkele voorbij
gangers zwaaiden hog. Verder leek het of
het badplaatsje sliep, heel stil en vredig sliep,
zoals mijnheer Suup het jarenlang 's morgens-
vroeg aangetroffen had. Toen ze bij de laatste
huizen van het badplaatsje gekomen waren,
hoorde mijnheer Suup in de verte de klok nog
luiden; ook de fabrieksfluit floot een hees af
scheidsdeuntje. Toen werd het helemaal stil,
de tram reed geruisloos nu buiten,
midden door de bossen en weilanden. Juf
frouw Sterappel staarde voor zich uit, de mijn
heer met het snorretje zat diep na te denken,
waarbij hij soms aan zijn neus trok. De kin
deren zaten naar buiten te kijken. Buiten zon
gen de vogels, ergens ver weg kraaide een
haan, een paar koeien keken verwonderd naai
de tram en toen naar elkaar, zodat het leek
of ze met elkaar over de tram praatten.
Mijnheer Suup had de wereld nog nooit zo
mooi gevonden.
bank met de flesjes, daaronder vandaan haal
de ze een mooie witte telefoon. Ze draaide
666777 en riep toen de mijnheer met het snor
retje. Deze boog eerst heel diep, voor hij ging
spreken, wat mijnheer Suup met ontzag ver
vulde. De mijnheer met het snorretje moest
wel een heel gewichtig persoon aan de ele-
foon hebben. „8 kilometer west", zei de mijn
heer met het snorretje met een heel diepe
stem. Toen legde hij de hoorn op de haak van
de telefoon. Juffrouw Sterappel drukte op knop
zes en heel langzaam begon de tram te stop
pen. Ze bleven staan precies bij het eerste
huis van de stad. In dat huis woonden nog
geen mensen. Er werd nog aan gebouwd. Op
een steiger stonden allemaal mannen die ste-
Uit de eerste auto sprong een chauffeur in
een zwart pak en met een zwarte pet op. Een
deftige chauffeur, zoals ook mijnheer Goudri-
aan, de directeur van de tram, die had. Er
zat dus een belangrijk man in de auto; die
kwam voor mijnheer Suup, maar mijnheer
Suup dacht vol heimwee aan zijn tuintje, zijn
pantoffels en de kabouter in het grasperk.
•De chauffeur opende de deur van de auto
en er kwam een kleine grijze man uit de auto.
Hy zwaaide met zijn hoge hoed, hoewel er nie- - -P
mand te zien was. Maar dat deed hij altijd, de de k°n>ng: de sla is te zuur, de jus
hoorde mijnheer Suup later. Om zijn hals 18 de sau,s is dun-
droeg hij een grote zilveren ketting. Die was ko^stiSeï?'Karfit£ kLj"11
van td^en' ?attdiA mijnheer de burgemeester je mijn heJe kookboekove^chrUven"1'8
van de grote stad was.
was en eigenlyk was dat ook zo. De
koning was helemaal gewend aaiï de
kookkunst van zyn kok. Hij zei er bij
na nooit meer wat over. En toen er
nog een half jaar voorby was, zei hij
helemaal niets meer. Peter Pollepel
was verdrietig. Het is hard om nooit
meer geprezen te worden als je de
beste kok van de wereld bent. Als je
een dik boek vol geheime recepten
hebt. Als je alles doet om het de ko
ning naar de zin te maken. Soms be
gon hü midden onder het koken te hui
len.
Wat is er? vroeg Kareltje Klieder,
het koksmaatje, dan.
Uh... niets, zei Peter Rollepel, uh...
het komt van de uitjes...
Maar Kareltje wist wel beter. En op
een keer zei hy: meneer de kok, het is
niet leuk, dat de koning nooit meer wat
van het eten zegt. Geen goed woord
heeft hü er nog voor over en het is toch
werkelijk allemaal even fijn. Zo is het,
huilde de kok en hü veegde vlug zyn
tranen weg, zodat ze niet in de vla
zouden vallen. Nooit meer een schou
derklopje, nooit meer een complimentje,
al sloof ik me nog zo uit.
Toen trok Kareltje Klieder een slim
gezicht en zei: ik zal U helpen. Ik zal
ervoor zorgen, dat de koning er weer
eens aan denkt, hoe goed u voor hem
kookt. Geef me een week de tijd, me
neer de kok. Het komt in orde.
Als jy dat klaarspeelt, zei Peter
Pollepel, dan mag je tien recepten
uit myn geheime boek overschrijven.
Maar ik geloof het nooit. Dat was
juist wat Kareltje Klieder zo vurig
gehoopt had. En dezelfde dag nog be
gon hü met zün plannetje. Zonder dat
Peter Pollepel het zag, deed hij stil
letjes wat in het eten van de koning.
Een schepje extra suiker in de appel
moes. Een handje zout in de soep.
Een paar snuifjes peper in de puree.
De kok snapte er niets van, dat de
koning opeens wat te mopperen had.
Die appelmoes is niet te eten, zei hü.
Veel te zoet! En ik heb nog nooit zo'n
zoute soep geproefd. En wat heb je
nou toch in de puree gedaan? Ba!
Peter Pollepel voelde zich nog onge
lukkiger. Ik heb precies als altyd ge
kookt, zuchtte hü tegen Kareltje.
Maar de koning heeft vandaag van
alles aan te merken. Ik weet me geen
raad. En als jy er voor kunt zorgen,
dat ik weer bij de koning in de gratie
kom, mag je twintig recepten uit
myn boek overschryven.
Kareltje Klieder lachte en de vol
gende dag deed hy een scheutje azijn
by de sla, een stukje vet in de jus en
een lepeltje water in de saus, zonder
dat iemand het zag.
Het lykt nergens meer op, schreeuw-
En de volgende dag deed Kareltje ner
gens meer wat in en het eten smaakte
HOOFDSTUK VIII
n de verte werden blokken huizen zicht
baar. Mijnheer Suup had dat al duizenden
keren gezien. Dat was de stad. Vroeger
stonden de huizen veel verder weg en vroeger
waren ze ook grijs. Nu blonken ze in de zon
en nu stonden ze ook veel dichter bij de zee,
want de stad was in tien jaar groot geworden.
Heel vlug was de stad in de richting van de
zee gekropen.
Na een kwartiertje rijden kwam de tram
langs een blauw bord met witte letters. Daar
stond de naam van de stad op. De tram met
mijnheer Suup en met de mijnheer met het
snorretje, met juffrouw Sterappel en de kinde
ren was gekomen aan de grens van de stad.
Op dat moment werd de mijnheer met het
snorretje heel actief. „Juffrouw Sterappel".
riep hij, „bel onmiddellijk 666777 en dan knop
zes". Juffrouw Sterappel dook onder de toon-
nen op eikaar legden. Het was daar heel stil.
Toen naderde in de verte van de kant van
de stad een lange rij auto's. Voor de auto's re
den op een motor twee politie-agenten met een
witte helm op, en achter de laatste auto nog
eens twee. De auto's minderden vaart, de mo
tors stopten. Toen bleven ook de auto's stil
staan Mijnheer Suup zag dat allemaal van
uit zijn groene stoel gebeuren. Eerst kreeg hij
het heel warm, toen heel koud. Hij rilde, ter
wijl de zon toch recht aan de hemel stond.
Hij verfrommelde zijn mooie witte handschoe
nen tot een balletje. Hulpeloos keek hij naar
de kinderen, maar die zaten allemaal ernstig
en netjes voor zich uit te kijken, als zaten zij
de eerste dag op de grote school. Juffrouw
Sterappel keek dromerig voor zich uit. De he
le weg had zij vol bewondering naar de mijn
heer met het snorretje zitten kijken. Die was
nu uit de tram gesprongen en zij keek naar
zijn lege plaats.
Maar de burgemeester deed helemaal niet ëven goed a" altijd De koSing
plechtig. Hij liep vlug en lachend naar zuchtte van verlichting, liet de kok bii
de mijnheer met het snorretje toe, zich komen en schudde hem vijf minu-
schudde hem heel druk de hand, ze spraken ten aan één stuk de hand.
samen wat, en daar kwam de burgemeester He, hè, zuchtte de kok toen hij weer
al naar de tram hollen. Alle kinderen gingen ln de keuken kwam. Ik begrüp er niets
staan en riepen tegelflk „Dag ntiinheer de bur- SSLSf SS
met zijn hoed door de lucht en zei heel ge
woon „Hallo". Toen werd mijnheer Suup een
beetje kalm. Hy vond die burgemeester een
aardige burgemeester. Hij kende hem wel.
Een paar jaar geleden had hij hem eens Sin
terklaas horen toespreken. Dat deed hij zo
leuk, dat Sinterklaas er verlegen van werd. En
die had toch ai naar heel wat burgemees
ters geluisterd.
De burgemeester sprong zo maar in de
tram, pardoes voor de groene stoel van mijn
heer Suup. „En daar hebben we mijnheer
Suup", „ei hij joviaal, en hij gaf mijnheer Suup
zo'n stevige hand, dat die bijna „au" had ge
roepen. „Welkom in de stad", zei de burge
meester, „namens alle bewoners en dat zijn
er bijna één miljoen, welkom".
(Wordt vervolgd)
te het slot open en gaf het aan Kareltje
Klieder. Voor Kareltje met overschrü-
ven begon, zei hij zacht: U moet voort
aan maar ééns in het jaar wat minder
uw best doen met koken, meneer de
kok. Dan smaakt het de volgende dag
dubbel goed. Of Peter Pollepel het be
grepen heeft weet ik niet. Maar de vol
gende dag vertrok Kareltje Klieder naar
een ander ver land. Ze zeggen: naar
China. Daar kwam hü in dienst van de
keizer, die ook al erg op lekker eten
was gesteld. Ik heb een uitstekende kok,
zei de keizer dikwijls in het Chinees.
Maar eens in het jaar is de appelmoes
te zoet en de sla te zuur. Een dagje
maar. Ik weet niet hoe het komt. Maar
de keizer kwam het nooit te weten, om
dat dat het geheim van Kareltje Klieder
W8k! LEA SMULDERS.