CIDER voor arme mensen Van boeken en schrijvers Mii/hi COVENTRY -. -k IHet geheim van Kareltje E MIJNHEER SUUP en ZIJN TRAM I De hoogmoed van het menselijk inzicht MARTINI Nieuwe roman van Hella S. Haasse VITA VERA U VAKANTIE in Groot-Brittannië Wat is er toch in Sneek? door Kees Fens ZATERDAG 11 JUNI 1960 PAGINA 15 Hella S. Haasse is een rechtscha pen schrijfster. In haar boeken schuilt geen bedrog. Men kan van haar werk houden of niet, maar men moet erkennen dat zij nooit haar toevlucht neemt tot trucs, noch tot het uitdagen van de burger. Even min entameert zij een onderwerp omdat dat nu eenmaal in de mode is of in het middelpunt van de belang stelling van de lezende mens staat. Zij is een ernstige schrijfster en niet alleen omdat er weinig humor schuilt in haar boeken. Met ernstig bedoel ik, dat zij zich zeer bewust wil zijn van alles wat zij op papier brengt, van de manier waarop zij een onderwerp aanpakt of de taal han teert. Niemand kan haar van gees telijke slordigheid beschuldigen, zij stelt een probleem aan de orde en Werpt dat om en om, tracht het van vele, zo niet alle kanten te benade ren en zou zo graag haar mening geven voor een betere. Maar dat doet ze niet en nooit Het is bij Hella S. Haasse nooit een kwestie vanik zie, ik zie wat jij niet ziet. Integendeel zij vindt en betoogt op verscheidene manieren en in vele, vele woorden, dat wat zij ziet, dat is, wat iedereen die niet blind is moet zien. Daarom ligt er over haar boeken een waas van gees telijke Rechthaberei, die vaak doet glimlachen of grenzenloos irriteert al naar gelang de instelling van de lezer. *turgische weekkalender jmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiniiiiiiinmmiiiiiinnitin ry Haar nieuwste novelle heet: Cider voor arme mensen. Deze cider is na- tnaak-cider. De drank wordt door ar me Fransen niet van appels gestookt maar van essenbladeren met gist er- mj, gewoon bakkersgist, en jenever. De liefdesdrank die de twee mensen uit Hella Haasse's nieuwste boek drin ken is zulk een cider. Hij is wegge vlucht voor een paar dagen van zijn keurige vrouw en zij heeft haar temperamentloze verloofde in de steek gelaten. Zy zijn er dus met elkaar van door en gaan naar Frankrijk. Een panne van de auto dwingt hen tussen Roubaix en Amiens te stoppen. Het is een af schuwelijk stuk Frankrijk. In een ge hucht: „wat huizen als vuile kalkgrot ten, als holen, uitgehouwen in de grau we steen van een met bestoven ge boomte begroeide heuvel; tussen de woningen en de weg een strook on kruid, hier en daar met karresporen doorploegd, vinden ze hulp. Zij zijn ge- wongen er een nacht over te blijven en volgende dag trekken ze verder, samr dan ls- de re's. de gestolen reis, naJWn ten einde. De vrouw gaat terug man Nederland met de trein en de keuri et n°lens volens weer naar zijn onk geordend huishouden met zün ""berispelijke vrouw. de beminnenden op deze reis le- ?ii nmilLeen- soort poging tot gesprek. 7irh*e?f ™tinnet reine te komen met rii^koHonllkaar,-. met de omstan- T p 'cht ®n verantwoor- ^Iyklieidszin. De handeling van hef boek wordt onderbroken door flitsen uit het verleden, die als een commen taar werken op de geschapen situatie "eze Marta en haar vriend Reinier zijn inderdaad arme mensen die zich willen bedrinken aan de cider die niet de echte is. Maar zij worden er even goed dronken van, al is de kater hoogst onaangenaam. In Marta heeft Hella S. Haasse een *«n die vrouwen geschapen die men moeilijk meer zal kunnen vergeten. Zij n i6en door het leven zéér hard aange pakt kind, dat „aan alle verten is bloot gesteld," zoals A. Roland Holst zegt. ctaar plichtsgetrouwe moeder, die haar L.'chtsgetrouw opvoedde, het kind zelfs tldens de oorlog een taak toewees in et.verzet, een vrouw die tot het smar- jOnjke einde haar stoïsche rechtlijnigheid hield, heeft de hunkeringen van het kia>?ie hoogstens vermoed, maar het nd geen gelegenheid gegeven die uit sPreken of uit te spelen. Marta is, tro zouden noemen, zeer gefrus- tek rd' ook al leeft zij naar zij denkt Kon TY°'gens haar wensen en inzicht. M Haasse zegt ergens van haar: ill k°n zich niet herinneren dat Wepï."1!,een meisje met illusies was ge- Dat is nu een voorbeeld van dat wat ik hierboven geestelijke Recht- naberei van Hella Haasse noemde. :ren ieder die met deze Marta gecon senteerd wordt, weet dadelijk dat marta's leven bestaat uit louter illu- ■ies. De waarheid omtrent zichzelf is aar nooit en nergens geopenbaard. J^at maakt haar juist de aandoenlij ke figuur die Hella Haasse met onein dig veel aandacht, met genegenheid, fanatieke ernst en liefde geschapen {■eeft. Marta denkt dat zij van deze •vernier houdt of heeft gehouden en ?at zij op een andere manier ook m>udt van Paul de semi-arts en semi- "j.an, die heel karakteristiek zegt van •un doktersjas: „Zo'n ding hoeft mot als gegoten te zitten, als het "aar schoon is, kraakhelder en ha- fS'wit. dat vind ik belangrijk." Van „VI1. toekomstig huwelijksleven eist hij let anders. Ook dat hoeft niet „als fegoten" te zitten. Maar Marta is de *bsolutiste. Zij wil alles of niets. Het pj®re of niets. Het enig juiste of niets, ah-\olledlge vervulling of niets. Het mA ute of niets. Zy krijgt dus "•ets.. Advertentie 'GEBEDENBOEK VOOR MEÏSJESl Ov vvilliUiVll UVJ VV'*S 12 juni: H. Drïeëenheid; eigen 'v geb; van le zondag na Pinksteren; <iN' b van Drieëenheid: wit taHlbdag: H. Antonius van Padua, belij- «ktklmar: mis In medio; credo —wit— J tij"!. Haarlem, R'dam, Groningen: HH. (o**lï us en gez" martelaren; eigen mis; 'behalve Groningen) H. Antonius: •on, (behalve uiuiim^rii k t>ia n«en: credo); rood— H- Basilius. bisschop-belijder- Wfar: eisen mis; (Roermond: 2 geb. en gez.); credo; wit s,dag: Mis van le zondag na Pink- *r °hrt 8eb' 1111 Vitus en gez": —groen— Vf°.: Saeramentsdag; eigen mis; Mis van le zondag na Pinkste- Ve aterci en Ci,'kie bag: H Ephraëm, diaken-beliider- en mis In medio; 2 geb. HH Mar- ?rceilinus; credo wit— v»„n mJuni2e zondag na Pinksteren; R. ml, geb. H. Juliana; credo; pref. rleeenheid; —groen HELLA HAASSE Want zij rekent eenvoudig niet met de zwakheid der mensen. Zij gelooft kennelijk niet in de erfzonde en de ge volgen van dien. Zij is een rechtzinnige ongelovige en in haar verstarde gelijk- willen-hebben zo dogmatisch, dat zij een bijna tragische figuur wordt. Van enig echt en waar begrip voor een ander, een man of een vrouw, laat staan een kind, kan bij haar geen spra ke zijn. In dit opzicht is zij een voort zetting van de moeder. En wat de mannen betreft: eigenlijk héat zij hen, hoe vreemd dit ook moge klinken. Evenals de moeder de man, als soort, gewantrouwd en gehaat heeft, sedert zij bedrogen werd en „met het kind bleef zitten". Ook Marta is ongelukki gerwijze behjpt en geslagen met die smartelijke onvruchtbaarheid die het gevolg is van het ontbreken van het vermogen tot werkelijke overgave. Niet de overgave in de roes der zin- llllllllllllllllllllllllllllllllllllMlllillilllllllllllKlIlllllllilllllllll nen, maar de wijze, bewuste overgave, die we ook „geloof" zouden kunnen noemen. Al Marta's enthousiasme, haar dapperheid, haar integriteit en rechtschapenheid kunnen haar niet doen opbloeien tot een echte vrouw. Zij zal altijd voor ieder op-één-na de liefste zijn. Zij is gedoemd te vegete ren aan de zelfkant; op de galerij te zitten van het leven met heel veel mooie, aantrekkelijke en domme vrou wen in de stalles, ver beneden haar. Reinier is veel onduidelijker in dit boek .Hella Haasse maakt, waarschijn lijk tegen haar wil, van deze dood-ka toenen, strikt normale man, een dom oor, een volstrekt oninteressante ke rel. Het helpt niet of Hella Haasse in de „flashes-back" hem aan een ach tergrond poogt te helpen. Haar hart is niet bij hem. Zij vindt hem, net als wij, óók vervelend. Zij heeft deze Rei nier nog wel „the benefit of the doubt" willen geven en hem toegestaan, dat hij misschien toch nog mogelijkheden in zich heeft die ook hem tot een pro blematische figuur zouden kunnen ma ken. Zo bijvoorbeeld als zij schrijft: „Er werd hem door een groot bedrijf een functie met voorwaarden en voor uitzichten om van te watertanden aan geboden. Hij had niet de moed het aan bod af te wijzen, maar evenmin kon hij zich ertoe brengen het te aanvaar den. Hij vroeg bedenktijd". Deze Reinier heeft aan Hella Haasse dit gehele boek door óók bedenktijd ge vraagd. Hij blijft een onduidelijke, troe- be'e' t, hoogst onsympathieke heer, al doet Mevrouw Haasse nog zo haar best om ook hem het volle pond van haar milde vriendelijkheid te geven. Zij weet, mèt de lieftallige Portia heel goed: the quality of mercy is not strained. En bij deze Reinier is Hella Haasse zéér „strained". De schrijfster is op haar uiterste best als zij in de indirecte rede iets ver telt: als zij de natuur beschrijft zoals in de volgende passage: „De zon ging onder. Boven de boomkruinen was de hemel geel en oranje gekleurd, tussen de struiken schemerde het al. Marta stond op en sloeg haar rok af. Er was een verandering gekomen in de stilte om haar heen. zij voelde dat zij nu al leen was. Zij volgde het pad tot aan de plek waar zij met Reinier had staan praten. Over de kamperfoelie heen zag zij de korenvelden rossig blinken in het avondlicht. Boven de heuvels in het westen lagen donkere wolkenstrepen onbewegelijk in de lucht, de weggedreven resten van het onweer. De lange schaduwen van de bomen reikten tot ver in het kreu pelhout aan haar rechterhand, en vormden met de karresporen op de weg een netwerk van strepen. Mar ta werd erdoor verlokt tot een spel uit haar jeugd, een proef die zij zich toen vaak oplegde, een weddenschap met zichzelf om bij het lopen binnen bepaalde lijnen en vlakken te blij ven..." Ook in het ie ven legt zij zich dit lopen binnen bepaalde lijnen op en de voldoe ning ligt dan daarin dat zij dat kan. Maar zij zou zo graag lopen zonder die lijnen en vlakken. Zo maar. Vrij van alles. „De vrouw die vrij wou zijn," zou als ondertitel kunnen dienen van de ze novelle. Marta zal het niet worden. Zij is steeds bezig een schuld van dank baarheid af te betalen eerst aan haar moeder, dan aan alle vrienden, dan aan de man. Haar woorden klinken het natuur lijkst, ook al is de dialoog het zwakste punt in Mevrouw Haasse's onweerleg baar talent. Zoals deze Marta en Rei nier praten niet twee mensen, maar twee figuren. Het klinkt alles opge schroefd, onecht, te veel, te verklarend, ja, wat al niet? Merkwaardig dat Hella Haasse met haar toneelervaring zo weinig gevoel heeft voor een echte, uitgebalanceerde, sfeervolle dialoog. Ook in dit evidente gebrek doet zij den ken aan één van Nederlands grootste romanschrijfsters, Truitje Bosboom- Toussaint. Ook bij deze was de dialoog, geschreven en niet: gesproken taal. Desalniettemin is Marta soms een hartverscheurend zielige jonge vrouw met ai dat ethisch jeugdbeweeg en jeugdbegrijpen. met die ontroerende trouw aan vrienden die zü denkt dat haar liefhebben, in haar onvrede met het halve en middelmatige, haar voort durend naar klaarheid en evenwicht strevende ziel. En heeft Spinoza niet de schoonste beloning toegezegd aan de strevende? De stoffering van het kernpro bleem: de boerse Fransen, de vie ze armoede in huis en hof, de argwaan, de sluimerende achterdocht en half-uit- gesproken genegenheid, de vale hoop op beter van de mensen uit het gehucht, is uitnemend gelukt. Ook de verklaren de en illustrerende achtergronden to nen Hella Haasse op haar best. En dat zü als schrijfster by een grote menigte lezers een onbetwistbare auto riteit is, blykt wel uit de omstandigheid dat deze „Cider voor arme mensen" even na de verschyning reeds uitver kocht was en Querido's Uitgevers maatschappij haastig een tweede druk moest opleggen. Met de volle inzet van haar recht schapen persoon heeft Hella Haasse de ongeregelde liefde in het geding ge bracht; een geding dat zij zo fair als zy maar vermocht, heeft gevoerd. Zü heeft het probleem aan de orde gesteld en ik vermoed dat zü de oplossing daar in wil zoeken dat wij met elkaar zou den moeten leven: in geest en in waar heid. Al zal het hart daaraan misschien breken, de eer wordt gered. De eer van een mens die geheel volgens zyn inzicht leeft. En met die voldoening moet men dan maar verder. Een schrale troost wellicht, die degenen on dervinden welke hun gehele leven bezig zijn de menselyke zwakheid te verwer pen voor de superioriteit van het in zicht. En die weigeren te geloven dat ook dat inzicht verduisterd zou kunnen worden. Voor hen is, anders dan voor Sint Pauius, Gods genade niet genoeg. J. W. HOFSTRA (Advertentie) per literfles I 6.95 per V2 literfles f 3.55 Coventry in Engeland is duizend vee) dispuut teweeggebracht als de jaar oud, maar tegelijkertijd zo nieuw nieuwe kathedraal van Coventry, wel- als de toekomst. Een stad met een inten- ke in 1962 gereed zal zün. Het is een se industrie, grote ondernemingsgeest en een streven naar welvaart een voorbeeld van de laatste ontwikkelin gen in Groot-Brittannië op het gebied van kunst, architectuur cn woningin richting. Het was een belangryk kloostercen trum ten tüde van de Normandische overheersing en in de middeleeuwen en latere eeuwen het toneel van vele historische gebeurtenissen, welke met veel pracht en praal plaats vonden. Zelfs in die dagen was de stad reeds beroemd om zijn kledingindustrie. In de negentiende en begin twintigste eeuw kwamen de machinebouw en kunstzijde industrie tot ontwikkeling. Toen, op 14 november 1940, en in het daarop volgende voorjaar, kwamen de bommen. Het hart van de stad veran derde in een hoop smeulend puin. De meeste oude gebouwen werden ver nield of uitgebrand. De stad was on herkenbaar verminkt. prachtig ultra-modern, ruim en bruik- baai gebouw, voorzien van enorme gla zen deuren welke een onbelemmerd uitzicht geven op het hoofdaltaar, waar achter een kolossaal tapijt zal komen te hangen. Een bijzonderheid zal de Kapel van de Eendracht zijn. Een op zichzelf staand gebouw bij de kathedraal. Deze Kapel zal zowel door de Kerk van Engeland, als de Vrye Kerken worden bestuurd en zal kunnen worden ge bruikt door christenen van alle kerken en rassen ter wereld. Niet ver van de kathedraal bevinden zich enige juweeltjes van oud Coven try. St. Mary's Hall is een van de prachtigste oude gildehuizen van Groot- Brittannië. Maar om weer op het heden terug te komen, enige honderden meters verder op bevindt zich het voornaamste plein van de stad, Broadgate genaamd. Dit is het moderne ruime centrum van de stad. '''it t-tyr Voor Coventry, de Engelse stad die tijdens de oorlog door Duitse bombardementen zwaar getroffen werd, is een nieuw herbouw-plan opgesteld. Van bijgaande maquetle-afbeelding zijn thans al heel wat gebouwen verwerkelijkt. in dit deel van de stad bevindt zich ook „Precinct", het voor het verkeer verboden winkelcentrum op twee ver diepingen gebouwd, met moderne za ken; een van de prachtige nieuwste ho tels van Groot-Brittannië, café's, fontei nen, bruggen, dit alles gebouwd rond een geplaveid plein om het winkelen zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Niet ver hiervandaan is de moderne cirkelvormige overdekte markt en het mooie Belgrade Theatre meer het centrum van het theaterleven en expe rimenten, dan alleen maar een schouw burg. In het Precinct, in het theater, tus sen de nieuwe gebouwen, overal zyn mozaïeken, muurschilderingen, beeld houwwerken gemaakt door plaatselijke artisten. Juni, juli, augustus. Welke maand is het geschiktst voor een vakantie in Groot-Brittannië? Deze dikwijls gestel de vraag wordt nu beantwoord. De of ficiële toeristenorganisatie aldaar heeft haar onderzoek met betrekking tot dit onderwerp beëindigd. Juni, aldus het rapport, staat onbetwist bovenaan. De gegevens, die de laatste 30 jaar zün verzameld van 16 over het gehele land verspreid liggende weerstations van het Meteorologisch Instituut tonen aan, dat juni met gemak het hoogst gemid deld aantal uren zonneschün per dag behaalt. De dagen zün in juni ook lan ger dan in juli en augustus. Er valt minder regen en er is minder kans op drukkend weer of onweersbuien. De temperatuur blijft gewoonlük iets onder die in juli en augustus. Mei komt, voor wat het aantal uren zonneschün betreft, op de tweede plaats. In september is de kans op een regenbui kleiner dan in juli en augus tus, maar de cüfers voor temperatuur en zonneschijn zijn ook lager. Nu ver wachten wij natuurlijk niet, dat jullie met drommen het Kanaal zullen over steken om Engeland te bezoeken, doch misschien hebt ge vrienden of kennis sen en kan het nuttig zijn hierover iets te vernemen. Volgende keer zullen wij over enkele bekende Engelse plaatsen een en ander mededelen. at is er toch in Sneek te doen? De schillenboer gaat met pensioen! Maar eerst wordt hij gehuldigd. De burgemeester spreekt hem toe: „U bracht de schill n naar de koe. We zijn u veel verschuldigd. Wij kregen zo de melk van 't beest. En daarom vieren wij nu feest. Het was een grote zegen." En 't kinderkoor zingt luidt „Hoezee! Wij mochten dikwijls met u mee op al uw schillenwegen." Dan krijgt hij van Marietje Ket een zoentje en een mooi boeket. I'ij lacht, zijn lippen trillen: ..Bedankt voor alles en die zoen. Nu ga ik rustig met pensioen. Bedankt voor alle schillen!" VERA WITTE In de laatste tien jaar werd er een nieuw Coventry geboren, want het is uit de eigen as herrezen tot een nieu wer, rijker en interessanter bestaan. Dit bijzondere Coventry is zeker een bezoek waard. De schade door de bom men aangebracht, is nog maar nau welijks zichtbaar, ofschoon het bouwpro gramma nog niet voltooid is. Enkele his torische bouwwerken zyn gerestaureerd maar in het algemeen moest door de grote verwoesting op grote schaal op nieuw worden gebouwd. Een nieuw win kelcentrum, grote warenhuizen, kan toorgebouwen, flats, hotels, restaurants en tuinen. In de omliggende industrie centra verrezen flatgebouwen met eigen winkels, kerken, parken, scholen en con- sultatiebureaux. Het hart van de stad is de kathe draal. Het oude gebouw, daterend uit de dertiende en vijftiende eeuw, is tij dens de bombardementen volkomen uitgebrand, maar de slanke rood-ste- nen toren en de buitenmuren bleven gespaard. Binnen de kerk is nu een rus tige tuin aangelegd en op de plaats, waar zich het altaar bevond, staan twee kruisen het ene van verkoold hout; het andere uit spijkers, afkom stig van het oude dak. Er achter staan de simpele woorden „Father Forgive" vergeef niet slechts een menselijke vü'and, maar ook de waanzin van het mensdom, die alle oorlogen heeft ver wekt. Er werd beslist, geen pogingen te ondernemen het oude gebouw te re construeren, doch een geheel nieuwe kathedraal te ontwerpen. Geen modern bouwwerk in Groot-Brittannië heeft'zo- iiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiimimiiiniiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimi r leefde in een ver land eens een koning, die heel erg van lekker eten hield. Daarom had hy ook niemand minder dan de beroemde kok Peter Pollepel aan het hof laten komen, om zyn maaltijden te bereiden. O, o, die Peter Pollepel kon er wat van maken! Hij maakte sausjes, soe pen en schotels, zoals niemand an ders. Heel de wereld had hij rondge reisd. En in alle fyne keukens had'bü zijn neus gestoken, om te zien hoe ze er pudding kookten. En kooltjes stoofden. Lapjes gaarsudderden. En nog veel meer. Alles wat Peter Polle pel op zijn reis had gezien, had hij op geschreven in een heel dik boek. En dat was geen gewoon boek. Het was ter Pollepel aan het koken was. Karel tje Klieder droomde ervan, om ook eens een beroemde kok te worden. En hy let te altijd goed op, hoe Peter Pollepel in de pannetjes roerde en hoe hy de uitjes hakte voor in de hachee. Ook probeerde Kareltje Klieder wel eens in het grote boek van de beroemde kok te gluren, als die erin aan het lezen was. Maar dat lukte niet. Dit boek is mün geheim, zei Peter Pol lepel streng. Ga de boontjes afhalen. Or zeef de bloem voor de pannekoeken. Je begrypt dat de koning ondertussen heel erg verwend werd. Alle dagen kreeg hij het heerlükste eten en in net begin wist hü niet, hoe hü zyn knappe kok wel prijzen moest. Het is overheer- ,\oek met slot erop En de W fj sleutel van dat slot bewaarde hij aan een touwtje om zijn hals, want nie mand mocht er ooit in dat boek kij ken. Peter Pollepel was de beste kok van de wereld en dat wilde hü blyven ook. Nu woonde er aan het hof ook een koksmaatje. Het was Kareltje Klieder, die de worteltjes schoonmaakte, het zout in de pap mocht strooien en de le pels en vorken aan mocht geven als Pe- tijd. Je hebt het voortreffelyk gedaan! fluisterde hy ook wel. Of: mijn compli menten hoor, mijn koninklyke compli menten. Dan krulde Peter Pollepel zün neus, want zulke woorden hoorde hy graag. Maar op de duur, toen Peter al een jaar of zeven by de koning in dienst was, begon de koning die heerlyke ge rechten zomaar heel gewoon te vinden. Hy at ze op, of het een dagelüks kostje 1Imm1urn Er waren nu maar weinig mensen op straat. Iedereen was aan het strand om van de laat ste zonnestralen te genieten. Enkele voorbij gangers zwaaiden hog. Verder leek het of het badplaatsje sliep, heel stil en vredig sliep, zoals mijnheer Suup het jarenlang 's morgens- vroeg aangetroffen had. Toen ze bij de laatste huizen van het badplaatsje gekomen waren, hoorde mijnheer Suup in de verte de klok nog luiden; ook de fabrieksfluit floot een hees af scheidsdeuntje. Toen werd het helemaal stil, de tram reed geruisloos nu buiten, midden door de bossen en weilanden. Juf frouw Sterappel staarde voor zich uit, de mijn heer met het snorretje zat diep na te denken, waarbij hij soms aan zijn neus trok. De kin deren zaten naar buiten te kijken. Buiten zon gen de vogels, ergens ver weg kraaide een haan, een paar koeien keken verwonderd naai de tram en toen naar elkaar, zodat het leek of ze met elkaar over de tram praatten. Mijnheer Suup had de wereld nog nooit zo mooi gevonden. bank met de flesjes, daaronder vandaan haal de ze een mooie witte telefoon. Ze draaide 666777 en riep toen de mijnheer met het snor retje. Deze boog eerst heel diep, voor hij ging spreken, wat mijnheer Suup met ontzag ver vulde. De mijnheer met het snorretje moest wel een heel gewichtig persoon aan de ele- foon hebben. „8 kilometer west", zei de mijn heer met het snorretje met een heel diepe stem. Toen legde hij de hoorn op de haak van de telefoon. Juffrouw Sterappel drukte op knop zes en heel langzaam begon de tram te stop pen. Ze bleven staan precies bij het eerste huis van de stad. In dat huis woonden nog geen mensen. Er werd nog aan gebouwd. Op een steiger stonden allemaal mannen die ste- Uit de eerste auto sprong een chauffeur in een zwart pak en met een zwarte pet op. Een deftige chauffeur, zoals ook mijnheer Goudri- aan, de directeur van de tram, die had. Er zat dus een belangrijk man in de auto; die kwam voor mijnheer Suup, maar mijnheer Suup dacht vol heimwee aan zijn tuintje, zijn pantoffels en de kabouter in het grasperk. •De chauffeur opende de deur van de auto en er kwam een kleine grijze man uit de auto. Hy zwaaide met zijn hoge hoed, hoewel er nie- - -P mand te zien was. Maar dat deed hij altijd, de de k°n>ng: de sla is te zuur, de jus hoorde mijnheer Suup later. Om zijn hals 18 de sau,s is dun- droeg hij een grote zilveren ketting. Die was ko^stiSeï?'Karfit£ kLj"11 van td^en' ?attdiA mijnheer de burgemeester je mijn heJe kookboekove^chrUven"1'8 van de grote stad was. was en eigenlyk was dat ook zo. De koning was helemaal gewend aaiï de kookkunst van zyn kok. Hij zei er bij na nooit meer wat over. En toen er nog een half jaar voorby was, zei hij helemaal niets meer. Peter Pollepel was verdrietig. Het is hard om nooit meer geprezen te worden als je de beste kok van de wereld bent. Als je een dik boek vol geheime recepten hebt. Als je alles doet om het de ko ning naar de zin te maken. Soms be gon hü midden onder het koken te hui len. Wat is er? vroeg Kareltje Klieder, het koksmaatje, dan. Uh... niets, zei Peter Rollepel, uh... het komt van de uitjes... Maar Kareltje wist wel beter. En op een keer zei hy: meneer de kok, het is niet leuk, dat de koning nooit meer wat van het eten zegt. Geen goed woord heeft hü er nog voor over en het is toch werkelijk allemaal even fijn. Zo is het, huilde de kok en hü veegde vlug zyn tranen weg, zodat ze niet in de vla zouden vallen. Nooit meer een schou derklopje, nooit meer een complimentje, al sloof ik me nog zo uit. Toen trok Kareltje Klieder een slim gezicht en zei: ik zal U helpen. Ik zal ervoor zorgen, dat de koning er weer eens aan denkt, hoe goed u voor hem kookt. Geef me een week de tijd, me neer de kok. Het komt in orde. Als jy dat klaarspeelt, zei Peter Pollepel, dan mag je tien recepten uit myn geheime boek overschrijven. Maar ik geloof het nooit. Dat was juist wat Kareltje Klieder zo vurig gehoopt had. En dezelfde dag nog be gon hü met zün plannetje. Zonder dat Peter Pollepel het zag, deed hij stil letjes wat in het eten van de koning. Een schepje extra suiker in de appel moes. Een handje zout in de soep. Een paar snuifjes peper in de puree. De kok snapte er niets van, dat de koning opeens wat te mopperen had. Die appelmoes is niet te eten, zei hü. Veel te zoet! En ik heb nog nooit zo'n zoute soep geproefd. En wat heb je nou toch in de puree gedaan? Ba! Peter Pollepel voelde zich nog onge lukkiger. Ik heb precies als altyd ge kookt, zuchtte hü tegen Kareltje. Maar de koning heeft vandaag van alles aan te merken. Ik weet me geen raad. En als jy er voor kunt zorgen, dat ik weer bij de koning in de gratie kom, mag je twintig recepten uit myn boek overschryven. Kareltje Klieder lachte en de vol gende dag deed hy een scheutje azijn by de sla, een stukje vet in de jus en een lepeltje water in de saus, zonder dat iemand het zag. Het lykt nergens meer op, schreeuw- En de volgende dag deed Kareltje ner gens meer wat in en het eten smaakte HOOFDSTUK VIII n de verte werden blokken huizen zicht baar. Mijnheer Suup had dat al duizenden keren gezien. Dat was de stad. Vroeger stonden de huizen veel verder weg en vroeger waren ze ook grijs. Nu blonken ze in de zon en nu stonden ze ook veel dichter bij de zee, want de stad was in tien jaar groot geworden. Heel vlug was de stad in de richting van de zee gekropen. Na een kwartiertje rijden kwam de tram langs een blauw bord met witte letters. Daar stond de naam van de stad op. De tram met mijnheer Suup en met de mijnheer met het snorretje, met juffrouw Sterappel en de kinde ren was gekomen aan de grens van de stad. Op dat moment werd de mijnheer met het snorretje heel actief. „Juffrouw Sterappel". riep hij, „bel onmiddellijk 666777 en dan knop zes". Juffrouw Sterappel dook onder de toon- nen op eikaar legden. Het was daar heel stil. Toen naderde in de verte van de kant van de stad een lange rij auto's. Voor de auto's re den op een motor twee politie-agenten met een witte helm op, en achter de laatste auto nog eens twee. De auto's minderden vaart, de mo tors stopten. Toen bleven ook de auto's stil staan Mijnheer Suup zag dat allemaal van uit zijn groene stoel gebeuren. Eerst kreeg hij het heel warm, toen heel koud. Hij rilde, ter wijl de zon toch recht aan de hemel stond. Hij verfrommelde zijn mooie witte handschoe nen tot een balletje. Hulpeloos keek hij naar de kinderen, maar die zaten allemaal ernstig en netjes voor zich uit te kijken, als zaten zij de eerste dag op de grote school. Juffrouw Sterappel keek dromerig voor zich uit. De he le weg had zij vol bewondering naar de mijn heer met het snorretje zitten kijken. Die was nu uit de tram gesprongen en zij keek naar zijn lege plaats. Maar de burgemeester deed helemaal niet ëven goed a" altijd De koSing plechtig. Hij liep vlug en lachend naar zuchtte van verlichting, liet de kok bii de mijnheer met het snorretje toe, zich komen en schudde hem vijf minu- schudde hem heel druk de hand, ze spraken ten aan één stuk de hand. samen wat, en daar kwam de burgemeester He, hè, zuchtte de kok toen hij weer al naar de tram hollen. Alle kinderen gingen ln de keuken kwam. Ik begrüp er niets staan en riepen tegelflk „Dag ntiinheer de bur- SSLSf SS met zijn hoed door de lucht en zei heel ge woon „Hallo". Toen werd mijnheer Suup een beetje kalm. Hy vond die burgemeester een aardige burgemeester. Hij kende hem wel. Een paar jaar geleden had hij hem eens Sin terklaas horen toespreken. Dat deed hij zo leuk, dat Sinterklaas er verlegen van werd. En die had toch ai naar heel wat burgemees ters geluisterd. De burgemeester sprong zo maar in de tram, pardoes voor de groene stoel van mijn heer Suup. „En daar hebben we mijnheer Suup", „ei hij joviaal, en hij gaf mijnheer Suup zo'n stevige hand, dat die bijna „au" had ge roepen. „Welkom in de stad", zei de burge meester, „namens alle bewoners en dat zijn er bijna één miljoen, welkom". (Wordt vervolgd) te het slot open en gaf het aan Kareltje Klieder. Voor Kareltje met overschrü- ven begon, zei hij zacht: U moet voort aan maar ééns in het jaar wat minder uw best doen met koken, meneer de kok. Dan smaakt het de volgende dag dubbel goed. Of Peter Pollepel het be grepen heeft weet ik niet. Maar de vol gende dag vertrok Kareltje Klieder naar een ander ver land. Ze zeggen: naar China. Daar kwam hü in dienst van de keizer, die ook al erg op lekker eten was gesteld. Ik heb een uitstekende kok, zei de keizer dikwijls in het Chinees. Maar eens in het jaar is de appelmoes te zoet en de sla te zuur. Een dagje maar. Ik weet niet hoe het komt. Maar de keizer kwam het nooit te weten, om dat dat het geheim van Kareltje Klieder W8k! LEA SMULDERS.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1960 | | pagina 15