buitenlandse belangstelling is ook nog groeiende zeker LA DOLCE VITA niet keil in is beste werk Ontluisterend beeld van het grote-stadsleven MENEER HOBBS NEEMT VAKANTIE eerten, moeflons, zwijnen en reeën als paradepaardjes r De moeflon Beeldentuin Zandverstuiving MEER REGISTRATIE DAN INTERPRETATIE Vlaamse figuren fl W BUISMAN Enkele mooie fragmenten meer bezoekers koel- en luchttechniek Stichting opgericht „Diogenes*' zoekt oude huisjes voor artisten GEBRUIK IlS^kNSPÖll V 9 KOFFIE hoe ook gezet. altijd beter met (ook als 't poederkoffie is) EDWARD STREETER GERARD GROOT. ZATERDAG 11 JUNI 1960 PAGINA 9 octrooi 74341 Het jeneverbessenreservaat. Als ze Berlage's beurs afbreken, is er in ieder geval bet jachtslot St. Hu- kertus nog, zei dezer dagen een optimist op de Hoge Veluwe. Vrij- dagmiddag is in dat jachtslot het zilveren jubileum gevierd van het an/0113'6 dfit in de afgelopen kwart eeuw zelfs internationale belang- "ng is gaan genieten en vorig jaar bijna een half miljoen bezoekers binnen raster kreeg. Wel een bewijs, dat het bijna 7000 ha grote natuurgebied in v tl recreatiebehoefte voorzietl Ondanks de grote toeloop zijn er tol dusverre 'edereen en ook voor het wild nog rustige plekjes overgebleven, zelfs op c agen met 13000 bezoekers. Dat komt omdat (gelukkig) niet iedereen de ener reser®'e °phrengt om speurtochten te ondernemen tot in het hart van het fleet ^ot nU toe is ^an maar een klein gedeelte enkele tientallen een voor het publiek gesloten ten behoeve van het wild, dat ergens 'uitplaats moet kunnen vinden waar het niet wordt opgejaagd. ■hiPttMtiÜ "iet zeggen, dat men buiten hterÏÏ s" w'id kan tegenkomen, aong?rK? j: heute" an mouflons bewe- Van Pch 500i; heel i,e wil(Jbaan. Daar- 9;n kan de dame, die dezer dagen bii Wildschut kwam met een pasgeboren inplpkalfje, getuigen. Ze vond het „ar- ij dier zomaar verlaten in het veld. dipn heeft baar duidelijk gemaakt, dat W verlatenheid maar schijn was en dat hin^iertje tijdig door een zorgzame «ter zou zi)'n gevoed, als de bezoek- net op zijn plaats gelaten had.... hw m°geUike ontmoeting met wild, ste name het edelhert, blijft de groot- V® attractie van de Hoge Veluwe Wa?r echte liefhebbers, die zich ziin verder van de bermen wagen, ej!n die ontmoetingen niet zeldzaam <jevenmin toevallig, want ze kennen av geliefkoosde plekjes. Tegen de z, °nd kan men trouwens vaak herten tw Zonder dat men uit de auto hoeft, hei gaans zi->n er zo'n 125 herten in her ''Park": na ieder seizoen wordt t teveel zorgvuldig geschoten. 3aniat gebeurt door een elitekorps van n0g s' het St. Hubertusgilde, en dan rnf altijd onder toezicht van de jager- lep ers. die tevoren precies bepa- <W welke dieren geveld mogen wor ry u'-^at zijn niet de mooiste, die de luis» trofee zouden opleveren, maar öe e dieren die op hun retour zijn. vjp Jagers krijgen alleen het gewei: j. herten zelf worden verkocht. hert6 jacht is noodzaak. Doordat de bèn hun natuurlijke vijanden heb rat' Verj°ren, moet hun aantal kunst ig ug worden beperkt, wil men een h0n grote vermenigvuldiging, die tot u 'gcrsnood en degeneratie zou lei- voorkomen. U| hiT edelhert is niet het spectaculaire dier van de JW baan. Daar huist ook het wilde gh' de moeflon. Dit dier, dat Sardi- n Corsica bewoont, is weliswaar enige wild- niet inheems, maar het is in de veertig jaar dat het op de Hoge Veluwe woont, een onmisbaar element geworden. Het aantal schommelt rond de 250 stuks. De wildbaan herbergt ook enkele tien tallen wilde zwijnen - voor wie het niet weet: volkomen ongevaarlijke snuffe laars. Deze komen echter even goed voor in het noordelijke „cultuurgedeel te dat uit prachtig loofbos bestaat. Hier huizen ook de sierlijke reeën, waar van er gemiddeld een kleine honderd zijn. Met deze „paradepaarden" is de fauna van de Hoge Veluwe echter niet uitgeput: er leven ook hazen en konijnen, wezels en hermelijnen en zelfs de vos weet zich ondanks alle vervolging nog steeds te handhaven. Verder broeden in het Nationale Park diverse roofvogels. Tot voor enkele jaren had men er vrij veel haviken, maar sinds de myxomatose de konij nen gedecimeerd heeft, is deze roof vogel zeldzaam geworden en dit jaar heeft men voor het eerst geen enkel nest gevonden. We! zijn er nog buizer- den, torenvalken en boomvalkjes en als de valkeniers in actie zijn kan men er ook nog slechtvalken zien, maar dat zijn dan afgerichte vogels. Het Ne derlands Valkeniersverbond „Adriaan Mollen", dat nog altijd zes actieve leden telt, heeft in het park nl. zijn operatiegebied. De achteruitgang van de haviken is gepaard gegaan met een opmerkelijke vooruitgang van de zwarte specht, die op de Hoge Veluwe een algemene broed- vogel is. Verder komen er o.a. korhoen ders, wulpen en nachtzwaluwen voor. Merkwaardig is, dat in heel het re servaat geen nachtegalen broeden. Men hoort er soms een in het voorjaar, maar na enkele dagen blijkt de zanger te zijn doorgetrokken. Vermoedelijk is het er voor deze soort te droog. Ook in botanisch en landschappelijk opzicht is het Nationaal Park interes sant. De woeste natuur van de wildbaan - hei, bunt en vliegdennen - vormt een fel contrast met het afwisselend bebost öe blAe l°ren ziet men duidelijk, dat Berlage in de bouw van het jachtslot, ae vleugels die de binnenplaats omvatten, het hertegewei als motief voor zijn schepping heeft gekozen. cultuurgedeelte en het jeneverbessenre servaat is een bezienswaardigheid. In april kan men ojt diverse plaatsen de krenteboompjes zien bloeien, die ook in het najaar, kort na het rumoer van de hertenbronst, voor verrassende effecten zorgen. Enkele prachtige heuvels bieden schitterende vergezichten. De Hoge Veluwe heeft ook cultuur monumenten. Berlage's jachtslot, dat uit de eerste wereldoorlog dateert, is er één van. Het is gebouwd in de vorm van een hertegewei en was oor spronkelijk bedoeld als jachthuis. Mo menteel fungeert het als conferentie oord van de regering. Een tweede cul tuurmonument is het rijksmuseum Kröller-Müller, waar o.a. een beroem de Van Gogh-collectie verzameld is. Het zou oorspronkelijk een „voorlo pig" museum zijn, maar van het de finitieve, aan de voet van de Franse Berg, zijn alleen de fundamenten ge legd. Bij het huidige (thans defini tieve) museum is een 3% ha grote beeldentuin in aanleg, die volgend jaar zal worden geopend. De tuin is ontworpen door prof. Bijhouwer uit Wageningen en zal ongeveer 120 beel den bevatten. Ondanks zijn afgelegen ligging trekt het museum veel bezoek. Vorig jaar kwamen er 110.000 mensen, van wie 40.000 buitenlanders. Het park dankt zijn ontstaan aan de Rotterdamse zakenman A. G. Kröller, die in 1909 de basis legde voor een grondbezit, dat in de loop der jaren tot 6500 ha uitgroeide. Mevrouw Kröl ler, die in 1906 schilderijen was gaan verzamelen, gaf de opdracht voor het jachtslot en het museum. De eigena ren stelden zich bewust ten doel, het gebied als één geheel voor de gemeen schap intact te houden en ze hebben jarenlang getracht, het te doen over gaan in handen van het rijk. Daar is, in het begin van de dertiger jaren, heel wat over uitgegaan. „Een veilige gul den is een mooier nationaal bezit dan een nationale zandverstuiving in Otter- lo", schreef iemand in een van de vele ingezonden stukken, die aan de zaak werden gewijd. Het is tenslotte minister Marchant geweest, die de oplossing vond, door uit de pot van de N(eder- landse) U(itvoer) M(aatschappij) die in de eerste wereldoorlog de ex portcontrole had uitgeoefend een hy- potecaire lening van 800.0C0 te ver schaffen, voor welk bedrag het park overging naar de „Stichting Het Na tionale Park de Hoge Veluwe", terwijl de schilderijenverzameling toen al verzekerd voor vijf miljoen bezit werd van het rijk. Rente en aflossing van de lening zijn allang in het vergeetboek geraakt. Des ondanks heeft de Stichting alle moeite om tot een sluitende „exploitatie" te komen. De onkosten zijn vooral na de oorlog met sprongen gestegen en de houtopbrengst is sterk gedaald en dekt nog maar van de kosten. De rest komt uit de entreegelden, die gelukkig steeds stijgen in verband met het toe nemend aantal bezoekers. Ter gelegenheid van het jubileum is in de reeks Contact-Foto-Pockets een boekje verschenen over het park. Fraaie foto's met summiere teksten geven daarin een beeld van het rijke natuur- en cultuur-schoon tussen SOhaarsbergen en Otterlo. Het is waarlijk wel wat meer dan een natio nale zandverstuiving! VIC LANGENHOFF Advertentie De journalist Marcello en zijn vriendin in de stromende regen na de sensatie rond de „verschijning" van de Madonna. De heer Th. Vonck heeft onder het pseudoniem Fl. Cuwart in eigen beheer een bundeltje verzen aoen stencillen of lichtdrukmaken onder de titel „Vlaamse Figuren flitsen voorbij". Het was de bedoeling van de auteur kor te karakteristieken te geven van een aantal grotere en kleinere beroemdhe den uit Vlaanderen, vlugschilderingen op rijm. Edgar de Bruyne, Mamieke Bel- paire, Maurits Sabbe, Alice Nanon, Va lerius de Sadeleer, öianka Gyselen, Jo ris Minne. August van Cauwelaert, Ka- rel van den Oever, Marmx Gijsen, An dre Demedts, Pater Stracke komen met minder bekenden aan bod. Het rijmt allemaal prachtig: Karei van den Oever op droever, Van Cauwelaert op Hemelvaart. Blanka Gyselen op verbrij zelen, Van Ostayen op kraaien en An- dré Demedts tenslotte en ook wel teke nend op geklets. Een overdaad aan vers technische onbeholpenheid, een schrij nend tekort aan esprit. De Vlaamse fi guren doen van alles in het bestek van de weinige regels hun toegemeten, maar flitsen, neen. dat doen ze met. Elem (Advertentie) et geruchtmakende, bijna drie vita" uit. In bet kort: hoewel deze uur durende „La dolce vita film magistrale episoden biedt is het van Federico Fellini is dan geheel te fragmentarisch, geen een- in ons land ter vertoning gekomen heid. Het is niet voor tegenspraak vat en het eerste wat de criticus doet is baar dat Fellini meer registrerend deze film afwegen tegen het totale dan interpreterend te werk is gegaan, oeuvre van deze regisseur, met De Met andere woorden: men mist te Sica de belangrijkste na-oorlogse fil- zeer zijn kritische inslag, hij schijnt mer van 'Italië. Er dringen zich di- door zijn onderwerp niet voldoende reet vergelijkingen op en deze vallen te zijn bewogen, niet in het voordeel van „La dolce Was hjj in „La Strada" en „Cabi- ria", ook in „I] Bidone" naar on ze smaak zijn beste film direct betrokken bij zijn onderwerp, dat van de eenzaamheid, en werd men hier vooral getroffen door zijn mededogen met de kleine ploeterende mens, in „La doice vita" heeft hij kennelijk niet voldoende afstand van wat hij wilde laten zien genomen, met het gevolg, dat men vrijwel onberoerd de nachtelijke escapades van de hoofd figuur gadeslaat. De algemene sfeer van de film mag bekend worden verondersteld. Men volgt de journalist Marcello, die een popu laire schandaalrubriek in een boule vardblad verzorgt en die ten nauwste betrokken is bij het wel en wee van de kringen van filmsterren, halve en hele adel, die de Via Veneto in Rome bevol ken, en met haar meelopers, die niet opzij gaan voor een nachtfeest meer of minder, een party, die meestal eindigt in een orgie. Dit décadente, *ege en ontluisterende leven maakt Marcello mee en hij is er zelf ten nauwste bij betrokken. Als nieuwtjesjager raast hü met een helikopter boven Rome's da ken achter een door de lucht getrans porteerd Christusbeeld aan, is hü bü de tumultueuze ontvangst van een be roemde filmster op het vliegveld en verslaat hü voor zün krant de massa hysterie rond een vermeende verschü- ning van de Madonna. In mindere mate als nieuwszoeker, maar meer omdat hü volkomen in de verworden sfeer thuis hoort, is hü gast op de fuiven, die veel schokkends tonen en niets te raden over laten van de geestely'ke armoede van degenen, die haar meemaken. De film laat er geen twüfel over: deze journa list is één met degenen met wie hü verkeert. Ongegeneerd bedrüft hü de liefde of wat daarvoor moet doorgaan. En al mag de zuiverheid in de ont roerend prille gedaante van een jong meisje eens zün pad kruisen, dit maakt geen al te grote indruk op hem. Er is aitüd een excuus te vinden van niet-verstaan of een schünbaar niet te overbruggen kloof. Fellini laat weinig onverhuld. De amorele gedragingen van de Romeinse society en haar adepten krügen het volle pond. Een opzettelük grote plaats is ingeruimd aan de sexuele aberraties. Overdrüft hij of geeft hü de werkelük- heid weer? Het is moeilijk uit te ma ken, maar wel js het duidelük, dat de regisseur een zeer eenzüdig beeld schetst van een bepaalde bovenlaag, een beeld, dat hji zeer zeker door wat menselü'kheid had kunnen verzachten. Het is alles rauw, cru en uitzichtloos. Er is geen greintje hoop, zelfs de lief de, die de vriendin van de journalist haar bedgenoot toedraagt is in hoge mate dierhjk, primitief en egoïstisch. De vader van Marcello ls naast het meisje van de trattoria de enige normale figuur, maar ook hü moet onder hét juk door: met een juffie van een nachtclub aan zün züde. Overigens, wat Fellini hier zowaar wél met enig medegevoel registreert aan naast elkaar heen leven van en licht wanbegrip tussen vader en zoon, maakt één van de mooiste episodes van de film uit. Drie uur duurt „La dolce vita" en dat is ongeveer een uur te lang. Fellini gaat zich te buiten aan herhalingen, die bepaald storend zün. De „intellectuele" bijeenkomst vertoont vele „dode" plek ken, de twee nachtfeesten in het twee de deel van de film zün, hoewel spe lend in een geheel verschillende entou rage, vrijwel identiek door hun leegheid, het langs elkaar heen praten en door hun geestelijke armoede. Hij is soms overdreven uitvoerig, een andere maai met zün abrupte overgangen zeer puntig en direct. De zelfbeheersing is wel eens ver te zoeken. Maar en dit in hoge mate positief welk een dwingende verteltrant treft men aan in het wonder-fragment", hoe bijzonder fraai van regie is dit gedeelte; met welk een fünzinnigheid tekent de regisseur de ontmoeting tus sen de journalist en het „Bottlcelli- meisje"; hoe trefzeker is de atmosfeer getroffen op de party in het adellijke Vertaling: F. A. BRU!\KLAUS door 15 De kraaien, die aan al dat schoons wel gewend waren en twaalf maanden per jaar die rust en vrede deelden, oeschouwtien die da;.: ■■••t: ornv.v vu. on geduld: 'n dergelijke handelwijze kon je verwach ten van dieren, die goed voedsel in een xuil gooiden en het dan met vuil bedekten. Zij zaten onbeweeg- lijk en zonder met de ogen te knipperen, totdat meneer Hobbs weer langs net pad naar boven klom. Dan nadat ze een hunner als wacht op de muur hadden achtergelaten stortten ze zich in de kuil om er enkele minuten later uit te voorschijn te komen met hun buit stevig in bek en poten. Zwaar beladen met grapefruitschillen en stukken verbrande toast stegen ze moeizaam op in de lucht, als overbelaste bommenwerpers en verspreidden zich over de omgeving. Uiteindelijk raakten de meesten óf uitgeput óf ze kregen er genoeg van en lieten hun lading op de daken en grasperken van de zomerverblijven vallen, waarna ze naar de ste nen muur terugkeerden om de zaak te overdenken of te slapen. Nadat meneer Hobbs de vuilnisemmer met schone kranten bekleed had een karwei, waar hij ten slotte in opging met de trots van een kunstenaar in zijn werk wachtte hem de plicht om de inhoud van alle papiermanden te verzamelen en te ver branden in een oud olieblik, dat juist achter het pomphuis stond. Ook dit was een fijn plekje, afgesneden van de wereld erboven en uitziende over de zee en de klei ne baai. Behalve dat hij van het uitzicht genoot, had meneer Hobbs ook een geheime hartstocht voor het verbranden van een en ander. Het boeide hem in hoge mate om brandende lucifers in het ver roeste blikken olievat te gooien en toe te kijken, hoe de nietige vlammetjes streden om hun bestaan, een punt van een stuk papier vonden om er zich mee te voeden of omhoog schoten van onder dozen en stukken karton, terwijl de dikke, gele rook op steeg in de heldere lucht. Hij keek toe. hoe de deksels van de dozen langzaam bruin werden, tot dat de vlammen er eindelijk doorheen kwamen en de zijkanten invielen, vormloos zich kronkelend en neerstortend in het inferno. Het was als op het jharlijkse feest van de brand weer, compleet met oefening. Gewoonlijk was er een papieren servet, dat als door een wonder gered bleef temidden der vlammen. En meneer Hobbs vond het eigenlijk jammer als het ten slotte toch in brand vloog en verdween. Dan keek hij op zijn polshorloge en snelde de heuvel op als een kleine jongen, die op een bijzonder dwaze streek betrapt IS. Dan waren er de flessen. Meneer Hobbs had nooit beseft, hoeveel lege flessen een Amerikaans gezin per dag produceert. Het wegkrijgen daarvan was een probleem gebleken, totdal hi) een hnsje stimah- struiken ontdekte halverwege het pad naar de baai, uit het midden waarvan als een torenspits een stuk rots omhoog stak. Het was een prachtig doelwit voor lege fiesren en of h" ■- .k gooide of niet, dat deed er werkelijk weinig toe, want alles verdween toch in de struiken. Nu en dan wisselde hij zijn prestatie af door een lege fles in de lucht te werpen en er dan met een tweede naar te mikken, voordat de eerste in de struiken verdwenen was. Hij moest natuurlijk wel onpessen. dat niemand die kunsten opmerkte, maar dit geringe risico maakte het spel nog interessanter. Dit waren zijn gewone werkjes. Ze waren noch veeleisend noch gecompliceerd, maar het was ver wonderlijk, hoeveel tijd hij er aan besteden moest. Na enige ervaring moest een bekwaam opsteller van dagindelingen in staat zijn om dergelijke dngen in zi.in berekeningen op te nemen en zijn schema dienovereenkomstig te corrigeren. Het waren even wel de als terloops zich aandienende kleine taken plichten, het niet te voorziene drijfhout en wrak goed des dagelijksen levens, dat werkelijk en inder daad zijn plannen in de war stuurde. „Ik moet naar het dorp, lieveling. Het zou wer kelijk een uitkomst zijn als je mee wilde gaan. Ik moet de was naar juffrouw Maroni brengen en ik kan niet met die mand sjouwen." „Waar is Katie in 's nemelsnaam?" vroeg me neer Hobbs bars. „Hoeft dat kind niets uit te voe ren?" „Roger, ik geloof, dat je het nog niet eens zoudt merken, als je gezin plotseling van de aardbodem werd weggevaagd. Kate is vannacht na het bal bij de Sandhursts blijven slapen. En bovendien heeft het schaap vakantie." Meneer Hobbs keek haar aan, maar zei niets. Die ritjes naar Rock Harbor waren een voortdu rende bron van ergernis en geldelijke zorg voor hem. „Waarom kun je niet één keer per week al die bood schappen tegelijk doen. Peggy, en er dan een week lang niet meer aan denken?" Het leek zo gemakkelük, maar iedere dag scheen de één of andere crisis met zich mee te moeten brengen, welke onvermüdelük een rit naar het dorp noodzakelijk maakte. En ongeacht de nietige aan leiding onveranderlijk keerde de auto naar Grey Ga- bles terug met de gebruikelüke stapel dozen op de achterbank, stuk voor stuk uitpuilend van het al lernoodzakelijkste voor het huishouden, terwijl toi letpapier altijd het laatste scheen te zün dat. er nog bü moest. Die dozen veranderden nooit van uitzicht of gewicht en meneer Hobbs raakte er ten slotte van overtuigd, dat, als mevrouw Hobhs een regel matige bodedienst op en neer naar Rock Harbor zou onderhouden, dit nog het geval zou blüven. Terwül hü met die onhandige lasten van de wagen naar de keuken wankelde, vroeg hü zich altijd weer af, waar al die koopwaar toch bleef. Het was als het fieten van water in een zeef, alleen heel wat duur- er. Iedere dag droeg hü hele stapels voedingsmidde len en huishoudelüke artikelen naar de keukentafel. Iedere dag bracht hü een klein emmertje afval naar de kraaien, verbrandde wat panier en gooide een paar lege flessen tussen de struiken. Een groot, gelinieerd schnjfbloc lag op de tafel in de huiskamer. Daarop hield mevrouw Hobbs door lopend een lijst van noodzakelijke artikelen bi: Over dag groeide die lüst uur na uur in de lengte. „Schrüf er twee flessen ketchup bü, als je wilt, manlief: je zit daar toch maar." fWordt vervolgd) slot en welk een bittere en hopeloze tragiek bepaalt de scène tussen Marcel lo eu zün vriendin, als het elkaar niet verstaan zyn hoogtepunt bereikt. Dit zijn alle voorbeelden van filmisch meesterschap. Slechts twee maal komt men een kri tische instelling tegen. Deze is verbor gen in de ironische titel: het zoete leven, terwül alles uiterst wrang is, en deze overheerst in de scène, waarin twee leugenachtige kinderen voor de tweede maal voor de voze publici teit doen alsof zij het „wonder" er varen. Fellini neemt hier duidelük af stand, eerst door even de geldzucht van de ouders te laten zien, later door zün hele instelling. In hoeverre en hier komen wü aan de morele waardebepaling kan men enige positieve waarde toekennen aan het feit, dat Fellini ons zoals dat heet de spiegel voorhoudt? De keuring heeft de ernstigste excessen la ten verwijderen. Wat rest is intussen nog erg genoeg. Het desperate vegete ren van de Romeinse playboys en -girls, de zelfmoord uit levensangst, de sombere schildering van oiHaarde te vens, dit alles is zeer triest. Men zou het zo kiinneu zeggen: de sugges tieve verbeelding van al dit negatieve resulteert in een afschuw en een ver bijstering. die louterend werkt. In deze rauwe tekening van het verworden gro te-stadsleven komt ondanks de on- persoonlykc instelling var. de regis seur toch wel zoveel kritiek om de hoek kijken, dat men de goede ver staanders en dit moeten zeker vol wassenen zijn niet zou willen belet ten kennis te nemen van deze film. (In City, Amsterdam en Den Haag, en Lumière, Rotterdam (Adbertentie) AMSTERDAM, 10 juni De Griekse wijsgeer Diogenes, die tevreden huis de in een ton, is de naamgever gewor den van een nieuwe stichting, die de zer dagen is opgericht. Deze stichting wil de Amsterdamse kunstenaars aan ateliers helpen, die het niveau van een ton te boven gaan. Zü wil namelijk oude pandjes in de binnenstad opko pen, die niet de interesse hebben van erkende verzamelaars als „Hendrick de Keyser", of „Stadsherstel" maar die toch na een verbouwing bruikbaar kunnen worden gemaakt voor kunste naars. Wa„r de degelijke burger zich niet meer thuis voelt, is de kunstenaar soms juist bijzonder tevreden. Daarom heeft men voor een prikje een gezellig huisje in de Eerste Tuindwarsstraat kunnen kopen, dat na restauratie een kunstenaarsgezin zal kunnen huisves ten. Men zoekt thans vlütig naar méér, want er is in Amsterdam een acuut gebrek aan atelierwoningen. Nieuw bouw is er zeer weinig. Na het beken de blok aan de Zomerdükstraat in de Rivierenbuurt, dat al van voor de oor log stamt, is er nauwelüks meer iets bügekomen. Er zün weliswaar plannen en er is zelfs een commissie, maar van nieuwbouw is nog geen sprake. "Diogenes" wordt bestuurd door Pro£- N. R. A. Vroom, directeur van de Rijksacademie Geurt Brinkgreve, Ton Koot. mevr. Wusmuller-Meïjer, A. P. van Meyer en drs. K. van Houten, directeur van „Stadsherstel". Advertentie DE HOGE VELUWE

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1960 | | pagina 9