„HET „PIEREN" VERLANGT EEN MODIEUSALTHANS OPVALLEND KOSTUUM. BOZE MAASTRICHTSE JEUGD redde Poesjenellenkelder D „De meneren van de gemeente'' bezweken V erschijningen van Maria Bijbels bidden VRIJDAG 22 JULI 1960 PAGINA 9 (Van onze Haagse redactie) De natuurelementen zullen er in moeten berusten: de Scheve ningse pier komt er. Daar heeft de recente woedende aanval, waarin storm, zee en branding hun immense kracht samen balden, niets aan kunnen veranderen. Volkomen onverwachts in de zomer, als iedereen hen rustig waant sloegen zij toe, met groot geweld. Maar het enige dat zij wisten te bereiken was schade; aan het materieel en de houten hulpsteigers. Voor de rest kon de toe komstige eigenares van het toeristisch bolwerk, de Exploitatie Maatschappij Scheveningen, de volgende morgen al triomfantelijk melden: „De 225 meter lange betonconstructie heeft deze eerste serieuze aanval van de zee onwrikbaar doorstaan". Behalve aan het materieel had de storm ook schade aangericht aan het humeur van de bouwers en hun verzekeraars: drie enorme heistellingen, waaronder de haast onvervangbare, honderd ton zware Menckstelling, (waarde bijna 250 duizend gulden) waren in zee ge stort toen de houten hulpsteigers het begaven. Alsof deze niet wa ren opgebouwd uit volwassen bomen, die meters diep in de zeebodem waren gedreven. Gelijk droge rietstengels knapten zij af of werden uit hun zandbedding gezogen. Het resultaat was dat de eerste twee van de drie eilandvormige uitbouwen aan het eind van de pier, die er gedeeltelijk al stonden, volkomen waren verdwenen. Waar voor kort nog de stammen hadden gestaan als voorgangers van de kolos sale betonpalen hadden de schuimkoppen nu weer vrij spel. Mét de tegenslag met de heistellingen betekende dit alles dat men in één nacht weken achterop was geraakt. Het zo zorgvuldig uitgekiende werkschema had geen enkele betekenis meer. NIEUWE Scheveningse pier APRIL 1961 klaar De nieuwe Scheveningse pier vóór de storm. De nieuwe Scheveningse pier nd de storm. Ook dit interesseerde uiteraard de exploitatie maatschappij de pier is duidelijk haar troetelkind maar meer nog de verzekering. Want de Maatschappij had zich ook gedekt te- fen derving van inkomsten voor elke ag dat de .zeestraat" later dan 15 april 1961 zou worden opgeleverd. En dat dit niet om kinderachtige bedragen gaat wordt duidelijk als men weet dat men op drukke dagen 50.000 bezoekers verwacht a raison van twee kwartjes toegang. Maar het verlossende woord is toch gesproken. Na bijna twee weken confe reren rekenen en het kweken van het nodige optimisme zegde de bouwer toe de pier toch nog op tijd te zullen ople veren Wil gaan zo werken dat w(j minder afhankelijk zei ir. J. C Deknatel van de Holland se Beton Maatschappij, die de hiding heeft van het werk. De. 0 ook 's nachts aan de pier door tewer ken werd na lang beraad voorlopig verworpen. Het werk is Tegenslag ook al gevaarlijk genoeg. Teg|"s|| was ook weer dat na de storm ae nog weken lang zo woelig is g' dat ook toen het werk nauwelijks voo - gang kon vinden. Vorige week, neen een duiker de situatie onder de water spiegel opgenomen, want eerst moeie de stellingen uit zee. Met een dri1v°0" de bok wil men nog redden wat er te redden valt, maar in het begin van deze week viel daar nog niet aan te denken. Een vrijwel gladde zee is voor dit werk onontbeerlijk. De catastroie doet de vraag stellen: zou de Hollander, toch zo vertrouwd met zijn klimaat en de verraderlijkheid van de zee, haar kracht eens te meer onderschat heb ben? Het lijkt er wel op want voor er nog maar één spa in het zand was gestoken voor het spectaculaire pro ject moesten de technici toegeven dat er bij alle langdurige voorbereiding en onvoorstelbaar gec ompliceerd reken werk één onbekendé factor was: de houten noodpier. Men wist wat men waagde; men gokte; men gokte mis. Als alles verder goed gaat zal de pier dus op 15 april van het volgend jaar zijn poorten voorzover aan wezig openen. Met pracht, en praal en feestgedruis, zoals het past bij het gereed komen van een pro ject dat zeseneenhalf miljoen gulden heeft gekost. Dat zal dan precies 60 jaar zijn nadat prins Hendrik het eer ste wandelhoofd, zoals de pier offi- ciel genoemd wordt, opende. Die eerste pier, waar de sfeer Haagser was dan Haags, ondanks het drukke bezoek van „buiten", kreeg in 1943 een roemloos einde. Het pavil joen vloog in brand en de bezetters, die er toch al een gevaarlijk lan dingsobject bjj een eventuele invasie inzagen, verhinderden de blussing en braken hem daarna maar helemaal af. Zonder oorlog zou hij er trouwens toch niet meer geweest zijn, zeggen waterbouwkundige ingenieurs. De stormramp zou ook hier zijn vernie lend werk grondig hebben verricht. De nieuwe pier wordt even lang als zijn voorganger, 375 meter. Voor de rest wordt alles anders. Geen krullen en kralen meer, maar alles recht-toe recht-aan zoals architecten in 1960 bou wen. Twaalf meter breed wordt het Wandeldek. Vier meter hiervan is ge reserveerd voor een geheel overdekte Weg, te gebruiken bij slecht weer. Want ook dan verwacht men bezoek, van de echte pierewaaiers, die zich on getwijfeld tegen gereduceerd tarief een abonnement aan zullen schaffen. Aan het eind van het wandelhoofd ko men drie (schier)eilanden, twee op het hoorden, een op het zuiden. „Onze stranden liggen ongunstig", zegt mr. Adama Zijlstra van E.M.S., alsof hij het over een achtertuintje heeft, „zij hggen op het westen". Vandaar dit Kunstig georiënteerde „zonne-eiland" mals het wordt genoemd, waar 1500 terrasbezoekers in ae zon en uit de wind jhuin kunnen zitten worden. Hier komt deren, twee etages hoog. Héls rumoe rig zal het daar worden met zijn at tracties voor de jeugd en vandaar dat het ter andere zijde van het zonne-ter- ras ligt. Zijn deze beide eilanden dus respec tievelijk voor Ma en de kinderen, Pa zal zijn heil vermoedelijk op het derde eiland zoeken. Een speciale gelegen heid voor zeevissers is daar gescha pen. Met de hengel zowel als het kruis- net kan men er terecht. Een 43 meter boven de zeespiegel oprijzende toren zal een magnifieke blik op Schevenin gen en Den Haag gunnen. Op dit eiland zal bovendien een lichtkrant de bezoe ker, van het laatste nieuw „van het land" op de hoogte houden. Ook '8 avonds zal de pier ogen blikkelijk de aandacht vragen die hij verdient. Een vijftig meter hoge reclamemast zal als een vurige vinger aangeven waar de ingang Is en ook het wandeldek zelf krijgt een ver lichting. Dit alles gevoegd bij de roem van zijn voorganger zal genoeg zijn om duizenden naar dit zeldzame water werk te lokken. Anderhalf miljoen be zoekers verwacht men er jaarlijks: toe- risten uit Duitsland, voor wie een week end ^genoeg- is voor dit „Diisseldorf-aan- Tut en »elzo?ngasten uit België, Frank- i Engeland. En voorts; heel Ne- S!™}!*- \andaar dat de dag nadat de plannen tot herbouw bekend werden lllle vroegte al lief- Hebbers stonden voor de directiekamer van E.M.8 met de mededeling dat zij T1 „ff" of under object op de pier wilden huren. En niet alleen Tttar 70 van zeelucht hou den vcrmoedelqk. Intussen trekt het project nu al de nodige kijkers. Ignoreren kan men het moeiluk want de halve boulevard is ?°k nog een restaurant dat 300 gasten lifn, herbergen. De eerste uitwjjkmoge- é'aheid die men op de pier zal tegen komen wordt een pretpaleis voor kin- er voor een groot deel door versperd. Het is spectaculair werken voor de hei- ers en betonwerkers, boven die witge- schuimde koppen. Vandaar dat liet niet moeilijk viel hier mensen voor te vin den. Hoewel, zoveel arbeiders vinden nu ook weer niet hun emplooi. Vijfen twintig man was de personeelsterkte maar aan het begin van deze week, toen er weliswaar door het weer nog niet zo, hard gewerkt kon worden als men wel zou willen. Maar anders wer ken er ook niet meer dan zestig. Hage naars bouwen de pier, maar ook Rot terdammers, die altijd al een voorkeur voor Scheveningen hebben gehad. Ook het ontwerp is van Rotterdammers: de architecten Hugh (Euromast) Maas kant, D. Apon en D. Dijk, Uitvoerder J. Knape ten slotte komt ook uit de Maasstad. Midden in de stormnacht worstelde hij na een alarmerend tele foontje met zijn wagentje naar z(jn' pier en zag gebeuren wat hij misschien tot dan alleen maar in boze dromen had gezien Het badseizoen is inmiddels begon nen en de keiharde werkers mogen zich graag eens een keertje af laten leiden door de vrolijkheid of gratie op het strand. Temidden van het vrolijke strandleven gaat daar de techniek zijn gang: beton komt uit de molens en op raketten gelijkende palen worden op lange wagens uit het achterland aange voerd en het strand op gemanoeu vreerd. Daar worden zij dan moeizaam het zand in gedreven vele meters diep. Hol zijn ze en eenmaal diep genoeg in de Noordzeebodem worden ze volge goten met het beton, dat met treintjes wordt aangevoerd. 180 van deze slan ke kolommen zullen ten slotte de ge hele pier torsen, een oppervlakte van twaalfduizend vierkante meter. In ok tober, vóór de zware herfststormen moet de onderbouw klaar zijn. Het wer. ken hieraan in de winter zou niet te verantwoorden risico's met zich mee brengen. Daarna moet het resterende half jaar benut worden voor de boven bouw en de afwerking. Tien maanden is het nu geleden, dat een enthousiaste burgemeester Kolf schoten de eerste hap zand verzette met een dragline. Vele jaren had het geduurd voor men zover was. Maar nog was niet iedereen het er mee eens Mej. mr. Th. Lemaire niet bijvoorbeeld, lid van de Tweede Kamer in de fractie van de Partij van de Arbeid, die di rect na de rijksgoedkeuring verleden jaar ietwat zuur aan de minister vroeg ,,op grond van welke beweegredenen' hij deze goedkeuring had gegeven. Als of er nooit een pier was geweest en alsof het geen toeristische trekpleister van belang zou worden. Van 15 april af kan er dus weer „ge pierd" worden. En wat dat is kan men vinden in het boekje uit de jaren '20, f\ecielke Snelder is niet meer boos op het gemeentebestuur van Maas- t tricht. Enkele maanden geleden was zij dit nog wel. -Toen immers be- stonden er bij de gemeentelijke overheid ernstige plannen om de kin derattractie bij uitstek, de Poesjenellenkelder, te sluiten. Volgens de brand weerdeskundigen was dit noodzakelijk, aangezien het poppentheater, inge richt in de kelder van het historische Dinghuis (de voormalige rechtbank, annex stadhuis) niet voldeed aan de brandweerveiligheidseisen. Vrij kost bare voorzieningen moesten getroffen worden. Naar de mening van de eigenaar van het pand, de gemeente Maastricht, diende de huurder, de directeur van de Poesjenellenkelder Pieke Dassen, de daaraan verbonden kosten zelf te dragen. Een zienswijze, die geenszins strookt met die van de huurder. Volgens hem waren de normale exploitatiekosten tot in stand houding van de kinderschouwburg reeds hoog genoeg. Bovendien, zo rede neerde hij, mocht Maastricht een van de weinige steden in West-Europa best wel iets over hebben voor dit ln de kelder van het voormalige Ding huis thans instituut voor verloofden cursussen aan de Kleine Staat te Maastricht, is Pieke Dassen's Poesjenel lenkelder gevestigd. met een echte Poesjenellenkelder unieke bezit. Onderhandelingen over en weer volgden, maar bleven zonder resultaat. De onvermijdelijke consequentie hier van was, dat de bijna vijftien jaar be staande Poesjenellenkelder gesloten zou worden. De vaste bezoekers van het theater, de honderden Maastrichtenaartjes, die tot dan toe wekelijks kostelijke uren in de kelder van het Dinghuis hadden beleefd, namen dit niet. Er gingen tientallen requesten naar het gemeen tebestuur. In onomwonden bewoordin gen gaf de jeugd van Maastricht daar in blijk van haar misnoegen over de aangekondigde sluiting van de Poes jenellenkelder. „De burgemeester", zo schreef een van de verontwaardigde kelderbezoe- kertjes, „mag ons theatertje niet slui ten, het is onze bioscoop! Grote men sen hebben hun schouwburg, waarom mogen wij dit niet hebben?". De kleine Caecielke Snelder legde het meer diplomatiek aan. Zij stuurde een briefje aan de leider van de Poes jenellenkelder met het verzoek om, „aan de meneren van de gemeente te vragen of ze ervoor zouden willen zor gen, dat het poppentheater toch zou kunnen blijven bestaan!" Voor de grote aandrang van de kin deren zijn „de meneren van de gemeen te" uiteindelijk bezweken. Wat de ar gumentatie van poppenspeler Pieke iDassen niet kon bereiken, dat speelde „de kinderkruistocht" wel klaar. De beslissing om de Poesjenellenkelder voor goed te sluiten werd geannuleerd en vervangen door een nieuw besluit. Het intieme zaaltje onder het Dinghuis, met zijn fraaie eikenhouten balken en dito muren van ruwe baksteen, zou op kosten van de gemeente verbeterd worden. De daarmee gepaard gaande werkzaamheden zijn inmiddels reeds voltooid. Het poppenkasttoneel is ge heel van brandvrije materialen vervaar digd, de toegang'tot het theater is gro tendeels vernieuwd, het interieur is grondig verbeterd, kortom de geres taureerde Poesjenellenkelder is weer in gebruik. Zeer tot genoegen van de jeugd, maar evenzeer tot grote vreug de van de volwassenen, uitge zonderd dan do meer l'inantieel dan cultureel ingestelde gemeente-ambte naar, die een niet winstgevende on derneming als een Poesjenellenkelder van weinig belang voor de stad acht te. Bjj de eerst komende politieke poppenkast kan hij vast rekenen op een niet ai te mals commentaar van de pop-in-jacquet; die voor theaterdi recteur speelt. De volwassen bezoe kers van de Poesjenellenkelder ver heugen zich al op deze eerste poli tieke poppenkast na de heropening. Voor hen is de politieke poppenkast immers het meest attractieve onder deel van de poppenkast-voor-grote- mensen. De Maastrichtse letterkundige Frans Brunklaus benut de poppen kast n.l. als een pracht middel om regionale, maar vooral locale toe standen te hekelen. Op z(jn initiatief ontstond de politieke poppenkast met de door Pieke Dassen en diens echtgenote gecreëerde poppenfiguren „Maaaria van de pesjtoer", nonk Servee, de Maastrichtenaar-uit-over- tuiging: het vissenduo Bubbeldebub I en II; jonkheer Roddel; het „oe- ristenechtpaar Jen en Merie en niet te vergeten wijsneus Marietje, de de- clamatrice van moderne poëzie van Lou Zinselbeek en Pol van Ambie Echt menselijke typen, die naar de mening van sommige bezoekers van de Poesjenellenkelder wel eens wat al te ondeugende grapjes vertelden en poppenspeler Pieke Dassen en tekstschrijver Frans Brunklaus meer dan eens moeilijkheden hebben be zorgd. Moeilijkheden van veel onschuldiger aard overigens dan die, waarmee hun Vlaamse voorgangers ln 1601 te maken kregen. Toen immers, zo verhaalt de historie van het poppentheater, werd de poppenspeler van Eppegem tot de vierschaar veroordeeld, omdat zijn „polichinelle" zich al te zeer misdra gen had. Pieke Dassen en Frans Brunklaus trof enkele jaren geleden een minder wreed lot. Zij werden slechts op last van hogerhand gesommeerd om voort aan de teksten van de politieke pop penkast aan een politionele censuur te onderwerpen. Een maatregel, die alleen maar bedoeld is voor de stoute poppen. De helden uit de meer dan tweehonderd door Pieke Dassen geschreven kinder sprookjes als „Sjengske van de slach ter", „de heks van de Pietersberg' „de betoverde prinses" of „Reus Knol- ieneus" hebben daar geen last van. COR BERTRAND De man met de 77 stemmen, de schepper van menig onsterfelijke figuur uit de Maastrichtse poppenwereld, is de toneel speler, de kunstschilder, maar vóór alle» de poppenspeler Pieke Dassen. getiteld: „Wat niet ln de Baedeker staat." Daarin heet het: „Voor het pie ren geldt een bepaalde tijd van de dag: 's morgens tussen half twaalf en half een. Het verlangt een bevallig, liever nog een excentriek toilet en een modieus, althans opvallend kostuum. Voorts een conversatie met voldoende Franse of Engelse woorden en daarbij behorende begrijpende laehtjes, om minstens tienmaal per rondgang over het plankier voor het juiste gehoor een andere variant te kunnen lanceren. Lie ver geen Duits vanwege het overstel pend aantal onzer oosterburen dat Scheveningen pleegt te frequenteren en met hun taal de rest overstemt". Tot zover dit oude geschriftje. Blijken zal dat er sinds die tijd aan het „pieren" niets is veranderd. om ir. A. Beekman O.S.B. heeft in dit boekje de Maria-verschijnin- gen beschreven, die van 1491-1953 in West-Europa hebben plaats gehad. Dit is, bij ons weten, het eerste Neder landse werk, dat een volledig overzicht biedt. Als zodanig is het zeker welkom. Aan het slot geeft de auteur nog een lijst van „verschijningen" uit de jaren 1931-'50 waarvan er 14 door de kerke lijke overheid zjjn afgewezen, terwijl er over 9 geen definitieve uitspraak is ge daan. De enige erkende uit deze perio de zijn die van Beauraing en Banneux in België. Behalve de zeven ..grote" verschijningen, die officieel door de Kerk zijn goedgekeurd, bespreekt Dom Beekman ook die van Pellevoisin (1876), Tre Fontane (1947) en Syracuse (1953), waar toestemming gegeven werd voor de verering van O.L. Vr. De hoofdzaken van elke verschijning, de omstandigheden, waaronder zij plaats had, de geprivilegieerde perso nen en de gegeven boodschap, dat al les geeft de schrijver kort en bondig weer in een frisse stijl. Het is hier niet de plaats om nader in te gaan op de betekenis van en het geloof aan deze verschijningen. Een lichtvaardig oor deel hierover is zeker niet verant woord. Een rustig en onbevooroordeeld kennis nemen van deze authentieke gebeurtenissen is trouwens voorwaarde voor het vormen van een gemotiveerde mening. Wij kunnen ons moeilijk voor stellen. dat men daarna, dus met vol doende kennis van zaken, niet wat voorzichtiger wordt met een te spoe dig afwijzen. Het komt ons voor, dat juist het aandachtig lezen van dit boek een gerede aanleiding is tot bezinning op aard en wezen van de Maria-ver- ering, die in het heilsplan van God zo'n belangrijke plaats inneemt. Het werk van Dom Beekman is uitgegeven bij Deutekom in Heiloo. L. Het gebed is in onze tijd bijzonder problematisch geworden. Terecht verzet men zich tegen het feit dat de sleur bestaande gebeden zo ge makkelijk inhoudloos maakt. Het is daarom een verheugend verschijnsel dat er steeds weer nieuwe gebedenboe ken verschijnen, die ons andere gebe den, meer aangepast aan de noden van deze tijd, voorleggen. Diverse frisse en keurig verzorgde boeken speciaal voor jongeren hebben in deze uit stekend werk verricht. Maar er zijn be paalde gebeden die vanuit hun oor sprong als het ware een eeuwigheids karakter hebben. Wat moet er gedaan worden om deze gebeden weer aan sprakelijk te maken, zo dat ze werke lijk met het hart gebeden kunnen wor den? Op deze vraag heeft prof. dr. J. de Frame S.J. een antwoord gegeven mid dels zijn uitstekend boek „Bijbels Bid den". In dit boek worden het Onze Va der, het Magnificat en de Acht Zalig heden opnieuw belicht, maar de bet - kenis van dit boek voor het gebedsle ven gaat veel verder dan een uiteen zetting van bovengenoemde gebeden. Pater de Fraine legt een bewonde renswaardige kennis van de H. Schrift aan de dag. Uitvoerig wordt elk onder deel van deze gebeden vanuit de Bij bel herschreven, waardoor ze niet zel den een heel nieuw gelaat vertonen en duidelijk blijkt dat deze gebeden nooit hun actualiteit verliezen. Als het Onze Vader ooit „een korte samenvatting van heel het evangelie" genoemd is, dan mag dit toch zeker gezegd worden van dit boek. Wil men de volle waar de er van genieten, dan wordt van de lezer een meer dan normale inspan ning gevraagd, maar deze wordt dan ook rijkelijk beloond. We hadden graag gezien dat de uitgever CBeyaart, Brug ge) iets meer aandacht aan dit boek had besteed. H. Mo.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1960 | | pagina 9