Nieuwe onderzoekingen geven plaats aan van
Achterstand in de katholieke
sector wordt snel ingehaald
Verslaving
HET EERSTE CHRISTELIJKE MARTELAREN VELD IN ROME
KASKI OVER VOORTGEZET ONDERWIJS
Planningnood
zakelijk
Veertig jaar r.-k. Centraal Bureau
Geen KV P-vrouw
in Eerste Kamer
SPOTSPIEGEL
VAN DE
BELG/E
PREMIER KHR^SJtSJëV
Kath. Vrouwendispuut
protesteert bij partij
SCMJET-UNIE
BESCHULDIGD
WEEFT
ZATERDAG 23 JULI 1960
PAGINA 5
s/S U-
In Huissen
Burgemeester weer
in functie
In de heldere maanverlichte
nacht van 18 op 19 juli 64 n.C.
brak er brand uit in Pome.
De haard ervan lag in de buurt
der winkeltjes rond de Grote Ren-
baan. De brandweer slaagde er
niet in het vuur te beperken tot
de vallei tussen de Palatijn en de
Aventijn. De brand sloeg over en
woedde negen dagen en nachten
achtereen. Van de veertien stads
wijken bleven er slechts vier on
gedeerd, de andere lagen geheel
of gedeeltelijk in as. De geschied
schrijver Tacitus (55-117) noem
de deze katastrofe „ernstiger en
vreselijker dan alle rampen, die
ooit met geweld van vlammen
over de Stad gekomen zijn." On
der de mensen gingen geruchten,
dat de grote brand geen ongeluk
geweest was en dat er meer ach
ter zat. De keizer, zei men, was
niet bijzonder onder de indruk
van deze nationale ramp gekomen.
Integendeel: hij zou het inferno
van het brandend Rome als een
pracht van een achtergrond ge
bruikt hebben om in een of
ander fantastisch gewaad ge
kleed heldenzangen over de
ondergang van Troje te declame
ren. De verwoesting van Rome
kwam Nero toevalligerwijze (zei
men) erg goed uit ook: hij wilde
toch de stad geheel herbouwen
tot Neropolis. De onteigenings
commissies (en de fiscus) waren
met de brand een heel eind uit
de brand.
(Van onze ondervvijsredacteur)
DEN HAAG, 22 juli - Het
katholiek voortgezet onderwijs is
in zijn geheel genomen nog zwak
uitgebouwd. Dit vrij sombere
beeld wordt echter aanzienlijk
verhelderd door de bijzonder
krachtige ontwikkeling, die het
katholiek onderwijs juist in de
laatste jaren heeft doorgemaakt.
Dit is de belangrijkste conclusie
in het commentaar bij de scho
lenatlas, welke het Katholiek
Sociaal-Kerkelijk Instituut heeft
samengesteld in opdracht van
het r.k. Centraal Bureau voor
Onderwijs en Opvoeding.
ra
Het zeer moderne woord en be
grip „manager-ziekte" roept
voor ons gevoel precies dat
complex van factoren op, waaraan
deze korte beschouwing gewijd is.
«et opschrift past o.i. in dezelfde
^dachtengang, die een weinig
voortborduurt 0p het onderwerp der
Jaatste weken. Wij beweren niets
'!?uws en daarom mogen we
ueggen: als wij „herinneren"
,et feit, dat de huidige mens
arh„i(U,erlUk opgejaagd voelt door
j ai Wan& en prestatiezucht. Dit
uit j 20 vaak tot in bijzonderheden
j e doeken gedaan, dat een na-
u Ar verklaring hier volmaakt over-
dai er' evenals de
vla na* voortkomende innerlijke ver
pakking en verschraling, onrust en
nbevredigdheid. Wij lopen lang-
merhand allen met oogkleppen,
"le, buiten het eigen beperkte werk
terrein, geen blik- en levensverrui-
meer toestaan. Onze vrijheid
an zien en handelen heboen wij
zelf en tie vraag is, of wij ons
nat bewust zijn aan banden ge
ijsd, eenvoudig omdat wij ons to
nal laten opeisen door ons werk,
,°°r niets anders meer „tijd heb-
eri" en zodoende zelfs van ons zelf
vervreemden. Dit is de onloochen-
are werkelijkheid, waarvoor het
woord „verslaving", dat wij hierbo-
/en plaatsten, stellig niet te sterk
s- Want deze toestand is uitermate
noodlottig voor ons menszijn. En dit
te meer, daar dit volkomen in-be-
ag-genomen-worden door werk een
beroep de eigenlijke waarden van
"et menselijk bestaan geheel buiten
°nze gezichtskring dringt. Overdre
ven? Mogen wij dan eens vragen,
Welke normen doorgaans worden
aangelegd bij het vormen van een
oordeel, het nemen van een beslissing.
Laten wij ons daarbij leiden door
een ernstige bezinning op het wezen
der dingen, of geven meestal allerlei
slogans, propagandistische en recla-
hie-leuzen en voordelen niet veeleer
de doorslag? Ook op terreinen, waar
dit zeker niet verantwoord is! Van
een werkelijke innerlijke vrijheid kan
daarbij geen sprake zijn en derhal
ve al evenmin van een normaal men
selijk verantwoordelijkheidsbesef.
Zelfstandig denken komt nauwelijks
aan bod. Men staart zich blind op
het kleine brokje eigen bezigheid, op
het persoonlijke belang, het onmid
dellijke nut. Voor de grote samen
hang van het geheel, waarvoor toch
ieder zijn eigen, onvervangbare aan
sprakelijkheid draagt, heeft men
Seen oog. Een dergelijke houding
brengt zowel een innerlijke ontmen
selijking als een uitwendige verdeeld
heid teweeg, waardoor men als
vreemden langs elkander heen leeft
en een gezonde gemeenschapsvor
ming eenvoudig geen kans krijgt.
Men heeft eens de zeer juiste op
merking gemaakt, 'dat het
Evangelie een fijnzinnige
kritiek is op het leven van alle dag.
De boodschap der Openbaring is de
boodschap van vrijheid en verlossing
van innerlijke vrede en ontspanning,
precies die waarden, welke de huidi
ge mensheid verwaarloost. Waar de-
te ontbreken ontstaat de geestelijke
verwarring en onrust, die kenmer-
i? voor onze tijd. Pas als de
mensheid haar bestaan modelleert
naar het voorbeeld van de mens-ge
worden God, beantwoordt het leven
op aarde aan zijn waardigheid. De
kern van Christus' boodschap is de
(onderlinge) liefde.
Dit is uiteraard een geloofsovertui-
ging. Ze wordt helaas niet door alle
mensen gedeeld. En wat in zekere
zin nog erger is de Christenen zelf
beleven hun geloof niet voldoende
overtuigend, zodat zijn werfkracht
daar zeer bij inboet. Toch is het van
Godswege onze taak aan de wereld
de waarheid over mens en leven te
verkondigen. Die waarheid komt in
haar eenvoudigste vorm neer op de
bestemming van de mensheid-als-
heel. Tussen de ontwikkeling van de
gemeenschap en die van de afzonder
lijke personen bestaat een onderling
bevruchtende wisselwerking, althans
die behoort te bestaan, omdat de ene
niet zonder de ander tot volle ont
plooiing kan geraken. De openbaring
leert ons dat. De niet-gelovige we
reld, die de leiding van Openbaring en
Kerk ontbeert, komt, misschien met
Uitzondering van dat deel, dat een
gewild-vijandige houding tegenover
God aanneemt, in haar denken over
de mens, zij het langs heel-wat omwe
gen. steeds dichter bij de éne waar
heid. Dat kan niet anders; de na
tuur heeft geen vrede met een ver
krachting van haar wezen. Voor ons
is dat een aansporing te meer door
een levend voorbeeld de zoekenden
de juiste weg te wijzen.
Zijn wij echter zelf niet die weg
kwijt? Geeft onze levenswijze blijk
van een verantwoordelijkheidsbesef
voor het geheel van het bestaan? Voe
len wij nog de tegenspraak tussen
ons leven en het Evangelie? Gods
Waarheid blijft, ook in onze moder
ne tijd, nog volledig van kracht. Aan
passing, begrip, mildheid van oor
deel hebben zonder twijfel alle recht
van bestaan, echter steeds onder
voorwaarde, dat ze de leer niet aan
tasten. Christus heeft uitdrukkelijk
gezegd, dat slechts één ding noodza
kelijk is: eerst het Godsrijk zoeken!
dat Godsrijk brengt de boodschap
van de juiste waardering der mense
lijkheid. De verslaving, die wij hier
bedoelen, is de ondergang van het
echte menselijke. Wat wij nodig heb
ben is: afstand-nemen, bezinning,
stilte; de moed om met ons werke
lijke zelf bezig te zijn en verder te
kijken dan het onmiddellijke milieu
en werk. Om zo onze innerlijke vrij
heid weer te ontdekken, onze wil en
ons geweten. Want hierover kunnen
Wij het toch wel allen eens zijn:
menswaardig is slechts zo'n leven,
dat, bevrijd van een blinde onder
worpenheid aan het stoffelijke, van-
Uit een blij gedragen en aanvaarde
Persoonlijke verantwoordelijkheid,
eigen vrije beslissingen neemt.
Huissen 22 juli De burgemees-
ter van Huissen in de Betuwe, die on
geveer drie maanden met ziekteverlof is
keweest, treedt maandag weer in func-
Jje. Het provinciaal bestuur heeft een on-
S^fzoek ingesteld nadat de raad tegen
burgemeester een motie van wan-
Duwen had aangenomen in verband
Uf.t een grondtransactie met een plaat-
hik expeditiebedrijf.
de renbaan van keizer Nero
Door geen menselijke macht,
schrijft Tacitus, niet door schenkingen
van de keizer noch door religieuze
plechtigheden om de goden te verzoe
nen kon het euvele gerucht de kop
worden ingedrukt, dat de brand op
bevel was aangestoken. Zo liet Nero
om radicaal een einde te maken ann
deze praatjes schuldigen aanwijzen,
die hij de meest geraffineerde folte
ringen deed ondergaan. Dit waren
mensen, die verfoeid werden om hun
wandaden en die het volk „christenpn"
noemde. „Velen werden aan het
kruis genageld en moesten, bestemd
voor de vuurdood, wanneer het dag
licht was afgenomen, branden bij
wijze van nachtverlichting. Nero had
zijn eigen park voor dit schouwspel
opengesteld en gaf daar circusspelen,
zich onder het volk mengende in wa-
genmennerscostuum of werkelijk op
een renwagen staande". Tacitus voegt
er aan toe: „Zo gebeurde het, dat me
delijden opwelde met deze mensen,
die... om zo te zeggen niet voor het
heil van de staat werden omgebracht,
maar opgeofferd aan de wreedheid
van één enkeling". (Annates 15, 38-44).
Het is niet duidelijk, of de „zeer
grote menigte personen" (van wie
Tacitus gewaagt), die in het park
en de renbaan van Nero toen om
gebracht werden, uitsluitend chris
tenen waren. Evenmin is net duidelijk,
of de jonge christengemeente in Rome
in haar geheel een goede rol gespeeld
heeft. De brief van Paus Clemens aan
de Korinthiërs. dertig jaar later ge
schreven, spreekt van interne naijver
en verraad, waardoor Petrus en Pau-
lus tenslotte de dood vonden. Maar
hoe dan ook, zeker is, dat vele dei-
eerste Romeinse christenen het slacht
offer werden van Nero's misdaad, en
kel en alleen omdat zij aanhangers be
vonden werden van het „nieuw en
kwaadaardig soort bijgeloof" (Sueto
nius) of zoals prof. P. van Stempvoort
het in zijn onlangs verschenen werkje
„Petrus en zijn graf te Rome" uit
drukt: om hun als subversief en staats
gevaarlijk beschouwde „apartheid". De
traditie zegt, dat onder de veroordeel-
.en XT Pie^er was. Zo werd het park
van Nero het eerste christelijke mar-
telarenveld in de Rijkshoofdstad.
Waar de plaats ligt, die getui
ge was van de moord op de
Apostelprins en de zijnen kan
men uit een aantal gegevens nagaan.
Tacitus gaf op: het park van Ne
ro en de daarin gelegen renbaan.
Plimus, een iets vroegere tijdge-
noot, vermeldt in zijn Naturalis His-
toria (XXXVI, 74), dat er een Egyp
tische obelisk stond in het Vaticaan-
se circus van de keizers Gaius en
Nero". Hij vertelt er o.m. als bijzon
derheid bij, dat dit de derde ohebsk
in Rome was; de twee andere wa
ren eerder en wel door keizer Au
gustus uit Egypte gehaald. De Va
ticaanse obelisk, vervolgens, was de
enige, die bij het vervoer gebroken
was.
Tacitus en Plinius schrijven over
hetzelfde terrein. Het is nl. bekend,
dat indertijd Agrippina, de moeder
van de latere keizer Gaius (Caligu
la) zich grond verworven had in de
Vaticaanse regio en daar een park
had laten aanleggen. Nero erfde het
„ark als Kroon- en familiedomein.
Gaius is er kennelijk met de aanleg
van een renbaan begonnen. In 37 n.
C. liet hij daar de obelisk plaatsen.
Nog niet lang geleden is ier een nieu
we aanwijzing uit de Oudheid bijgeko
men om Nero's circus te lokaliseren
De nneravers, die onder de St. Pieters
kerk een begraafplaats bloot legden,
troffen boven de deur van een der
mausrflea (graf A)|n een marme
steen aan met een lang inschrift. Dat
heeint aldus' .Uit het op drie vellen
geschreven testament van Popilius He-
racla. Gaius PopUius Hcracla aan zpn
erfgenamen: Gegroet. JL V'
mhn erfgenamen, ik gelast u en ik
verlaat mij op uw goede trouw, dat
eii mii eeri erafkapel bouwt voor 6000
festertien ten Vaticane nabij het cir-
Het mausoleum van Popilius Hera-
cla is van ongeveer 140 n.G.
Combineert men nu de gegevens
met de topografische mogelijkheden
te plaatse een renbaan moet uiter
aard op vlakke grond j'Sgen dan
komt men tot de conclusie. dat het cir
cus van Gaius en Nero zich in oost-
westelijke richting uitstrekte langszij
de (zuidelijke) zijwand der tegenwoor
dige Sint Pieterskerk.
Tenslotte is er nog de obelisk. Sinds
de Oudheid tot 1586 heeft er een Egyp
tische obelisk gestaan naast de bt.-
Pieter en wel in de hoek naast net
huidige sacristiegebouw. Paus Sixtus
V deed deze naald overbrengen naar
het midden van het Pietersplein en
daar staat hij nog. Zijn vroegere posi
tie is op de centimeter nauwkeurig be
kend. Ómdat men als normaal moet
aannemen, dat Caligula dit Egyptisch
trofee neer liet zetten in de lengte-as
van de renbaan, zij het in het midden,
z(j het op een der eilanden, waar de
paarden zwenken voor de volgende
ronde, lag de plaats van Nero's circus
voor de historici als het ware vastge
nageld.
De opgravingen onder de Sint
Pieter hebben een wetenschap
pelijke rijkdom aan vondsten
opgeleverd, maar het circus is er door
zoek geraakt! Toen men in de Renais
sance de oude Sint Pieter afbrak en
er de onze voor in de plaats bouwde,
vond men de geweldige zuidelijke fun
damentmuren van de kerk en hield die
voor een der wanden van Nero's ren
baan. Dezelfde bouwsels werden voor
de zijmuur van de nieuwe basiliek ge
bruikt. De opgravingscampagne 1940-
1950 heeft echter ontdekt, dat de fun
damentmuren het werk waren van de
architecten van keizer Konstantijn en
stamden uit ongeveer 330 n.C. Deze
muren gingen tot in demaagdelijke
grond. Wat men verder, binnen de ge
geven graafmogelijkheden, ook pro
beerde, er werd geen spoor en geen
steen van het circus van Gaius-Nero
gevonden. Dit was bijzonder vreemd
De authentieke bronnen uit de oud-
heiu, de vroegere plaats van de obe
lisk, de topografische omstandigheden,
zij lieten nauwelijks toe, dat de ren
baan ergens anders gelegen zou heb
ben dan immer gedacht. Vooral die obe
lisk lag de archeologen „als een steen
op de maag" Dit soort 20 tot 30 m.
hoge granieten of basalten naalden
laat nu eenmaal niet gemakkelijk
met zich sollen. De „Catalogus der
Stadswijken" uit ongeveer 350 n. C.
noemt onze obelisk in Vaticano nog
eens ten overvloede. Er zijn geen ge
gevens, zelfs geen legenden bekend,
dat de naald in de Oudheid of in de
Middeleeuwen verplaatst is. De eni
ge bekende verhuizers waren architect
Domenico Fontata en zijn 900 arbei
ders.
Opnieuw zijn er onderzoekingen
gedaan. Men heeft opgravingen
verricht op en rond de plaats,
waar tot 1586 de obelisk stond. Deze
opgravingen, waarbij men veel last
van het grondwater had, hebben twee
jaar geduurd. Prof. Castagnoli heeft
dezer dagen op de zitting van de pau
selijke Romeinse Academie voor Arche
ologie verslag uitgebracht van de re
sultaten. Om met het voornaamste te
beginnen: 10 m. onder het huidige straat
oppervlak werd de basis van de obe
lisk aangetroffen: een voetstuk van
travertijn op een brede fundering van
kiezelbeton. Men concludeerde, dat
deze bouw uit de tijd van Caligula
stamt, terwijl de sporen van de aan
hechting der naald op het voetstuk nog
duidelijk zichtbaar waren. Naast deze
basis werd aan alle zijden een geëgali
seerd terrein aangetroffen, dat ver
hard was in verschillende lagen: leem,
kool, zand. Zonder twijfel was dit de
piste van de renbaan. Een zg. spina,
de verhoogde en met architectonische
versieringen uitgedoste „ruggegraat",
het middenstuk van de ellipsvormige
renbaan, ontbrak.
De detectives der geschiedenis heb
ben, als In de speurderromans, van al
le gegevens een lijst gemaakt, van de
negatieve en de positieve, van de ge
tuigenverklaringen en van de gevonden
sporen. Hun reconstructie van het ge
beurde luidt thans ais volgt: Het cir
cus Gai et Neronis'* heeft inderdaad' ge
legen langs de zuidelijke zijmuur van de
latere Pieterskerk. De .piste werd on
normale wijze aangelegd en verhard.
Aan het einde van de baan werd dé
Egyptische obelisk geplaatst, waarvan
Plimus schreef. Het circus heeft geen
in steen opgetrokken gaanderijen en zit
plaatsen voor de toeschouwers gehad
maar slechts houten stellages of aar
den wallen met houten zitbanken Het is
plm 40 C. in gebruik genomen en
heeft een eeuw bestaan. Of er nog ren
nen en spelen gehouden werden, toen
Popilius Heracla zich „nabij het circus"
liet begraven, is een vraag. Maar de
onbekende, die omtrent 150 n C. werd
bijgezet achter de obelisk van Nenco-
reus, Sesostris' zoon uit het oud Egypte-
land, werd niet meer begraven op de
plek, waar de wagens door de bocht
tolden, maar in de reeds voormalige
renbaan, toen wellicht de nieuwste uit
leg van het zich juist in deze periode
uitbreidende Vaticaanse kerkhof. Hef
was in de tijd dat de Romeinse chris
tenen 100 m. daar vandaan een bescuei-
den inemoria bouwden op het graf van
Sint Petrus.
J. SCHIPHORST.
Op de 16-eeuwse tekening van Dosio Cavalieri staat de Egyptische obelisk nog op
zijn oude plaats ten zuiden van de St.-Pieter, in die dagen in aanbouw. Achter de
obelisk de ronde Andreaskapel.
Het rapport van het KaskI, dat een
beeld geeft van de situatie op 1 janua
ri 1958, constateert de volgende statis
tische achterstand van het katholieke
De Egyptische obelisk staat thans midden op het St.-Pietersplein. Het kruisje
geeft de vroegere plaats aan.
onderwijs ten opzichte van het totale
onderwijs in ons land: bij het v.h.m.o.
voor jongens 18 pet en voor meisjes 23
pct„ bij het u.l.o. voor jongens 19 pet
en voor meisjes 20 pct„ bij het never-
heidsonderwijs voor jongens 37 pet en
voor meisjes 12 pet en bij het lager
land- en tuinbouwonderwijs voor jongens
9 pet. (De v.g.l.o.-scholen en de niet
erkende klein-seminaries zijn in het rap
port buiten beschouwing gelaten). Bij
de verschillende berekeningen is men
er van uitgegaan, dat voor de kinderen
die op katholieke lagere scholen heb
ben gezeten, ook katholiek voortgezet
onderwijs wordt gewenst. Men legt er
de nadruk op, dat het begrip „achter
stand" in eerste aanleg louter in sta
tistische zin is gebruikt. De ideale toe
stand, waarin alle voor katholiek
voortgezet onderwijs in aanmerking ko
mende kinderen katholieke scholen be
zoeken, is niet te verwezenlijken; in
deze zin zal het katholieke onderwijs
altijd een zekere „achterstand" blijven
hetgeen niet verontrustend is. In-
tuusen is hiermee de mogelijkheid
niet uitgesloten, dat er vele gebieden
zijn, waar het katholiek onderwijs nog
uitbreidingsmogelijkheden heeft en ook,
dat er gebieden zijn, waar het katho
lieke volksdeel in relatief geringe mate
voortgezet onderwijs ontvangt.
Het Kaski is tot de bevinding geko
men, dat de algemene conclusies inza
ke de statistische achterstand van het
katholiek voortgezet onderwijs niet in
gelijke mate gelden voor alle delen
van het land: er zijn in verscheidene
gebieden gunstige en ongunstige uitzon
deringen. Het meest harmonisch is het
katholiek onderwijsapparaat uitgebouwd
in Zuid-Limburg. In de meeste school
types (met uitzondering van het lager
technisch onderwijs) nemen ook Fries
land, de IJsselmeerpolders en de bollen
streek zeer gunstige posities in. Hetzelfde
geldt voor de plaatsen Ai-nhem, Hil
versum. Voorburg, Rijswijk en Roer
mond. In alle andere gebieden van eni
ge betekenis zijn evenwel min of meer
ernstige lacunes aan te wijzen.
De Randstad-Holland is voor het ka
tholiek onderwijs een probleemgebied
van de eerste orde. De randstad na
de zuidelijke provincies de belangrijk
ste concentratie van de katholieke be
volking vertoont globaal genomen
het beeld van een grote statistische ach
terstand in het v.h.m.o. voor jongens
en in mindere mate voor meisjes, in
het lager technisch onderwijs en in het
huishoudonderwijs. Het u.l.o. is hier
eveneens niet erg sterk ontwikkeld. De
provincie Noord-Brabant ziet men, met
uitzondering van het oostelijk deel, als
een belangrijk probleemgebied voor wat
het u.l.o. en het l.t.o. betreft. In de
sector van het v.h.m.o. is er nog een
geringe statistische achterstand en in
de sector van het huishoudonderwijs is
de spreiding zeer ongelijkmatig. Over
ijssel en de Gelderse Achterhoek ver
tonen een vrij evenwichtig beeld bij het
jongensondcrwjjs (uitgezonderd het
l.t.o., dat in het gehele land tekorten
vertoont), maar niet bij het v.h.m.o.
en liet u.l.o. voor meisjes. De deelne
ming van de meisjes aan het huis
houdonderwijs is hier echter hoog, zo
dat gesproken moet worden van een
sterke eenzijdigheid in de schoolkeuze.
Uit de cijfers is verder de algemene
conclusie te trekken, dat zich vooral
hjj het u.l.o. en het huishoudonderwijs
een sterke lokale gebondenheid voor
doet, welke gebondenheid men doorbro
ken zou willen zien.
Bj] al deze uitspraken gaat het nog
steeds om de „statistische achterstand":
men heeft door een vergelijking met
het totale voortgezet onderwijs geconsta
teerd, dat het katholiek voortgezet on
derwijs. statistisch gezien, op bepaalde
punten te weinig leerlingen telt. Er doen
zich nu twee vragen voor. Ten eerste:
in hoeverre staat het katholieke volks
deel achter bij het gebruikmaken van
het voortgezet onderwijs? (Er gaan ook
vele katholieke kinderen naar niet-ka-
tholieke scholen, bijvoorbeeld in de dia
sporagebieden en in de sector van het
lager technisch onderwijs, waarvan de
28 juli zal het veertig jaar geleden zijn, dat het r.-k. Centraal Bureau
voor Onderwijs en Opvoeding opgericht naar aanleiding van de tot
standkoming van de grondwetsherziening van 1917 en de nieuwe lager-
onderwijswet van 1920 te Den Haag werd ingewijd door de toenmalige
aartsbisschop van Utrecht, mgr. H. v. d. Wetering.
Het jubileum van het r.-k. Centraal Bureau wordt niet met openbare
manifestaties gevierd, doch men heeft wel een feestgeschenk doen ver
schijnenwaarmee beoogd wordt de ontwikkeling van het katholieke on
derwijs te illustreren. Het Katholiek Sociaal-Kerkelijk Instituut heeft voor
het r.-k. Centraal Bureau een scholenatlassamengesteld, die een beeld
geeft van dc verbreiding van het katholiek voortgezet onderwijs. De direc
teur van het Centraal Bureau, mgr. mr. F. Op de Coulwijst er in zijn
inleiding bij deze uitgave op, dat men met het in kaart brengen van de
thans bereikte situatie de doeleinden zichtbaar wil maken an het verder
te voeren beleid. Het katholiek voortgezet onderwijs staat voor de taak zijn
door historische oorzaken ontstane achterstand in een beperkt tijdsverloop
in te halen, zo merkt de directeur van het Kaski, drs. J. A. M. H. Damoi-
seaux, bij de introductie van de atlas op. Dit is niet alleen een katholiek
belang: aan de nationale vraag naar knappemensen kan niet voldaan
worden zonder de maximale bijdrage van het katholiek volksdeeldat bijna
40 van ons volk omvat.
De precieus samengestelde kaarten van de scholenatlas lenen zich niet
goed voor reproductie; in nevenstaand overzicht zijn echter de belangrijkste
punten van het commentaar bij de kaarten samengevat.
UTRECHT, 22 juli Het Katholieke
Vrouwendispuut een groep vrouwen
die in het maatschappelijke leven op
de voorgrond treden heeft in een
schrijven aan het bestuur van de Ka
tholieke Volkspartij met klein protest
aangetekend tegen de kandidaatstelling
voor de komende Eerste Kamer-verkie
zingen op 3 augustus, die zodanig is,
dat de enige vrouwelijke kandidate me
vrouw J. A. A. Luijckx-Sleijfer zeer
waarschijnlijk niet in de Eerste Kamer
zal terugkeren. Tengevolge van deze
kandidaatstelling zal, zo wordt gezegd
bijzondere omstandigheden voorbehou
den, de katholieke Kamerfractie in de
komende periode uitsluitend uit man
nen bestaan. De veelzijdige samenstel
ling van de volksvertegenwoordiging
door de K.V.P. in haar vaandel geschre
ven wordt op deze wijze met voeten
getreden.
„Nauwelijks drie jaar geleden", zo
vervolgt het schrijven, „bracht de
commissie-Nol te, op verzoek van het
dagelijks bestuur van de Partij, een ver
trouwelijk advies uit over de wijze,
waarop door de KVP de belangstelling
van de katholieke vrouwen voor de poli
tiek en haar politieke activiteit kunnen
worden vergroot. Hierin werd de nood
zaak van deelname van de vrouwen aan
de politiek uitvoerig getoond. Uit 't his
torisch overzicht in dit rapport blijkt
tevens een onmiskenbaar gevoel van
onbehagen bij de vrouwen ten aanzien
van de bereidheid van de Partii om
haar ook daadwerkelijk in het politieke
leven op te nemen op een wijze, die
voor een goede samenwerking noodza
kelijk is.
Het Katholiek Vrouwendispuut
vraagt zich dan ook éf, of degenen,
die verantwoordelijk zijn voor de ge
wraakte kandidaatstelling, zich wel
voldoende hebben gerealiseerd, welke
repercussies deze beslissing zal hebben
onder de Nederlandse katholieke vrou
wen.
Het vertrouwen van de Nederlandse
vrouwen in de K.V.P. is hierdoor diep
geschokt. Het bestuur van het Katho
liek Vrouwendispuut verzoekt u daar
om met de grootste aandrang midde
len te beramen om in de toekomst een
herhaling van deze volslagen misken
ning van de noodzaak, om naast de
mannelijke visie ook de vrouwelijke
bijdrage in het landsbestuur tot zijn
recht te doen komen, onmogelijk te
maken."
Het schrijven is, ondertekend door de
presidente mejuffrouw dr. A. de Waal
en het bestuur van zes leden.
confessionele tak eerst laat tot ontwik
keling is gekomen). De tweede vraag
is of in alle types van voortgezet on
derwijs en in alle delen van het land
de uitbouw van het katholieke onder
wijs afgestemd moet worden op het
totale onderwijs.
Bfj de beantwoording van de eerste
vraagt wyst het Kaski er op, dat in
1956-1957 minstens een-derde van de ka
tholieke l.t.o.-leerlingen een niet-katho-
lieke school bezocht. De achterstand
van het katholiek l.t.o. behoeft dus nog
niet direct te betekenen, dat de katho
lieke bevolkingsgroep achter ligt bij de
deelneming aan het lager technisch on
derwas. Het is echter weer niet ge
zegd, dat deze redenering nu ook voor
alle schooltypes opgaat. Er bestaan
duidelijke aanwijzingen, dat het katho
lieke volksdeel inderdaad minder voort
gezet onderwas vooral v.h.m.o. en
u.l.o. ontvangt dan het niet-kathoiie-
ke volksdeel. De eerste aanzet voor
deze achterstand wordt reeds gegeven
in de lagere school. Een eerder inge
steld onderzoek wees al uit, dat de
leerlingen van de katholieke scholen
meer doubleren in het lager onderv. ijs
dan de leerlingen der niet-katholieke
scholen. Ook is gebleken, dat de leer
lingen der katholieke scholen vaker in
het g.l.o. blijven „hangen" voor het
uitzitten van de leerplicht dan de leer
lingen van niet-katholieke scholen. De
conclusie van een en ander is. dat de
achterstand van het katholiek voortge
zet onderwas een tweevoudige achter
grond heeft: enerzüds bezoeken vele ka
tholieken niet-katholieke scholen en an
derzijds volgen de katholieken minder
het voortgezet onderwas dan de niet-
katholieken. Dit laatste verschynsel is
een uitvloeisel van het intellectuele
emancipatieproces, waarin het katho
lieke volksdeel nog steeds verkeert. De
krachtige expansie van het katholiek
voortgezet onderwijs in de laatste ja
ren toont evenwel aan, dat dit emanci
patieproces thans snelle vorderingen
maakt.
Hoe moet men nu verder de uitbouw
van het katholiek onderwijs aanpakken?
Het. rapport wijst er op, dat men zich
niet zonder meer behoeft te spiegelen
aan het totale voortgezet onderwijs, dat
immers ook aan allerlei veranderingen
onderhevig is. Doch het feit ligt er, dat
in het spreidingspatroon van het katho
liek voortgezet onderwijs sterke oneven
wichtigheden voorkomen. In het verle
den is de uitbreiding vaak willekeurig
verlopen. Het gaat er thans om verdere
onevenwichtigheden bij de verdeling
over de verschillende plaatsen en
schooltypes te vermijden: elk verkeerd
gesitueerde school benadeelt de ont
wikkelingsmogelijkheden voor een an
der gebied. Het Kaski pleit derhalve
voor een duidelijke „planning" bij de
stichting van nieuwe scholen.
(NADRUK VERBODEN)
<S>