Nieuwe onderzoekingen geven plaats aan van Achterstand in de katholieke sector wordt snel ingehaald Verslaving HET EERSTE CHRISTELIJKE MARTELAREN VELD IN ROME KASKI OVER VOORTGEZET ONDERWIJS Planningnood zakelijk Veertig jaar r.-k. Centraal Bureau Geen KV P-vrouw in Eerste Kamer SPOTSPIEGEL VAN DE BELG/E PREMIER KHR^SJtSJëV Kath. Vrouwendispuut protesteert bij partij SCMJET-UNIE BESCHULDIGD WEEFT ZATERDAG 23 JULI 1960 PAGINA 5 s/S U- In Huissen Burgemeester weer in functie In de heldere maanverlichte nacht van 18 op 19 juli 64 n.C. brak er brand uit in Pome. De haard ervan lag in de buurt der winkeltjes rond de Grote Ren- baan. De brandweer slaagde er niet in het vuur te beperken tot de vallei tussen de Palatijn en de Aventijn. De brand sloeg over en woedde negen dagen en nachten achtereen. Van de veertien stads wijken bleven er slechts vier on gedeerd, de andere lagen geheel of gedeeltelijk in as. De geschied schrijver Tacitus (55-117) noem de deze katastrofe „ernstiger en vreselijker dan alle rampen, die ooit met geweld van vlammen over de Stad gekomen zijn." On der de mensen gingen geruchten, dat de grote brand geen ongeluk geweest was en dat er meer ach ter zat. De keizer, zei men, was niet bijzonder onder de indruk van deze nationale ramp gekomen. Integendeel: hij zou het inferno van het brandend Rome als een pracht van een achtergrond ge bruikt hebben om in een of ander fantastisch gewaad ge kleed heldenzangen over de ondergang van Troje te declame ren. De verwoesting van Rome kwam Nero toevalligerwijze (zei men) erg goed uit ook: hij wilde toch de stad geheel herbouwen tot Neropolis. De onteigenings commissies (en de fiscus) waren met de brand een heel eind uit de brand. (Van onze ondervvijsredacteur) DEN HAAG, 22 juli - Het katholiek voortgezet onderwijs is in zijn geheel genomen nog zwak uitgebouwd. Dit vrij sombere beeld wordt echter aanzienlijk verhelderd door de bijzonder krachtige ontwikkeling, die het katholiek onderwijs juist in de laatste jaren heeft doorgemaakt. Dit is de belangrijkste conclusie in het commentaar bij de scho lenatlas, welke het Katholiek Sociaal-Kerkelijk Instituut heeft samengesteld in opdracht van het r.k. Centraal Bureau voor Onderwijs en Opvoeding. ra Het zeer moderne woord en be grip „manager-ziekte" roept voor ons gevoel precies dat complex van factoren op, waaraan deze korte beschouwing gewijd is. «et opschrift past o.i. in dezelfde ^dachtengang, die een weinig voortborduurt 0p het onderwerp der Jaatste weken. Wij beweren niets '!?uws en daarom mogen we ueggen: als wij „herinneren" ,et feit, dat de huidige mens arh„i(U,erlUk opgejaagd voelt door j ai Wan& en prestatiezucht. Dit uit j 20 vaak tot in bijzonderheden j e doeken gedaan, dat een na- u Ar verklaring hier volmaakt over- dai er' evenals de vla na* voortkomende innerlijke ver pakking en verschraling, onrust en nbevredigdheid. Wij lopen lang- merhand allen met oogkleppen, "le, buiten het eigen beperkte werk terrein, geen blik- en levensverrui- meer toestaan. Onze vrijheid an zien en handelen heboen wij zelf en tie vraag is, of wij ons nat bewust zijn aan banden ge ijsd, eenvoudig omdat wij ons to nal laten opeisen door ons werk, ,°°r niets anders meer „tijd heb- eri" en zodoende zelfs van ons zelf vervreemden. Dit is de onloochen- are werkelijkheid, waarvoor het woord „verslaving", dat wij hierbo- /en plaatsten, stellig niet te sterk s- Want deze toestand is uitermate noodlottig voor ons menszijn. En dit te meer, daar dit volkomen in-be- ag-genomen-worden door werk een beroep de eigenlijke waarden van "et menselijk bestaan geheel buiten °nze gezichtskring dringt. Overdre ven? Mogen wij dan eens vragen, Welke normen doorgaans worden aangelegd bij het vormen van een oordeel, het nemen van een beslissing. Laten wij ons daarbij leiden door een ernstige bezinning op het wezen der dingen, of geven meestal allerlei slogans, propagandistische en recla- hie-leuzen en voordelen niet veeleer de doorslag? Ook op terreinen, waar dit zeker niet verantwoord is! Van een werkelijke innerlijke vrijheid kan daarbij geen sprake zijn en derhal ve al evenmin van een normaal men selijk verantwoordelijkheidsbesef. Zelfstandig denken komt nauwelijks aan bod. Men staart zich blind op het kleine brokje eigen bezigheid, op het persoonlijke belang, het onmid dellijke nut. Voor de grote samen hang van het geheel, waarvoor toch ieder zijn eigen, onvervangbare aan sprakelijkheid draagt, heeft men Seen oog. Een dergelijke houding brengt zowel een innerlijke ontmen selijking als een uitwendige verdeeld heid teweeg, waardoor men als vreemden langs elkander heen leeft en een gezonde gemeenschapsvor ming eenvoudig geen kans krijgt. Men heeft eens de zeer juiste op merking gemaakt, 'dat het Evangelie een fijnzinnige kritiek is op het leven van alle dag. De boodschap der Openbaring is de boodschap van vrijheid en verlossing van innerlijke vrede en ontspanning, precies die waarden, welke de huidi ge mensheid verwaarloost. Waar de- te ontbreken ontstaat de geestelijke verwarring en onrust, die kenmer- i? voor onze tijd. Pas als de mensheid haar bestaan modelleert naar het voorbeeld van de mens-ge worden God, beantwoordt het leven op aarde aan zijn waardigheid. De kern van Christus' boodschap is de (onderlinge) liefde. Dit is uiteraard een geloofsovertui- ging. Ze wordt helaas niet door alle mensen gedeeld. En wat in zekere zin nog erger is de Christenen zelf beleven hun geloof niet voldoende overtuigend, zodat zijn werfkracht daar zeer bij inboet. Toch is het van Godswege onze taak aan de wereld de waarheid over mens en leven te verkondigen. Die waarheid komt in haar eenvoudigste vorm neer op de bestemming van de mensheid-als- heel. Tussen de ontwikkeling van de gemeenschap en die van de afzonder lijke personen bestaat een onderling bevruchtende wisselwerking, althans die behoort te bestaan, omdat de ene niet zonder de ander tot volle ont plooiing kan geraken. De openbaring leert ons dat. De niet-gelovige we reld, die de leiding van Openbaring en Kerk ontbeert, komt, misschien met Uitzondering van dat deel, dat een gewild-vijandige houding tegenover God aanneemt, in haar denken over de mens, zij het langs heel-wat omwe gen. steeds dichter bij de éne waar heid. Dat kan niet anders; de na tuur heeft geen vrede met een ver krachting van haar wezen. Voor ons is dat een aansporing te meer door een levend voorbeeld de zoekenden de juiste weg te wijzen. Zijn wij echter zelf niet die weg kwijt? Geeft onze levenswijze blijk van een verantwoordelijkheidsbesef voor het geheel van het bestaan? Voe len wij nog de tegenspraak tussen ons leven en het Evangelie? Gods Waarheid blijft, ook in onze moder ne tijd, nog volledig van kracht. Aan passing, begrip, mildheid van oor deel hebben zonder twijfel alle recht van bestaan, echter steeds onder voorwaarde, dat ze de leer niet aan tasten. Christus heeft uitdrukkelijk gezegd, dat slechts één ding noodza kelijk is: eerst het Godsrijk zoeken! dat Godsrijk brengt de boodschap van de juiste waardering der mense lijkheid. De verslaving, die wij hier bedoelen, is de ondergang van het echte menselijke. Wat wij nodig heb ben is: afstand-nemen, bezinning, stilte; de moed om met ons werke lijke zelf bezig te zijn en verder te kijken dan het onmiddellijke milieu en werk. Om zo onze innerlijke vrij heid weer te ontdekken, onze wil en ons geweten. Want hierover kunnen Wij het toch wel allen eens zijn: menswaardig is slechts zo'n leven, dat, bevrijd van een blinde onder worpenheid aan het stoffelijke, van- Uit een blij gedragen en aanvaarde Persoonlijke verantwoordelijkheid, eigen vrije beslissingen neemt. Huissen 22 juli De burgemees- ter van Huissen in de Betuwe, die on geveer drie maanden met ziekteverlof is keweest, treedt maandag weer in func- Jje. Het provinciaal bestuur heeft een on- S^fzoek ingesteld nadat de raad tegen burgemeester een motie van wan- Duwen had aangenomen in verband Uf.t een grondtransactie met een plaat- hik expeditiebedrijf. de renbaan van keizer Nero Door geen menselijke macht, schrijft Tacitus, niet door schenkingen van de keizer noch door religieuze plechtigheden om de goden te verzoe nen kon het euvele gerucht de kop worden ingedrukt, dat de brand op bevel was aangestoken. Zo liet Nero om radicaal een einde te maken ann deze praatjes schuldigen aanwijzen, die hij de meest geraffineerde folte ringen deed ondergaan. Dit waren mensen, die verfoeid werden om hun wandaden en die het volk „christenpn" noemde. „Velen werden aan het kruis genageld en moesten, bestemd voor de vuurdood, wanneer het dag licht was afgenomen, branden bij wijze van nachtverlichting. Nero had zijn eigen park voor dit schouwspel opengesteld en gaf daar circusspelen, zich onder het volk mengende in wa- genmennerscostuum of werkelijk op een renwagen staande". Tacitus voegt er aan toe: „Zo gebeurde het, dat me delijden opwelde met deze mensen, die... om zo te zeggen niet voor het heil van de staat werden omgebracht, maar opgeofferd aan de wreedheid van één enkeling". (Annates 15, 38-44). Het is niet duidelijk, of de „zeer grote menigte personen" (van wie Tacitus gewaagt), die in het park en de renbaan van Nero toen om gebracht werden, uitsluitend chris tenen waren. Evenmin is net duidelijk, of de jonge christengemeente in Rome in haar geheel een goede rol gespeeld heeft. De brief van Paus Clemens aan de Korinthiërs. dertig jaar later ge schreven, spreekt van interne naijver en verraad, waardoor Petrus en Pau- lus tenslotte de dood vonden. Maar hoe dan ook, zeker is, dat vele dei- eerste Romeinse christenen het slacht offer werden van Nero's misdaad, en kel en alleen omdat zij aanhangers be vonden werden van het „nieuw en kwaadaardig soort bijgeloof" (Sueto nius) of zoals prof. P. van Stempvoort het in zijn onlangs verschenen werkje „Petrus en zijn graf te Rome" uit drukt: om hun als subversief en staats gevaarlijk beschouwde „apartheid". De traditie zegt, dat onder de veroordeel- .en XT Pie^er was. Zo werd het park van Nero het eerste christelijke mar- telarenveld in de Rijkshoofdstad. Waar de plaats ligt, die getui ge was van de moord op de Apostelprins en de zijnen kan men uit een aantal gegevens nagaan. Tacitus gaf op: het park van Ne ro en de daarin gelegen renbaan. Plimus, een iets vroegere tijdge- noot, vermeldt in zijn Naturalis His- toria (XXXVI, 74), dat er een Egyp tische obelisk stond in het Vaticaan- se circus van de keizers Gaius en Nero". Hij vertelt er o.m. als bijzon derheid bij, dat dit de derde ohebsk in Rome was; de twee andere wa ren eerder en wel door keizer Au gustus uit Egypte gehaald. De Va ticaanse obelisk, vervolgens, was de enige, die bij het vervoer gebroken was. Tacitus en Plinius schrijven over hetzelfde terrein. Het is nl. bekend, dat indertijd Agrippina, de moeder van de latere keizer Gaius (Caligu la) zich grond verworven had in de Vaticaanse regio en daar een park had laten aanleggen. Nero erfde het „ark als Kroon- en familiedomein. Gaius is er kennelijk met de aanleg van een renbaan begonnen. In 37 n. C. liet hij daar de obelisk plaatsen. Nog niet lang geleden is ier een nieu we aanwijzing uit de Oudheid bijgeko men om Nero's circus te lokaliseren De nneravers, die onder de St. Pieters kerk een begraafplaats bloot legden, troffen boven de deur van een der mausrflea (graf A)|n een marme steen aan met een lang inschrift. Dat heeint aldus' .Uit het op drie vellen geschreven testament van Popilius He- racla. Gaius PopUius Hcracla aan zpn erfgenamen: Gegroet. JL V' mhn erfgenamen, ik gelast u en ik verlaat mij op uw goede trouw, dat eii mii eeri erafkapel bouwt voor 6000 festertien ten Vaticane nabij het cir- Het mausoleum van Popilius Hera- cla is van ongeveer 140 n.G. Combineert men nu de gegevens met de topografische mogelijkheden te plaatse een renbaan moet uiter aard op vlakke grond j'Sgen dan komt men tot de conclusie. dat het cir cus van Gaius en Nero zich in oost- westelijke richting uitstrekte langszij de (zuidelijke) zijwand der tegenwoor dige Sint Pieterskerk. Tenslotte is er nog de obelisk. Sinds de Oudheid tot 1586 heeft er een Egyp tische obelisk gestaan naast de bt.- Pieter en wel in de hoek naast net huidige sacristiegebouw. Paus Sixtus V deed deze naald overbrengen naar het midden van het Pietersplein en daar staat hij nog. Zijn vroegere posi tie is op de centimeter nauwkeurig be kend. Ómdat men als normaal moet aannemen, dat Caligula dit Egyptisch trofee neer liet zetten in de lengte-as van de renbaan, zij het in het midden, z(j het op een der eilanden, waar de paarden zwenken voor de volgende ronde, lag de plaats van Nero's circus voor de historici als het ware vastge nageld. De opgravingen onder de Sint Pieter hebben een wetenschap pelijke rijkdom aan vondsten opgeleverd, maar het circus is er door zoek geraakt! Toen men in de Renais sance de oude Sint Pieter afbrak en er de onze voor in de plaats bouwde, vond men de geweldige zuidelijke fun damentmuren van de kerk en hield die voor een der wanden van Nero's ren baan. Dezelfde bouwsels werden voor de zijmuur van de nieuwe basiliek ge bruikt. De opgravingscampagne 1940- 1950 heeft echter ontdekt, dat de fun damentmuren het werk waren van de architecten van keizer Konstantijn en stamden uit ongeveer 330 n.C. Deze muren gingen tot in demaagdelijke grond. Wat men verder, binnen de ge geven graafmogelijkheden, ook pro beerde, er werd geen spoor en geen steen van het circus van Gaius-Nero gevonden. Dit was bijzonder vreemd De authentieke bronnen uit de oud- heiu, de vroegere plaats van de obe lisk, de topografische omstandigheden, zij lieten nauwelijks toe, dat de ren baan ergens anders gelegen zou heb ben dan immer gedacht. Vooral die obe lisk lag de archeologen „als een steen op de maag" Dit soort 20 tot 30 m. hoge granieten of basalten naalden laat nu eenmaal niet gemakkelijk met zich sollen. De „Catalogus der Stadswijken" uit ongeveer 350 n. C. noemt onze obelisk in Vaticano nog eens ten overvloede. Er zijn geen ge gevens, zelfs geen legenden bekend, dat de naald in de Oudheid of in de Middeleeuwen verplaatst is. De eni ge bekende verhuizers waren architect Domenico Fontata en zijn 900 arbei ders. Opnieuw zijn er onderzoekingen gedaan. Men heeft opgravingen verricht op en rond de plaats, waar tot 1586 de obelisk stond. Deze opgravingen, waarbij men veel last van het grondwater had, hebben twee jaar geduurd. Prof. Castagnoli heeft dezer dagen op de zitting van de pau selijke Romeinse Academie voor Arche ologie verslag uitgebracht van de re sultaten. Om met het voornaamste te beginnen: 10 m. onder het huidige straat oppervlak werd de basis van de obe lisk aangetroffen: een voetstuk van travertijn op een brede fundering van kiezelbeton. Men concludeerde, dat deze bouw uit de tijd van Caligula stamt, terwijl de sporen van de aan hechting der naald op het voetstuk nog duidelijk zichtbaar waren. Naast deze basis werd aan alle zijden een geëgali seerd terrein aangetroffen, dat ver hard was in verschillende lagen: leem, kool, zand. Zonder twijfel was dit de piste van de renbaan. Een zg. spina, de verhoogde en met architectonische versieringen uitgedoste „ruggegraat", het middenstuk van de ellipsvormige renbaan, ontbrak. De detectives der geschiedenis heb ben, als In de speurderromans, van al le gegevens een lijst gemaakt, van de negatieve en de positieve, van de ge tuigenverklaringen en van de gevonden sporen. Hun reconstructie van het ge beurde luidt thans ais volgt: Het cir cus Gai et Neronis'* heeft inderdaad' ge legen langs de zuidelijke zijmuur van de latere Pieterskerk. De .piste werd on normale wijze aangelegd en verhard. Aan het einde van de baan werd dé Egyptische obelisk geplaatst, waarvan Plimus schreef. Het circus heeft geen in steen opgetrokken gaanderijen en zit plaatsen voor de toeschouwers gehad maar slechts houten stellages of aar den wallen met houten zitbanken Het is plm 40 C. in gebruik genomen en heeft een eeuw bestaan. Of er nog ren nen en spelen gehouden werden, toen Popilius Heracla zich „nabij het circus" liet begraven, is een vraag. Maar de onbekende, die omtrent 150 n C. werd bijgezet achter de obelisk van Nenco- reus, Sesostris' zoon uit het oud Egypte- land, werd niet meer begraven op de plek, waar de wagens door de bocht tolden, maar in de reeds voormalige renbaan, toen wellicht de nieuwste uit leg van het zich juist in deze periode uitbreidende Vaticaanse kerkhof. Hef was in de tijd dat de Romeinse chris tenen 100 m. daar vandaan een bescuei- den inemoria bouwden op het graf van Sint Petrus. J. SCHIPHORST. Op de 16-eeuwse tekening van Dosio Cavalieri staat de Egyptische obelisk nog op zijn oude plaats ten zuiden van de St.-Pieter, in die dagen in aanbouw. Achter de obelisk de ronde Andreaskapel. Het rapport van het KaskI, dat een beeld geeft van de situatie op 1 janua ri 1958, constateert de volgende statis tische achterstand van het katholieke De Egyptische obelisk staat thans midden op het St.-Pietersplein. Het kruisje geeft de vroegere plaats aan. onderwijs ten opzichte van het totale onderwijs in ons land: bij het v.h.m.o. voor jongens 18 pet en voor meisjes 23 pct„ bij het u.l.o. voor jongens 19 pet en voor meisjes 20 pct„ bij het never- heidsonderwijs voor jongens 37 pet en voor meisjes 12 pet en bij het lager land- en tuinbouwonderwijs voor jongens 9 pet. (De v.g.l.o.-scholen en de niet erkende klein-seminaries zijn in het rap port buiten beschouwing gelaten). Bij de verschillende berekeningen is men er van uitgegaan, dat voor de kinderen die op katholieke lagere scholen heb ben gezeten, ook katholiek voortgezet onderwijs wordt gewenst. Men legt er de nadruk op, dat het begrip „achter stand" in eerste aanleg louter in sta tistische zin is gebruikt. De ideale toe stand, waarin alle voor katholiek voortgezet onderwijs in aanmerking ko mende kinderen katholieke scholen be zoeken, is niet te verwezenlijken; in deze zin zal het katholieke onderwijs altijd een zekere „achterstand" blijven hetgeen niet verontrustend is. In- tuusen is hiermee de mogelijkheid niet uitgesloten, dat er vele gebieden zijn, waar het katholiek onderwijs nog uitbreidingsmogelijkheden heeft en ook, dat er gebieden zijn, waar het katho lieke volksdeel in relatief geringe mate voortgezet onderwijs ontvangt. Het Kaski is tot de bevinding geko men, dat de algemene conclusies inza ke de statistische achterstand van het katholiek voortgezet onderwijs niet in gelijke mate gelden voor alle delen van het land: er zijn in verscheidene gebieden gunstige en ongunstige uitzon deringen. Het meest harmonisch is het katholiek onderwijsapparaat uitgebouwd in Zuid-Limburg. In de meeste school types (met uitzondering van het lager technisch onderwijs) nemen ook Fries land, de IJsselmeerpolders en de bollen streek zeer gunstige posities in. Hetzelfde geldt voor de plaatsen Ai-nhem, Hil versum. Voorburg, Rijswijk en Roer mond. In alle andere gebieden van eni ge betekenis zijn evenwel min of meer ernstige lacunes aan te wijzen. De Randstad-Holland is voor het ka tholiek onderwijs een probleemgebied van de eerste orde. De randstad na de zuidelijke provincies de belangrijk ste concentratie van de katholieke be volking vertoont globaal genomen het beeld van een grote statistische ach terstand in het v.h.m.o. voor jongens en in mindere mate voor meisjes, in het lager technisch onderwijs en in het huishoudonderwijs. Het u.l.o. is hier eveneens niet erg sterk ontwikkeld. De provincie Noord-Brabant ziet men, met uitzondering van het oostelijk deel, als een belangrijk probleemgebied voor wat het u.l.o. en het l.t.o. betreft. In de sector van het v.h.m.o. is er nog een geringe statistische achterstand en in de sector van het huishoudonderwijs is de spreiding zeer ongelijkmatig. Over ijssel en de Gelderse Achterhoek ver tonen een vrij evenwichtig beeld bij het jongensondcrwjjs (uitgezonderd het l.t.o., dat in het gehele land tekorten vertoont), maar niet bij het v.h.m.o. en liet u.l.o. voor meisjes. De deelne ming van de meisjes aan het huis houdonderwijs is hier echter hoog, zo dat gesproken moet worden van een sterke eenzijdigheid in de schoolkeuze. Uit de cijfers is verder de algemene conclusie te trekken, dat zich vooral hjj het u.l.o. en het huishoudonderwijs een sterke lokale gebondenheid voor doet, welke gebondenheid men doorbro ken zou willen zien. Bj] al deze uitspraken gaat het nog steeds om de „statistische achterstand": men heeft door een vergelijking met het totale voortgezet onderwijs geconsta teerd, dat het katholiek voortgezet on derwijs. statistisch gezien, op bepaalde punten te weinig leerlingen telt. Er doen zich nu twee vragen voor. Ten eerste: in hoeverre staat het katholieke volks deel achter bij het gebruikmaken van het voortgezet onderwijs? (Er gaan ook vele katholieke kinderen naar niet-ka- tholieke scholen, bijvoorbeeld in de dia sporagebieden en in de sector van het lager technisch onderwijs, waarvan de 28 juli zal het veertig jaar geleden zijn, dat het r.-k. Centraal Bureau voor Onderwijs en Opvoeding opgericht naar aanleiding van de tot standkoming van de grondwetsherziening van 1917 en de nieuwe lager- onderwijswet van 1920 te Den Haag werd ingewijd door de toenmalige aartsbisschop van Utrecht, mgr. H. v. d. Wetering. Het jubileum van het r.-k. Centraal Bureau wordt niet met openbare manifestaties gevierd, doch men heeft wel een feestgeschenk doen ver schijnenwaarmee beoogd wordt de ontwikkeling van het katholieke on derwijs te illustreren. Het Katholiek Sociaal-Kerkelijk Instituut heeft voor het r.-k. Centraal Bureau een scholenatlassamengesteld, die een beeld geeft van dc verbreiding van het katholiek voortgezet onderwijs. De direc teur van het Centraal Bureau, mgr. mr. F. Op de Coulwijst er in zijn inleiding bij deze uitgave op, dat men met het in kaart brengen van de thans bereikte situatie de doeleinden zichtbaar wil maken an het verder te voeren beleid. Het katholiek voortgezet onderwijs staat voor de taak zijn door historische oorzaken ontstane achterstand in een beperkt tijdsverloop in te halen, zo merkt de directeur van het Kaski, drs. J. A. M. H. Damoi- seaux, bij de introductie van de atlas op. Dit is niet alleen een katholiek belang: aan de nationale vraag naar knappemensen kan niet voldaan worden zonder de maximale bijdrage van het katholiek volksdeeldat bijna 40 van ons volk omvat. De precieus samengestelde kaarten van de scholenatlas lenen zich niet goed voor reproductie; in nevenstaand overzicht zijn echter de belangrijkste punten van het commentaar bij de kaarten samengevat. UTRECHT, 22 juli Het Katholieke Vrouwendispuut een groep vrouwen die in het maatschappelijke leven op de voorgrond treden heeft in een schrijven aan het bestuur van de Ka tholieke Volkspartij met klein protest aangetekend tegen de kandidaatstelling voor de komende Eerste Kamer-verkie zingen op 3 augustus, die zodanig is, dat de enige vrouwelijke kandidate me vrouw J. A. A. Luijckx-Sleijfer zeer waarschijnlijk niet in de Eerste Kamer zal terugkeren. Tengevolge van deze kandidaatstelling zal, zo wordt gezegd bijzondere omstandigheden voorbehou den, de katholieke Kamerfractie in de komende periode uitsluitend uit man nen bestaan. De veelzijdige samenstel ling van de volksvertegenwoordiging door de K.V.P. in haar vaandel geschre ven wordt op deze wijze met voeten getreden. „Nauwelijks drie jaar geleden", zo vervolgt het schrijven, „bracht de commissie-Nol te, op verzoek van het dagelijks bestuur van de Partij, een ver trouwelijk advies uit over de wijze, waarop door de KVP de belangstelling van de katholieke vrouwen voor de poli tiek en haar politieke activiteit kunnen worden vergroot. Hierin werd de nood zaak van deelname van de vrouwen aan de politiek uitvoerig getoond. Uit 't his torisch overzicht in dit rapport blijkt tevens een onmiskenbaar gevoel van onbehagen bij de vrouwen ten aanzien van de bereidheid van de Partii om haar ook daadwerkelijk in het politieke leven op te nemen op een wijze, die voor een goede samenwerking noodza kelijk is. Het Katholiek Vrouwendispuut vraagt zich dan ook éf, of degenen, die verantwoordelijk zijn voor de ge wraakte kandidaatstelling, zich wel voldoende hebben gerealiseerd, welke repercussies deze beslissing zal hebben onder de Nederlandse katholieke vrou wen. Het vertrouwen van de Nederlandse vrouwen in de K.V.P. is hierdoor diep geschokt. Het bestuur van het Katho liek Vrouwendispuut verzoekt u daar om met de grootste aandrang midde len te beramen om in de toekomst een herhaling van deze volslagen misken ning van de noodzaak, om naast de mannelijke visie ook de vrouwelijke bijdrage in het landsbestuur tot zijn recht te doen komen, onmogelijk te maken." Het schrijven is, ondertekend door de presidente mejuffrouw dr. A. de Waal en het bestuur van zes leden. confessionele tak eerst laat tot ontwik keling is gekomen). De tweede vraag is of in alle types van voortgezet on derwijs en in alle delen van het land de uitbouw van het katholieke onder wijs afgestemd moet worden op het totale onderwijs. Bfj de beantwoording van de eerste vraagt wyst het Kaski er op, dat in 1956-1957 minstens een-derde van de ka tholieke l.t.o.-leerlingen een niet-katho- lieke school bezocht. De achterstand van het katholiek l.t.o. behoeft dus nog niet direct te betekenen, dat de katho lieke bevolkingsgroep achter ligt bij de deelneming aan het lager technisch on derwas. Het is echter weer niet ge zegd, dat deze redenering nu ook voor alle schooltypes opgaat. Er bestaan duidelijke aanwijzingen, dat het katho lieke volksdeel inderdaad minder voort gezet onderwas vooral v.h.m.o. en u.l.o. ontvangt dan het niet-kathoiie- ke volksdeel. De eerste aanzet voor deze achterstand wordt reeds gegeven in de lagere school. Een eerder inge steld onderzoek wees al uit, dat de leerlingen van de katholieke scholen meer doubleren in het lager onderv. ijs dan de leerlingen der niet-katholieke scholen. Ook is gebleken, dat de leer lingen der katholieke scholen vaker in het g.l.o. blijven „hangen" voor het uitzitten van de leerplicht dan de leer lingen van niet-katholieke scholen. De conclusie van een en ander is. dat de achterstand van het katholiek voortge zet onderwas een tweevoudige achter grond heeft: enerzüds bezoeken vele ka tholieken niet-katholieke scholen en an derzijds volgen de katholieken minder het voortgezet onderwas dan de niet- katholieken. Dit laatste verschynsel is een uitvloeisel van het intellectuele emancipatieproces, waarin het katho lieke volksdeel nog steeds verkeert. De krachtige expansie van het katholiek voortgezet onderwijs in de laatste ja ren toont evenwel aan, dat dit emanci patieproces thans snelle vorderingen maakt. Hoe moet men nu verder de uitbouw van het katholiek onderwijs aanpakken? Het. rapport wijst er op, dat men zich niet zonder meer behoeft te spiegelen aan het totale voortgezet onderwijs, dat immers ook aan allerlei veranderingen onderhevig is. Doch het feit ligt er, dat in het spreidingspatroon van het katho liek voortgezet onderwijs sterke oneven wichtigheden voorkomen. In het verle den is de uitbreiding vaak willekeurig verlopen. Het gaat er thans om verdere onevenwichtigheden bij de verdeling over de verschillende plaatsen en schooltypes te vermijden: elk verkeerd gesitueerde school benadeelt de ont wikkelingsmogelijkheden voor een an der gebied. Het Kaski pleit derhalve voor een duidelijke „planning" bij de stichting van nieuwe scholen. (NADRUK VERBODEN) <S>

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1960 | | pagina 5