Schuberts Mayrhofer-liederen
Verdere ontwikkeling
volksverzekering
commentaar
PARADIJS DER NOORDZEE!
De sokken
van Johan
SIWA;
0
L Züterman, de seekabouter J
o
H
DE VLUCHT
0, dat stotteren! V/4 TV
VERTOLKING DOOR DIETRICH
FISCHER-DIESKAU
ALGEMENE KINDERBIJSLAGWET
oase in de woestijn
't
NEDERLAND-ENGELAND
AMERIKA
ZATERDAG 6 AUGUSTUS 1960
PAGINA 15
DISCOPHILIE
Maandag
Nieuw!
AUTO SPEEDWAY
met 1000 Motoren
om d. GOUDEN HELM 1960
.M*
M
door JOH. RAM
De meeste verzen, die Schubert tot
be de ren transformeerde zijn an
Goethe. Zijn op één na meest
P®borriponeerde dichter is Johan Mayr-
v? er. zijn vriend en gedurende twee
lonl zUn kamergenoot. Het is opval-
fo v dat; er onder die talrijke Mayrho-
uderen 20 weinig zijn, die de
cnubert-vereerders na aan het hart
j,fgen' Schubert moet uitermate op
vou> ®esteld zijn geweest, ofschoon hij
mpn ns de biografen een onaangenaam
rhJ}s, Was, grimmig, ziekelijk, hypo-
pn ndrisch, een man die zich eenzaam
j-l ,VerIaten voelde en in deze wereld
woi ttlu's was. Zijn verzen leggen dapr
si» getuigenis van af. Niet zeidèn
th kind van zijn tijd als hij was,
nema's aan die betrekking hadden op
,fn idyllisch natuurgevoel. Hij kan die
wrnming niet volhouden en bederft ze
°i.)na altijd door in prekerige ontboeze-
vTi'ngen vol zelfbeklag uit te barsten.
moet Schubert bij het componeren
van Mayrhofer-teksten dikwijls moeiten
veroorzaakt hebben, deze speciale
Eigenaardigheid van de dichter bedoel ik
"'et zozeer het feit, dat zijn verzen
hogal middelmatig, om niet te zeggen
vaak zwak zijn. Daar kon Schubert,
als hij in zijn hoge inspiratie verkeerde
gemakkelijk overheen musiceren, of
schoon er in grote lijnen toch wel een
Wisselwerking valt aan te wijzen tus
sen de kwaliteit van het vers en van
2}ln muziek. Onder de Goethe-liederer
2Ün vele meesterwerken; de zes Heine -
hederen, die Schubert slechts maakte
2Ün toppunten in zijn gehele ied-
Oeuvre.
Maar het is een probleem om preke
rige teksten van een pakkende muziek
te voorzien, en het wordt ook Schu-
hert bijna onmogelijk wanneer zulke
teksten als onverwachte wendingen op
duiken in gedichten, die met een na
tuurstemming beginnen. Daar is nau
welijks een gave compositie bij denk
baar.
Men kan al de ups en downs van de
Mayrhofer-iederen goed bestuderen
bij het luisteren naar de Electrola-
opname (de Duitse tak van „His Mas
ter's Voice") WALP 552, waarvoor
Eietrich Fischer-Dieskau met Karl En
gel aan het klavier uitsluitend Mayr-
hofer-liederen gezongen heeft, veertien
stuks, maar nog lang niet de volledige
serie. Tot welk een resultaat de mees
ter komt met een wel gave tekst, ziet
rnen aan „Erlafsee", waarin de dich-
zich by uitzondering beperkt tot
et weergeven van de stemming, die
e meer by hem opwekt en waarin
1IJ wederkgj-jg het natuurtafereel
aanschouwt Di, is een lied van een
onuitsprekelUke intieme bekooriykheid
geworden, Zo goecj als de beste van
zijn lalrjjke water-poëmen. Het heeft
zjjn publiek dan ook gevonden.
Het tegendeel ziet men aan een lied
als ,,bennsucht", dat overigens in zyn
ontstaan vlak by „Erlafsee" opduikt.
Het begint bijzonder liefeiyk, maar
dan trekt de dichter hem in zijn pathe-
tische smartelykheid over deze boze
wereld en Schubert mag zien hoe hij
daaruit komt. iets dergelijks geschiedt
in ,Auf der Donau", waarin de dichter
het kenneiyk niet kan verdragen, dat
boten zo gemoedelijk voortglüden
lanes de oevers, die hem zo sterk
herinneren aan de treurige ondergang,
waartoe het leven onherroepeiyk ge
doemd is Zoals zo vaak zet Schubert
zich af aan de illustratieve, sfeerschil-
derende verklanking van bet uitgangs
motief, maar hij raakt al spoedig vast
voor, dat een lied na een
min of meer wegzakt in de kloof van
discrepantie, die tussen takst en mu
ziek ontstaat, Schubert redtde situa
tie ook wel eens bS andere
beproefde manier, die hy JbJJ andere
dichters toepaste: hy overspeelt de
tekst. Dit zien we in „Trost dat -
gaande van een nachtstemming met
klagende hoornroepen in het bos P-
stygt tot een uitgelaten ^verheerlijking
van de dood - ,,0 welch seliges ver
einen - Keine Schrecken hat das GraD
Hier grypt Schubert het natuurgeg
ven aan om het zonder omwegen t
Plaatsen in de sublimering, dieae
strekking van het gedicht ls. Men krygt
dan een nogal naïef thema'tje, dat opge
wekt heen danst over het zielverruk
kende graf van de dichter. Ook zo
bet toch niet helemaal goed.
Er zijn andere genres, waarin de
ontmoeting tussen Mayrhofer en Scnu-
bert tot aanzieniyk gelukkiger resulta
ten leidt. Daar zyn byvoorbeeld de
eenvoudige liederen van volkse toon.
Waarin de dichter niet probeert zich
interessant te maken, maar terugtreedt
in gevoelens, die in gezelschap alge
meen verstaan worden. ,,Zum Pun-
sche" is er zo een, een drinklied, of
bet opgewekte eenvoudige „Der Alpen
jager", alsook het ballade-achtige „wie
Ulfru flscht". n het laatste soort be
vat de plaat nog een tweede exem
plaar, „Liedesend", geen openbarin
gen voor de componist van „Erlkönig",
maar zeker ook niet minder dan goede
voorbeelden van Duitse liedkunst.
Het tweede genre, waarin Mayrho
fer en Schubert elkander goed ver
stonden is van neo-klassieke aard.
Mayrhofer heeft Schubert vaak klas
sieke teksten geleverd, en het is frap
pant te zien, hoe de componist daar
aan beantwoordt met een grote, naar
het monumentale neigende styi, waar
aan innigheid van gevoelsexpressie zich
gelukkig paart. De Goethe-liederen be
vatten daar ook enige voorbeelden
van. Op deze plaat is er maar één lied
in die trant, „Heliopolis", het is het
tweede van de beide Heliopolis-liede-
ren. die Schubert uit de geiyknamige
cyclus van Mayrhofer gecomponeerd
heeft. Het is een sterk bewogen lied,
in de trant van „Der stürmische Mor
gen" geschreven. Men moet het vooral
bewonderen om de zinvolle harmonie,
waarmee Schubert het met enkele 1U-
nen op een hoog niveau plaatst.
Voor degenen, die zich dieper met
Schubert willen bezig houden instede
van zich altyd maar weer te strelen
met de bekende klank van de geykte
liederen, levert deze opname van
Mayrhofer-liederen een bijzonder leer
zame en boeiende plaat op Zi1 vormt
overigens een onderdeel van een hele
serie gegroepeerde Schubert-opnamen.
die Fischer-Dieskau voor Electrola
maakt. Wat de zanger betreft, over
zjjn meesteriyke voordracht behoeft
hier wel niet meer veel gezegd te wor
den. Karl Engel beteleidt hem zeer ver
zorgd, al kan men wel horen, dat hy
eigenlpk een solist ls. Het is een kwes
tie van souplesse.
In aansluiting hierop noem ik nog
twee 45-t opnamen, waarvoor Fischer-
Dieskau, ditmaal begeleid door Gerald
Moore, afwisselend enkele Schubert- en
Schumann-liederen gezongen heeft. Op
H.M.V. 7 PH 1015 hoort men de on
overtroffen „Erlkönig", met een by-
zondere muzikale smaak geheel uit de
zang voorgedragen. Aan de keerzyde
staat het met hoog pathos gezongen „Die
beiden Grenadiere" van Schumann.
„Electrola" 7 ERW 5373 bevat van
Schumann „Intermezzo" en „Mond
nacht", beide uit de „Liederkreis" op.
39, alsmede Schuberts „lm Abend-
roth". Dit laatste lied zingt Fischer-
Diskau plotseling met die overdreven ge
voelvolheid en die artificiële stemmid-
delen, die het wel tot een roerende aan
gelegenheid maken, maar het de diepe
eenvoud van Schubert juist ontnemen.
Hij past dit ook toe in Schumann, maar
daar klopt het wei. Dit zijn dan ook
voorbeeldige vertolkingen.
L. H.
Het ziet er naar uit, dat de Twee
de Kamer in dit najaar de Al
gemene Kinderbüslagwet in be
handeling zal gaan nemen. Het vereist
geen al te voorspellende geest om de
bewering aan te durven, dat de Kamer
deze wet ook wel zal aanvaarden. Het
ontwerp van wet immers stamt nog
van de socialistische bewindslieden Van
Rhün en Suurhoff en de regering-de
Quay verklaarde op 26 mei 1959, dat
de parlementaire behandeling van dit
wetsontwerp voorrang zou moeten heb
ben. Vrij vertaald betekende dit, dat
het K.V.P.-standpunt n.l. dat deze wet
er moet komen, ondanks het verzet
van liberalen en gedeeltelijk Protes-
tants-Christeiyke zpde, door het kabi
net-de Quay was overgenomen. Een ge
heel andere vraag is natuurlek of de
Kamer bereid zal zyn het wetsontwerp
te aanvaarden zoals het thans is inge
diend. En daarby zal zonder twyfei
knelpunt worden de vraag of kinderby-
slag aan zelfstandigen moet worden uit
gekeerd vanaf het eerste dan wel vanaf
het derde kind. De regering stelt voor
vanaf het derde kind, daarby op de al
lereerste plaats aansluiting zoekende
by het min of meer principiële stand
punt dat in 1938 is Ingenomen door de
toenmalige minister van Sociale Zaken,
prof. Romme. Het kon wel eens een
riskant debat worden waarby het voor
beide partijen een moeilijke zaak zal
zyn de onjuiste synthese te vinden. Als
feit mogen we wel vaststellen, dat in
dien uitkering vanaf het derde kind
wordt aanvaard, dit zeer grote teleur
stellingen zal opwekken bp belangrpke
groepen middenstanders en vooral bij
de boerenbevolking. In deze groepen
n.l. leven velen in de veronderstelling
dat met name de K.V.P. zich bijzon
der zal inspannen uitkering vanaf het
eerste kind te bereiken. En er zijn re
denen voor deze veronderstelling.
Met het ontwerp Algemene Kinder
bijslagverzekering is een nieuwe stap
gezet op de weg van de ombouw van
de sociale arbeidersverzekering naar
die van de volksverzekering. We ken
nen reeds de Algemene öuderdoms-
(Advertentie)
STADION AMSTERDAM
wet en de Algemene Weduwe en We
zen Wet als verzekeringen tegen de gel-
delpke risico's van het leven waaraan
ieder verplicht is deel te nemen. Ook
mensen dus die best voor zichzelf kun
nen zorgen moeten de hoogste premie
betalen en krygen dezelfde uitkering
als degenen, die veel minder premie
hebben betaald. Men is hier uitgegaan
van de solidariteltsgedachte n.l. dat in
een welvarend land de risico's van het
leven zo egaal mogelpk gespreid moe
ten zpn. Het beginsel van de Kinder-
byslagwet 1938 heeft meer betrekking
op een spreiding van het inkomen,
waarbij rekening wordt gehouden met
de samenstelling van het gezin. Overi
gens gold en geldt ook hier de solidari
teltsgedachte, dat zij, die geen kinde
ren (meer) tot hun „last" hebben in de
vorm van een premie er mede voor
hebben te zorgen, dat kinderrijke
gezinnen zo mogelijk op een gelijk wel
vaartsniveau kunnen leven als de ande
ren.
Prof. Romme ging er destijds van uit
dat het gemiddelde inkomen van ie
loontrekkenden voldoende behoorde te
zijn voor het onderhoud van een ge-
gemiddeld gezin. Dat betekende
dat dus ook het loon van b.v.
een vrijgezel deze hoogte moest
hebben. We zullen nu niet over de
vraag twisten of dit in werkelijkheid
het geval was, met het uitgangspunt
zyn we het beslist eens. Sinas 1946 is
inmiddels de praktijk van dit beginsel
verlaten. We vinden eerlpk gezegd de
omschryving van de redenen daartoe
in de Memorie van Antwoord op het
voorliggende wetsontwerp nogal voor
zichtig geformuleerd. Ook al moeten we
toegeven dat de feitelpke omschrpving
juist is. Maar eigeniyk komt het hier
op neer: we leefden onmiddellpk na de
oorlog in een nationale armoeds-situa-
tie, zodanig, dat niet alleen de prijzen
met de bajonet op het geweer moes-
ten worden bewaakt maar ook de lo-
nen. Het beruchte Haagse huishoud-
Doekje van 1946 had een weekloon voor
loontrekkenden becpferd teveel om van
te sterven en te weinig om van te
leven. En dit gold dan een gezm
van man en vrouw, dus zonder kinde
ren. Had men toen als basisloon geno
men de behoefte van een gemiddeld
gezin, dus van ongeveer 4V4 persoon,
dan zou het loon zodanig zijn geste
gen, dat de economische ontwikkeling
o£ beter gezegd het toen zo noodzake
lijke economische herstel, zeer sterk
zou zijn afgeremd, zo niet onmogelijk
zpn geworden. Dat was de reden waar
om ook de vakbeweging akkoord ging
met dat looniveau maar dan onder
nadrukkeiyk beding dat dan de kin
derbijslag vanaf het eerste kind zou
worden gegeven. Die Kinderbpsiagwet
1946 werkte en werkt derhalve nog al
tyd loondrukkend. Ook in '54 heeft de
S.E.R. zich nog eens nadrukkelijk uit
gesproken, dat die Kinderbijslagwet
'46 eigenlpk principieel fout was. In
middels kan men zich afvragen of het
nog enige reële grond heeft te probe
ren de klok terug te draaien. Een wij
ziging immers zou onvoorstelbare loon-
gevolgen hebben welke onze hele lande
lijke economie in ernstig gevaar zou
brengen.
Waarom nu verschil in de Volks
verzekering tussen loontrekken
den en zelfstandigen? Onder de
thans geldende wet is zonder enige
twijfel ook een groot aantal loontrek
kenden met een zodanig inkomen, dat
zp geen glas wijn minder zouden drin
ken wanneer zij geen klnderbpslag ont
vingen. We herinneren ons nog ai te le
vendig de discussies rond het ontwerp-
Romme, welke gericht waren tegen de
toen aanvankelijk voorgestelde dubbe
le progressie.
Onder de zelfstandigen daarentegen
kan een zeer groot aantal worden aan
gewezen van wie men zonder twpfel
moet zeggen, dat zp .onder een zede
lijk bestaansminimum leven. Als men
b.v. ziet, geiyk in de Memorie van
Antwoord gebeurt, dat niet minder dan
130.000 zelfstandigen met een aantal
kinderen waarvoor aanspraak op kin
deraftrek bestaat, in de inkomensklas
se is gerangschikt tussen twee en drie
duizend gulden per jaar, om van de
lageren nog maar niet te spreken,
vraagt men zich toch onmiddellpk af,
waarom de iyn die in de kinderbpsiag
wet voor loontrekkenden is getrokken
hier niet consequent wordt verlengd.
We kunnen ons bepaald nog niet op
werken tot grote waardering voor de
door de bewindslieden aangevoerde ar
gumenten. Zeker een economisch ar
gument spreekt ons aan. Een premie-
verschil van drie-drietiende procent be
tekent een miljoenendruk op het be
drijfsleven. En dat daar dus een oplos
sing voor moet worden gevonden, ak
koord. Dat misschien de weg van de
geleidelijkheid om er toe te komen
moet worden gekozen, ook akkoord.
Maar als die weg van de geleidelijk
heid zou betekenen een tydeiyke toe
slag uit de algemene middelen dan is
ons „principiële" bezwaar toch niet zo
erg groot. We leven nu eenmaal in
een situatie, waarin we tal van vor
men van toeslagen wel aanvaarden.
Daarby mogen we beginnen met te her
inneren aan de noodvoorziening Kinder-
bijslag Kleine Zelfstandigen. Deze wordt
helemaal uit de algemene middelen
gefinancierd. De huurbyslagen en de
toeslagen op de invaliditeitswet zyn
enkele andere voorbeelden. Het lijkt
ons dat we met dat woord principieel
enigszins voorzichtig moeten zjjn. De
mensen, de zelfstandige mensen met
een betrekkelijk gering inkomen hebben
er recht op dat ook zij de natuurlyke
ontwikkeling van hun gezin materieel
kunnen bijhouden. En dat is voor ons
wel principieel.
jujju
„„„„„„„„„„„SS,,,,,,,„SS/SS,sssssssssfsssfSs/"/srs/ssssssssss"J/"'///'/""""""SM""'s'ssssssssssssfssssss/sss/s/sssssssstfsssrss//"/ss/st het een moeilijk karwei de weg niet
f kwyt te raken, want de woestijn is vlak
en stoffig en rotsachtig.
Twintig mijl voor men Siwa bereikt
doemt er een reusachtige bergbarrière
op, die iedere verdere doortocht onmo
gelijk schijnt te maken.
Er loopt echter een pad door de ber
gen via allerlei merkwaardige kron
kels, maar „De Maanberg" is be
paald geen lustoord om door te trek
ken, doch bezit een merkwaardige
schoonheid en men is dan ook verrast
als men na een scherpe draai naar
rechts plotseling het pad naar beneden
ziet kronkelen, recht op de Siwa-laagte
aan, die door duizenden palmen met
velerlei kleurschakeringen is omge
ven, met daarin de okerkleurige hui
zen, het grote zoutmeer en de witte
duinen van de woestijn.
De oase is veertig mijl lang en twin
tig mijl breed en heeft een beplanting
van 80.000 dadelpalmen, die vruchten
van zeer goede kwaliteit voortbrengen.
Hun suikergehalte is zo groot dat de
dadels enkele jaren bewaard kunnen
blijven, zonder te gaan bederven. Vrij
wel iedere bewoner van Siwa is be
trokken bij de dadelverbouw. Alleen de
beste vruchten komen voor de verkoop
beschikbaar, de rest dient als voed
sel voor de kamelen.
Het stadje Siwa telt ongeveer 2000 in
woners; de gehele oase 4000 bewoners.
Ze leven doorgaans in lemen huizen,
gemaakt van palmhout met daartussen
wanden van leem.
De nacht valt ln Siwa vrij snel en
de oase lig dan in een sluier van duis
ternis, maar voor het zover is wordt
Siwa een kort moment verlicht door
de dalende zon, die een kleurig beto
verend beeld schept van okerachtig
licht. Dit duur slechts kort en de duis
ternis valt in.
Acetyleen-lampen worden ontstoken,
lichtjes dansen door de straten en de
Siwa ligt in de Egyptische woestijn, mensen en hun kinderen zitten in de
dicht bij de grens van Libië en kan deuropening van hun huizen. De vallen-
Sylt, het 40 km lange eiland, dat
voor de Noordfriese kust is gelegen en
door de vermaarde Hindenburgdamm
met het vaste land is verbonden, heeft
zich in de loop van een eeuw ontwik
keld tot een van de belangrykste va
kantiecentra van Europa. Het heeft
zyn goede naam te danken aan zpn
gunstige ligging in de door de golf
stroom verwarmde Noordzee en aan
het hieruit voortspruitende gunstige
klimaat.
Het grootste deel van de 20.000 in
woners van het eiland leeft min of
meer van het vreemdelingenverkeer.
Niet minder dan 24.000 gasten kunnen
in de verschillende badplaatsen van
het eiland worden ondergebracht. Dat
betekent, dat tussen mei en oktober elk
jaar honderdduizenden hier ontspan
ning en herstel van gezondheid komen
zoeken.
Sedert het midden van de vorige
eeuw hebben de oude Friese dorpen
Zeehond in zijn element.
van Sylt met hun aardige met stro be-
iMiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiimiii dekte huizen van zeevaarders en boe
ren zich tot alom bekende badplaatsen
ontwikkeld. Het variërende karakter
van het landschap droeg er toe bp, dat
iedere badplaats haar byzondere aard
kreeg. Dit heeft ruimschoots tot de ver
maardheid van het eiland bygedragen.
Op gelijke afstand van de noordelpke
en de zuidelpke spits van het eiland
ligt, aan de westelijke duinketen, Wes-
terland de grootste badplaats van
het eiland. Op de duinen strekt zich een
lighal uit en daarachter het badhuis,
waarin o.m. modderbaden uit zeeslik
minim ii in in m mui in ii hui hui ii minimi ii iiiiiiiinnmii ui
1
ln het plaatsje Brielle,
kiele kiele kiele,
liep Johannes Gortebrok
met een gat in ied're sok,
zo ging hij door Brielle
met twee röse hielen.
En wat zei mijnheer de Haan?
Zie die stumper daar eens gaan.
Wat zei Janus Doppen?
Kan die man niet stoppen?
Wat zei Juffrouw Poeierblos?
Foei toch, wat een sloddervos!
En wat zei de bakker?
Och, die arme stakker!
Ja, 't was spijtig voor de man.
Maar wat zei de jeugd er van?
Kiele kiele kiele.
Wat een leuke hielen.'
VERA WITTE
kunnen morden genomen. Van Sylt uit
kan men met het eilandentreintj'e vrij- bogen op een geschiedenis, die terug de nacht is voor de vrouwen het sein
wel alle badplaatsen van het eiland ge- gaat tot de vierde eeuw v. Chr. Thans hun huizen te verlaten en zij verza-
makkeiyk bereiken. Een tocht met dat is het een rustige oase, waar de men- melen zich dan in schaduwrijke hoeken
treintje is trouwens zo Interessant, dat sen leven zoals hun voorouders dat van de oase om wat met elkaar te pra-
ook de meeste automobilisten hem on- voor hen deden. Het enige aanknopings- ten. Een uurtje duren deze buurpraat-
dernemen. Zo bereikt men List in het punt voor de reiziger voor deze kleine jes dan ziet men ze een voor een weer
noorden, dat midden in een groots na- stad in de woestijn zijn de telefoon- naar huis gaan, de lichten worden ge-
tuurreservaat ligt. Van hieruit maakt draden, die Siwa met de rest van de doofd en de stilte heerst alom ln Siwa.
men uitstapjes naar de zeehondenban- wereld verbinden. Maar ondanks dit Alleen de duizenden sterren aan de
ken en naar de Deense kust. hulpmiddel bp het spoorzoeken blijft wolkenloze lucht geven dan nog licht.
MiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiniiiiMmmimmmmmmmmimiMmmmimmimmmmmimmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmiimiimiimmmmmmmimmmmmm
Hela, luister eens, riep Hap-slik de
p een klein eilandje in de
grote, grote zee woonden de
zeekabouters. Ze zagen er pre
cies hetzelfde uit, als de gewone
land- en boskaboutertjes. Alleen had
den ze, in plaats van hun puntmuts
een rond matrozen-petje op. Die zee
kabouters hadden ook een koning (HE m99,
Maar die droeg geen matrozenpetje kaaj k'et vogeltje toe. Wü jp voor mp
natuuriyk Die droeg een kroon, want dat gomje-} kroontje eens wegpakken,
daar was hjj tenslotte de koning voor. ja> van ket hoofd van dat kaboutertje
De zeekabouters konden het met de ginds? Eerst had het vogeltje er niet
andere zeebewoners goed vinden. Ze veej zm jn Maar de haai keek zó boos
mochten soms uit varen gaan op de en zd akelig, het vogeltje durfde op het
rug van een zilveren vis. Of feest- laatst niets6 anders ste Jdoen dan ^ap.
vieren in het paleis van de zeemeer- sj;k zyn zjn te geven_ Het fladderde
5,HonP rtikuilPa oen naar naar de £ouden boot- Pikte niet zpn
nm Mnnn P®*! snaveltje het gouden kroontje van de
golfjes om. Maar er was één 30ort konjng zyn hoofd en vloog er mee naar
JFLÏ2& nf; Hap-s?ik de haai terug, lïet was in een
f S2Ï «i „S12a - on. HÓ ommezientje gebeurd. De haai ver-
hadden al eens gedreigd, als de ka- dween er lachend mee in de golven,
bouters zich ooit in de haaiengolf Qa(. was helemaal eng, vond het vo-
vertonen, eten we ze allemaal op. geitje. Een haai die lachte, was nog
Maar de zeekabouters kwamen niet erger dan een haai die lelijk keek.
in de haaiengolf. Nee. ze zouden wei want dat hoorde er tenminste bp.
2?er„zSn,4„ Maar bp .de zeekabouters was ieder-
Op een dag was dei koning van de een plotseling in rep en roer. De
zeekabouters aan het varen in zpn kroon van hun koning was gestolen.
boze kop boven het water uit. Wat Hier pak aan, riep Znterman de zee
een koninkje van niks, riep hp boos. kabouter. Breng het aan de kabouter-
Dat draagt maar een kroon en dat koning en zeg hem dat ik met een
vaart maar in een gouden boot. Phoe, kwartiertje thuis ben.
zo'n klein ventje, wat verbeeld hij
zich wel. Juist kwam er een vogeltje
voorbp gevlogen.
gouden boot. Wat verderop, in de
miniminmumnu.
g was ges
u w i* i. i -Dat was heel verschrikkelijk. Ze hiel-
haaiengolf, stak Hap-slik de haai zpn den dadelyk ean vergaderingmidden
immnnmimnnninninnmnnnnmnmnn°P hun kleine eiland en eindelpk beslo
ten ze dat iemand zou gaan proberen
om het kroontje terug te halen.
Toen ze zover gekomen waren, ke
ken ze elkaar eens aan. Ze zagen al
lemaal opeens wat witjes. En hoe dat
kwam, dat snap je zeker wel. Maar
er was één zeekabouter die niet wit
werd. Dat was Züterman. Hy ging
rechtop staan en riep: ik zal het doen.
De vergadering is gesloten.
et vogeltje vloog dadelpk weg
met het kroontje in de snavel.
Het was blij dat het weer wat
goed kon maken. Ondertussen hees
Zilterman zich in het bootje en juist
wilde hy wegroeien, toen hp een boos
geklots en gespartel hoorde. Het was
de haai Hap-slik, die bemerkt had,
dat het kroontje gestolen was. Hij
had eerst een beetje moeite gehad
om wakker te worden. Dat valt niet
mee op een uur, dat je gewend bent
te slapen. Wel alle haaievlnnen-soep,
riep Hap-slik. Ik eet jou op, met huid
en haar en je zilveren bootje erbH.
Wat schrok Zilterman. Daar ga lk
nu, dacht hp. En ik ben nog pas zo'n
jong zeekaboutertje. Maar net had
hy dat gedacht, of hp kreeg een heel
ondeugend plannetje onder zijn ma
trozenpetje: Hp zou die Hap-slik eens
foppen!
Je mag me natuurlijk wel opeten,
edele haai, zei hp, maar ik zou het
je niet aanraden. Zo en waarom
niet? riep de haai en hp liet al zhn
grote tanden zien. Omdat ik een buix-
pyn-kaboutertje ben, zei Zilterman.
iemand die me opeet, krpgt onmid-
deliyk heel erg verschrikkelijke buik-
pyn zie je. Ja, u moet het natuurlijk
zelf weten. Ik gun een edele haai als
u graag zyn kostje. Maar och, och,
ik beklaag u, want u zult er van lus
ten.
Een buikpijnkaboutertje? riep Hap-
slik verbaasd. Dat moet ik eens aan
Zilterman was nog maar een erg onze dokter vragen. Wacht een ogen-
klein zeekaboutert.je. Maar slim was blikje, ik kom zó terug,
hp wel. Hp had wel eens gehoord, dat Maar zilterman was natuurliik niet
Die tante Paulina! Och, ze meende „Pepuister!" m niot v,a alle haaien in de haaiengolf 's mid- 7n dnm om ook mnar idn oeenblikie
het zo kwaad niet. Ze had de vader „Nee jongen!" knorde tante: 1e u fon ik hïï woT dags van één tot drie een haaien-dutje te wachten Hii roeide met een vaartie
van Pim beloofd, zyn zoon zo goed mo- moet Pim Puister zeggen." "J6 £aza°ru h®touweianmXaJ Vn deden' Als ik T dieJdKa, heb ik de uit de haaiengolf "egefrech naar
gelpk op te voeden. En dat trachtte ze „Dat zeg ik toch tante!" bTn^i -2? iJïïL^loi */rl meeste kans, dacht hp. En om kwart S%ji"die d?/éekabouters Daar
te doen, op allerlei manieren. Meestal „Je wordt onbeleefd, Pim. Zeg me dlira w,'^i«V«£r?'J£L~n over één Precies ging h« °P weS- «P amndenze aUemalTfllODdfulSlik
Met erg pï.ttlg. m.nieren. ,oor Pim „1«| hoe h.e, je oom!" SÜ"lïK? JeSfTC T„'.d,,T„ SSTloJWeSTkliS! ï"d!\o»'n'/SÏ
tenminste. „Pepaul Pepetrie. tuuriijk al weer heel ergens anders Of Lk 7i 1 Pr de gouden zeemedaille voor moed en
Het vatenwassen na het eten was al- ui:'Ma®-J°i"ge" da5^ H»eP„tante bent u al in Paramaribo? Erf dan gaat ïie ?e°i£ !rouw om te hangen. Hap-slik had in-
tpd een hele beproeving. Niet om het ult'T"^p,n Aent|eep„na" p® ZeSgen' u noS naar New-York. Zo'n lange reis Lrd niét die de kroon van onzp'knnln^ lussen heel wat moeite om de baaien-
drogen van die paar bordjes, maar om "rf hin» nn^hAtAHiik P hebt u geloof ik nog nooit gemaakt. heeft eostolen7 Jaia ik herken u? Jon dokter wakker te krygen. En toen het
de vele eisen, die tante daarbp stelde. «J* bent J. lk Ik vindj edat u dit keer heel lfng weg- fe snavel 3e hem eenmaal gelukt was en hy naar
„De binnenrandjes helemaal droog h®*'. J® kwu erniets aan doen. biyft.. Oom Paul is wel leuk. Maar tan- w een buikpijn-kaboutertje vroeg begon
wrpven, Pirn. Die moeten ook glim- Ik keb iets nieuws bedacht. Een leuk te Paulinaja, die ook wel een beet- ri, u T' o et v°£eltJe de haaiendokter zó hard te lachen, dat
men! Kijk eens Pim, de achterkant van spelletje. Daarmee zal het wel beter jemaar dan moet ze niet met die 5dhaalïlm, ?°?.d' ^aar wat. m°est a!Ie schippers dachten dat het stormen
de lepel is nog nat! gaaa' Ik zeg efaL !33L!ie •'d hoeft akelige spraaklessen beginnen. Kunt u 'k „rnt! hJl ivr V00r ging-
Veel ereer was het echter het hall a".e,en h'3t laatste woo;rd maar in te haar niet schreven, dat ze er mee op- T 8 i, mi Maar nu ik ge-
uur dat trouvT iedere dac on éten en vullen' „Let °P' 1 Potlo°d zit houdtOom Paul heeft al gezegd, daan heb, wat hij vroeg, kan ik van f I y lacme, omdat een klein ka-
v a te n was sen To ig d e Dan kTeeg Pim eenpepunt, Een scherpe pepunt!" t" W®' T sPraakIeraai' voor kéefkTygen^" m66r d°°r El houtertje de grote Hap-slik te
spraakles1 Want Pim stotterde' L me kan vindenaeei Kiugen. sjjm a£ was geweest. Hap-slik
Hy stotterde slechts met één letter' "ffn a,?dere zln' P m' De thee zit Tot zover was Pim gekomen. Stil Dat is tenminste een goed teken, zei schoot snel naar boven, maar het ka-
maar dat deed ie dan^ok onverbeterd ln Théëhns'» zat hU na te denken wat bi) vader nog s terman opgewekt. Blijf een beetje in boutertje was nergens meer te zien.
liik' Die ene vreseJiike letter was de 5lrt4 meer te vertellen had. O eigeniuk nog myn buurt. Misschien dat je me hel- Nooit is er weer een zeekabouter in
P De P "In de pot bedoel ik! zei tante een een heleboel. Maar toen was het, dat pen kunt. Toen zette Zilterman een
n'p P van nnéé Pani «n van Pa beetje boos. een zacht, vreemd geluid zyn aandacht klein duikershelmpje op en dook uit
iina 'Hel ïPPk^ wp1 of hlf tJpv»? büJt •|a' tante! lachte trok. Achter de kamerdeur. Zou tan- het bootje. Onder water verdween Zll-
hnoi P c „n pflJ ïoSnJnad Pim' te?Nee, ineens zag Pim iets wits terman, waar hy een stuk of wat gro-
ppstrnnia wi Pirns levenspad Maar dat was te veel. Nu werd tante onder de kamerdeur schuiven. Een te haaien zag. Maar gelukkig, ze slle-
gestrooia naa. echt boos. brief? Van wie? Op zyn tenen liep pen. Wat achteraf lag Hap-slik de haai
Aan dat stotteren met die P had „Moet je me nu voor de gek houden. Pim naar de deuren precies onder het puntje van ztfn
Pim ook zpn bynaam Pepimpie te dan- Ik doe alles om je te helpen. Je bent Ja, daar lag een brief! Pim raapte staart zag Zilterman het gouden kroon-
ken. Zo had de jongen zich zelf van een ondankbare jongen. Als ik het niet hem vlug op. Hij zag dadeiyk, dat er tje van de kabouterkoning. Zo stil als
jongsafaan al genoemd. Als de mensen deed om je vader te helpen„Beste Pim" bovenstond. Dus moest een muisje zwom Zilterman er heen.
hem vroegen, hoe heet je lieve jongen, En omdat tante haar zin niet af- die brief van Oom zUn. Heel voorzichtig stak hy zyn handje
dan kwam prompt het antwoord: Pe- maakte vroeg Pim: En Pjrn las: uit, greep het kroontje, maar tikte er
pim-pie. Dat laatste Pie kwam er zo „Wat dan tante. „Jongen, het is heel erg. Tante wil juist mee tegen de staart van Hap-slik
vanzelf maar achter. Tenslotte hadden Ee woorden waren er uit, voor Pim niets van onze uitvinding weten. Ze is toen hy het weg wilde trekken,
de meeste mensen hem ook maar Pe- er erg in had. Dat had hy niet mo- dit keer erg boos. Ze is in staat de poe- Zilterman vluchtte naar boven het
pimpie genoemd. Alleen tante Paula gen zeggen. Want al was Pim nog ket-raket te vernielen. En daarom Pim kr0ontie stevi« in de hand geklemd
niet. Die moest de spraaklessen geven. maar een jongen van twaalf jaar, toch moet jl1 het toestel redden. Ik vraag Daar vloog he°t vogeltie onrustig heen
dus die gebruikte dat stotterwoord met. wist hy drommels goed, dat tante niet misschien wel wat veel van je, maar en weer r5nd de kiejne zilveren boot.
„Ik zal je dat stotteren wel eens af- VOor niets zoveel zorg aan hem be- weet geen andere oplossing, jy moet
leren!" had tante dadelqk gezegd. En steedde. Vader betaalde ervoor. De de raket in veiligheid brengen. Je
daarom die spraaklessen. Ook nu weer. twee mensen, by wie Pim in huis was, snapt zelf wel, waar. Ons geheime
Pim had er na al. die nare dingen van waren helemaal geen familie van hem. plekje in de duinen. Je weet wel, we
deze dag helemaal geen zin in. Maar Die zorgden alleen maar voor hem hebben het samen het P.P.-dal ge-
daar werd niet naar gevraagd. omdat vader met zyn boot telkens verl noemd. Mijn naam en de jouwe. Petrie-
„Zie zo, jongen. Kom maar rustig re reizen moest maken. Misschien Puister!
by me zitten. Doe maar goed je best, dacht tante Paulina daar ook even aan. ...Daar' tussen de lage boompjes moet
dan ben je heel gauw van dat akelige Ze zei alleen maar: jy het neerzetten,
stotteren af. Dat wil je toch wel?" „Ik geef je vandaag geen spraakles- Wanneer? Ja, dat is het moeiiykste
„Ja tante." sen meer. Ga maar naar je kamer van het hele karwei. Je moet het pro-
„Mooi, dan beginnen we meteen „Goed tante!" heren, als tante haar middagdutje
maar. Zeg me maar na: „Ik zie een Als tante dacht, dat ie daa in zyn doetDan blijf ik ook in de kamer.
paard!" eentje wat ging zitten stotteren dan Maar doe het zachtjes Pim. Heel zach-
„Ik zie een pepaard!" .had'ze het helemaal mis. Daar voelde lJes en voorzichtig. Want ais tante je
„Je moet ppppaard zeggen Pim." Pim niets voor. Veel liever ging hy hoort, is het toestel verloren. Durf je?
„Ja tante: pepaard!" een brief schaven aan zyn vader. Je bent toch zeker niet bang hè? Als
De volgende zin maar!" zuchtte tan- Die moest toch zeker alles weten, wat het vliegtuig eenmaal daar is, zorg ik
te. „Ik schrijf met een pen!" er hier gebeurde. Zön vader was ook wel voor de rest. Beste Pim, ik reken
En Pim herhaalde: „Ik schryf met gek op allerlei machientjes. Die wist °P ie'
een pepen!" ook van Ooms plan, een eigen vlieg- pim 'achte. Die oom toch. Wat zou
„Een muur met een poort!" ging tuigje te maken. Daarom juist had va- het jan)mer zyn, als zyn prachtig toe
tante onverstoorbaar verder. der hem bij de familie Petrie gedaan ste' verloren ging. Bang? haha, Pim
Pim deed niet voor haar onder: „Een Pim hield veel van ai die technische was helemaal niet bang. Natuuriyk zou
muur met een pepoort!" dingen 'e bet doen. Liefst meteen al. Maar
„Nee, Pim, je let niet goed op van- Och och, wat schreef die Pim een dat ging niet. Hy moest biyven wach-
daag! We zullen het eens anders probe- vellen vol. Aan het eind stond: ten, wachten, tot alles stil was in huis.
ren. Zeg nog maar eens, hoe je heet!" «,Zeg P&ps, ik zou best zo'n tochtje Dan zou Pim laten zien, waartoe hy
,,Pepimpie!" met de pocket-raket willen maken. 'n staat was.
„En je achternaam?" 1l'oar ja, als oom Paul niet mag, dan (Wordt vervolgd)
Nooit is er weer een zeekabouter in
de haaiengolf gekomen. Nooit ook is
het gouden kroontje van de koning
weer weggediefd. Weet je hoe dat
;wam? De koning zette voortaan het
kroontje stevig vast met een elastiek
je onder zijn kin.
Nog altyd zön de haaien boos op
Ules wat zeekabouter is.
Maar in een zee zo vol met vriend
jes maal je daar niet om. Züterman
draagt trots alle dagen zyn gouden
zeemedaille op zyn jasje. Het is wel
jammer dat je hem niet zien kunt.
Zjin baard hangt er over, snap je wel.
Maar tja, dat is nu eenmaal het
nadeel als je een kabouter bent.
LEA SMULDERS.