De geheimzinnige stilte van
Groenlands woestenijen
Het lijkt wel of ie met
kluwentjes wol schildert
In het spoor van Amundsen, Nansen en Nobile
Comfortabele vlucht over de Pool
Zweven over eindeloze ijsvlaktes
r
Velden vol vuurkruid schuiven
als Hollandse bollenvelden
tussen de ijsbergen voorbij
ZATERDAG 13 AUGUSTUS 1960
PAGINA 10
prof. dr. H.v. STRAELEN S.V.D.
Met groot enthousiasme ben
ik aan een artikel over
Pierre Auguste Renoir
begonnen naar aanleiding van het
prachtige boek met vele kleuren
reproducties dat onlangs bij uit
geverij „Contact", tekst van Wal
ter Pach, is uitgekomen. De zon
scheen uitbundig en heel de na
tuur ademde de lome, haast wel
lustige sfeer van de werken van
de meester uit Limoges, die als
berooid jongetje op 13-jarige leef
tijd op een pottenbakkerij te
Parijs in de leer ging om in de
achtenswaardige ouderdom van
78 jaren als gevierd schilder en
beeldhouwer werkend tot de laat
ste dag, het penseel tenslotte met
een klem in de reumatische vin
gers gehouden, te sterven. „Het
is alsof de zon uit de hemel is
verdwenen", schreef Elie Faure
bij zijn dood in 1919. Maar nau
welijks staan de eerste regels op
het papier of de hemel verduis
tert, donderslagen weerklinken
en spoedig is de Hollandse wereld
weer geworden tot het grijze
omber decor van Hercules
Seeghers.
DAMPO
Binnenkort zal men op de Noordpool
toch wel verkeersagenten nodig
hebben. De luchtbussen vliegen
af en aan in allerlei richtingen en di
verse maatschappijen onderhouden gere
gelde diensten. Op Haneda. het Schip
nol van Tokio, zie ik ze altijd staan als
ik daar mensen moet halen of weg
brengen. Daar pronken steeds fonkel
nieuwe bussen (er zitten ook vleugels
aan) van S.A.S., Air France. K.L.M.
en diverse andere ondernemingen. Al
hoewel ik voor mijn werk dikwijls ge
bruik moet maken van andere lijnen,
blijf ik toch maar de K.L.M. prefere
ren. Veilig zijn ze nagenoeg allemaal,
maar 's werelds oudste luchtvaartmaat
schappij geeft nu eenmaal een service, die
men werkelijk nergens anders aantreft
en ik meen hier met enige ondervinding
te kunnen spreken. Ik ben n.l. reeds
verschillende malen over de Pool gevlo
gen, zowel 's nachts als overdag, maar
het blijft toch steeds een gew-eldig
evenement met de K.L.M. rustig te zwe
ven over die eindeloze ijsvlakte, glin
sterende ijsbergen onder zich te zien
voorbijschuiven, de prachtige kleuren
van velden vol vuurkruid te bewonde
ren, die vanuit de lucht haast als onze
tulpenvelden aandoen, de indrukwek
kende. ja haast geheimzinnige stilte van
Alaska's en Groenlands ijswoestijnen te
ondergaan.
Gezeten in een comfortabele D.C.-7 C
kan men iets navoelen van wat ge
speeld moet hebben door de hoofden
van een Peary, een Amundsen, een
Nansen, een Byrd of een de Nobile toen
zij op weg waren om die zo indrukwek
kende natuur van de diepvrieswereld te
exploreren. Zelfs van boven gezien kan
men zich heel goed voorstellen, wat
een ontzaglijke moeilijkheden de men
sen moesten trotseren, die zich door
die naakte, barre ijsmassa's een moei
zame weg moesten kappen of breken.
Momenteel vordert men per minuut
meer dan zij in een week, ja soms we
ken. Wat heeft die mensen eigenlijk toch
bezeten om vrijwillig die vreselijke ont
beringen op zich te nemen? Vooruit
gang van de wetenschap, de eeuwig
menselijke zucht naar kennis, zeer ze
ker! Maar nog meer dunkt mij, dat „the
call of the white immensities" over hen
vaardig werd, zoals „the call of the de
sert" velen gegrepen heeft. Daarbij
komt wellicht de eer of de sensatie van
plaatsen te zien, waar nog nooit iemand,
een voet gezet heeft, de passie om de
overweldigende natuur van de poolcir
kel als het ware te bedwingen en la
ter te kunnen zeggen: dat heb ik ge
lapt, ik ben daar geweest en leefde met
ijsberen, Kariboe's, poolvossen en zee
honden, ik heb gewoond op drijvende
tjsschotsen en huisde met Eskimo's en
rendieren.
Nog onlangs ben ik er op de ranke
vleugelen van de K.L.M. over ge
vlogen, op weg naar twee inter
nationale congressen, waar ik moest
spreken en waarover de lezers van dit
blad wellicht nader zullen vernemen.
Aan vliegen went men inderdaad heel
gauw. Alhoewel ik me in een wagen
nooit zo bijzonder veilig gevoel, zeker
in Japan niet bij die Kamikaze chauf
feurs, vind ik vliegen wel het meest
comfortabele en zekere vervoermiddel
voor een langere afstand en als men
de tijdfactor in aanmerking neemt, ook
het goedkoopste transport dat er be
staat. Momenteel worden meer mensen
van en naar Japan per vliegtuig ver
voerd dan per schip. De omzet van de
K.L.M. alleen al, is op de Tokiolijn bin
nen twee jaar meer dan verdrievou
digd. Herhaaldelijk vernam ik van al
lerlei Japanse zakenlui, professoren,
priesters en politici, dat ze naar Euro
pa gingen met diverse Vliegende Hol
landers. Het schijnt, dat wjj onze histo
rische plaats van de beste vrachtvaar
ders van de wereld weer gaan inne
men.
Ons vliegtuig, de Zuiderzee, is boor
devol, zowel wat vracht als pas
sagiers betreft. Men staat er
steeds weer verwonderd over hoe die
tienduizenden kilo's met zo'n gemak
naar het blauw azuur opgetrokken
kunnen worden. Als laatste passagiers
komen er nog enkele blanke babies aan
boord, waarvan de Japanse stewardes
sen op de grond nauwelijks kunnen
scheiden. Europese moeders, die met
hun babies door de straten van Ja
panse steden wandelen, worden steeds
op uiterst beminnelijke wijze aangehou
den.
Een Nederlandse moeder vertelde
me: „Als ik op wil schieten, laat ik het
kleintje altijd thuis. Op straat kom ik
nauwelijks vooruit en één keer een wa
renhuis binnengestapt, kom ik er moei
lijk uit." De passerende Japanse dames
willen n.l. de baby van nabij zien en
vooral betasten en haar exclamaties
van: „Kawaii da na", „wat lief", zijn
dan niet van de lucht.
Voordat we aan boord gingen, kon
men dan ook in de wachtkamer het
beeld aanschouwen van Japanse ste
wardessen, die er maar niet genoeg van
konden krijgen met haar fijne vingers
door Nederlandse, Franse of Duitse
blanke kinderkrullen te gaan. Dat
schijnt voor Japanse dames altijd een
bijzonder prettige gewaarwording te
zijn en wel speciaal vanwege het zach
te witte haar. De haren van Japanse
kinderen zijn wel zeer mooi gitzwart,
maar ze doen hard aan en dat neemt
toe naarmate ze ouder worden, tot het
tenslotte op dun zwart touw gaat lijken.
We hebben dan allen plaats geno
men, het Japanse K.L.M.-grondper
soneel rolt de trap weg en bij de cockpit
verschijnen weer de nu wel aan ieder
een bekende woorden: „No smoking,
fasten seatbelts". Men kan directde
ervaren luchtreizigers herkennen. Nieu
welingen hebben nog weieens moeilijk
heden met de riemen, maar die lost de
controlerende stewardess wel op. De
motoren worden opgewarmd en in de
cockpit wordt het nu een bedrijvigheid
van jewelste.
De „checklist", oftewel de „waslijst
wordt afgedraaid. Dat gaat allemaal
in het Engels, ook bij de K.L.M. Waar
schijnlijk biedt de Nederlandse taal nog
niet voldoende woorden voor de diver
se onderdelen.
Emergency equipment,
en het antwoord klinkt: on board
External power °n
Evacuation lights armed
Airconditioning panels set
Windshield heat 'ovv
Fuel ignition °n
Fuselage and bleed air valves open
Boost valve lights out
en zo gaat het maar door. Het is een
geknetter van jewelste. En dat herhaalt
zich voor en na de landing met dozij
nen evenredige vragen en antwoorden.
Als de bevelen van de laatste inspectie
er uit zijn, n.l. controls full movement,
dan raast onze machine over de start
baan en 25 seconden later zijn we
..airborne". We klimmen snel via eer
ste reductie en tweede reductie naar on
ze 2.000 voet. zoals we al aanstonds te
horen krijgen. Enkele uren later zullen
we tot 20.000 voet stijgen, volgens het te
elfder ure opgemaakte vliegplan, dat voor
iedere langere reis geheel verschillend
is. en dat we nu in de cabine te horen
krijgen. Dit „te elfder ure" wil niet
zeggen, dat het in haast is opgesteld,
maar het moet altijd laat opgemaakt
worden, wil het vliegschema met de
nieuwste weerberichten rekening ge
houden hebben. Een uur vóór de vlucht
bestuderen de vliegers altijd de grote
Hoogleraar aan de NANZAN-
^universiteit te NAGOYA (Japan)^
weerkaarten, terwijl ondertussen aan
de hand van de voortdurend binnen
komende berichten een weersverwach
ting voor de te vliegen route wordt op
gesteld. Eerst daarna worden route en
vlieghoogte min of meer definitief vast
gesteld, waarbij natuurlijk veel rekening
gehouden wordt met diverse luchtstro
mingen, temperaturen en winden. Or
kanen willen ze toch nog maar steeds
liever ontwijken. De gezagvoerder
krijgt voorts een weersverwachting
voor de plaats van bestemming, alsook
voor enkele uitwijkhavens, die er ook
voor de poolvlucht bij de vleet zijn. Tij
dens de vlucht blijven er diverse weer
berichten binnenkomen, waardoor 't sche
ma dikwijls weer gewijzigd wordt. Toen
ik dan ook enkele uren later naast de pi
loot in de cockpit zat en hem vroeg:
„U hebt nu al 17 maal over de pool gevlo
gen, dus het landschap dat nu onder
ons voorbij trekt, is u zeker volkomen
bekend en u zult toch bepaalde jjsfor-
maties of bergen wel herkennen," ant
woordde hij: „Neen toch niet, wat u en
ik daar nu beneden zien, is ook voor
mij betrekkelijk nieuw. Iedere pool
vlucht is weer anders, aangezien we
nooit tweemaal dezelfde koers vliegen".
het azuur. Ondertussen worden we van
uit de cockpit op de hoogte gebracht
van tijdverschil, maar dat kan men bij
een poolvlucht nauwelijks bijhouden.
Men zou aan zijn horloge moeten blijven
draaien tot men er tureluurs van wordt
en men tenslotte niet meer weet welk uur
of welke dag het is. Bij een poolvlucht
passeert men n.l. de „dateline" en dan
wordt men plotseling een dag ouder of
jonger, men arriveert, alvorens te ver
trekken, men is twee maal of helemaal
niet jarig en ondervindt allerlei andere
merkwaardigheden. Op de route Tokio-
Amsterdam wint men altijd een dag,
zodat men vrij spoedig na het vertrek
aankomt, maar het aantal vlieguren
blijft natuurlijk gelijk, of men van West
naar Oost of in omgekeerde rich
ting vliegt.
Af en toe verschijnen er open plekken
en zie ik mij zo bekende bergruggen
waarvan ik er in de loop der jaren
heel wat bestegen heb en daartussen de
Japanse rijstvelden, waar momenteel
de boeren en nog meer de boerinnen be
zig zijn de nieuwe rijstplantjes uit te zet
ten, een moeizaam werk waarbij de men
sen per dag wel een uur of tien diep
voorover gebukt staan en dat soms in de
zon, dikwijls nog met een baby op de rug,
die bij iedere beweging op en neer
gaat. En dat dikwijls nadat die kinderen
pas gevoed zijn.
We krijgen allen een mooie kaart en de
steward toont me „Daigo", de plaats
waar we Japan gaan verlaten.
„Ik dank u voor uw vriendelijke verkla
ring, maar Daigo bestaat niet."
„Ja, maar Eerwaarde het staat hier
toch op de kaart."
„I am very sorry, maar heus Daigo
bestaat niet. Ik leef hier al een kwart
eeuw in dit land en ben er minstens 20
jaren lang kris-kras doorheen getrokken,
maar Daigo bestaat niet. Wellicht is het
een of ander radar- of weerstation, dat
men die naam gegeven heeft."
Weldra verschijnt de Stille Oceaan.
Voorlopig zullen we urenlang al
leen lucht en water te zien krij
gen en tegelijk daarmee worden we
als op een schip geïnstrueerd in de be
handeling van onze zwemvesten, waar
van iedere passagier er een voor zich
heeft! Als we in het poolwater moeten
zwemmen, zullen we het toch wel niet
al te lang uithouden. Maai we heboen
ook rubberboten aan boord, zodat we
op alle eventualiteiten zijn voorbereid.
Ja, de Pool-K.L.M.-ers houden allerlei
oefeningen in Alaska, daarbij een nood
landing in de poolcirkel simulerend
(die echter tot nu toe nog nooit is
Het cabinepersoneel houdt de passagiers voortdurend bezig. Er worden sweep
stakes georganiseerd en vooral op de Poolroute worden de luchtreizigers regel
matig ingelicht over het punt, waarop het vliegtuig zich bevindt.
We hebben dan onze hoogte bereikt.
Purser en stewardess verschijnen, in de
pantry scharrelt de steward al heen en
weer,* want men laat zich door de
K.L.M. niet alleen vervoeren alhoe
wel dit de hoofdzaak blijft maar men
is er ook gast en deze Nederlandse
gastheer is er van op de hoogte hoe zijn
gasten te behandelen.
Langere vluchten lenen er zich niet
bepaald toe om in gewicht af te val
len; zo is het althans voor de passa
giers. Het serveren begint al spoedig
en het eindigt pas als we Amsterdam
bereikt hebben. Een en ander is mij
niet geheel duidelijk en het wil me
soms voorkomen, dat de overdadige
voeding ook ten doel heeft de mensen
bezig te houden. Ik zelf heb daar nooit
zo'n behoefte aan, want meestal begin
ik direct aan mijn correspondentie of
werk ik aan een conferentie, die ik op
de plaats van bestemming wherever
it may be moet geven. Maar ja, an
dere mensen reizen wellicht voor hun
plezier en moeten derhalve vermaakt
worden. Daartoe worden sweepstakes
georganiseerd, lectuur uitgedeeld, prij
zen uitgereikt en bij een poolvlucht
wordt men tevens lid van de „Top of
the world order". Dit is weer heel wat
anders dan wat Air Jordan aan de pas
sagiers uitreikt na een vlucht over de
Dode Zee. Daar wordt men n.l. lid
van de Below sealevel flying club".
De Dode Zee ligt n.l. 300 meter bene
den de zeespiegel en daarover kan men
dus rustig 200 meter onder de zeespie
gel vliegen; nogal een vreemde ge
waarwording, als men moet stijgen om
te kunnen dalen op het vliegveld in Je
richo.
Boven de wolken
Wc zijn in Japan nog in de nyuoai,
de regenperiode, en dan ls het
altijd zwaar bewolkt, maar onze
ranke K.L.M.-vogel klieft spoedig door
de wolken heen en weldra verschijnt
voorgekomen). Zij kamperen dan er
gens in sneeuw en ijs, somewhere in
de buurt van Anchorage of Thule. Dan
wordt de rubberboot opgeblazen, de
poolplunje aangetrokken en ieder hijst
zich in zijn of haar sneeuwschoenen (Ste
wardessen doen ook mee met deze
pooloefening Dan gaat de boordwerk
tuigkundige zijn benzinekacheltje sto
ken, steward en stewardess bereiden
een maaltijd van het noodrantsoen, de
vliegers gaan wat hout voor een vuurtje
hakken, de navigators steken een me
talen paal met reflector in de sneeuw,
die met radar werkende eventuele
hulpexpedities in staat stelt de plaats
te bepalen, waar het gestrande vlieg
tuig zich bevindt. Als het noodrantsoen
verorberd is, worder ijsberen, vissen
of zeehonden verondersteld de ingre
diënten voor de volgende maaltijd te le
veren.
Zeohondenjacht
Het zal toch wel niet met het oog
hierop zijn, dat we in het vliegtuig al
len met literatuur bedeeld worden, waar.
in duidelijk wordt beschreven hoe
een Noordpoolzeehond te benaderen,
hetgeen een zorgvuldige techniek en
veel geduld schijnt te vereisen. De een
voudigste methode, zo wordt er ver
meld, is hem te schieten of te harpoe
neren, terwijl hij rondzwemt in de geulen
van het zee-ijs. Het enige risico is, dat
hij zal zinken als een baksteen, 's Zo
mers doen soms drie van de vijf dit
en dat betekent dan; geen hond in de
pot.
Maar 's winters, wanneer de meeste
geulep bevroren zijn, moet men gebruik
maken van diverse Eskimomethoden,
waarvan de Avktok-manier wel de
meest interessante is. Men moet dan
zelf doen of men een zeehond is. Alleen
zo kan men voorkomen, dat de prooi
onmiddellijk in het veilige water weg
duikt.
Aangezien een zeehond niet verder
dan 300 meter kan zien, kan men vrij
makkelijk zeehondje gaan spelen.
Daarvoor laat men zich plat op zijn buik
op het ijs vallen en begint men lang
zaam vooruit te kronkelen. Men moet
kruipen als de zeehond slaapt (dat doet
hij nooit langer dan een halve minuut) en
zich bewegingloos houden als hij wakker
is. tenminste als hij u niet in de gaten
krijgt. Is dit wel het geval, dan moet
men onmiddellijk iets „zeehondachtigs"
doen en wel in de eerste minuut, dat hij
de menselijke zeehond gewaar wordt.
Dat bestaat in het hoofd oprichten,
rondkijken en dan weer gaan slapen. Als
men dit met de juiste tussenpozen
doet, wordt de zeehond er wel van
overtuigd, dat hij een familielid in de
buurt heeft en dit des te meer als men
zich goed kan krabben. Zeehonden schij
nen n.l. veel jeuk te hebben en krabben
zich de hele dag met hun beweeglijke
zwemstaart. Eskimo's schijnen in de
kunst volleerd te zijn, zij schijnen al
de manipulaties zo overtuigend te ver
richten, dat ze helemaal naar een zee
hond kunnen toekruipen en hem zelfs le
vend kunnen vangen.
Weldra verschijnen de Aleoeten, de
eilanden, waar verschillende
vliegvelden ons in geval van nood
kunnen ontvangen. Ik krijg toestemming
de cockpit te bezoeken.
„Gezagvoerder Dijkstra, u vliegt ze
ker de eerste uren op slechts 12.000
voet, vanwege het grote volume ben
zine, dat we meedragen?"
„Dat is geenszins de reden, pater,
maar die hoogte moeten we houden van
wege het tegemoetkomend verkeer."
„Ja, maar het is nu toch zo'n glas
helder zicht. U zou toch wel een tegen-
vlieger kunnen ontwijken, ook al zijn
we op gelijke hoogte?"
„O neen, we naderen elkaar veel te
snel. Een dergelijk risico zal niemand
durven nemen."
De gezagvoerder is uitermate voor
komend en ik mag hem allerlei vra
gen stellen.
„Vliegt u liever 's nachts of over
dag?"
,,'s Nachts is het altijd vermoeien
der voor de ogen. De instrumenten
mogen niet te zeer verlicht worden,
anders zien we buiten niets."
„Vergist u zich 's nachts nooit met
vliegtuigen, sterren, of vallende meteo
ren?"
Gezagvoerder Dijkstra is te beleefd
om de onnozelheid van mijn vraag al
te zeer in het licht te stellen.
„Waar verblijft u in Tokio of An
chorage? Wordt de slaap van de be
manning wel gecontroleerd? Dat vind
ik iets uitermate belangrijks. Veron
derstel eens, dat een piloot het na een
vermoeiende reis in zijn hoofd krijgt
in plaats van te rusten, uit te gaan.
om wellicht na 24 uren nog meer ver
moeid zijn plaats achter de stuurknup-
pel in te nemen. Dat zou toch een le
vensgevaarlijke reis worden."
„Pater, u kent de K.L.M. nog niet
en u weet niet wat een ontzaglijk ver-
antwoordelijkheidsbewustzijn ons bijge
bracht wordt, als we dat nog niet zou
den hebben. Voor de nodige rust wordt
bij ons op overdadige wijze gezorgd en
geen K.L.M.-piloot zal het ooit in zijn
hoofd halen niet fris en uitgeslapen op
zijn stuurstoel plaats te nemen."
Ondertussen passeren we de Aleoe-
tische eilanden Attu en Kiska, die in
de laatste oorlog door de Japanners
bezet zijn en ik herinner me ineens
de triomfantelijke koppen, die in 1942
in de Japanse kranten en tijdschriften
verschenen: „Hajimete Nipponjin wa
Beikoku no tochi wo fumu", „Japan
ners betreden voor het eerst Ameri
kaanse grond," hetgeen overigens stra
tegisch een volkomen waardeloze stunt
is geweest, die alleen maar gediend
heeft om een haast waanzinnige dorst
naar roem en eer bij de Japanse
houwdegens te lessen. Tot dronkens
toe hebben ze zich verzadigd en men
kent de resultaten. Van die roes zijn
ze nu wel aardig bekomen.
Gezagvoerder Dijkstra toont me op
een kaart van de poolcirkel de
13 a 14 landingsplaatsen, waar in
Seval van nood geland kan worden.
„Maar er zijn wel enkele plaatsen bij,
vanwaar we niet meer kunnen opstij
gen. En terwijl ik de kaart nauwkeu
rig bestudeer, ben ik zo ondeugend om
te vragen:
„Ik zie, dat de K.L.M. voor de li
chamelijke veiligheid op meer dan
overdadige wijze heeft gezorgd, maar
staat er op de kaart nergens een gees
telijke hulppost aangegeven?"
„Voor zover mij bekend nog niet,
professor, maar u kunt het aan de di
rectie eens voorstellen."
Dat is een goed idee; ik heb er
niets op tegen pastoor op de Noord
pool te worden. Ik zal wel niet veel
„beminde gelovigen" krijgen, maar
daarom niet al te zeer getreurd. Fran-
ciscus preekte wel voor vogels en vis
sen; laat ik het voor de variatie eens
proberen voor ijsberen, kariboe's, wal
russen, zeehonden en poolvossen. Niet
onmogelijk dat ze beter luisteren dan
menig Japans auditorium.
Hoog boven de glinsterende ijsber
gen glijdt de DC-TC „Zuiderzee"
van de KLM door de heldere vries
lucht, die een vliegtocht via de
Poolroute tot een bijzonder ge
noegen maakt.
„Wat doet u als er een motor l#
brand vliegt?"
„Ziet u eens, als dat lampje daa'
rood wordt, dan gaat er tegelijkertijd
een bel en dan is er brandgevaar. D8
benzine wordt dan terstond afgesloten'
de blusapparaten in werking gesteld
en nog vele andere manipulaties ver
richt, alles volgens een bepaald sche
ma, dat hier gedrukt staat. De motor
stopt dan natuurlijk, maar we kunnen
op 3 motoren heel makkelijk de tocht
voortzetten en zelfs met twee, alhoe
wel we dan enigszins lager moeten
vliegen. Maar ik heb zoiets nog nooit
meegemaakt en dat komt praktisch
ook niet voor."
We vliegen in een stralende zon en
de 2.000 meter beneden ons verschij
nende dikke wolkenvachten worden al'
met goud overgoten. „Ziet u ginder
dat donkerblauw; dat is een depress}8
en die loopt daar over het gehele uite
spansel aan bakboord, maar daar vlie
gen we niet doorheen."
De lome warmte van Renoir
Bladeren in een boek over Renoir is
als een vakantie aan de Middellandse
Zee, is als een vlucht in dromen, waar
de erotiek geen zonde maar blijde
vreugde betekent en als w|j er te lang
naar kijken is het alsof wij de dienst
bode Gabrielle, die Pierre Auguste zo
dikwjjls in haar heerlijkheid uitbeeldde,
met de kopjes en borden horen ram
melen, als duidelijk teken dat het tijd
wordt weg te gaan uit het gastvrij ate
lier, zoals ze dat vroeger placht te
doen, wanneer zij meende dat bezoe
kers de meester te veel vermoeiden.
De parapluies zijn bij Renoir geen
regenschermen, maar louter elemen
ten ter beschutting tegen de zon.
Iemand heeft eens gezegd, dat Re
noir een nieuwe mythologie van onze
zielige mensheid heeft geschapen en
die verrijkt heeft met een sfeer van
geluk. Renoir is een zachtmoedige
chroniqueur van het gewone alle
daagse leven. Hij is daarbij niet los te
denken van de grote traditie die Ru
bens en Titiaan vestigden en hij wist
het burgerlijk ideaal van de Franse
revolutie na een eeuw vorm en kleur
te geven, niet dramatisch zoals Dela
croix het deed met zijn citoyenne op
de barricaden, maar als symbool
van huiselijke innigheid. Heel zijn le
ven schijnt Renoir een verliefde vogel
te zijn gebleven, altijd weer zijn pau-
westaart opzettend. Hij was daarbij
niet de bohemien, los van alle nor
men en fatsoenen, maar de huisvader
van een gelukkig gezin, een hardwer
kend burger die nauwelijks besefte
hoe rijk zijn bijdrage was tot de spi
ritualiteit van het alledaagse leven.
Ambroise Vollard de bekende Parjjse
kunsthandelaar schrijft in zijn memoi
res hoe Degas, staande voor enige doe
ken van Renoir eens heeft uitgeroepen:
„Het lijkt wel alsof ie met kluwentjes
wol schildert." Een andere maal kon
Degas echter schilderijen van zijn
vriend strelen alsof hij er verliefd op
was („Souvenirs d'un marchand de ta
bleaux"). Het zijn vreemde getuigenis
sen, die van tijdgenoten. Gauguin zei
van Renoir, dat hij nooit heeft kunnen
tekenen. Tijdgenoten oordelen anders,
bevooroordeeld, beperkt...
Het ideaal type mens-vrouw dat Re
noir geschapen heeft is mogelijk een
beeld, dat aan het randje van de
kitsch staat. Dat beeld is echter altijd
aan zekere normen gebonden geble
ven en hoe vreemd het ook mag klin
ken: Renoir is in dat opzicht gelijk ge
steld aan Picasso, gelijkgesteld ook aan
Raffaël, Titiaan of Tintoretto, want ook
zij balanceerden soms verbluffend aan
de rand van oppervlakkigheid. Mogelijk
zijn Rembrandt of Goya daar vrij van
gebleven, maar hun verbeeldingskracht
was zo los van het verfgebruik dier da
gen en hun geest ontsteeg aan de gees
telijke problematiek van hun tijd. Wil
men beide kunstenaars-typen omschrij
ven dan zou men haast willen spreken
van de verbeelders van het lief-mense
lijke en van het bar-menselijke en tus
sen die begrippen balanceert de mens
als Apollo of Dionysos met alle verliefd
heden die tussen tederheid en felle
gevoelsexplosie denkbaar zijn.
Alles leeft bij Renoir, de vrouwen-
De twee meisjes uit de collectie Sao Paulo, waar heel het palet van Velasquez u»
tot leven komt.
Was vrouw en wasvrouw een beeld van Renoir in het Amstèrdams Stedelijk
Museum.
hoedjes, de lieve smoeltjes, de lam
pions en de ballonnen der verlichting;
la belle époque. Is het impressionisme
mooier uitgebeeld dan in het heimwee
naar verloren achter-middagen?
Toch helpt de nostalgie ons niet ver
der, heimwee naar de tijden van weleer
brengt ons niet naar oplossingen want
bij alle misnoegen blijft de realiteit van
ons eigen verregend bestaan. In de ja
ren van revolutie tegen de bestaande
kunst-scholen en salons, tegen de offi
cieel gesanctioneerde kunst van de ja
ren 1870 toen het keizerrijk van Napo
leon III instortte en een kleine groep
artisten Montmartre tot de legende
maakte, die nog altijd levend is, vroeg
men Renoir eens: Maar waar kan een
jong kunstenaar in hemelsnaam het
vak nog leren? „In het museum," was
zijn antwoord. „Coplëren en kijken. De
grote meesters van vroeger zijn de beste
professoren!" In het licnt van de grote
traditie is Renoir een sterk rustpunt,
ondanks de vernieuwingen die de groep
der impressionisten tot stand bracht en
als zodanig is hij ook belangrijk voor de
hedendaagse schilderkunst. Picasso
heeft zich in zijn serie „Meninas" ge
ïnspireerd op de grote Spaanse schil
der Velasquez. Maar als men de twee
meisjes uit de collectie van Sao Paulo
ziet, begrijpt men dat Renoir veel in
tensiever de warmte van Velasquez'
palet heeft aangevoeld.
Het mooist is Renoir in zhn verbeel
ding van de luwte. In zijn dansfeesten
en zijn „lunch van de roeiers" wiegelen
de lichtplekken over de taferelen, want
de zon is geweerd in de met lover over
dekte pergola's. Renoir is een schilder
pur-sang, die een groot brok levensge
luk heeft uitgedragen en een publicatie
als dit prachtige foto-boek deelt ons iets
mee van die vreugde, geeft een afstra
ling van de levensintensiteit die zich in
onze tijd doorgaans zo armzalig opeiv
baart.
1VL
Portret van Tilla Durieux, als Eliza W
de Pygmalion van Shaw.
(Advertentie)
en pijn weg-
wrijven met