De geheimzinnige stilte van Groenlands woestenijen Het lijkt wel of ie met kluwentjes wol schildert In het spoor van Amundsen, Nansen en Nobile Comfortabele vlucht over de Pool Zweven over eindeloze ijsvlaktes r Velden vol vuurkruid schuiven als Hollandse bollenvelden tussen de ijsbergen voorbij ZATERDAG 13 AUGUSTUS 1960 PAGINA 10 prof. dr. H.v. STRAELEN S.V.D. Met groot enthousiasme ben ik aan een artikel over Pierre Auguste Renoir begonnen naar aanleiding van het prachtige boek met vele kleuren reproducties dat onlangs bij uit geverij „Contact", tekst van Wal ter Pach, is uitgekomen. De zon scheen uitbundig en heel de na tuur ademde de lome, haast wel lustige sfeer van de werken van de meester uit Limoges, die als berooid jongetje op 13-jarige leef tijd op een pottenbakkerij te Parijs in de leer ging om in de achtenswaardige ouderdom van 78 jaren als gevierd schilder en beeldhouwer werkend tot de laat ste dag, het penseel tenslotte met een klem in de reumatische vin gers gehouden, te sterven. „Het is alsof de zon uit de hemel is verdwenen", schreef Elie Faure bij zijn dood in 1919. Maar nau welijks staan de eerste regels op het papier of de hemel verduis tert, donderslagen weerklinken en spoedig is de Hollandse wereld weer geworden tot het grijze omber decor van Hercules Seeghers. DAMPO Binnenkort zal men op de Noordpool toch wel verkeersagenten nodig hebben. De luchtbussen vliegen af en aan in allerlei richtingen en di verse maatschappijen onderhouden gere gelde diensten. Op Haneda. het Schip nol van Tokio, zie ik ze altijd staan als ik daar mensen moet halen of weg brengen. Daar pronken steeds fonkel nieuwe bussen (er zitten ook vleugels aan) van S.A.S., Air France. K.L.M. en diverse andere ondernemingen. Al hoewel ik voor mijn werk dikwijls ge bruik moet maken van andere lijnen, blijf ik toch maar de K.L.M. prefere ren. Veilig zijn ze nagenoeg allemaal, maar 's werelds oudste luchtvaartmaat schappij geeft nu eenmaal een service, die men werkelijk nergens anders aantreft en ik meen hier met enige ondervinding te kunnen spreken. Ik ben n.l. reeds verschillende malen over de Pool gevlo gen, zowel 's nachts als overdag, maar het blijft toch steeds een gew-eldig evenement met de K.L.M. rustig te zwe ven over die eindeloze ijsvlakte, glin sterende ijsbergen onder zich te zien voorbijschuiven, de prachtige kleuren van velden vol vuurkruid te bewonde ren, die vanuit de lucht haast als onze tulpenvelden aandoen, de indrukwek kende. ja haast geheimzinnige stilte van Alaska's en Groenlands ijswoestijnen te ondergaan. Gezeten in een comfortabele D.C.-7 C kan men iets navoelen van wat ge speeld moet hebben door de hoofden van een Peary, een Amundsen, een Nansen, een Byrd of een de Nobile toen zij op weg waren om die zo indrukwek kende natuur van de diepvrieswereld te exploreren. Zelfs van boven gezien kan men zich heel goed voorstellen, wat een ontzaglijke moeilijkheden de men sen moesten trotseren, die zich door die naakte, barre ijsmassa's een moei zame weg moesten kappen of breken. Momenteel vordert men per minuut meer dan zij in een week, ja soms we ken. Wat heeft die mensen eigenlijk toch bezeten om vrijwillig die vreselijke ont beringen op zich te nemen? Vooruit gang van de wetenschap, de eeuwig menselijke zucht naar kennis, zeer ze ker! Maar nog meer dunkt mij, dat „the call of the white immensities" over hen vaardig werd, zoals „the call of the de sert" velen gegrepen heeft. Daarbij komt wellicht de eer of de sensatie van plaatsen te zien, waar nog nooit iemand, een voet gezet heeft, de passie om de overweldigende natuur van de poolcir kel als het ware te bedwingen en la ter te kunnen zeggen: dat heb ik ge lapt, ik ben daar geweest en leefde met ijsberen, Kariboe's, poolvossen en zee honden, ik heb gewoond op drijvende tjsschotsen en huisde met Eskimo's en rendieren. Nog onlangs ben ik er op de ranke vleugelen van de K.L.M. over ge vlogen, op weg naar twee inter nationale congressen, waar ik moest spreken en waarover de lezers van dit blad wellicht nader zullen vernemen. Aan vliegen went men inderdaad heel gauw. Alhoewel ik me in een wagen nooit zo bijzonder veilig gevoel, zeker in Japan niet bij die Kamikaze chauf feurs, vind ik vliegen wel het meest comfortabele en zekere vervoermiddel voor een langere afstand en als men de tijdfactor in aanmerking neemt, ook het goedkoopste transport dat er be staat. Momenteel worden meer mensen van en naar Japan per vliegtuig ver voerd dan per schip. De omzet van de K.L.M. alleen al, is op de Tokiolijn bin nen twee jaar meer dan verdrievou digd. Herhaaldelijk vernam ik van al lerlei Japanse zakenlui, professoren, priesters en politici, dat ze naar Euro pa gingen met diverse Vliegende Hol landers. Het schijnt, dat wjj onze histo rische plaats van de beste vrachtvaar ders van de wereld weer gaan inne men. Ons vliegtuig, de Zuiderzee, is boor devol, zowel wat vracht als pas sagiers betreft. Men staat er steeds weer verwonderd over hoe die tienduizenden kilo's met zo'n gemak naar het blauw azuur opgetrokken kunnen worden. Als laatste passagiers komen er nog enkele blanke babies aan boord, waarvan de Japanse stewardes sen op de grond nauwelijks kunnen scheiden. Europese moeders, die met hun babies door de straten van Ja panse steden wandelen, worden steeds op uiterst beminnelijke wijze aangehou den. Een Nederlandse moeder vertelde me: „Als ik op wil schieten, laat ik het kleintje altijd thuis. Op straat kom ik nauwelijks vooruit en één keer een wa renhuis binnengestapt, kom ik er moei lijk uit." De passerende Japanse dames willen n.l. de baby van nabij zien en vooral betasten en haar exclamaties van: „Kawaii da na", „wat lief", zijn dan niet van de lucht. Voordat we aan boord gingen, kon men dan ook in de wachtkamer het beeld aanschouwen van Japanse ste wardessen, die er maar niet genoeg van konden krijgen met haar fijne vingers door Nederlandse, Franse of Duitse blanke kinderkrullen te gaan. Dat schijnt voor Japanse dames altijd een bijzonder prettige gewaarwording te zijn en wel speciaal vanwege het zach te witte haar. De haren van Japanse kinderen zijn wel zeer mooi gitzwart, maar ze doen hard aan en dat neemt toe naarmate ze ouder worden, tot het tenslotte op dun zwart touw gaat lijken. We hebben dan allen plaats geno men, het Japanse K.L.M.-grondper soneel rolt de trap weg en bij de cockpit verschijnen weer de nu wel aan ieder een bekende woorden: „No smoking, fasten seatbelts". Men kan directde ervaren luchtreizigers herkennen. Nieu welingen hebben nog weieens moeilijk heden met de riemen, maar die lost de controlerende stewardess wel op. De motoren worden opgewarmd en in de cockpit wordt het nu een bedrijvigheid van jewelste. De „checklist", oftewel de „waslijst wordt afgedraaid. Dat gaat allemaal in het Engels, ook bij de K.L.M. Waar schijnlijk biedt de Nederlandse taal nog niet voldoende woorden voor de diver se onderdelen. Emergency equipment, en het antwoord klinkt: on board External power °n Evacuation lights armed Airconditioning panels set Windshield heat 'ovv Fuel ignition °n Fuselage and bleed air valves open Boost valve lights out en zo gaat het maar door. Het is een geknetter van jewelste. En dat herhaalt zich voor en na de landing met dozij nen evenredige vragen en antwoorden. Als de bevelen van de laatste inspectie er uit zijn, n.l. controls full movement, dan raast onze machine over de start baan en 25 seconden later zijn we ..airborne". We klimmen snel via eer ste reductie en tweede reductie naar on ze 2.000 voet. zoals we al aanstonds te horen krijgen. Enkele uren later zullen we tot 20.000 voet stijgen, volgens het te elfder ure opgemaakte vliegplan, dat voor iedere langere reis geheel verschillend is. en dat we nu in de cabine te horen krijgen. Dit „te elfder ure" wil niet zeggen, dat het in haast is opgesteld, maar het moet altijd laat opgemaakt worden, wil het vliegschema met de nieuwste weerberichten rekening ge houden hebben. Een uur vóór de vlucht bestuderen de vliegers altijd de grote Hoogleraar aan de NANZAN- ^universiteit te NAGOYA (Japan)^ weerkaarten, terwijl ondertussen aan de hand van de voortdurend binnen komende berichten een weersverwach ting voor de te vliegen route wordt op gesteld. Eerst daarna worden route en vlieghoogte min of meer definitief vast gesteld, waarbij natuurlijk veel rekening gehouden wordt met diverse luchtstro mingen, temperaturen en winden. Or kanen willen ze toch nog maar steeds liever ontwijken. De gezagvoerder krijgt voorts een weersverwachting voor de plaats van bestemming, alsook voor enkele uitwijkhavens, die er ook voor de poolvlucht bij de vleet zijn. Tij dens de vlucht blijven er diverse weer berichten binnenkomen, waardoor 't sche ma dikwijls weer gewijzigd wordt. Toen ik dan ook enkele uren later naast de pi loot in de cockpit zat en hem vroeg: „U hebt nu al 17 maal over de pool gevlo gen, dus het landschap dat nu onder ons voorbij trekt, is u zeker volkomen bekend en u zult toch bepaalde jjsfor- maties of bergen wel herkennen," ant woordde hij: „Neen toch niet, wat u en ik daar nu beneden zien, is ook voor mij betrekkelijk nieuw. Iedere pool vlucht is weer anders, aangezien we nooit tweemaal dezelfde koers vliegen". het azuur. Ondertussen worden we van uit de cockpit op de hoogte gebracht van tijdverschil, maar dat kan men bij een poolvlucht nauwelijks bijhouden. Men zou aan zijn horloge moeten blijven draaien tot men er tureluurs van wordt en men tenslotte niet meer weet welk uur of welke dag het is. Bij een poolvlucht passeert men n.l. de „dateline" en dan wordt men plotseling een dag ouder of jonger, men arriveert, alvorens te ver trekken, men is twee maal of helemaal niet jarig en ondervindt allerlei andere merkwaardigheden. Op de route Tokio- Amsterdam wint men altijd een dag, zodat men vrij spoedig na het vertrek aankomt, maar het aantal vlieguren blijft natuurlijk gelijk, of men van West naar Oost of in omgekeerde rich ting vliegt. Af en toe verschijnen er open plekken en zie ik mij zo bekende bergruggen waarvan ik er in de loop der jaren heel wat bestegen heb en daartussen de Japanse rijstvelden, waar momenteel de boeren en nog meer de boerinnen be zig zijn de nieuwe rijstplantjes uit te zet ten, een moeizaam werk waarbij de men sen per dag wel een uur of tien diep voorover gebukt staan en dat soms in de zon, dikwijls nog met een baby op de rug, die bij iedere beweging op en neer gaat. En dat dikwijls nadat die kinderen pas gevoed zijn. We krijgen allen een mooie kaart en de steward toont me „Daigo", de plaats waar we Japan gaan verlaten. „Ik dank u voor uw vriendelijke verkla ring, maar Daigo bestaat niet." „Ja, maar Eerwaarde het staat hier toch op de kaart." „I am very sorry, maar heus Daigo bestaat niet. Ik leef hier al een kwart eeuw in dit land en ben er minstens 20 jaren lang kris-kras doorheen getrokken, maar Daigo bestaat niet. Wellicht is het een of ander radar- of weerstation, dat men die naam gegeven heeft." Weldra verschijnt de Stille Oceaan. Voorlopig zullen we urenlang al leen lucht en water te zien krij gen en tegelijk daarmee worden we als op een schip geïnstrueerd in de be handeling van onze zwemvesten, waar van iedere passagier er een voor zich heeft! Als we in het poolwater moeten zwemmen, zullen we het toch wel niet al te lang uithouden. Maai we heboen ook rubberboten aan boord, zodat we op alle eventualiteiten zijn voorbereid. Ja, de Pool-K.L.M.-ers houden allerlei oefeningen in Alaska, daarbij een nood landing in de poolcirkel simulerend (die echter tot nu toe nog nooit is Het cabinepersoneel houdt de passagiers voortdurend bezig. Er worden sweep stakes georganiseerd en vooral op de Poolroute worden de luchtreizigers regel matig ingelicht over het punt, waarop het vliegtuig zich bevindt. We hebben dan onze hoogte bereikt. Purser en stewardess verschijnen, in de pantry scharrelt de steward al heen en weer,* want men laat zich door de K.L.M. niet alleen vervoeren alhoe wel dit de hoofdzaak blijft maar men is er ook gast en deze Nederlandse gastheer is er van op de hoogte hoe zijn gasten te behandelen. Langere vluchten lenen er zich niet bepaald toe om in gewicht af te val len; zo is het althans voor de passa giers. Het serveren begint al spoedig en het eindigt pas als we Amsterdam bereikt hebben. Een en ander is mij niet geheel duidelijk en het wil me soms voorkomen, dat de overdadige voeding ook ten doel heeft de mensen bezig te houden. Ik zelf heb daar nooit zo'n behoefte aan, want meestal begin ik direct aan mijn correspondentie of werk ik aan een conferentie, die ik op de plaats van bestemming wherever it may be moet geven. Maar ja, an dere mensen reizen wellicht voor hun plezier en moeten derhalve vermaakt worden. Daartoe worden sweepstakes georganiseerd, lectuur uitgedeeld, prij zen uitgereikt en bij een poolvlucht wordt men tevens lid van de „Top of the world order". Dit is weer heel wat anders dan wat Air Jordan aan de pas sagiers uitreikt na een vlucht over de Dode Zee. Daar wordt men n.l. lid van de Below sealevel flying club". De Dode Zee ligt n.l. 300 meter bene den de zeespiegel en daarover kan men dus rustig 200 meter onder de zeespie gel vliegen; nogal een vreemde ge waarwording, als men moet stijgen om te kunnen dalen op het vliegveld in Je richo. Boven de wolken Wc zijn in Japan nog in de nyuoai, de regenperiode, en dan ls het altijd zwaar bewolkt, maar onze ranke K.L.M.-vogel klieft spoedig door de wolken heen en weldra verschijnt voorgekomen). Zij kamperen dan er gens in sneeuw en ijs, somewhere in de buurt van Anchorage of Thule. Dan wordt de rubberboot opgeblazen, de poolplunje aangetrokken en ieder hijst zich in zijn of haar sneeuwschoenen (Ste wardessen doen ook mee met deze pooloefening Dan gaat de boordwerk tuigkundige zijn benzinekacheltje sto ken, steward en stewardess bereiden een maaltijd van het noodrantsoen, de vliegers gaan wat hout voor een vuurtje hakken, de navigators steken een me talen paal met reflector in de sneeuw, die met radar werkende eventuele hulpexpedities in staat stelt de plaats te bepalen, waar het gestrande vlieg tuig zich bevindt. Als het noodrantsoen verorberd is, worder ijsberen, vissen of zeehonden verondersteld de ingre diënten voor de volgende maaltijd te le veren. Zeohondenjacht Het zal toch wel niet met het oog hierop zijn, dat we in het vliegtuig al len met literatuur bedeeld worden, waar. in duidelijk wordt beschreven hoe een Noordpoolzeehond te benaderen, hetgeen een zorgvuldige techniek en veel geduld schijnt te vereisen. De een voudigste methode, zo wordt er ver meld, is hem te schieten of te harpoe neren, terwijl hij rondzwemt in de geulen van het zee-ijs. Het enige risico is, dat hij zal zinken als een baksteen, 's Zo mers doen soms drie van de vijf dit en dat betekent dan; geen hond in de pot. Maar 's winters, wanneer de meeste geulep bevroren zijn, moet men gebruik maken van diverse Eskimomethoden, waarvan de Avktok-manier wel de meest interessante is. Men moet dan zelf doen of men een zeehond is. Alleen zo kan men voorkomen, dat de prooi onmiddellijk in het veilige water weg duikt. Aangezien een zeehond niet verder dan 300 meter kan zien, kan men vrij makkelijk zeehondje gaan spelen. Daarvoor laat men zich plat op zijn buik op het ijs vallen en begint men lang zaam vooruit te kronkelen. Men moet kruipen als de zeehond slaapt (dat doet hij nooit langer dan een halve minuut) en zich bewegingloos houden als hij wakker is. tenminste als hij u niet in de gaten krijgt. Is dit wel het geval, dan moet men onmiddellijk iets „zeehondachtigs" doen en wel in de eerste minuut, dat hij de menselijke zeehond gewaar wordt. Dat bestaat in het hoofd oprichten, rondkijken en dan weer gaan slapen. Als men dit met de juiste tussenpozen doet, wordt de zeehond er wel van overtuigd, dat hij een familielid in de buurt heeft en dit des te meer als men zich goed kan krabben. Zeehonden schij nen n.l. veel jeuk te hebben en krabben zich de hele dag met hun beweeglijke zwemstaart. Eskimo's schijnen in de kunst volleerd te zijn, zij schijnen al de manipulaties zo overtuigend te ver richten, dat ze helemaal naar een zee hond kunnen toekruipen en hem zelfs le vend kunnen vangen. Weldra verschijnen de Aleoeten, de eilanden, waar verschillende vliegvelden ons in geval van nood kunnen ontvangen. Ik krijg toestemming de cockpit te bezoeken. „Gezagvoerder Dijkstra, u vliegt ze ker de eerste uren op slechts 12.000 voet, vanwege het grote volume ben zine, dat we meedragen?" „Dat is geenszins de reden, pater, maar die hoogte moeten we houden van wege het tegemoetkomend verkeer." „Ja, maar het is nu toch zo'n glas helder zicht. U zou toch wel een tegen- vlieger kunnen ontwijken, ook al zijn we op gelijke hoogte?" „O neen, we naderen elkaar veel te snel. Een dergelijk risico zal niemand durven nemen." De gezagvoerder is uitermate voor komend en ik mag hem allerlei vra gen stellen. „Vliegt u liever 's nachts of over dag?" ,,'s Nachts is het altijd vermoeien der voor de ogen. De instrumenten mogen niet te zeer verlicht worden, anders zien we buiten niets." „Vergist u zich 's nachts nooit met vliegtuigen, sterren, of vallende meteo ren?" Gezagvoerder Dijkstra is te beleefd om de onnozelheid van mijn vraag al te zeer in het licht te stellen. „Waar verblijft u in Tokio of An chorage? Wordt de slaap van de be manning wel gecontroleerd? Dat vind ik iets uitermate belangrijks. Veron derstel eens, dat een piloot het na een vermoeiende reis in zijn hoofd krijgt in plaats van te rusten, uit te gaan. om wellicht na 24 uren nog meer ver moeid zijn plaats achter de stuurknup- pel in te nemen. Dat zou toch een le vensgevaarlijke reis worden." „Pater, u kent de K.L.M. nog niet en u weet niet wat een ontzaglijk ver- antwoordelijkheidsbewustzijn ons bijge bracht wordt, als we dat nog niet zou den hebben. Voor de nodige rust wordt bij ons op overdadige wijze gezorgd en geen K.L.M.-piloot zal het ooit in zijn hoofd halen niet fris en uitgeslapen op zijn stuurstoel plaats te nemen." Ondertussen passeren we de Aleoe- tische eilanden Attu en Kiska, die in de laatste oorlog door de Japanners bezet zijn en ik herinner me ineens de triomfantelijke koppen, die in 1942 in de Japanse kranten en tijdschriften verschenen: „Hajimete Nipponjin wa Beikoku no tochi wo fumu", „Japan ners betreden voor het eerst Ameri kaanse grond," hetgeen overigens stra tegisch een volkomen waardeloze stunt is geweest, die alleen maar gediend heeft om een haast waanzinnige dorst naar roem en eer bij de Japanse houwdegens te lessen. Tot dronkens toe hebben ze zich verzadigd en men kent de resultaten. Van die roes zijn ze nu wel aardig bekomen. Gezagvoerder Dijkstra toont me op een kaart van de poolcirkel de 13 a 14 landingsplaatsen, waar in Seval van nood geland kan worden. „Maar er zijn wel enkele plaatsen bij, vanwaar we niet meer kunnen opstij gen. En terwijl ik de kaart nauwkeu rig bestudeer, ben ik zo ondeugend om te vragen: „Ik zie, dat de K.L.M. voor de li chamelijke veiligheid op meer dan overdadige wijze heeft gezorgd, maar staat er op de kaart nergens een gees telijke hulppost aangegeven?" „Voor zover mij bekend nog niet, professor, maar u kunt het aan de di rectie eens voorstellen." Dat is een goed idee; ik heb er niets op tegen pastoor op de Noord pool te worden. Ik zal wel niet veel „beminde gelovigen" krijgen, maar daarom niet al te zeer getreurd. Fran- ciscus preekte wel voor vogels en vis sen; laat ik het voor de variatie eens proberen voor ijsberen, kariboe's, wal russen, zeehonden en poolvossen. Niet onmogelijk dat ze beter luisteren dan menig Japans auditorium. Hoog boven de glinsterende ijsber gen glijdt de DC-TC „Zuiderzee" van de KLM door de heldere vries lucht, die een vliegtocht via de Poolroute tot een bijzonder ge noegen maakt. „Wat doet u als er een motor l# brand vliegt?" „Ziet u eens, als dat lampje daa' rood wordt, dan gaat er tegelijkertijd een bel en dan is er brandgevaar. D8 benzine wordt dan terstond afgesloten' de blusapparaten in werking gesteld en nog vele andere manipulaties ver richt, alles volgens een bepaald sche ma, dat hier gedrukt staat. De motor stopt dan natuurlijk, maar we kunnen op 3 motoren heel makkelijk de tocht voortzetten en zelfs met twee, alhoe wel we dan enigszins lager moeten vliegen. Maar ik heb zoiets nog nooit meegemaakt en dat komt praktisch ook niet voor." We vliegen in een stralende zon en de 2.000 meter beneden ons verschij nende dikke wolkenvachten worden al' met goud overgoten. „Ziet u ginder dat donkerblauw; dat is een depress}8 en die loopt daar over het gehele uite spansel aan bakboord, maar daar vlie gen we niet doorheen." De lome warmte van Renoir Bladeren in een boek over Renoir is als een vakantie aan de Middellandse Zee, is als een vlucht in dromen, waar de erotiek geen zonde maar blijde vreugde betekent en als w|j er te lang naar kijken is het alsof wij de dienst bode Gabrielle, die Pierre Auguste zo dikwjjls in haar heerlijkheid uitbeeldde, met de kopjes en borden horen ram melen, als duidelijk teken dat het tijd wordt weg te gaan uit het gastvrij ate lier, zoals ze dat vroeger placht te doen, wanneer zij meende dat bezoe kers de meester te veel vermoeiden. De parapluies zijn bij Renoir geen regenschermen, maar louter elemen ten ter beschutting tegen de zon. Iemand heeft eens gezegd, dat Re noir een nieuwe mythologie van onze zielige mensheid heeft geschapen en die verrijkt heeft met een sfeer van geluk. Renoir is een zachtmoedige chroniqueur van het gewone alle daagse leven. Hij is daarbij niet los te denken van de grote traditie die Ru bens en Titiaan vestigden en hij wist het burgerlijk ideaal van de Franse revolutie na een eeuw vorm en kleur te geven, niet dramatisch zoals Dela croix het deed met zijn citoyenne op de barricaden, maar als symbool van huiselijke innigheid. Heel zijn le ven schijnt Renoir een verliefde vogel te zijn gebleven, altijd weer zijn pau- westaart opzettend. Hij was daarbij niet de bohemien, los van alle nor men en fatsoenen, maar de huisvader van een gelukkig gezin, een hardwer kend burger die nauwelijks besefte hoe rijk zijn bijdrage was tot de spi ritualiteit van het alledaagse leven. Ambroise Vollard de bekende Parjjse kunsthandelaar schrijft in zijn memoi res hoe Degas, staande voor enige doe ken van Renoir eens heeft uitgeroepen: „Het lijkt wel alsof ie met kluwentjes wol schildert." Een andere maal kon Degas echter schilderijen van zijn vriend strelen alsof hij er verliefd op was („Souvenirs d'un marchand de ta bleaux"). Het zijn vreemde getuigenis sen, die van tijdgenoten. Gauguin zei van Renoir, dat hij nooit heeft kunnen tekenen. Tijdgenoten oordelen anders, bevooroordeeld, beperkt... Het ideaal type mens-vrouw dat Re noir geschapen heeft is mogelijk een beeld, dat aan het randje van de kitsch staat. Dat beeld is echter altijd aan zekere normen gebonden geble ven en hoe vreemd het ook mag klin ken: Renoir is in dat opzicht gelijk ge steld aan Picasso, gelijkgesteld ook aan Raffaël, Titiaan of Tintoretto, want ook zij balanceerden soms verbluffend aan de rand van oppervlakkigheid. Mogelijk zijn Rembrandt of Goya daar vrij van gebleven, maar hun verbeeldingskracht was zo los van het verfgebruik dier da gen en hun geest ontsteeg aan de gees telijke problematiek van hun tijd. Wil men beide kunstenaars-typen omschrij ven dan zou men haast willen spreken van de verbeelders van het lief-mense lijke en van het bar-menselijke en tus sen die begrippen balanceert de mens als Apollo of Dionysos met alle verliefd heden die tussen tederheid en felle gevoelsexplosie denkbaar zijn. Alles leeft bij Renoir, de vrouwen- De twee meisjes uit de collectie Sao Paulo, waar heel het palet van Velasquez u» tot leven komt. Was vrouw en wasvrouw een beeld van Renoir in het Amstèrdams Stedelijk Museum. hoedjes, de lieve smoeltjes, de lam pions en de ballonnen der verlichting; la belle époque. Is het impressionisme mooier uitgebeeld dan in het heimwee naar verloren achter-middagen? Toch helpt de nostalgie ons niet ver der, heimwee naar de tijden van weleer brengt ons niet naar oplossingen want bij alle misnoegen blijft de realiteit van ons eigen verregend bestaan. In de ja ren van revolutie tegen de bestaande kunst-scholen en salons, tegen de offi cieel gesanctioneerde kunst van de ja ren 1870 toen het keizerrijk van Napo leon III instortte en een kleine groep artisten Montmartre tot de legende maakte, die nog altijd levend is, vroeg men Renoir eens: Maar waar kan een jong kunstenaar in hemelsnaam het vak nog leren? „In het museum," was zijn antwoord. „Coplëren en kijken. De grote meesters van vroeger zijn de beste professoren!" In het licnt van de grote traditie is Renoir een sterk rustpunt, ondanks de vernieuwingen die de groep der impressionisten tot stand bracht en als zodanig is hij ook belangrijk voor de hedendaagse schilderkunst. Picasso heeft zich in zijn serie „Meninas" ge ïnspireerd op de grote Spaanse schil der Velasquez. Maar als men de twee meisjes uit de collectie van Sao Paulo ziet, begrijpt men dat Renoir veel in tensiever de warmte van Velasquez' palet heeft aangevoeld. Het mooist is Renoir in zhn verbeel ding van de luwte. In zijn dansfeesten en zijn „lunch van de roeiers" wiegelen de lichtplekken over de taferelen, want de zon is geweerd in de met lover over dekte pergola's. Renoir is een schilder pur-sang, die een groot brok levensge luk heeft uitgedragen en een publicatie als dit prachtige foto-boek deelt ons iets mee van die vreugde, geeft een afstra ling van de levensintensiteit die zich in onze tijd doorgaans zo armzalig opeiv baart. 1VL Portret van Tilla Durieux, als Eliza W de Pygmalion van Shaw. (Advertentie) en pijn weg- wrijven met

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1960 | | pagina 10