Tijdelijke vrouwelijke lekenhulp kan religieuzen niet vervangen Missiecongregaties moeten hun levenswijze en kleding niet aan inheemse zusters opdringen EN GEZONDHEID En als we nu blauw willen? RIJTUIGJES verdwijnen uit PARIJS Er zijn nog maar 8 koetsiers tussen de 60 en 75 jaar over Nederlandse confectie naar Rusland SPORT AMERIKANEN EN DUITSERS KOPEN DIAMANT BIJ ONS automaten Briljant voor verlovingsring to take it home Kousschoentjes uit Waalwijk Makkelijk pakje NOG TALRIJKE MISSIEGEBIEDEN ZONDER KLOOSTERZUSTERS Altijd hetzelfde DONDERDAG 8 SEPTEMBER 1960 PAGINA In vier missie-encyklieken van de moderne tijd worden de vrouwelijke religieuzen „on misbare medewerksters" van de missionarissen genoemd. De aard van hun werk bewijst dit al heel duidelijk. Zij zijn de aangewezen helpsters om de inlandse vrou wen op alle terreinen van hun vorming ter zijde te staan. Dat vooral de ontwikkeling der vrouw het gehele missiewerk ten goede komt, behoeft wel geen nader betoog. Geen tijdelijke hulp van vrouwelijke leken is in staat de totale toewijding der kloosterlin gen aan een taak, die zij voor hun hele leven hebben gekozen, te evenaren, noch de continuïteit van hun arbeid te verzekeren of over de grondige milieukennis van de zusters te beschikken, die de ene kloostergeneratie aan de andere doorgeeft. Sommige taken, welke de religieuzen noodgedwon gen op zich hebben genomen, kunnen wellicht beter aan leken krachten worden toevertrouwd. Men mag echter niet uit het oog verliezen, dat de kloosterlingen, door juiste aanpassing, in de De „Olympische" sportbeoefening heeft haar bezwaren - Lichamelijke opvoeding van de jeugd is onvoldoende missielanden óók op het profane levensterrein een invloedrijk ker- steningswerk kunnen verrichten. Reeds nu is er op dit gebied een vaste lijn aanwijsbaar, die van de meest uiteenlopende kloosteror den en congregaties tot aan de seculiere instituten reikt en van daar gaat de verbinding door naar de gemeenschappen van lekenapostolaat, die als zodanig tot geen van beide genoemde offi- cieel-kerkelijke instellingen (van volmaaktheid) behoren. Feitelijk is het dus tegenwoordig zó, dat de religieuze in de missie, of schoon „niet van deze wereld", toch in een voorheen onbekende mate „midden in de wereld" staat, op edele wijze wedijverend met het lekenapostolaat der milieu- kerstening. Moeder wist 't vel... Het tekort aan roepingen en dus aan missiezusters maakt de aanwas door inheemse religieuzen nog be langwekkender. In „Herder-Korres- pondenz" is een uitvoerige be schouwing verschenen over de hou ding der Europese congregaties ten aanzien van dit werk in de missie, waarvan wij op 27 augustus in dit blad de inleiding gaven. Hier volgt het tweede en voorlaatste deel. Een soepele witte sluier draagt deze zwarte zuster die verzorgster is in een wees huis in Mgolok in Equatoriaal Afrika. talrijke ongevallen en de verleiding van stimulerende middelen (doping) met alle gevaren die daaraan vastzit ten demonstreren dat men de gezond heid secundair acht aan de prestatie, het record. Zelfs het gebruik van we tenschappelijk uitgekiende op zich on schuldige middelen, al zouden zij lou ter op magie berusten, is uit hygië nisch oogpunt onjuist, omdat het li chaam erdoor wordt aangezet boven zijn natuurlijke macht te grijpen. wil zeggen dat het met de actieve sportbeoefening maar matig gesteld is, zal voor de meeste lezers geen nieuws zijn, maar dat de outillage om een redelijke lichamelijke vorming van de jeugd mogelijk te maken zo onvoldoende is, zullen maar weinigen vermoed hebben. Om een enkel voor beeld te noemen: van de kinderen die momenteel de lagere school bezoeken kan nog niet de helft gymnastiekles krijgen in een daartoe geschikt lokaal Iets anders is dat men door een ge richte training ondoelmatige en node loos vermoeiende handelingen leert vermijden, hetzelfde wat een zanger op kleine schaal doet bij het oefenen van z\jn stem. Het feit dat de sportbeoefening met name in ons land meer wordt gezien als een volksver maak dan als een noodzakelijke vorm van lichaamshygiëne, verklaart mis schien de geringe maar thans geluk kig ontluikende belangstelling van de overheid voor de lichamelijke opvoe ding. Daarom is het een verblijdend teken dat in de dit voorjaar eindelijk bij de Staten-Generaal ingediende sportnota van het Ministerie van O.K.W. ruime aandacht besteed wordt aan de lichamelijke vorming van de schooljeugd. De opvoeding tot sporti viteit in de ruime zin van het woord moet bij de jeugd beginnen. Het werd de hoogste tijd dat de over heid blijk .ging geven van enige be zorgdheid inzake de lichamelijke vor ming van de jeugd, zodat dit essen tiële onderdeel van de algehele ge zondheidszorg niet langer als een wei nig belangrijk onderdeel behandeld blijft. Dat ons volk weinig sportlef is, dat en met de zwembaden is het nog on gunstiger gesteld. Terecht stelt de minister dat een school eerst compleet is als er vol doende accommodatie is voor de li chamelijke vorming. Het aantal voor lichamelijke opvoeding bevoegde leer krachten toont nog duidelijk hoe wei nig sportminded ons volk is. Nog niet 1/5 deel van de lagere-schoolkinderen krijgt gymnastiekles van een daartoe opgeleide leerkracht. Dit vind ik zo kenmerkend omdat het elke jongen of meisje, die onderwijzer(es) zou willen worden, toch vrijstaat de acte licha melijke opvoeding te behalen. De ani mo daarvoor bliikt bedroevend klein te zijn. Van de suggestie om de lichamelijke oefeningen door de klasse-onderwijzers te laten verzorgen verwacht ik niet veel. Dit is theoretisch goed overwo gen, maar in de praktijk zal er, zoals trouwens al eerder in onze krant is betoogd, niet veel van terecht ko men. Wat hiervan zij, het is te hopen dat de overheid van dit weinig sportieve volk een voorbeeldig beleid zal voe ren en dat de pessimisten die zeggen dat het voorlopig wel bij een sportnota zal blijven, geen gelijk krijgen. Een toonaangevende groep Neder landse fabrikanten van lingerie- en corsetterie-artikelen heeft be sloten tot een coördinatie van de mo dekleuren. Deze samenwerking die een Vermindering zal betekenen van het kleurenrisico voor de handel, zal in gaan met de voorjaars- en zomercollec tie 1961. Als hoofd tinten voor de bin nenkort uit te brengen kleurenkaart zijn gekozen „mimosa", een zachte zonnige kleur geel en „pistache", een tere nuance groen, die zweemt naar de kleur van de vruchten van de pistache boom, georiënteerd op de jongste col lecties van Florence en Parijs. Deze mededeling ontvangen wij van de „Vereniging van tricot- en kousen fabrikanten". En als we in blauw willen? Waar moeten we dat gaan zoeken, winkel in, winkel uit. Dat is de dictatuur van de industrie en de handel. Met schrik heeft men in Engeland enige tijd geleden kennis genomen P;Q„i „Va,n de bevindingen van een so- riat ch onderzoek. Daaruit bleek ucu aa/o van de ondervraagde mannen, z°wel in de zomer als in de winter en dat bij gemiddelde temperatuurver schillen van 30 tot 40 graden dezelf de kleding dragen. Al naar het jaargetijde lijden zij öf onder de warmte; öf onder de koude. Ziekten kunnen daarbij niet uitblijven. over, Rachel meegerekend. De oudste van hen is vijf en zeventig-en de .jongste zestig. Aangezien, er geen- rijbewijzen voor koetsiers die rijtuigjes besturen meer door de stad Parijs worden uit gegeven, zullen paard en rijtuig wel gauw uit 't stadsbeeld verdwijnen. Stel lig zullen ze gemist worden, al zijn het tegenwoordig ook uitsluitend de vreem delingen die er gebruik van maken en zich met een slakkegangetje naar en kele bezienswaardigheden laten rijden. De Parijzenaars zijn een veel te jachtig leven gewend om zo'n doodkalm ritje prettig te vinden. De koetsiers hebben zich er allang bjj neergelegd geen Parijzenaars meer onder hun klanten te tellen. In afwach ting van een buitenlander zitten ze genoeglijk op hun bankje of spelen het in de Midi zo geliefde jeu de bou les, want bijna allen komen uit de Midi. Vrüe tijd hebben ze in overvloed, want ze werken nauwelijks zes maan den per jaar. Met Pasen halen ze hun paard uit de wei en brengen het na de grote autotentoonstelling weer naar zijn winterverblijf terug, dat meestal een eind buiten Parijs is gelegen. Geen won der, dat een ritje naar het Bois de Bou logne of door de stad op drieduizend oude franken komt. Maar als over een jaar of tien, vijftien het laatste rijtuigje uit de stad ver dwenen zal zijn, verdwijnt er tegelijker tijd iets van het oude Parijse stadsbeeld en dat is altijd jammer. DINY K.-W. Deze kleurling-zuster in het jeugdme- laatsenkamp in Buluba, Uganda heeft een enigszins „aangepast" habijt met korte mouwen. Maar het ingepakte hoofd lijkt ons nogal warm! Wenst men nog meer bewijzen van de ontwikkelingsmogelijkheden der vrouwelijke religieuzen in verband met de aanpassing aan de eisen van de tijd, dan herinneren wjj aan het steeds toe nemend aantal zusters, die als arts werkzaam zijn, of een leerstoel bezet ten aan universiteiten. Op Formosa Is de leiding van de hele faculteit voor vrouwelijke vormingsvakken aan hen toegewezen. Zij trachten de Aziatische en Afrikaanse vrouw in haar ontwikke ling te begeleiden. Een voor het echte missiewerk geestelijk openstaand katho liek meisje vindt daar tal van moge lijkheden om de uitbreiding van het Rijk Gods te helpen bevorderen, al naar gelang van eigen aanleg en voorkeur. Vanzelfsprekend zijn de zusters to taal onvervangbaar voor de inplanting van het kloosterleven in de jonge Kerk. Z(j zjjn het levende voorbeeld, wekken het verlangen naar de religieuze staat, kweken roepingen aan en lelden de eerste inlandse zusters op. Het opne men van inheemsen in de in het Wes ten gestichte orden en congregaties wordt tegenwoordig doelbewust en al gemeen nagestreefd. De hierdoor voor ledereen zichtbare, openlijke gelijkstel ling van blanke en gekleurde zusters is een bijzonder waardevol winstpunt in verband met de verwerpelijke rassen discriminatie. Bovendien zal dé ontmoe ting van verschillende culturen binnen een en dezelfde kloostergemeenschap veel bijdragen tot voortdurende bezin ning op het aanpassingsvraagstuk, vóór alles met betrekking tot wat voor het religieuze leven wezenlnk en niet-we- zenlijk is. Waar men dit onderscheid niet scherp ziet en in het oog houdt, kan geen verstandige aanpassing verwacht worden. Het valt niet te ontkennen, dat sommige congregaties tot op de dag van vandaag nog niet aan die aanpassing toe zyn, welke de missietheologie nood zakelijk acht. Om de zusters met deze eisen vertrouwd te maken en zodoende het aanpassingsproces te bespoedigen, heeft men te Rome maatregelen getrof fen om hun theologische vorming te bevorderen, zowel in de missielanden zelf als bij de opleiding der jonge reli gieuzen. De Japanse bisschop Dominicus Fu- kahori schreef aan een Westerse kloos teroverste, die in zijn land werkzaam was: „Vindt u niet, dat het tijd wordt de vrouwelijke religieuzen in de mis siegebieden en hun inlandse medezus ters enige verlichting van de klooster regels toe te staan om hen, met be houd van het wezenlijke hunner consti tuties, in staat te stellen zich beter aan de omstandigheden, waaronder zij le ven, aan te passen en hun apostolaat vruchtbaarder te maken? Ik bedoel: méér aanpassing in de kleding en in het algemeen aan het klimaat, maar ook 'n ruimere geestelijke aanpassing Aartsbisschop Carboni, apostolisch de- legaat in Australië, verklaarde enige jaren geleden tegenover een groep zus ters, die naar de Salomoneilanden ver trokken: „Veel religieuzen schijnen het als een inbreuk op hun regel te be schouwen, wanneer zij zich aanpassen in zaken, die in werkelijkheid -^slechts van bijkomstige aard zijn. Het gevolg gevolg daarvan is, dat zij geen inheem se roepingen aantrekken. Katholieke missiezusters moeten de mensen waar zij heen gaan niet hun eigen denk-, le venswijze of klederdracht willen op dringen. Hun taak is integendeel de Kerk haar plaats te doen innemen bin nen de leefwereld van het volk waar zij werken". Wat de kleding aangaat, heeft men over het algemeen altijd wel enigszins rekening gehouden met de plaatselijke omstandigheden, het meest bij de in heemse zusters. Dat is echter niet vol doende. Er schijnt - begrijpelijkerwijze - onder alle missiezusters een streven te bestaan naar een ongeveer gelijke en vooral in alle landen aanvaardbare kle ding. Het moet mogelijk zijn, zegt men, een kleding te vinden, die niet typisch Europees is en de kloosterlinge als zo danig van de andere vrouwen onder scheidt. Wanneer dit evenwel op een compromis zou uitlopen tussen conser vatieve en progressieve richtingen en er bijgevolg in de kleding tóch nog; een Europese inslag zou behouden bljjven, dan is daarvan, speciaal in Azië en Afrika, weinig heil te verwachten. Euro pese gewoonten vallen, in missielanden met een eigen cultuur, vooral op ten aanzien van de hoofdbedekking der zus ters. Reeds hebben veel congregaties zich daarbij laten leiden door hygiënische en praktische overwegingen en zodoen de zijn zjj al tot een zekere aanpassing gekomen. Zo heeft een Zwitserse con- Deze maand zullen twee Nederland se confectionairs als deel van de Nederlandse handelsmissie ver trekken naar Rusland, zo lezen wij in „de Textieldetaillist" om te trach ten contacten te leggen voor de export van Nederlandse kleding naar Rusland. De afmetingen van de Russische vrouw en de Russische man schijnen niet al te zeer te verschillen van de Neder landse confectiematen. Een eerste con tact op dit gebied heeft tussen Neder land en Rusland onlangs plaats gehad, toen in Krasnapolsky een show van Ne derlandse kleding (heren- zowel als da meskleding) werd gehouden voor de Russische zaakgelastigde en voor leden van de Russische ambassade en hun dames, voor leden van de Rusiche handelvertegenwoordiging en vertegen woordigers van het departement van Economische Zaken. Er was één man nelijke mannequin, die de herencos- tuums toonde. De show duurde twee uur en men had de indruk, dat de Ne derlandse kleding wel in de smaak viel. Er wordt op het ogenblik al Nederland se jersey gedragen in Rusland! Een Engelse fabrikant heeft namelijk twaalfduizend japonnen vervaardigd voor een Russische order, het materiaal voor die japonnen was jersey van een Nederlandse industrie. gregatie, waarvan 3421 zusters in vier werelddelen missiewerk verrichten, een gesteven kraag en wijd uitstekende kap vervangen door een los neerhangende zwarte sluier. „Onze zusters," aldus de generale Overste, „hebben wel wat be ters te doen dan jaarlijks talloze uren met stijven door te brengen". Anderen, b.v. Spaanse missiezusters zijn nog verder gegaanbuiten hun klooster dra gen zij de algemeen gebruikelijke vrou wenkleding. Het habijt behoort niet tot de wezen lijke bestanddelen van het kloosterleven. Afgezien van de bescherming, die het vormt naar buiten, en de voortdurende herinnering aan de plicht te leven over eenkomstig de geloften, welke het voor de draagster is, vertegenwoordigt het echter wel een krachtige steun tot ver vulling van de sociaal-apostolische taak van het kloosterleven tegenover de we reld: te getuigen van het bovennatuur lijk karakter der christelijke boodschap en de boventijdelijke natuur van het Rijk Gods. Terecht heeft men gezegd: „Zonder de overeenkomstig de evan gelische raden levende kloostergemeen schappen zou de Kerk slechts het ver minkte gelaat van Christus tonen. De levende prediking van het Rijk Gods zou onvolledig zijn". Daar missionering op de eerste plaats de verkondiging van het Rijk Gods aan de niet-christenen is, zouden dezen ln een missie-apostolaat zonder kloosterlingen slechts een ver minkte Christus ontmoeten. Het profe- ijdens het grote feest van de Olympische Spelen wordt meer Ijl dan ooit gesproken en W geschreven over sport. Maar meer dan ooit II wordt door het eenzijdig l\\ benadrukken van de /Js. inderdaad fantastische prestaties in de wed- X strjjd-sport het misver- t - J stand in de hand ge werkt, dat de sportbeoe fening alleen is voorbehouden aan li chamelijk begaafden, waarmee deze enkelingen voor zich zelf grote eer, roem en eventueel financieel voordeel behalen en de rest van de mensheid tegen betaling vermaken. Niet voor niets noemt men het stadion wel eens het theater van deze tijd. Daar bij zjjn de in de praktijk moeilijk te trekken grenzen tussen amateur en beroepsspeler van minder belang. De Amerikaanse university-sportsman Is net zo min een amateur als de Rus sische staatsamateur. Het gaat mij er niet om de beroeps„sport" als zodanig te veroordelen. Als iemand zich wil laten betalen voor het aanschouwen van zijn atletische prestaties is hij daar vrij in. Het lijkt ml) overigens voor taalkundigen een mooie opgave voor het woord sport in dit verband een andere term te bedenken. De hardwerkende acrobaten en andere artiesten van circus en variété rekent men toch ook niet onder de sportlui. Er Is nog een under misverstand, de gedachte namelijk dat de olympi sche en beroepssportlieden wel in de ideale omstandigheden moeten verke ren om hun lichamelijke gezondheid te bevorderen. Bij het streven naar topprestaties wordt het lichaam even wel ondergeschikt gemaakt aan dit doel met de niet altijd zo gunstige ge volgen van dien. Er wordt niet zel den roofbouw op het lichaam ge pleegd, hetgeen de lichamelijke ge zondheid op de lange duur zeker niet bevordert. De praktijk met name van deze Olympische Spelen laat ons voorbeelden zien van de vergrote risi co's die de atleten lopen. Uitputting, De koetsier heeft zijn bolhoed afgezet, Het produktschap voor zuivel heeft vanmorgen in de openbare verga dering het voorstel tot wijziging *an de zuivelverordening 1950 met elf tegea vier stemmen aangenomen. Hier door is het mogelijk gemaakt, dat ook biet-melkhandel aren melkautomatcn ex ploiteren. De wijziging van de zuivelverordening uoudt in, dat de verkoop van verpakte bieik door middel van melkautomaten Puiten de vestigingsregeling voor de detailhandel in consumptiemelk valt. Bij "et besluit is overwogen, dat om de af- Zet van consumptiemelk te bevorderen de verkoop van verpakte melk niet node loos belemmerd moet worden. Alleen twee vertegenwoordigers van "e ondernemers de heren D. van Kam pen en ir. J. B. Ritzema van Ikema en twee vertegenwoordigers van de werk nemers, de heren A. H Schut en Chr. Heynen, stemden tegen het voorstel. De heer Van Kampen bracht bij de discus sie naar voren, dat de minister het pro- uuktschap min of meer gedwongen had ?P een eerder genomen besluit terug te *omen. Van andere zijde werd echter opgemerkt, dat de P.B.O.-autonomie niets iekort gedaan was door de automaten- Kwestie nog eens te bekijken. De Nederlandse Huishoudraad heeft net reeds eerder opgenomen voor de hielkautomaten en beveelt plaatsing «an: nv,b!U benzinepompen, voor dorstige j aufferenden, die niet de veiligheid h gevaar willen brengen met geestrij ker dranken. t; Plaatsen van samenkomst als sta- t°hsi warenhuizen, sportvelden, mark en,tentoonstellingen. WaT1 sc;bolen voor voortgezet onderwijs, drAr overblijvers dikwijls op een zitten. In Amerika doen de la„2ma ,en; v°oral die verpakte choco- *eerhn|gen eren' het uitstekend bij de fiatgebouwen, waar veel teAiu 2 vr?uwen wonen, als er geen •helkwlnkel in de buurt is. In Paklstaans kloosterkleed ziet u hier twee Nederlandse meisjes, zuster M. Anne en zuster M. Gertrude, die als enige niet-inheemsen zijn ingetreden in de zuiver Pakistaanse congregatie van de Franciscan Missionaries of Christ King uit Karachie. Oorspronkelijk wa ren deze twee Nederlandsen als leken- verpleegster naar de missie gegaan. Toen ze roeping voelden naar het religieuze leven, meenden ze meer goed te doen door zich zoveel mogelijk aan de bewo ners van het land aan te passen dan hen onze Nederlandse gebruiken bij te brengen. Het kloosterkleed met ro zenkrans is min of meer afgestemd op de sari, de inheemse dracht van de vrouw in Indië. De foto's zijn ons wel willend door de Memisa afgestaan. tische getuigenis van een geheel op het Evangelie afgestemd leven, uit en in God, zou daaraan ontbreken. Dit getuigenis van aan God gewijde mannen en vrouwen is in de missie landen, die door het materialisme wor den bedreigd en waarin zelfs de chris tenen gevaar lopen het transcendente karakter van het Christendom te mis kennen, totaal onvervangbaar. Dat er nog talrijke missiegebieden zonder kloos terzusters zijn, is daarom een reden tot ernstige bezorgdheid. Niet alleen hun arbeid, maar vooral hun getuigenis mag nergens ontbreken. Worden onze goedwillende .jonge meisjes wel voldoen de attent gemaakt op dit facet van het missiewerk? Waar vragen de buitenlandse toe risten hier het meest naar? hebben we eens bij een van de Juweliers geïnformeerd in de Kalver- straat in Amsterdam, waar men in de zomer méér Amerikaans en Duits hoort spreken dan Nederlands. „De Ameri kanen komen vooral op diamanten al", zei hjj, „Amsterdam is voor hen de diamant-town." Ze weten precies waar ze moeten zijn, het staat ln hun reis gidsen. Mooi bewerkte sieraden zoek je in Parijs, goudwerk ln Itaüë en ge kleurd emaille in Denemarken. Maar de toerist uit de Verenigde Staten die Amsterdam (aan)doet, vertrekt graag met een grote briljant in zjjn zak. Dat komt natuurlijk ook omdat de diamantslijperij bij de sightseeing hoort. En het zien van dat kostbaars betekent vanzelf het te willen hebben. Daar gaat de Amerikaan echter bedachtzaam toe over. Hij gaat eerst bij drie, vier, vijf juwelierszaken naar de prijzen infor meren, die, gezien de scherpe concur rentie, niet zeer veel verschillen, en ein digt meestal met een vrij grote steen te kopen. Ze houden van wat voyant is en iedere Amerikaanse jongeman geeft, als hjj zich gaat verloven, zijn meisje een ring met een steen, waar veel geld aan wordt uitgegeven. Zelfs een een voudige Amerikaanse kantoorbediende legt voor een ring met een diamant mi nimaal 200 dollar neer. In het eigen land koopt hjj die op albetaling. Bjj een bezoek aan Amsterdam koopt ook de nog niet verloofde jongeman alvast een briljant „to take it home". De gladde verlovingsring en de gladde trouwring kent men in Ameri ka niet (meer). Die is er uit gedre ven door de hardnekkige reklame. Ook de trouwring is in Amerika te genwoordig algemeen bezet met ste nen. Is het in ons eigen land ook niet zo, dat beneden de Moerdijk, dus zuidelijker dan het wat meer starre Holland, bjj de verloving niet de gladde ring wordt gegeven maar een ring met versiering? Ook Duitse toeristen komen in Am sterdam op onze diamant af, dat is te zeggen op de briljanten, dus de diamant met een voetje. Ze willen bij de zet ting die voet ook aan de achterkant kunnen zien. En daarom ook zijn ze niet bijzonder begerig naar een bevoor- beeld zeer rijke honderd jaar oude armband, zoals ons werd getoond, een kostbaar stuk, duizenden waard, ge heel bezet met diamantjes. Het moet nu allemaal de lange geslepen diamant zjjn, dus de briljant. Het diamantland, dat zijn we. Niet het land van de mooie sieraden, zoals Italië dat is. Hoewel de toenemende in ternationale uitwisseling het smaakpeil en de opleiding in ons land op het ge bied van het sieraad heeft verbeterd. Eén soort eenvoudig handwerk-siera- den is er echter, waar de Nederlan ders meester in zjjn en dat is de slavenarmband en de „close for ever". Die worden als huisindustrie lil een voudige bedrijfjes nergens zo goed en goedkoop gemaakt als hier. Ze gaan ook als export naar België. Voor een vrouw is een sieraad een van de meest aantrekkelijke souve nirs. Dat is zo oud als de weg naar Rome. Die heerlijke winkeltjes vol col liers, ringen, spelden, clips, oorbel len, broches, hangers, aaneengerijd op de Ponte Vecchio in Florence! Dag in dag uit staan de vreemde lingen er voor te watertanden. het paard heeft zijn „oor-hoedje" op. De Champs Elysées was vroeger een deftige avenue met monumen tale herenhuizen. Die tijd is echter allang voorbij. De grote herenhuizen heb ben het een na het ander plaats moeten maken voor gebouwen, waar bjjna uit sluitend kantoren In gevestigd zijn met natuurlijk, op straat-niveau, winkels. Eigenaardig is het, dat er zich geen luxe-zaak vestigde. Het gevolg is dat de Champs Elysées haast geheel een winkelstraat voor stoffen, confectie en accessoires is geworden, onderbroken door bioscopen, restaurants en toonza len van auto-fabrieken. Het plantsoengedeelte van de ave nue wordt door het Rond Point des Champs Elysées gescheiden van dat waar de winkels liggen. Dat plein is niet noemenswaardig veranderd en ook de brede straten die er op uitkomen hebben grotendeels hun cachet behou den. Op een der banken van het plein kan men in de zomer enige welgedane oude heertjes, getooid met bolhoeden, zien zitten. Die bolhoeden zijn op zich zelf al een rariteit: niemand toch in Parijs draagt er een; zelfs niet de meest Engelsgezinde Fransman zal er zich aan wagen. Het is trouwens niet mogelijk die oude mannetjes, die zo genoeg lijk met elkaar zitten te praten en te roken, voor iets anders te houden dan ze zjjn, namelijk de schaarse koetsiers die Parjjs nog heeft. En de bolhoed is alles wat van hun uniform is over gebleven, een hoge hoed wordt zeker al een halve eeuw lang niet meer door de Parijse koetsiers gedragen. In heel de stad zijn nog maar ne gen koetsiers te vinden. Acht mannen en een vrouw, de bekende Rachel Do- range, die in haar jonge jaren paard- rjjdster was en verscheidene grote rei zen te paard maakte. Kort geleden hebben de koetsiers hun oudste collega verloren. HU was een kras heertje van zevenenzeventig jaar, die er in de verste verte niet aan dacht te gaan rusten. Integendeel, hij wilde zich zelfs een nieuw paard aan schaffen. Daarom trok hij er op een regenachtige dag met zjjn auto'tje op uit, dat hij zelf bestuurde. Door de glib berige weg slipte de wagen, botste te gen een andere en de koetsier kwam zo slecht terecht, dat hij vrijwel meteen overleed. Nu zijn er dus maar acht koetsiers Advertentie Maar ook kent nu haar keukengeheim, 't Is de Maïzena Duryea die de groenten zo lekker maakt. Vandaag is in Parijs begonnen de „Semaine du cuir", waaraan van Nederlandse zijde onder meer wordt deelgenomen door Vico uit Rotterdam met suède kleding en door Jac. Berg mans uit Waalwijk met luxe schoenen. Tot dit laatste horen deze „kous schoentjes". Het kousgedeelte in jacquardweefsel is gemaakt op een van de vier machines ter wereld waarop dit fijne patroon-weefsel mogelijk is. Het schoengedeelte is van plexiglas. Leer komt er nauwelijks aan te pas. Net ge noeg om ze tot een sensatie te maken op de Parijse leerweek. Nederlandse souvenirs bij uitstek in edelmetaal zijn alle vormen van hui selijk zilverwerk. Van de lepel met mo lentje tot de koekjestrommel met een reliëf-voorstelling van Jan Steen. Hoe wel de belangstelling voor dat laatste (gewoon gegoten goed) in het eigen land afneemt. Maar als „gift"-souvenir vliegt dat oud-Hollandse gietzilver nog weg, vooral de „Nightwatch". Behalve molentjes als embleem van Holland, zorgt de juwelier hier ook Eiffeltoren- tjes en atomiums (overblijfsel van de Expo) in voorraad te hebben. Hoe kan een Amerikaan „doing Europe", al die grenzen van het bijna verenigd Europa uit elkaar houden! A. Bgl. iiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiii' 7j e nieuwe wintermode is zojuist II verschenen en bij haar intrede komen de meest sensationele kanten naar voren. Er is echter ook een aantrekkelijke en zeer draagbare kant aan de mode, zoals dit pakje van de Parijse couturier Guy Laroche, die zich instelt op de jeugd. Het is van grijze wol, het jasje gevoerd met een grijs rode ruit die doorloopt in de kraag. De lange blouse is van rode jersey, ge heel schuin genomen. Dit schuin ver werken van het materiaal, dat een be paalde, losse valling geeft, is typisch 1961. Het pretentieloze hoedje is hele maal in stijl met dit „makkelijke" pakje.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1960 | | pagina 13