1 CONCENTRATIE IN /.-LIMBURG BBsi! Nederland heeft nog 240 dassenburchten, maar hoeveel dassen er wonen is onbekend H' M Eclatante zege van HBC over Concordia: 7-1 ferasBH Geverfde beesten, bijterijen en nachtexcursies Bestand in het Kremlin TYBB moet in de laatste minuut voorsprong prijsgeven HANDBAL HAARLEM EN OMSTREKEN WOENSDAG 28 "SEPTEMBER 1960 PAGINA 11 mmI Voor velen van ons zal het waarschijnlijk de eerste keer zijn, dat men 's avonds laat doodstil in een bos zit.' U zult versteld staan van de enorme hoeveelheid geluiden, die u zult horen. De meeste zijn helaas af komstig uit de menselijke samen leving, kerkklokken, treinen, bromfietsen, waakhonden en het ondefinieerbare gebrom dat er uit iedere stad of flink dorp opstijgt. Maar verder hoort u muizen, konijnen, loopkevers, egels en wellichtdassen. Dat lazen we in het stencil, waarin het RIVON: het Rijksinstituut voor Veldbiolo- gisch Onderzoek ten behoeve van het Natuurbehoud, de deelnemers aan de „Dassenexcursie Zuid-Lim burg" instrueerde over de gang van zaken. De deelnemers waren Ongeveer dertig mannen (en vrouwen) sterk. De meerderheid werd gevormd door biologie-stu- denten uit Utrecht, verder waren er enkele mensen van het Staats bosbeheer, twee leidende biologen van het genoemde instituut en uw verslaggever. De feitelijke leiding van de dassenjacht berustte echter bij de heer D. Kruizinga, die de dassen heeft gekozen tot onder werp van zijn doctoraal studie en deswege al sedert januari regel matig rondklautert over de Zuid- Limburgse heuvels ten zuiden van Valkenburg. Daar ligt n.l. het bes te dassengebied van heel Neder land, met in totaal ongeveer hon derd van de 2|p in ons land aan wezige burchten. Dit aantal is aan het licht gekomen bij een in 1958 gehouden inventarisatie, onder leiding van dr. A. van Wijngaar den. Men weet echter niet, hoe veel dassen in die burchten hui zen. Iedere burcht kan verschei dene dassen huisvesten, maar het is ook mogelijk, dat één das diver se burchten bewoont. Dit te ach terhalen was het voornaamste doel van de deze week in Limburg gehouden excursie. STALINISTISCHE KERN IN KHROESJTSJEVS WEZEN Het begint langzamerhand mogelijk te worden een kleine bibliotheek op te zetten van boeken, waarin „the life and times" worden beschreven van Nikita Sergejevitsj Khroesjtsjev, voorzitter van de raad van ministers van de Sovjet-Unie en eerste se cretaris van het centrale comité van de communistische partij in dat land. Er is echter niet veel kritisch ver mogen voor nodig om vast te stellen, dat er heel wat kaf onder het koren schuilt. De moeilijkheden, die zijn verbonden aan het schrijven van een biografie van Khroesjtsjev of van welke andere Sovjetdemiurg ook, zijn evident. Het particuliere leven van alle Sovjet leiders wordt niet zelden zonder goede reden omgeven met de grootst mogelijke geheimhouding. In het geval-Khroesjtsjev is deze handicap misschien klei ner dan bij vele van zijn collega's, maar hij bestaat niettemin. Indiscreties zijn uit het afgesloten collectief van de Kremlinkaste niet te verwachten en de officiële gegevens, dié dan nog worden verstrekt, zijn ge speend van iedere objectiviteit. Een opmerkelijke bij zonderheid is verder, dat de officiële levensloop van een Sovjet-leider nimmer vaststaat; het relaas wordt aanhoudend gewijzigd, anders gerangschikt, uitgebreid of gesupprimeerd, al naar gelang de positie, die de be trokkene op dit ogenblik bekleedt. In een recente bio grafie van Khroesjtsjev („Krushchev: the Road to Power", Seeker and Warburg, London 1960) maakt de voormalige Hongaarse communist George Paloczi-Hor- vath terecht de opmerking, dat in de Sovjet-Ume, in tegenstelling tot de rest van de wereld, de toekomst zeker is, bepaald door plannen en „onvermijdelijke" ontwikkelingswetten, terwijl het verleden er juist hoogst onzeker is. De auteur trekt daaruit de heilzame con clusie, dat het beschikbare materiaal onvoldoende is voor een beschrijving van ook het persoonlijke leven van Khroesjtsjev en dat hij er goed aan doet zich voornamelijk te beperken tot het reconstrueren van 'smans „Werdegang" in de partij, een politieke bio grafie derhalve. Een van de groepen krijgt instructies. UTRECHTSE STUDENTEN op vreedzame dassenjacht De ingang van een dassen-burcht. De opzet was, dat in enkele boscom- plexen waarnemers zouden posten bij alle ingangen van de dassenholen. Oor spronkelijk zou dat in de avond gebeu ren. De dassen zijn nachtdieren, die na het invallen van het duister op jacht gaan. Ze eten zowel dierlijk als plant aardig voedsel. Wat hun menu om vat kan men vrij goed aan de weet ko men door het onderzoeken van de uit werpselen, die de das keurig in vaste „we'tjes" deponeert. Biologen schrikken voor een dergelijk karwei niet terug en de heer Kruizinga kon de studenten dan ook meedelen, dat de dassen zich op het ogenblik voornamelijk voeden met kevers en peren. In sommige stre ken van het land graven ze ook konij nen uit, speciaal op plaatsen waar de konijnenholen ondiep zijn. Ook de fazan ten zijn niet altijd veilig en onder de landbouwgewassen is vooral de maïs een gewild artikel. Plaatselijk kan de das dan ook wel eens jacht- en land- bouwschade veroorzaken, maar over het algemeen blijft die schade beperkt, ook al omdat het aantal dassen zo beperkt is. De dassenstand zo blijkt uit het onderzoek van dr. Van Wijngaarden Is tussen 1900 en 1958 sterk achteruit gegaan. Op het ogenblik is de das door de jachtwet beschermd maar dat bete kent nog niet, dat de dieren ook werke lijk niet meer vervolgd worden. Vooral in Limburg ontbreekt daar in de prak tijk nog wel wat aan. Het RIVON is ervan overtuigd, dat er nog altijd clan destiene dassenclubs zijn, die zich toe leggen op het vangen van dassen voor de z.g. bijterijen, waarbij een das het moet opnemen tegen een of meer hon den, tot het dier het leven laat. De das- senbijterij is in Zuid-Limburg een ge liefkoosd volksvermaak geweest, dat aan heel wat dassen het leven heeft gekost. Een tweede categorie vervolgde (en vervolgt) de dassen om ze op te eten en een derde groep vervolgers moordt ze alleen uit omdat ze „schade lijk" zijn. Gelukkig liggen de meeste Zuid-Limburgse burchten in natuurre servaten en andere beschermde terrei nen, maar dat nam toch niet weg, dat de heer Huizinga op de eerste dag van de excursie nog een exemplaar in een strik vond. Het beest kreeg behalve de vrijheid een beschildering mee, om her kenning mogelijk te maken. Er lopen in Zuid-Limburg de meest vreemdsoortige dassen rond: dieren met een of meer zwarte dwarsstre- pen op hun bles, met aluminiumkleu- rlge schouders, gele billen of alumi- niumkleurige rugstreep. In totaal zijn er zeven beschilderde exemplaren, tenzij de verf intussen verdwenen is: de eerste verf dateert van 16 maart. We heer Kruizinga heeft door dat verven al enkele interessante gegevens ge kregen over de actieradius van de das- »en, die van het ene boscomplex naar h*t andere blijken te trekken. Deze Een gevangen das wordt met beide handen stevig omklemd. kennis van de dassengewoonten is ook uit natuurbeschermings oogpunt van groot belang: men weet nu al dat de das niet effectief beschermd kan wor den als men alleen veiligheid garan deert in één beperkt boscomplex. De eerste avond kregen de deelne mers o.a. te horen, op welke punten de gemerkte dassen waren gevangen en los gelaten en welke merkteken ze had den gekregen. Besloten was, om niet in de avond, maar in de ochtend te ob serveren. De dassen komen n.l. meestal pas laat buiten, in deze tijd van het jaar zelfs pas als het al uren donker is. Als de waarnemers zich tegen de avond schemering zouden installeren, zouden ze dus uren moeten wachten, waarbij er dan bovendien nog kans was, dat de dassen in de meest letterlijke zin onraad zouden ruiken en helemaal niet zouden verschijnen. De dieren kunnen best een dagje en zelfs wel veertien dagen op hun speklaag teren... In de ochtend, zo luid de de redenering, zouden de dassen op jacht zijn en moesten ze dus onherroe pelijk binnenkomen. De ochtend had als nadeel, dat men om kwart voor vier op moest, maar over zo iets praat men niet onder veldbiolo- gen. Wél werd bedacht, dat men dan in het pikkedonker naar zijn waar nemingspost zou moeten scharrelen. Om deze operatie te vergemakkelijken werd de eerste middag een generale repetitie gehouden. De heer Kruizinga had tevoren een kleine 30 posten uitgezocht, die bezet moesten worden. Ze lagen over drie ver schillende boscomplexen verspreid. De waarnemers werden nu zorgvuldig in gedeeld en wel zo, dat de deelnemende dames veilig door man-posten werden omgeven... Twee busjes en enkele per sonenauto's brachten de verschillende groepen daarna naar hun operatiege bied. Dat was ook zonder dassen een ex cursie ruimschoots waard: een warme nazomerzon toverde met licht en de glooiende bossen waren vol leven en versnaperingen: vroege hazelnoten, la te, maar eindelijk zoet-gestoofde bra men en zelfs nog een enkele donker gerijpte framboos. Langs de paden kropen naakte slakken, niet donker bruin, maar fel-oranje van kleur en het wemelde inderdaad van dassen- sporen; duidelijk uitgesleten paden, die van de burchten tot ver in het bos te volgen waren. De meeste holen zagen er druk belopen uit, al waren er geen duidelijke prenten te zien. Daarvoor was de grond te hard en te droog. Wel vonden we een fraaie pootafdruk in een vochtig karspoor even buiten de bosrand. Heel anders was het bos de volgende morgen (zegt u maar nacht)er was plotseling een lage mistbank komen op dagen, waaruit een fijne motregen om- laagdrensde. Het was niet om erg nat van te worden: onder de bomen drong zelfs niets door, maar het gevolg was wél dat heel het bos vervuld was van een voortdurend getikkel, af en toe, bij een zuchtje wind, wat aanzwellend en dan weer afnemend. Het was aarde donker Alleen enkele glimwormen za ten langs het pad met hun groene lampjes te seinen. Toen onze ogen een maal aan het donker gewend waren, konden we weer zwakke contouren zien en het licht van de wormpjes leek steeds sterker te worden. Toen we een van de heimzinnige beestjes met de zaklantaarn beschenen, was het maar een heel proza ïsch, zwart gestreept wormpje Enkele seconden bleef het na de lichtflits don ker; daarna begon het weer gewoon te schijnen. De man die ons naar onze post zou gidsen was er niet. Hij wist n.l. niet dat de excursie tot kwart voor vflf was vervroegd. Gelukkig had onze met gezel, dr. M. F. Mörzer Bruins, zich de middag tevoren de ligging van onze posten ook zelf ingeprent, zodat we des ondanks naar de plaats van bestemming konden gaan. Dat gebeurde overigens nog wel na enig zoeken en met veel ge kraak van takken, maar om goed vijf uur zaten we dan toch verdekt onder een vlierstruik bij drie dassenpijpen. Voorlopig hoorden we alleen regen druppels, enkele hanen en een roepen de bosuil. De menselijke samenleving hield zich de eerste tijd rustig en van dassen was niets te bespeuren. De vol gende geluiden waren: een verre trein; luidgillende varkens, niezende en loeien de koeien en een stoomfluit. Het begon al iets te dagen, toen enkele houtdui ven gingen koeren. Achter ons, op het bouwland, riepen patrijzen en in het bos lieten een paar merels zich horen. Om kwart voor zes was het al schemerig: we konden de tijd toen al van ons hor loge aflezen en kwamen tot de ontdek king, dat we beslist niet zo verdekt za ten als we gedacht hadden: de vlier struik was rijkelijk kaal. Even meenden we licht geknor te horen, van de richting waaruit de dassen moesten komen. Maar toen het verder stil bleef hiel den we het op een verkouden koe. We noteerden nogmaals koerende houtdui ven, een roepende roodborst, nog steeds hanen, zwarte kraaien, eksters en boe renzwaluwen, een zanglijster en Vlaam se gaaien. Voorts een luide lach van de groene specht en eindelijk, om 6.19 uur, een zingend roodborstje. Enkele maan den eerder zou het bos nog weergalmd hebben van de vogelzang en wie alleen vroege ochtendexcursies in de broedtijd gewend is, verbaast zich over de stilte van een herfstochtend. Ook onze maat had geen dassen ge speurd, maar er waren, zo bleek aan de ontbijttafel, toch ook gelukkigen ge weest. in totaal waren drie dassen ge zien en drie andere vrijwel zeker ge hoord. Het was een magere balans. De heer Kruizinga had op zo'n 25 ge rekend. Zaten er dan zo weinigDie conclusie werd niet getrokken. De eer ste veronderstelling was, dat de mees te dassen al vroeg binnen waren: vóór de waarnemers op hun post zaten. De gesnapte exemplaren waren bijna allemaal gezien of gehoord vlak na het bezetten van de posten: rond vijf uur. Een van de waarnemers was juist met veel geraas langs een helling op zijn plaats beland, toen de das kwam aansjokken. Het dier was waarschijn lijk nog juist ver genoeg weg geweest om de waarnemer niet te horen: het liep zonder argwaan naar zijn hol. Een andere waarnemer constateerde wél argwaan. Hij hoorde eerst duidelijk een das binnenlopen. Even later kwam er weer een, maar die hield plotseling stil: hij ging niet naar het hol, maar Deze laatste opgave is overigens nog lastig genoeg. Het hoe en waarom van de Sovjet-politiek blijft de buitenstaan der nu eenmaal vaak verborgen. Een dictatoriaal bewind is immers niemand verantwoording schuldig en als de communistische machthebbers soms eige ner beweging met toelichtingen komen aandragen, zijn dat haast altijd rationalisaties achteraf, waarbij een al dan niet plausibele reden wordt aange geven inplaats van de ware reden. Pa loczi-Horvath is er echter de man niet naar om zich door zulke bezwaren van de wijs te laten brengen. Hoe para doxaal het doen en laten van de Krem- lin-leiders op een gegeven ogenblik ook mag lijken, hij deduceert en combi neert er ferm op los en hij komt er ook altijd uit. Soms gebeurt het, dat de lezer de geestelijke lenigheid, die nodig is om de redenering van de auteur te vol gen, niet opbrengt, en hij is dan ge neigd zich dezelfde vraag voor te leg gen, die Richard Crossman stelde, toen hij een van de boeken van wijlen Franz Borkenau recenseerde: „Waar hebben we deze nachtmerrielogica eer der aan het werk gezien?" Het ant woord is dan eveneens van Crossman: dit is dezelfde logica als die van de fic tieve ondervrager in „Darkness at noon" en van de echte ondervrager in „Conspiracy of Silence". Net als Borkenau is Paloczi-Horvath een van die communisten, die met de partij hebben gebroken. Juist omdat zij dat om andere dan geldelijke of oppor tunistische redenen hebben gedaan, is de apostasie hun niet in de koude kle ren gaan zitten. Hun geest is nog steeds bezig zich te ontworstelen aan de oude routine. Ook als zij de substan tie van hun pseudo-geloof overboord hebben gezet, kunnen z(j vaak moeilijk scheiden van oude vormen en metho den. Zij zijn als de man, wiens been is geamputeerd. Soms worden zij in het holst van de nacht wakker en voelen dan nog de pijn aan hun communisti sche tenen. op Sergei Kirov op 1 december 1934 verschafte de dictator het voorwendsel om een begin te kunnen maken met zijn bloedige terreur. Zelfs het lidmaatschap van cen traal comité of Politbureau bood voortaan geen bescherming meer te gen het nekschot van Stalins gehei me politie. Men moet trachten zich een voorstelling te maken van de spanning en de onrust, waarin Sta lins naaste medewerkers nu gedwon gen waren te leven. Zij konden, zo als met maarschalk Toechatsjevski is gebeurd, de ene dag nog naast de dictator de ereplaats innemen tijdens een parade op het Rode Plein en een paar dagen later worden gearres teerd en geliquideerd. Als er na de dood van Stalin in maart 1953 één communis opinio onder zijn erfgenamen heeft bestaan, dan was het wel deze: niemand mag in de toekomst nog ooit het recht hebben naar wille keur „zuiveringen" uit te voeren. Dat was de grondslag van het collectieve leiderschap, dat zij proclameerden. Iedere cumulatie van macht werd naar deze maatstaf bestreden. Het was een van de redenen, waarom Malenkov er reeds op 14 maart 1953 van moest af zien tegelijk premier en eerste partij secretaris te zijn. Hij koos het premier schap, o.a. omdat hij verwachtte of hoopte, dat de Russische regering in de toekomst meer in de melk te brok ken zou hebben dan de partij. Er werd voorlopig geen nieuwe eer ste secretaris benoemd. Het was niet zo, dat Khroesjtsjev zich met geweld van Malenkovs stoel meester maakte. Hij hield zich juist uiterst koest om geen achterdocht te wekken en zo kwam het, dat men aan hem, als de man met de meeste dienstjaren, de lei ding van .iet secretariaat overliet. aar afgezien van enkele passa ges in het boek, waar Paloczi- Horvath zich meer door zijn oud- communistische intuïtie laat leiden dan door de harde feiten, maakt hij in „Khrushchev: the Road to Power" enkele treffende opmerkingen, die ook door het kader, waarin zij zijn geplaatst, stellig kunnen bijdragen tot een beter doorgronden van de politieke persoon lijkheid van de Sovjet-leider. Hij is van mening, dat de ware Khroesjtsjev heel wat Stalinistischer is dan het beeld, dat de buitenwereld zich van hem heeft gevormd. Twee feiten schijnen met die opvat ting in strijd te zijn. Daar is allereerst de „geheime" destalinisatie-rede van februari 1956 en vervolgens de omstan digheid, dat onder Khroesjtsjev de po- litie-terreur niet meer de omvang heeft, welke zij onder Stalin had, en dat met name het leven van politieke te genstanders de laatste jaren blijkbaar wordt gespaard. Paloczi-Horvath ontwikkelt nu de stel ling, dat Khroesjtsjevs „geheime" rede voor een groot deel in feite door een ander wellicht door Malenkov 'is geschreven en dat de eerste partijsecre taris tot het uitspreken ervan is ge prest door zijn rivalen in de Sovjet leiding. De auteur schetst in zijn boek een reeks uiterst gecompliceerde „Auseinan- dersetzungen" in de leiding van staat en partij, aarbij de voornaamste in zet was het recht van de eerste partij secretaris om „zuiveringen" uit te voe ren. Iets dergelijks heeft zich in de ja ren dertig voorgedaan, toen Stalin druk bezig was zich dat recht toe te eige nen, terwijl mensen als Kirov, Ordzjo- nikidze en zelfs Vorosjilov en Kalinin juist aandrongen op een liberalisatie van het regime. Khroesjtsjev behoorde in die dagen tot degenen, die met onheilspellende gezichten aandrongen op „versterking van de organen van de dictatuur van het proletariaat". Aan zijn steun had Stalin evenwel niet genoeg en pas de mysterieuze moord N. S. KHROESJTSJEV et communistische systeem heeft echter zijn eigen natuurkundige wetten; het berust op een vér gaande concentratie van macht, het is onverenigbaar met een splitsing van die macht tussen regering en partij. Wie dus prijs stelt op behoud van het communisme en dat is de zwakheid van mensen als Malenkov, Molotov e.d. kan op de duur de aanspraken van de partijsecretaris niet weerstaan. De partijsecretaris van zijn kant wie dat ook mag zijn zal er zich op betrap pen, dat hij door zijn eigen denken en doen voortdurend wordt herinnerd aan Stalin (of, als het in hem opkomt, aan Lord Acton). Maar in het post-Stalinistische tijd vak is men in de Sovjet-Unie op zijn manier gekomen tot een primitief stelsel van „checks and balances": de partijsecretaris mag bijna als van ouds zijn gang gaan, maar met deze beperking, dat ht) geen zuiveringen mag ondernemen. Dat het systeem even heeft moeten wennen, toont de liquidatie van Beria aan. Maar ook later heeft het nog wel eens op het punt gestaan ineen te stor ten. Georgi Paloczi-Horvath stelt, dat Khroesjtsjev qua functie en politiek tem perament een zekere verwantschap met Stalin voelt. Herhaaldelijk heeft hij blijk gegeven van de neiging zich niet te sto- de llquidat Zo zou hij eind 1955, begin 1956 am bities hebben gekoesterd, die de andere Sovjet-groten met angst vervulden en die hen ertoe brachten de herinnering aan Stalins gruwelen als afschrikwek kend voorbeeld weer op te roepen. Hun verzet, geschraagd door de drang naar zelfbehoud, was zo krachtig, dat Khroesjtsjev eieren voor zijn geld koos en zelf de destalinisatierede bewerkte en uitsprak, die anders stellig door iemand anders zou zijn voorgedragen. Blijft de vraag, waarom Khroesjtsjev indien zijn dictatuur dan tóch voorwaar delijk is, zich al die jaren op het rode kussen heeft kunnen handhaven. Daar voor heeft Paloczi-Horvath dan einde lijk een verklaring, die zijn boek aan spraak geeft op de naam biografie. Voor Khroesjtsjev is het Marxisme- Leninisme het eerste en enige geeste lijke avontuur van zijn leven geweest. Tevoren was hij zo goed als analfa beet; erné zal hij dood zijn. Dat be vrijdt hem van alle intellectuele twij fel. Aan dit voordeel paart hij een on miskenbaar meesterschap over het woord. Zijn toespraken zijn nooit hele maal vrij van een zekere vulgariteit, maar zij vuren de geestverwanten aan en dringen de tegenstanders in het de fensief. Khroesjtsjev heerst door het woord. Paloczi-Horvath noemt hem een „verbocraat". Zijn collega's zijn tot de slotsom ge komen, dat zijn functie, gegeven het systeem waaraan zij verknocht blijven, onmisbaar is. Khroesjtsjev mag van hen zijn post behouden, omdat hij, net al zijn rusteloosheid en grilligheid, d« enige bron van inspiratie is in him ge lederen en omdat hij zich heeft ver zoend met de gedachte, dat hij hen in hun bedden moet laten sterven. H. J. NEUMAN de man die op post zat hoorde hem ook niet teruglopen. Toch bleek bet dier later spoorloos verdwenen te zijn. Het moet onraad bespeurd hebben en „op sokkevoeten" zijn weggeslopen. Dat dassen vrijwel geruisloos kunnen lopen bleek uit het feit, dat een van de waarnemers in zijn lichtbundel een das ving, die op vijf meter afstand genaderd was. zonder enig gerucht te hebben gemaakt. Alle waarnemingen werden tijdens de ochtendbespreking zorgvuldig genoteerd en de voorlopi ge conclusie luidde, dat de dassen 1. voor het merendeel te vroeg waren binnengekomen en 2. de waarnemers hadden geroken en elders waren on dergedoken: in vluchtpijpen of neven ingangen. Dit laatste was zeer goed mogelijk, aangezien per saldo maar een fractie van het totale aantal pij pen bewaakt was. De volgende morgen waren de das sen weer aan de beurt. Dit keer gingen de waarnemers al oni ver uur op pad, om toch maar zeker vóór de thuiskomst van de dieren op post te zijn. Maar het resultaat was nog minder dan de eerste dag: geen enkele das werd gezien, al leen werden er enkele gehoord. Hoe het de laatste morgen gegaan is, hebben we nier meer vernomen. Een overzicht van de dassenbevolking heeft de excurusie in elk geval niet opgeleverd. Maar ook negatieve gegevens zijn by een dergeiyk onderzoek vaak van betekenis. We weten nu bev. heel zeker, dat dassen zich niet gemakkelijk laten verschalken. VIC LANGENHOFF. (Van onze handbalmedewerker) HAARLEM, 27 sept. HBC heeft in de eerste klas dames van de handbal- competitie, district Haarlem en omstre ken, voor een verrassing van de eerste orde gezorgd. De Heemstede-Berkenrode- Combinatie kreeg bezoek van de sterke koploper Concordia, die met een zelfs stevige nederlaag naar huis werd ge stuurd en deze „afstraffing" moest be kopen met een duikeling naar de derde plaats. Verder boekte IEV voor de twee de maal verlies, het Hillegomse Con cordia kwam niet verder dan een ge lijk spel, terwijl ook de heren van TYBB (tweede klas) geconfronteerd werden met een puntenverdeling- Het Hillegomse Concordia startte in de eerste klas dames tegen HOC over rompelend, want binnen een paar mi nuten hadden Jos Stroombergen en Hen- ny Seysener de stand op 2-0 gebracht. Maar nadat de bezoeksters een tegen- punt hadden gescoord (2-1) zakte het spel van de thuisclub zienderogen. Na de hervatting gaf HOC de toon aan- Het kwam langszij via een benutte 13-me- terworp en veroverde vervolgens zelfs de leiding. Pas vlak vóór het einde scoorde Henny Seysener de gelijkma ker: 3-3. Met doorgaans een hoger tempo en be ter positie-kiezen behaalde IJmond in een pittige wedstrijd een verdiende zege van 3-1 over IEV. Geheel volgens het spelbeeld nam de thuisclub een voor sprong van 2-0, gevolgd door een tegen- punt van Cobi Durger (2-1). Nadat beide partijen een strafworp onbenut hadden gelaten brak de rust aan met een score va 3-1. In de tweede helft ontspon zich een nagenoeg gelijkwaardige strijd, die geen doelpunten meer opleverde. Hoe de eclatante overwinning van HBC op het Haarlemse Concordia (7-1) tot stand kwam werd ons niet meegedeeld. Door dat Rapiditas zich mede iets schotvaardi- ger toonde dat het thuisspelende Full Speed (4-5) luidt de stand thans: Een fors spelend IJmond 3 heeft zich in de derde klas aan het hoofd van de ranglijst geplaatst door ADO 3 beide lieten behoorlijk spel zien de punten afhandig te maken (3-4). Doordat Full Speed royaal het hoofd moest buigen voor Samen Een, dat met 0-6 zegevierde, en De Blinkert 3 met miniem verschil (3-2) Concordia 3 naar het tweede plan verwees, liggen de krachtsverhoudingen hier nu als volgt: IJmond 3 3 4 ADO 3 3 3 Blinkert 3 3 4 Concordia 3 2 2 Samen Een 2 3 Full Speed 2 3 0 Dat De Blinkert in de eerste klas he ren serieuze plannen koestert om dit seizoen een vooraanstaande rol te spe len bewees het afgelopen weekeinde door tegen Zandvoortmeeuwen 2 een uitslag te bereiken, die aan duidelijkheid niets te wensen overlaat: 5-18. HOC herstelde zich van de vorige week ge leden nederlaag- Het versloeg nu Tone- gido met 7-3- Concordia 2 en Rapiditas 2 sloten hun krachtmeting af met een pun tenverdeling (7-7). Blinkert IJmond 2 Tonegido HOC Concordia 2 1 Rapiditas 2 2 Z'meeuwen 2 2 IJmond 2 4 HBC 2 2 Rapiditas 2 4 Full Speed 2 0 Concordia 3 4 IEV 2 0 HOC 2 3 TYBB 2 0 Conc.-Hi. 3 3 In de tweede klas handhaafde ADO 2 zijn leidende positie met een zege van 7-1 over een incompleet Zand voortmeeuwen. De Blinkert 2 gaf ech ter geen terrein prijs en wees Concor dia 2 terug (0-2). De stand: ADO 2 3 5 IJmond 2 10 Blinkert 2 3 5 Concordia 2 2 0 DSO 1 2 Z'meeuwen 2 0 Reeds na tien minuten had TYBB in de tweede klas by Concordia 3 een voorsprong van 0-2 bereikt; een stand die een kwartier vóór het einde was ge slonken tot 2-2- Opnieuw veroverden de bezoekers de leiding (2-3), maar wel geteld in de laatste minuut kwam Con cordia 3 wederom langszij: 3-3. Op het moment dat de bal trefzeker in de rich ting van het doel der thuisclub werd geworpen klonk het eindsignaal. Een geldig doelpunt en daarmee de zege bleef zodoende voor TYBB achter wege. In deze klas wonnen De Blinkert 2 en Rapiditas 3 hun uitwedstrijden respec tievelijk tegen IJmond 3 (3-9) en De Blinkert 3 (2-7). De stand: Blinkert 2 TYBB Rapiditas 3 IJmond 3 Blinker» 3 Concordia 3 THB Samen Een Overige uitslagen: meisjes junioren A: ConcordiaFull Speed 3-1; Blinkert— TYBB 8-0. B: Blinkert 2—IJmond 3 4-1; DSO—IEV 4.-8; Concordia—THB 2-4; HBCIJmond 2 4-3. Jongens junioren: BlinkertIJmond 17-3.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1960 | | pagina 11