1
CONCENTRATIE IN /.-LIMBURG
BBsi!
Nederland heeft nog 240 dassenburchten,
maar hoeveel dassen er wonen is onbekend
H'
M
Eclatante zege van HBC
over Concordia: 7-1
ferasBH
Geverfde beesten,
bijterijen en
nachtexcursies
Bestand in het
Kremlin
TYBB moet in de laatste minuut
voorsprong prijsgeven
HANDBAL HAARLEM EN OMSTREKEN
WOENSDAG 28 "SEPTEMBER 1960
PAGINA 11
mmI
Voor velen van ons zal het
waarschijnlijk de eerste
keer zijn, dat men 's avonds
laat doodstil in een bos zit.' U zult
versteld staan van de enorme
hoeveelheid geluiden, die u zult
horen. De meeste zijn helaas af
komstig uit de menselijke samen
leving, kerkklokken, treinen,
bromfietsen, waakhonden en het
ondefinieerbare gebrom dat er uit
iedere stad of flink dorp opstijgt.
Maar verder hoort u muizen,
konijnen, loopkevers, egels en
wellichtdassen. Dat lazen we
in het stencil, waarin het RIVON:
het Rijksinstituut voor Veldbiolo-
gisch Onderzoek ten behoeve van
het Natuurbehoud, de deelnemers
aan de „Dassenexcursie Zuid-Lim
burg" instrueerde over de gang
van zaken. De deelnemers waren
Ongeveer dertig mannen (en
vrouwen) sterk. De meerderheid
werd gevormd door biologie-stu-
denten uit Utrecht, verder waren
er enkele mensen van het Staats
bosbeheer, twee leidende biologen
van het genoemde instituut en uw
verslaggever. De feitelijke leiding
van de dassenjacht berustte echter
bij de heer D. Kruizinga, die de
dassen heeft gekozen tot onder
werp van zijn doctoraal studie en
deswege al sedert januari regel
matig rondklautert over de Zuid-
Limburgse heuvels ten zuiden van
Valkenburg. Daar ligt n.l. het bes
te dassengebied van heel Neder
land, met in totaal ongeveer hon
derd van de 2|p in ons land aan
wezige burchten. Dit aantal is aan
het licht gekomen bij een in 1958
gehouden inventarisatie, onder
leiding van dr. A. van Wijngaar
den. Men weet echter niet, hoe
veel dassen in die burchten hui
zen. Iedere burcht kan verschei
dene dassen huisvesten, maar het
is ook mogelijk, dat één das diver
se burchten bewoont. Dit te ach
terhalen was het voornaamste
doel van de deze week in Limburg
gehouden excursie.
STALINISTISCHE KERN IN
KHROESJTSJEVS WEZEN
Het begint langzamerhand mogelijk te worden een
kleine bibliotheek op te zetten van boeken,
waarin „the life and times" worden beschreven
van Nikita Sergejevitsj Khroesjtsjev, voorzitter van de
raad van ministers van de Sovjet-Unie en eerste se
cretaris van het centrale comité van de communistische
partij in dat land. Er is echter niet veel kritisch ver
mogen voor nodig om vast te stellen, dat er heel wat
kaf onder het koren schuilt. De moeilijkheden, die zijn
verbonden aan het schrijven van een biografie van
Khroesjtsjev of van welke andere Sovjetdemiurg ook,
zijn evident. Het particuliere leven van alle Sovjet
leiders wordt niet zelden zonder goede reden
omgeven met de grootst mogelijke geheimhouding. In
het geval-Khroesjtsjev is deze handicap misschien klei
ner dan bij vele van zijn collega's, maar hij bestaat
niettemin. Indiscreties zijn uit het afgesloten collectief
van de Kremlinkaste niet te verwachten en de officiële
gegevens, dié dan nog worden verstrekt, zijn ge
speend van iedere objectiviteit. Een opmerkelijke bij
zonderheid is verder, dat de officiële levensloop van
een Sovjet-leider nimmer vaststaat; het relaas wordt
aanhoudend gewijzigd, anders gerangschikt, uitgebreid
of gesupprimeerd, al naar gelang de positie, die de be
trokkene op dit ogenblik bekleedt. In een recente bio
grafie van Khroesjtsjev („Krushchev: the Road to
Power", Seeker and Warburg, London 1960) maakt de
voormalige Hongaarse communist George Paloczi-Hor-
vath terecht de opmerking, dat in de Sovjet-Ume, in
tegenstelling tot de rest van de wereld, de toekomst
zeker is, bepaald door plannen en „onvermijdelijke"
ontwikkelingswetten, terwijl het verleden er juist hoogst
onzeker is. De auteur trekt daaruit de heilzame con
clusie, dat het beschikbare materiaal onvoldoende is
voor een beschrijving van ook het persoonlijke leven
van Khroesjtsjev en dat hij er goed aan doet zich
voornamelijk te beperken tot het reconstrueren van
'smans „Werdegang" in de partij, een politieke bio
grafie derhalve.
Een van de groepen krijgt instructies.
UTRECHTSE
STUDENTEN
op vreedzame
dassenjacht
De ingang van een dassen-burcht.
De opzet was, dat in enkele boscom-
plexen waarnemers zouden posten bij
alle ingangen van de dassenholen. Oor
spronkelijk zou dat in de avond gebeu
ren. De dassen zijn nachtdieren, die na
het invallen van het duister op jacht
gaan. Ze eten zowel dierlijk als plant
aardig voedsel. Wat hun menu om
vat kan men vrij goed aan de weet ko
men door het onderzoeken van de uit
werpselen, die de das keurig in vaste
„we'tjes" deponeert. Biologen schrikken
voor een dergelijk karwei niet terug en
de heer Kruizinga kon de studenten dan
ook meedelen, dat de dassen zich op
het ogenblik voornamelijk voeden met
kevers en peren. In sommige stre
ken van het land graven ze ook konij
nen uit, speciaal op plaatsen waar de
konijnenholen ondiep zijn. Ook de fazan
ten zijn niet altijd veilig en onder de
landbouwgewassen is vooral de maïs
een gewild artikel. Plaatselijk kan de
das dan ook wel eens jacht- en land-
bouwschade veroorzaken, maar over het
algemeen blijft die schade beperkt, ook
al omdat het aantal dassen zo beperkt
is. De dassenstand zo blijkt uit het
onderzoek van dr. Van Wijngaarden
Is tussen 1900 en 1958 sterk achteruit
gegaan. Op het ogenblik is de das door
de jachtwet beschermd maar dat bete
kent nog niet, dat de dieren ook werke
lijk niet meer vervolgd worden. Vooral
in Limburg ontbreekt daar in de prak
tijk nog wel wat aan. Het RIVON is
ervan overtuigd, dat er nog altijd clan
destiene dassenclubs zijn, die zich toe
leggen op het vangen van dassen voor
de z.g. bijterijen, waarbij een das het
moet opnemen tegen een of meer hon
den, tot het dier het leven laat. De das-
senbijterij is in Zuid-Limburg een ge
liefkoosd volksvermaak geweest, dat
aan heel wat dassen het leven heeft
gekost. Een tweede categorie vervolgde
(en vervolgt) de dassen om ze op te
eten en een derde groep vervolgers
moordt ze alleen uit omdat ze „schade
lijk" zijn. Gelukkig liggen de meeste
Zuid-Limburgse burchten in natuurre
servaten en andere beschermde terrei
nen, maar dat nam toch niet weg, dat
de heer Huizinga op de eerste dag van
de excursie nog een exemplaar in een
strik vond. Het beest kreeg behalve de
vrijheid een beschildering mee, om her
kenning mogelijk te maken.
Er lopen in Zuid-Limburg de meest
vreemdsoortige dassen rond: dieren
met een of meer zwarte dwarsstre-
pen op hun bles, met aluminiumkleu-
rlge schouders, gele billen of alumi-
niumkleurige rugstreep. In totaal zijn
er zeven beschilderde exemplaren,
tenzij de verf intussen verdwenen is:
de eerste verf dateert van 16 maart. We
heer Kruizinga heeft door dat verven
al enkele interessante gegevens ge
kregen over de actieradius van de das-
»en, die van het ene boscomplex naar
h*t andere blijken te trekken. Deze
Een gevangen das wordt met beide handen stevig omklemd.
kennis van de dassengewoonten is ook
uit natuurbeschermings oogpunt van
groot belang: men weet nu al dat de
das niet effectief beschermd kan wor
den als men alleen veiligheid garan
deert in één beperkt boscomplex.
De eerste avond kregen de deelne
mers o.a. te horen, op welke punten de
gemerkte dassen waren gevangen en los
gelaten en welke merkteken ze had
den gekregen. Besloten was, om niet in
de avond, maar in de ochtend te ob
serveren. De dassen komen n.l. meestal
pas laat buiten, in deze tijd van het
jaar zelfs pas als het al uren donker is.
Als de waarnemers zich tegen de avond
schemering zouden installeren, zouden
ze dus uren moeten wachten, waarbij
er dan bovendien nog kans was, dat de
dassen in de meest letterlijke zin onraad
zouden ruiken en helemaal niet zouden
verschijnen. De dieren kunnen best een
dagje en zelfs wel veertien dagen op hun
speklaag teren... In de ochtend, zo luid
de de redenering, zouden de dassen op
jacht zijn en moesten ze dus onherroe
pelijk binnenkomen.
De ochtend had als nadeel, dat men
om kwart voor vier op moest, maar over
zo iets praat men niet onder veldbiolo-
gen. Wél werd bedacht, dat men
dan in het pikkedonker naar zijn waar
nemingspost zou moeten scharrelen. Om
deze operatie te vergemakkelijken werd
de eerste middag een generale repetitie
gehouden.
De heer Kruizinga had tevoren een
kleine 30 posten uitgezocht, die bezet
moesten worden. Ze lagen over drie ver
schillende boscomplexen verspreid. De
waarnemers werden nu zorgvuldig in
gedeeld en wel zo, dat de deelnemende
dames veilig door man-posten werden
omgeven... Twee busjes en enkele per
sonenauto's brachten de verschillende
groepen daarna naar hun operatiege
bied.
Dat was ook zonder dassen een ex
cursie ruimschoots waard: een warme
nazomerzon toverde met licht en de
glooiende bossen waren vol leven en
versnaperingen: vroege hazelnoten, la
te, maar eindelijk zoet-gestoofde bra
men en zelfs nog een enkele donker
gerijpte framboos. Langs de paden
kropen naakte slakken, niet donker
bruin, maar fel-oranje van kleur en
het wemelde inderdaad van dassen-
sporen; duidelijk uitgesleten paden, die
van de burchten tot ver in het bos te
volgen waren. De meeste holen zagen
er druk belopen uit, al waren er geen
duidelijke prenten te zien. Daarvoor
was de grond te hard en te droog. Wel
vonden we een fraaie pootafdruk in
een vochtig karspoor even buiten de
bosrand.
Heel anders was het bos de volgende
morgen (zegt u maar nacht)er was
plotseling een lage mistbank komen op
dagen, waaruit een fijne motregen om-
laagdrensde. Het was niet om erg nat
van te worden: onder de bomen drong
zelfs niets door, maar het gevolg was
wél dat heel het bos vervuld was van
een voortdurend getikkel, af en toe, bij
een zuchtje wind, wat aanzwellend en
dan weer afnemend. Het was aarde
donker Alleen enkele glimwormen za
ten langs het pad met hun groene
lampjes te seinen. Toen onze ogen een
maal aan het donker gewend waren,
konden we weer zwakke contouren zien
en het licht van de wormpjes leek steeds
sterker te worden. Toen we een van de
heimzinnige beestjes met de zaklantaarn
beschenen, was het maar een heel proza
ïsch, zwart gestreept wormpje Enkele
seconden bleef het na de lichtflits don
ker; daarna begon het weer gewoon te
schijnen.
De man die ons naar onze post zou
gidsen was er niet. Hij wist n.l. niet
dat de excursie tot kwart voor vflf was
vervroegd. Gelukkig had onze met
gezel, dr. M. F. Mörzer Bruins, zich de
middag tevoren de ligging van onze
posten ook zelf ingeprent, zodat we des
ondanks naar de plaats van bestemming
konden gaan. Dat gebeurde overigens
nog wel na enig zoeken en met veel ge
kraak van takken, maar om goed vijf
uur zaten we dan toch verdekt onder
een vlierstruik bij drie dassenpijpen.
Voorlopig hoorden we alleen regen
druppels, enkele hanen en een roepen
de bosuil. De menselijke samenleving
hield zich de eerste tijd rustig en van
dassen was niets te bespeuren. De vol
gende geluiden waren: een verre trein;
luidgillende varkens, niezende en loeien
de koeien en een stoomfluit. Het begon
al iets te dagen, toen enkele houtdui
ven gingen koeren. Achter ons, op het
bouwland, riepen patrijzen en in het bos
lieten een paar merels zich horen. Om
kwart voor zes was het al schemerig:
we konden de tijd toen al van ons hor
loge aflezen en kwamen tot de ontdek
king, dat we beslist niet zo verdekt za
ten als we gedacht hadden: de vlier
struik was rijkelijk kaal. Even meenden
we licht geknor te horen, van de richting
waaruit de dassen moesten komen.
Maar toen het verder stil bleef hiel
den we het op een verkouden koe. We
noteerden nogmaals koerende houtdui
ven, een roepende roodborst, nog steeds
hanen, zwarte kraaien, eksters en boe
renzwaluwen, een zanglijster en Vlaam
se gaaien. Voorts een luide lach van de
groene specht en eindelijk, om 6.19 uur,
een zingend roodborstje. Enkele maan
den eerder zou het bos nog weergalmd
hebben van de vogelzang en wie alleen
vroege ochtendexcursies in de broedtijd
gewend is, verbaast zich over de stilte
van een herfstochtend.
Ook onze maat had geen dassen ge
speurd, maar er waren, zo bleek aan
de ontbijttafel, toch ook gelukkigen ge
weest. in totaal waren drie dassen ge
zien en drie andere vrijwel zeker ge
hoord. Het was een magere balans.
De heer Kruizinga had op zo'n 25 ge
rekend. Zaten er dan zo weinigDie
conclusie werd niet getrokken. De eer
ste veronderstelling was, dat de mees
te dassen al vroeg binnen waren: vóór
de waarnemers op hun post zaten.
De gesnapte exemplaren waren bijna
allemaal gezien of gehoord vlak na het
bezetten van de posten: rond vijf uur.
Een van de waarnemers was juist
met veel geraas langs een helling op
zijn plaats beland, toen de das kwam
aansjokken. Het dier was waarschijn
lijk nog juist ver genoeg weg geweest
om de waarnemer niet te horen: het
liep zonder argwaan naar zijn hol. Een
andere waarnemer constateerde wél
argwaan. Hij hoorde eerst duidelijk
een das binnenlopen. Even later kwam
er weer een, maar die hield plotseling
stil: hij ging niet naar het hol, maar
Deze laatste opgave is overigens nog
lastig genoeg. Het hoe en waarom van
de Sovjet-politiek blijft de buitenstaan
der nu eenmaal vaak verborgen. Een
dictatoriaal bewind is immers niemand
verantwoording schuldig en als de
communistische machthebbers soms eige
ner beweging met toelichtingen komen
aandragen, zijn dat haast altijd
rationalisaties achteraf, waarbij een al
dan niet plausibele reden wordt aange
geven inplaats van de ware reden. Pa
loczi-Horvath is er echter de man niet
naar om zich door zulke bezwaren van
de wijs te laten brengen. Hoe para
doxaal het doen en laten van de Krem-
lin-leiders op een gegeven ogenblik ook
mag lijken, hij deduceert en combi
neert er ferm op los en hij komt er ook
altijd uit.
Soms gebeurt het, dat de lezer de
geestelijke lenigheid, die nodig is om
de redenering van de auteur te vol
gen, niet opbrengt, en hij is dan ge
neigd zich dezelfde vraag voor te leg
gen, die Richard Crossman stelde,
toen hij een van de boeken van wijlen
Franz Borkenau recenseerde: „Waar
hebben we deze nachtmerrielogica eer
der aan het werk gezien?" Het ant
woord is dan eveneens van Crossman:
dit is dezelfde logica als die van de fic
tieve ondervrager in „Darkness
at noon" en van de echte ondervrager
in „Conspiracy of Silence".
Net als Borkenau is Paloczi-Horvath
een van die communisten, die met de
partij hebben gebroken. Juist omdat zij
dat om andere dan geldelijke of oppor
tunistische redenen hebben gedaan, is
de apostasie hun niet in de koude kle
ren gaan zitten. Hun geest is nog
steeds bezig zich te ontworstelen aan
de oude routine. Ook als zij de substan
tie van hun pseudo-geloof overboord
hebben gezet, kunnen z(j vaak moeilijk
scheiden van oude vormen en metho
den. Zij zijn als de man, wiens been
is geamputeerd. Soms worden zij in het
holst van de nacht wakker en voelen
dan nog de pijn aan hun communisti
sche tenen.
op Sergei Kirov op 1 december 1934
verschafte de dictator het voorwendsel
om een begin te kunnen maken met
zijn bloedige terreur.
Zelfs het lidmaatschap van cen
traal comité of Politbureau bood
voortaan geen bescherming meer te
gen het nekschot van Stalins gehei
me politie. Men moet trachten zich
een voorstelling te maken van de
spanning en de onrust, waarin Sta
lins naaste medewerkers nu gedwon
gen waren te leven. Zij konden, zo
als met maarschalk Toechatsjevski
is gebeurd, de ene dag nog naast de
dictator de ereplaats innemen tijdens
een parade op het Rode Plein en een
paar dagen later worden gearres
teerd en geliquideerd.
Als er na de dood van Stalin in maart
1953 één communis opinio onder zijn
erfgenamen heeft bestaan, dan was het
wel deze: niemand mag in de toekomst
nog ooit het recht hebben naar wille
keur „zuiveringen" uit te voeren. Dat
was de grondslag van het collectieve
leiderschap, dat zij proclameerden.
Iedere cumulatie van macht werd naar
deze maatstaf bestreden. Het was een
van de redenen, waarom Malenkov er
reeds op 14 maart 1953 van moest af
zien tegelijk premier en eerste partij
secretaris te zijn. Hij koos het premier
schap, o.a. omdat hij verwachtte of
hoopte, dat de Russische regering in
de toekomst meer in de melk te brok
ken zou hebben dan de partij.
Er werd voorlopig geen nieuwe eer
ste secretaris benoemd. Het was niet
zo, dat Khroesjtsjev zich met geweld
van Malenkovs stoel meester maakte.
Hij hield zich juist uiterst koest om
geen achterdocht te wekken en zo
kwam het, dat men aan hem, als de
man met de meeste dienstjaren, de lei
ding van .iet secretariaat overliet.
aar afgezien van enkele passa
ges in het boek, waar Paloczi-
Horvath zich meer door zijn oud-
communistische intuïtie laat leiden dan
door de harde feiten, maakt hij in
„Khrushchev: the Road to Power" enkele
treffende opmerkingen, die ook door
het kader, waarin zij zijn geplaatst,
stellig kunnen bijdragen tot een beter
doorgronden van de politieke persoon
lijkheid van de Sovjet-leider. Hij is van
mening, dat de ware Khroesjtsjev heel
wat Stalinistischer is dan het beeld,
dat de buitenwereld zich van hem
heeft gevormd.
Twee feiten schijnen met die opvat
ting in strijd te zijn. Daar is allereerst
de „geheime" destalinisatie-rede van
februari 1956 en vervolgens de omstan
digheid, dat onder Khroesjtsjev de po-
litie-terreur niet meer de omvang
heeft, welke zij onder Stalin had, en dat
met name het leven van politieke te
genstanders de laatste jaren blijkbaar
wordt gespaard.
Paloczi-Horvath ontwikkelt nu de stel
ling, dat Khroesjtsjevs „geheime" rede
voor een groot deel in feite door een
ander wellicht door Malenkov 'is
geschreven en dat de eerste partijsecre
taris tot het uitspreken ervan is ge
prest door zijn rivalen in de Sovjet
leiding.
De auteur schetst in zijn boek een
reeks uiterst gecompliceerde „Auseinan-
dersetzungen" in de leiding van staat
en partij, aarbij de voornaamste in
zet was het recht van de eerste partij
secretaris om „zuiveringen" uit te voe
ren. Iets dergelijks heeft zich in de ja
ren dertig voorgedaan, toen Stalin druk
bezig was zich dat recht toe te eige
nen, terwijl mensen als Kirov, Ordzjo-
nikidze en zelfs Vorosjilov en Kalinin
juist aandrongen op een liberalisatie
van het regime.
Khroesjtsjev behoorde in die dagen
tot degenen, die met onheilspellende
gezichten aandrongen op „versterking
van de organen van de dictatuur van
het proletariaat".
Aan zijn steun had Stalin evenwel niet
genoeg en pas de mysterieuze moord
N. S. KHROESJTSJEV
et communistische systeem heeft
echter zijn eigen natuurkundige
wetten; het berust op een vér
gaande concentratie van macht, het is
onverenigbaar met een splitsing van
die macht tussen regering en partij.
Wie dus prijs stelt op behoud van het
communisme en dat is de zwakheid
van mensen als Malenkov, Molotov e.d.
kan op de duur de aanspraken van
de partijsecretaris niet weerstaan. De
partijsecretaris van zijn kant wie dat
ook mag zijn zal er zich op betrap
pen, dat hij door zijn eigen denken en
doen voortdurend wordt herinnerd aan
Stalin (of, als het in hem opkomt,
aan Lord Acton).
Maar in het post-Stalinistische tijd
vak is men in de Sovjet-Unie op zijn
manier gekomen tot een primitief
stelsel van „checks and balances":
de partijsecretaris mag bijna als van
ouds zijn gang gaan, maar met deze
beperking, dat ht) geen zuiveringen
mag ondernemen.
Dat het systeem even heeft moeten
wennen, toont de liquidatie van Beria
aan. Maar ook later heeft het nog wel
eens op het punt gestaan ineen te stor
ten. Georgi Paloczi-Horvath stelt, dat
Khroesjtsjev qua functie en politiek tem
perament een zekere verwantschap met
Stalin voelt. Herhaaldelijk heeft hij blijk
gegeven van de neiging zich niet te sto-
de llquidat
Zo zou hij eind 1955, begin 1956 am
bities hebben gekoesterd, die de andere
Sovjet-groten met angst vervulden en
die hen ertoe brachten de herinnering
aan Stalins gruwelen als afschrikwek
kend voorbeeld weer op te roepen. Hun
verzet, geschraagd door de drang naar
zelfbehoud, was zo krachtig, dat
Khroesjtsjev eieren voor zijn geld koos
en zelf de destalinisatierede bewerkte
en uitsprak, die anders stellig door
iemand anders zou zijn voorgedragen.
Blijft de vraag, waarom Khroesjtsjev
indien zijn dictatuur dan tóch voorwaar
delijk is, zich al die jaren op het rode
kussen heeft kunnen handhaven. Daar
voor heeft Paloczi-Horvath dan einde
lijk een verklaring, die zijn boek aan
spraak geeft op de naam biografie.
Voor Khroesjtsjev is het Marxisme-
Leninisme het eerste en enige geeste
lijke avontuur van zijn leven geweest.
Tevoren was hij zo goed als analfa
beet; erné zal hij dood zijn. Dat be
vrijdt hem van alle intellectuele twij
fel. Aan dit voordeel paart hij een on
miskenbaar meesterschap over het
woord. Zijn toespraken zijn nooit hele
maal vrij van een zekere vulgariteit,
maar zij vuren de geestverwanten aan
en dringen de tegenstanders in het de
fensief. Khroesjtsjev heerst door het
woord. Paloczi-Horvath noemt hem een
„verbocraat".
Zijn collega's zijn tot de slotsom ge
komen, dat zijn functie, gegeven het
systeem waaraan zij verknocht blijven,
onmisbaar is. Khroesjtsjev mag van
hen zijn post behouden, omdat hij, net
al zijn rusteloosheid en grilligheid, d«
enige bron van inspiratie is in him ge
lederen en omdat hij zich heeft ver
zoend met de gedachte, dat hij hen in
hun bedden moet laten sterven.
H. J. NEUMAN
de man die op post zat hoorde hem
ook niet teruglopen. Toch bleek bet
dier later spoorloos verdwenen te zijn.
Het moet onraad bespeurd hebben en
„op sokkevoeten" zijn weggeslopen.
Dat dassen vrijwel geruisloos kunnen
lopen bleek uit het feit, dat een van
de waarnemers in zijn lichtbundel een
das ving, die op vijf meter afstand
genaderd was. zonder enig gerucht te
hebben gemaakt. Alle waarnemingen
werden tijdens de ochtendbespreking
zorgvuldig genoteerd en de voorlopi
ge conclusie luidde, dat de dassen 1.
voor het merendeel te vroeg waren
binnengekomen en 2. de waarnemers
hadden geroken en elders waren on
dergedoken: in vluchtpijpen of neven
ingangen. Dit laatste was zeer goed
mogelijk, aangezien per saldo maar
een fractie van het totale aantal pij
pen bewaakt was.
De volgende morgen waren de das
sen weer aan de beurt. Dit keer gingen
de waarnemers al oni ver uur op pad,
om toch maar zeker vóór de thuiskomst
van de dieren op post te zijn. Maar het
resultaat was nog minder dan de eerste
dag: geen enkele das werd gezien, al
leen werden er enkele gehoord. Hoe het
de laatste morgen gegaan is, hebben we
nier meer vernomen. Een overzicht van
de dassenbevolking heeft de excurusie
in elk geval niet opgeleverd. Maar ook
negatieve gegevens zijn by een dergeiyk
onderzoek vaak van betekenis. We weten
nu bev. heel zeker, dat dassen zich niet
gemakkelijk laten verschalken.
VIC LANGENHOFF.
(Van onze handbalmedewerker)
HAARLEM, 27 sept. HBC heeft in
de eerste klas dames van de handbal-
competitie, district Haarlem en omstre
ken, voor een verrassing van de eerste
orde gezorgd. De Heemstede-Berkenrode-
Combinatie kreeg bezoek van de sterke
koploper Concordia, die met een zelfs
stevige nederlaag naar huis werd ge
stuurd en deze „afstraffing" moest be
kopen met een duikeling naar de derde
plaats. Verder boekte IEV voor de twee
de maal verlies, het Hillegomse Con
cordia kwam niet verder dan een ge
lijk spel, terwijl ook de heren van TYBB
(tweede klas) geconfronteerd werden
met een puntenverdeling-
Het Hillegomse Concordia startte in
de eerste klas dames tegen HOC over
rompelend, want binnen een paar mi
nuten hadden Jos Stroombergen en Hen-
ny Seysener de stand op 2-0 gebracht.
Maar nadat de bezoeksters een tegen-
punt hadden gescoord (2-1) zakte het
spel van de thuisclub zienderogen. Na
de hervatting gaf HOC de toon aan- Het
kwam langszij via een benutte 13-me-
terworp en veroverde vervolgens zelfs
de leiding. Pas vlak vóór het einde
scoorde Henny Seysener de gelijkma
ker: 3-3.
Met doorgaans een hoger tempo en be
ter positie-kiezen behaalde IJmond in
een pittige wedstrijd een verdiende zege
van 3-1 over IEV. Geheel volgens het
spelbeeld nam de thuisclub een voor
sprong van 2-0, gevolgd door een tegen-
punt van Cobi Durger (2-1). Nadat beide
partijen een strafworp onbenut hadden
gelaten brak de rust aan met een score
va 3-1. In de tweede helft ontspon zich
een nagenoeg gelijkwaardige strijd, die
geen doelpunten meer opleverde. Hoe
de eclatante overwinning van HBC op
het Haarlemse Concordia (7-1) tot stand
kwam werd ons niet meegedeeld. Door
dat Rapiditas zich mede iets schotvaardi-
ger toonde dat het thuisspelende Full
Speed (4-5) luidt de stand thans:
Een fors spelend IJmond 3 heeft zich
in de derde klas aan het hoofd van de
ranglijst geplaatst door ADO 3 beide
lieten behoorlijk spel zien de punten
afhandig te maken (3-4). Doordat Full
Speed royaal het hoofd moest buigen
voor Samen Een, dat met 0-6 zegevierde,
en De Blinkert 3 met miniem verschil
(3-2) Concordia 3 naar het tweede plan
verwees, liggen de krachtsverhoudingen
hier nu als volgt:
IJmond 3 3 4 ADO 3 3 3
Blinkert 3 3 4 Concordia 3 2 2
Samen Een 2 3 Full Speed 2 3 0
Dat De Blinkert in de eerste klas he
ren serieuze plannen koestert om dit
seizoen een vooraanstaande rol te spe
len bewees het afgelopen weekeinde
door tegen Zandvoortmeeuwen 2 een
uitslag te bereiken, die aan duidelijkheid
niets te wensen overlaat: 5-18. HOC
herstelde zich van de vorige week ge
leden nederlaag- Het versloeg nu Tone-
gido met 7-3- Concordia 2 en Rapiditas 2
sloten hun krachtmeting af met een pun
tenverdeling (7-7).
Blinkert
IJmond 2
Tonegido
HOC
Concordia 2 1
Rapiditas 2 2
Z'meeuwen 2 2
IJmond
2
4
HBC
2
2
Rapiditas
2
4
Full Speed
2
0
Concordia
3
4
IEV
2
0
HOC
2
3
TYBB
2
0
Conc.-Hi.
3
3
In de tweede klas handhaafde ADO
2 zijn leidende positie met een zege
van 7-1 over een incompleet Zand
voortmeeuwen. De Blinkert 2 gaf ech
ter geen terrein prijs en wees Concor
dia 2 terug (0-2). De stand:
ADO 2 3 5 IJmond 2 10
Blinkert 2 3 5 Concordia 2 2 0
DSO 1 2 Z'meeuwen 2 0
Reeds na tien minuten had TYBB in
de tweede klas by Concordia 3 een
voorsprong van 0-2 bereikt; een stand
die een kwartier vóór het einde was ge
slonken tot 2-2- Opnieuw veroverden
de bezoekers de leiding (2-3), maar wel
geteld in de laatste minuut kwam Con
cordia 3 wederom langszij: 3-3. Op het
moment dat de bal trefzeker in de rich
ting van het doel der thuisclub werd
geworpen klonk het eindsignaal. Een
geldig doelpunt en daarmee de zege
bleef zodoende voor TYBB achter
wege.
In deze klas wonnen De Blinkert 2 en
Rapiditas 3 hun uitwedstrijden respec
tievelijk tegen IJmond 3 (3-9) en De
Blinkert 3 (2-7). De stand:
Blinkert 2
TYBB
Rapiditas 3
IJmond 3
Blinker» 3
Concordia 3
THB
Samen Een
Overige uitslagen: meisjes junioren A:
ConcordiaFull Speed 3-1; Blinkert—
TYBB 8-0. B: Blinkert 2—IJmond 3 4-1;
DSO—IEV 4.-8; Concordia—THB 2-4;
HBCIJmond 2 4-3. Jongens junioren:
BlinkertIJmond 17-3.