Twaalf foto-exposities op de Keulse PHOTOKINA Frederik de muizenredder ass iVwrNz la»r™ m DE VLUCHT rim b MlWer Vi4Ar PEPIMPIE! 3 wf-as. 1 =.s, psjssesj» NOMADEN m i Subjectiviteit en realiteit Bezoek voor de vorst I lÉp l HET STOND IN DE MUIZENKRANT: Bijzondere scholen voor V.G.L.O. ïSTiSWS. mi rSül FAGINA 15 3 w°S 1"«. ^foTogmafnbi1GMbefardt>merikaa"' u» 1^S&5S bvlnhtga°^: tm levensverzekering fi op basis van belegging r# in aandelen zond1"' glSChe weekkalender door JOH. RAM 9. Bate* I öSsa v StÉfes* wr'MSfcv'SrVj Twee portretten van Adenauer op de tentoonstelling Meesters van het portretde eerste uit 1928, de tweede uit deze tijd. D%2*£?lnt in Keulen, die van jaar haar tiende verjaar- in lMft 5f Vlert ia van haar begin hanrieloKo ln opzet niet alleen een Wn rSvAeweest- De organisa- i>nï h« #ïfn hebben van meet af aan - hij de gebeurtenissen tmkkan ffa"h.?1Ien langs de Rijn be- en- Bij de eerste Photokina in 1950 hield bijvoorbeeld de „fotoform"- groep een grote tentoonstelling, waar in zp voor het eerst haar werk aan een groot publiek kon laten zien In hun midden was prof. dr. Steinert die de „subjectieve fotografie" als een vervolg op de fotografische vormgeving van de jaren twintig ont- samengesteld door da ai en d? fotografische afdelfng!' Edward Steichen Man Ray van CS Si# fa'nceerda01^^ womd ve van zpn visie te a Se WGersa- lerlei ingreoen taf J8en Past hij al- derdaad een i' waa''mede hij in- viteit bereikt WatUh«ekkende suggesti- legt is hem in dfe af camera-oog vast te neutraal. Met h?f,Vi n te objectief, en optische middplaf p van chemische fecten aan toe, die fenVOegt hp er ef" tot de werke]ijkheidswPPg/„°ter afsland schen- pen. Het eigen gevoel mengt er zich nadrukkelijker in, de eigen subjectivi teit, met het oogmerk het gevoel van de toeschouwer directer te prikkelen. Overigens neemt Man Ray lang niet altijd zijn toevlucht tot deze hulpmid delen solarisatie, granulatie, nega tief- en reliëfdruk en wat dies meer ZÜ. In zijn zuivere portretwerk bijvoor beeld benadert hij de eigen aard van de geportretteerde op rechtstreekse wij ze. Bepaalde lichteffecten past hij toe aIfiHaufSr de tekening van het gezicht duidelijk gaat spreken zoals een in drukwekkend portret van Arnold Schön- kÓ dom maf11 zoekt een karakteristie- buut finT ee" enkel tekenend attri- eiair' fff.? ln de Portretten van Sm- merkJa.i en James Joyce. Een Man pardlS detail in het leven van gein JÓf/, is' dat hij, zelf schilder, fen?ori,mf e biograaf vond, die goede i« hit fCÓ?es van ztin werk maakte. Zo U zelf tot fotograferen gekomen. Albert Renger-Patzsch Een even opmerkelijke expositie vormt intussen de selectie uit het werk van Albert Renger Patzsch. Hp, Duit ser van geboorte, zweert bij het realis- 1116 in de fotografie. Bij hem dus geen moedwillige ingreep omwille van het subjectieve effect, maar wel een bijzon dere gevoeligheid voor de eigen sfeer van de realiteit. Het merkwaardige ver schijnsel doet zich dan ook voor, dat men een bosgezicht van hem naast een van Man Ray zou kunnen leggen zonder tot wezenlijke verschillen te ko- ïfen. Alhoewel, bij Renger-Patzsch de haarscherpe detaillering sterk opvalt. Dat geeft zo'n Auenwald in Rheinhes- sen een eigenaardige sfeer, ver van alle romantiek, een koele, klare sfeer, nuchter het eigep karakter van het ~os weergevend. Dit geeft ook zijn Mjtesgezichten een vreemde aantrekke- leve 156 nuchterheid van een kale. voel sïaat raakt toch geladen met ge- aifit. het wordt een straat met een 'gen unieke aard. tomL zÜn op deze Photokina twaalf de ffPto°nstellingen. De bovènstaan- K?.n ons de interessantste, alhoe- gelachen hebben bij de foto- serie De beroepsfotograaf gisteren vandaag en morgen DEN HAAG. 29 sept. H Kamerlid Derksen (K.V.P.) heéif e* de minister van Onderwijs, Kunfif„aan Wetenschappen schriftelijke vragen fn steld over het aantal verzoeken voor hft handhaven van 'n 7de en 'n 8ste leeriHaf na het schooljaar 1959-1960. en over het aantal gevallen, waarin dit verlof, aI of niet voorwaardelijk, is verleend 0f geweigerd. Het komt voor, dat leer plichtige kinderen, door het ontbreken van voor hen geëigend onderwijs na de la gere school, in het geheel geen onder wijs meer volgen; dit ook door het ont weken van voldoende scholen voor r -G.L.O. Hierbij wijst de heer Derksen m°p. dat de hoge stichtingsgetallen, no- nig voor bet stichten van een bijzon dere school voor voortgezet gewoon lager onderwijs, de stichting van deze scholen ernstig bemoeilijken; hij vraagt ha munster een wetswijziging voor te iff ent waardoor die stichtingsgetal- aanzienlijk worden verlaagd. In af wachting daarvan zou hij de huidige Jie™meringen 00 andere wijze uitge schakeld willen zien. COOLSINGEL 57-ROTTERDAM Advertentie steren; |j^KTObER: waarcler: 17e zondag na Pink- 2 geb. H.H Engelbe- Pref. van de H. Drie- „nds; j'resid van Llsieux. maagd: eenheid c,edo ?roen MAANDAG- n eigen mis' dinsdag/ 'h. Vx der; eigen rnis-rarici&lcus van Assisi. belij- WOENSDAG: m" Placid us en gi7 Van zondag: 2 geb. H.H. H.H. Broers EwaïA 8roe«- - Rotterdam; 2 geb. H.H. Piaoiri niartelaren; mis Intret; donderdag, EI BrS en gez'; rood' justi; - vvit. öruno, belijder: mis Os VRIJDAG H w eiSen mis; 2 van L Vri; van O l. Vr Marcus; credo; pref. Eerste Vriirta'« T, w ofwel, vanwege de ter ere van de maand: votiefrriis zaterhaT H- Hart van Jesus- novi; (Roe'rl?f Birgitta, weduwe; mis Cog- r geb' H' Amor,; w"- sterenf 18e zontiaS na Pinli" I-eonarHi mis: 2 geb. H. Joannes eenheid- grf^°' pref van de H' Drle" rafische karikaturen van Weegee, ge voeld geweest zijn door de fotoreporta ges, ontleend aan geïllustreerde week bladen, gefrappeerd ook door de grote verzameling foto's van de fotograferen de jeugd. Opmerkelijk is ook de serie „Meesters van het portret die on der de exposities een soort ereplaats is toebedacht: in bet centrum van de grote hal, waarin het twaautal is onder gebracht. WD ontlenen er de hierbij ge reproduceerde portretten van Adenauer aan. tAdvertentie met de originele onderdelen In het huis van kleine Fredèrik kwam op een dag een muizenfamilie wo nen. Niet zomaar open en bloot natuurlijk. Muizen zoeken altijd een holletje onder de grond, waar ze zich zo'n beetje verstoppen kunnen. Die muizenfamilie bestond uit vader en moeder en drie kindertjes. Het jongste muisje heette Snorsnoetje en het was heel bij-<je-hand. Het had 't eerst van allemaal ontdekt waar de kelder in het huis van kleine Frederik was. Het wist ook dadelijk dat Frederik zijn moeder op zolder appels bewaarde. En dat de hagelslag op een schaaltje in het dres soir stond. Maar vader en moeder muis zeiden: hoor eens Snorsnoetje, je bent de kleinste van ons allemaal, bemoei je er niet mee. Vader en de twee grote broers gingen er alle dagen op uit om eten te halen. En moeder en Snorsnoet je bleven thuis in het holletje onder de grond. Dat vond Snorsnoetje helemaal niet leuk. Hli vond bet maar saai in hun onderaardse holletje. Maar op een dag zag hij dat kleine Frederik met één oog in hun holletje probeerde te gluren en hij hoorde hoe hij zei: wat leuk, hier wonen dus die muisjes. Ik wou dat ik ze eens zag. Snorsnoetje had meteen wel naar buiten willen springen. Maar moeder muis hield hem vast bij zijn staart. Je gaat niet, zei ze streng. Men sen zjjn onze vijanden. Ze houden niet van muizen. Maar Frederik wél, zei Snorsnoetje nog. Dan zal dat niet lang meer duren, voorspelde moeder muis met een wijs gezicht. Snorsnoetje wou het eerst niet gelo ven, maar al een paar dagen later moest hij toegeven, dat moeder gelijk had. H|j hoorde de kleine jongen in de kamer rondlopen en mopperen: ba, die lelijke muizen, ze zitten overal aan. Maar goed dat we een kat krijgen. Dan gaan ze wel weg. De familie muis was erg ontdaan toen ze dat hoorde. Een kat, dat betekende immers een groot gevaar. Wilden ze niet op een of andere dag opgegeten worden door die kat, dan zouden ze moeten gaan verhuizen. En och, och, verhuizen was ook al zoiets. Waar vond je tegenwoordig nog van die ouderwet se huizen met lekkere warme holletjes onder de plint? En overal haast kat ten! De familie muis wist zich geen raad. Die avond gingen vader en de twee broers er voor het laatst op uit om wat voorraad op te doen. Ze kwa men terug met hun pootjes vol eten. Maar het was dan ook de laatste keer feweest. De volgende dag kwam de kat, ie met zijn groene ogen de kelder, de keuken, de huiskamer en de zolder te gelijk bewaakt^. Moeder muis verdeel de zuinigjes het eten, maar hoe minder er overbleef, hoe vaker ze over verhui zen begon te praten. Er zat niets anders op. Het moest wel. Anders zouden ze doodgaan van de honger. Maar Snorsnoetje was er ook nog. Hij was al een paar keer onder de grond op verkenning uit geweest en hij had een gangetje ontdekt, waardoor hij in de slaapkamer van kleine E'rederik kon komen. Voor een muis was daar imiiiiimmiiiMtiiittiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiimiimHiiiiHniHiiiiiiimimimiiiHMHiHiiiiiiiHiiiiiiitHiiimHHHiHtittiitHiiiHiiiitiiiitHnHiiiiiiiiiiMiHiiiiiiiiiiiiinitiiittiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHi Je hebt niets anders te doen, dan mij te volgen, Pim!" had Paddy gezegd. En dat deed de jongen dan ook. Hij zag Londen onder zich verdwij nen. Hoe hoger ze stegen, des te vager werd het Engelse landschap. Och, wat kon dat Pim eigenlijk schelen. Hoofd zaak was, dat hij dat vliegtuigje voor zich maar goed in de gaten hield. Dat was zijn enige kleine zorg. Hij ging er eens op zijn gemak bij zit ten. Angst kende hij helemaal niet. Hij voelde zich in ooms pocket-raket vol komen thuis. Pim begon er zelfs ple zier in te krijgen. Anders zou hij nu in Peuterenburg zitten. Misschien wel vlak tegenover tante Paulina! Tijd voor de spraaklessen, Pim! hoorde hij tante in gedachte zeggen. Lekker! riep Pim in de kleine ruim te." „Vandaag geen spraaklessen. Geen gestotter met die eeuwige P. Zou ik eigenlijk nog wel stotteren. Eens even ^Die'1 malle Pim. Nou ging ie zich zelf spraaklessen geven. Hij zette er zelfs een heel ernstig gezicht bij. „Hoe heet je, beste jongen? „Dat weet u toch wel tante! „Nou ja, dat is ook zo. Zeg me dan maar, hoe ik heet!" „Dat weet u nog beter dan ïk,^ tante. En' hoe oom Pepaul heet, dat. Ho, Pim zweeg meens. Nou had ie toch 'weer even gestotterd. „Geeft niks, toch doorgaan. Wat vroeg u ook weer, tante. Waar woon je, Pim. „In een klein snertdorpje, tante. Geef mij Londen maar! „Je bent niet lief vandaag. Pim. Ik doe toch zo mijn best voor je. Ja, dat is zo!" gaf Pnn vandaag grif toe. „Vraagt u maar weer. Waar bewaar je je geld in 'in een brandkast, tante. „Ja, als je heel veel hebt. Maar ik befoel'dat° stop iTaUifd'in mijn broek- Z8kjSmaakt grapjes Pim- Dat hoort helemaal niet bij de spraaklessen. Foei!" Maar wel in een pe... pocket-raket wóu pim zeggen. Maar hij deed het niet Nee, niet stotteren. Toch moest de les doorgaan. Wat had hij hier anders te doen. O ja, hij kon aan zHni vader denken Waar zou die zittenwaar zou zijn bSot zijn? Hij ™est gast en zeker al in Paramaribo zijn. En dan- ^ou de Oranje Nassau meteen doorvaren nLr New-York? Daar kon je nooit van '.n Het was .1 oom Paul? Zou die met erg ongerust ZljnÖom Pepaul ongerust!" nep Pim plots lachend en stotterend uit. „Nee, dat is ie vast niet! Die kent zijn pepo. vliestuig zelf veel te goed... Maar toch i ia f„ai eraag weten, waar ik met z?in toesnel ben He! schrok Pim in eens op Dat weet ik zelf niet. Ik snor dfe Amerikaanse maar achterna! Waar zóu ze me eigenlijk heen voeren? Wat kan mij het ook schelen! Het komt best in ordó. Kijk, het U]kt wel, of ze vaart "ineens was Pi"1 ee? en al aandacht voor hel toestel voor hem. Het maakte een cirkelende beweging en ging lager Vliei8kngeloof, dat ze gaat dalen!" Pim geloofde goed. Hij zag het vlieg. tuig voor hem op een zeer rustig plekje, til de zee landen. En Pim volgde. Voor hém waren geen C,J" ®iande bewegingen nódig Hij drukte op een knop en hup... daar daalde hij )0?dc dRt naar de aar de en kwam Pr®,c. s p8dast het andere toestel terecht Miss Paddy stond hem al op te wachten. „Dat heb je schitterend gedaan, Pim Wat een fenomenaal toestel is dat", sprak ze bewonderend. „Fenomenaal!" herhaalde Pim. „Wat een mooi woord. En daar behoef ik niet eens bij te stotteren!" „Dat vind je toch wel erg, hè. Nou, let maar op mijn woorden, daar ben je spoedig van.a' hoor. Jij hoeft niet ie stotteren. Maar eerst wat anders boy. Je zult wel trek hebben. Hier zijn broodjes met pekelvlees!" Reuze" lachte Pim. Zo maar in de open lucht met de zee vlak voor zlch. aten ze wat brood jes. Maar tussen de happen door, wou Pim toch wel het een en ander weten. ,,\Vaar zijn we hier eigenlijk, miss Paddy!" Tjonge, wat deftig. Maar het klinkt wél goed Pim. En voor de komende ge- beurtenissen mag je dat ook wel blij ven zeggen. kust van Ierland. „Wat moeten we daar doen?" vroeg Pirn verbaasd. Even uitrusten en opluchten voor de" grote sprong!^ Gaan we de... Pim dorst het haast niet te zeggen. ja hoor! We vliegen de Atlantische Oceaan over. Bang Pim had zijn derde broodje met pe kel juist gehalveerd en schudde daarom maar heftig van Nee, nee! „We gaan naar New-York!" Klonk het even later. En nog kon Pim niks zeggen, vanwe ge het broodje met pekelvlees. Maar hij kreeg een kleur van opwinding. Maar toen hij haastig zijn mond had leeg- gekauwd sprong hij op en riep uit: ,Maar dan ben ik misschien vlak hij mijn vader. Die zou ook naar New- York gaan! Misschien... tenminste!" Dat heb je goed gesnapt, Pim. Dat is ook mijn bedoeling. Ik had in Lon den ai naar je vaders boot geïnfor meerd. Het is echter niet zeker dat hij gelijk met ons in New-York zal zijn. Maar dat is van later zorg ik moet zelf ook naar New-York, Ja, ja. zet maar niet van die grote ogen op. Je bent dodelijk nieuwsgierig, hè. Maar boy, net is zo'n vreselijk lang verhaal... Heb je al gezien, wat er op mijn toestelletje staat... Ju, daar bij de neus...?" Pim keek. „Sestri Levante!" .as hij. Zijn ogen stonden vragend. „Zeker nooit van gehoord, hè. Sestri Levante in èèn van de vele prachtige plaatsjes aan de Italiaanse Rivièra Toch wel eens van de Rivièra gehoord, hè' Nou, daar staan een heleboel van die leuke bungalows." „O ja, waar de mensen hun vakantie doorbrengen!" wist Pim. „Precies... Tjor.ge, wat is dat moei lijk, om jou alles te vertellen. ,,Je weet nog met eens, dat mijn va der vliegtuigbouwer is!" „Net als oom Pepaul?" Paddy lachte. „Ja, net zo iets... Al leen, mijn vader bouwt er een beetje meer... Maar mijn vader is nog meer! ja Pim. ik wil met opscheppen: maar mijn vader is een groot zakenman. Hij bezit ook een groot aantal van die prachtige bungalows daar aan de Ita liaanse Rivièra. Kun je me volgen, Pim. Neem onderhand nog een broodje met pekel! Het hoeveelste is dat al?" „Ik geloof de zesde, miss Paddy." „Wnt zeg je dat eerbiedig. Je gaat natuurlijk heel wat van ne denken En ik ben nog lang niet uitverteld Weet al?,1?" „ded™fn®en tet zo uitbun dig ontvingen daar 0p pri9„ Pim schudde maar weór- net'nekel- vlees stak uit zijn mond „Ik had ook een tocht vol hmr t Met die Sestri Levante had ik ain nomstop- vlucht gemaakt over de NÓÓfdpÓÓÏ U» zijn? Aan de west- Los Angelos „Zo maar, vandaan. voor uw plezier?" kon Pim tussen twee nappen door vragen. „Nee boy! En dat is het nu juist. Ik reis om reclame te maken voor mijn vader. Met mijn toestelletje: de Sestri Levante, moet ik de wereld laten zien, dat iedereen een eigen vliegtuigje kan besturen. Als we straks goed in New- York aankomen, gaat mijn vader een reclamecampagne beginnen. Men sen: breng je vakantie door in de Ita liaanse Rivièra. Vlieg erheen met de Sestri Levante!" „Dat is dubbel!" riep Pim uit. „Goed gesnapt, Pientere Wim.Je zult er nog wel meer van horen. Want als mijn vader jouw Paulina ziet..." Ineens zweeg Paddy. Ze liep op de Paulina toe: „Ik duik er even in Pim. Even neu zen." Enkele tellen later stond ze alweer naast Pim. „Alles oké, boy! Wat een toestel. Klaar voor de start?" „Alle broodjes zijn op!" lachte Pim. „Mooi, dan kunnen we gaan! O ja..., nis je je soms verveelt op de lange tocht, ga dan een beetje oefenen. Mei die P. bedoel ik. Heel rustig praten. En als er een P. komt, druk je je lippen stijf op elkaar, een beetje naai" binnen gericht. En dan ineens doe je: ping, pang, pong! Je zult zien, het lukt. En nu ingestapt. Anders zijn w. niet voor donker in New-York. En dat zou jammer zijn!" Pim wilde weer vragen. Maar hij werd de Paulina ingedrukt. Vliegen moesten ze. En ze vlogen. Geweldig wat een tocht! Ze gingen zo hoog, dai er geen zee meer te zien was. Het was prachtig helder weer. Het kostte Pim niet de minste moeite om miss Paddy te volgen. En vervelen deed hij zien ook niet. Hij zat boordevol gedachten en vragen. Soms begon ie hardop te lachen. Stel jc voor dat tante Paulina wist, dat hij hier in zijn eentje over de oceaan vloog. En nog wel in de pepok- ken-raket. Ho! riep Pim tegen zich zei Niet meer stotteren. Oefenen jon gen. Lippen naar binnen, op elkaar drukken en dan ploffen: „Ping, pang, pong!" „Het gaat!" juichte Pim. Ik stotter niet". Nog eens proberen. Ping pang pong. Tante hee* PPaulina! oom' PPaul! En ikzelf: PPPim Ppuister' De jongen kreeg een kleur van op winding. Dat moest tante horen. H zou het dadelijk aan vader vertellen' En weer gingen zijn gedachten op hol Zou vader in New-York zijn? Wat zou daar allemaal gebeuren? Wat was die miss Paddy rijk! Een vader met vlieg- tuigfabrieke in Los Angeles. Met vil la's in Italië.Pim had wel eel harder willen vliegen om maar eerder in die grote stad te zijn. Maar hij moest Miss Paddy blijven volgen. Kalm blijven! Oefenen, denken. Allerlei vragen stel len, waar ie toch geen antwoord op kreeg en... vliegen...vliegen... over de grote oceaan. Hij begon zelfs te zin gen: „My bonny is over the ocean, my bonny is over the sea!" Plots ontdekte hij naast zich een trom- meltje. ,,Dat heeft miss Paddy daar neergezet. Wist ie dadelijk. Heerlijk: Nog een paar broodjes. En chocola! En maar vliegen, vliegen: Urenlang' Sestn Levante zijn fenomenaal!" (Wordt vervolgd) bijzonder weinig te halen en de kat kwam daar dan ook nooit. Maar die nacht ging Snorsnoetje stilletjes op pad en sloop de kamer in, waar kleine Fre derik lag te slapen. Hij wipte op bed, tikte hem zachtjes tegen de neus en ging toen rustig zitten wachten wat er gebeuren zou. Kleine Frederik werd wakker en vroeg slaperig: wie deed dat? Ik, zei Snorsnoetje. Neem me niet kwalijk dat ik je zomaar in je slaap kom storen. Ik ben de muis van hier- ónder en ik kom je om hulp vragen. Zo, zei kleine Frederik en hij knipte het lampje aan. Heb jij soms zo lekker aan ons spek zitten knabbelen? En aan onze appeltjes. En onze peperkoek. Je bent bedankt! Ik zou maar maken dat ik het huis uit kwam, want we heb ben nu een kat, als je het nog niet wist. Wij houden niet van dingen, waar een muis aan geknabbeld heeft. Dat viel niet mee. Snorsnoetje krabde zich eens achter zijn oren. Kjjk eens Frederik, zei hij, wij muizen zijn niet zo kieskeurig als jullie. Wij eten maar raak. Het is een kwestie van smaak natuurlijk. Maar om nu op mijn vraag terug te komen: jij kunt ons helpen. Och, Frederik, heb toch medelijden als jeblieft. Nu was Frederik een aardige jongen, die veel van dieren hield. Als zijn moe der hem niet verteld had, hoe vies het is om iets te eten, waar een muisje aan geknabbeld heeft, dan was hij nog altijd dol op muizen geweest. Snorsnoetje be greep het wel. Hij trok zijn allerliefste gezicht en zei: we zullen nooit meer aan jullie eten komen, als jij ons voortaan wat komt brengen. Het hoeft niet veel te zijn. Wat broodkruimels, een spek- zwoerdje en een paar hagelslagjes is al voldoende voor de hele familie. Toe Frederik, dat kun je toch niet weige ren! Vooruit dan maar, zei Frederik. Ik voer alle dagen ook mijn goudvisjes, waarom zou ik jullie dan geen eten willen geven? Dan bedank ik je namens onze hele familie, zei Snorsnoetje plechtig. Hij wipte van het bed en verdween weer in het holletje. Vader, moeder, broertjes, we z(jn ge red! riep hy toen hij door het donkere gangetje rende. H(j vertelde dat Frede rik voortaan voor bakker, slager en kruidenier zou spelen en dat ze nooit meer op eten uit hoefden. Dat was zó mooi, dat ze het maar half konden ge loven. Maar de volgende dag, jawel hoor! Er werd een mals broodkorstje „Hé" riep de vorst van Kantaloep, „Wie staat er nou weer op de stoep Zeg, vrouw, wie zou dat wezen?" „Weet ik het" zei de koningin. „Laat jij die gast maar even in. ,,'k Zit juist zo fijn te lezen." Toen zag de vorst van Kantaloep een stevig varken op de stoep. Wat moest hij nu beginnen? ..Ach" riep het varken, „Majesteit, ik snak naar wat gezelligheid. Laat mij toch even binnen." „Goed" sprak de koning. „Kom er fn." Ajakkesriep de koningin. „Je mag me niet zo plagen! Wat moet dat beest hier? Ben je matt Het is hier toch geen varkensstal. Dit kan ik niet verdragen!" „Ja vrouwtje" sprak de koning toen, „dan moet je zelf maar open doen. Lees jij maar in je boekje. Ik amuseer me met het zwijn." Toen dronk de vorst een glaasje wijn. En 't varken kreeg een koekje. VERA WITTE iiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiniiiiiiiiiiiiiic. naar binnen geschoven met een likje pindakaas erop. En wat hagelslag en een stukje worst. Het was een heel feestmaal. Aan verhuizen dachten ze niet meer. Kleine Frederik hield woord en ze aten alle dagen hun buikje rond. De vader van Snorsnoetje schreef het hele verhaal naar muizerikratitiVcWaarin later een foto van kleine Frederik kwam te staan. Frederik, de muizen redder stond er onder. Snorsnoetje kwam hem 's nachts de krant laten kij ken. En Frederik was er geweldig trots op, dat snap je. Toen hij zeven jaar werd kreeg hy 's nachts een serenade van de muizenharmonie. En Snorsnoet je liep helemaal voorop, want hy had tenslotte van Frederik een muizen vriend gemaakt. Nog heel veel jaren woonde de fami lie muis ln het huis van kleine Frede rik. Zolang hy klein was bleef hy voor Snorsnoetje en zyn familie zorgen. Maar toen hy groot werd vergat hy het wel eens. Grote mensen hebben ook zó veel aan hun hoofd. LEA SMULDERS Eén kwart van de bewoonbare op pervlakte van onze aarde wordt be dekt door woestpnen en uitgedroogde steppen-gebieden, waarin ogenschyniyk voor de moderne mens geen leven mo gelijk schynt. Niets is echter minder waar, want er wonen miljoenen men sen in deze streken en zij leiden er een geheel eigen leven. Zij laten door hun levenswyze iedere dag opnieuw zien, waartoe de mens in moeiiyke omstan digheden in staat is. De bewoners van deze streken vatten wij samen onder de naam nomaden: zy bevinden zich in gebieden, die zich op de aardbol uit strekken van 20 graden westerlengte tot 60 graden oosterlengte. Deze noma den hebben naast de dagelpkse inspan ning om voedsel ook nog strijd te voe ren om voldoende water te verkregen, zonder hetwelk een mens nu eenmaal niet kan leven. Reeds duizenden jaren zyn zij erin geslaagd hun stammen in leven te hou den. De basis voor het leven in de woes- tpn is de natuur zelve, die de regels stelt, waaraan de mens zich heeft te onderwerpen wil hy biyven leven. De Transkaukasische steppe, die zich tot ver in Mongolië uitstrekt, is het land van het paardenvolk. De noma den leven en zijn vergroeid met hun paarden. Weer andere levenswyzen treft men aan in de woestpnen van Iran en Ai-abië in de Sahara en ande re delen van Afrika met woestijngebie den. Al deze gebieden lijden onder een onvoldoende regenval, sterke uitdro ging en het afsterven van de vrucht bare bovenlaag van de grond. Ondanks al deze belemmerende factoren wonen er toch miljoenen mensen in deze stre ken. Alleen in Kazakhstan in de USSR wonen al zes miljoen mensen in de steppen en woestijnen, in de Saha ra een miljoen, 750.000 in het Midden- Oosten en bijna evenveel in Somaliland. zy hebben zich altijd verzet en stel len zich nog steeds te weer tegen elke vorm van verandering, die hun op tra dities gebouwd leven bedreigt. En hier ontmoeten wp ook die won derlijke, maar bewonderenswaardige metgezel van de nomaden: de kameel. Hp leeft van een veekoek, die niet groter is dan een vuist, maar hp is een wandelende watertank. In zpn bul ten heeft hy een watervoorraad (17 tot 25 gallons, d.i. ruim 80 tot 110 liter water), waarop hp vier maanden kan leven. In Iran weten nomaden in leven te blpven, dank zp hun grote gaven als jagers. Veeteelt Is wel het belang- rpkste middel van bestaan voor de Bedoeïnen. In Somali bezitten de noma den duizenden kamelen en in de Saha ra leven zeker een half miljoen kame len: zy voorzien hem vari melk en melk-producten en in laatste instantie van vlees. Daarnaast dient de kameel zpn baas als lastdier en als de natuur hem roept zorgt hp ook voor de aan was van nieuwe soortgenoten, wat een kapitaalsvermeerdering voor de eige naar betekent. Dit eeuwenoude cultuurpatroon wordt thans ernstig bedreigd door een nieuwe vpand: de moderne industriële beschaving die zich naar het zuiden toe uitbreidt. De woest\jn-nomade is een vervoerder en beschermer van koopwaar en tevens leverancier van lastdieren, maar de moderne verkeers middelen hebben hem drastisch in zpn functie als beschermer van de koop waren aangetast. Steeds meer trucks en andere vervoermiddelen doorkrui sen de woestyn, maar nog ernstiger is de dreiging voor zyn verouderde leef- wpze, van de zpde van de olie-indus- trie. De vondst van olie in de Sahara kan de dorst van de woestpnbewoners met. stillen, noch hun land vruchtbaar brengen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1960 | | pagina 15