Twaalf foto-exposities op de
Keulse PHOTOKINA
Frederik de muizenredder
ass iVwrNz la»r™
m
DE VLUCHT
rim b MlWer Vi4Ar PEPIMPIE!
3 wf-as. 1
=.s, psjssesj»
NOMADEN
m
i
Subjectiviteit en
realiteit
Bezoek voor de
vorst
I
lÉp
l
HET STOND IN DE MUIZENKRANT:
Bijzondere scholen
voor V.G.L.O.
ïSTiSWS.
mi
rSül
FAGINA 15
3
w°S 1"«.
^foTogmafnbi1GMbefardt>merikaa"'
u» 1^S&5S bvlnhtga°^:
tm
levensverzekering
fi op basis van
belegging
r# in aandelen
zond1"' glSChe weekkalender
door JOH. RAM
9.
Bate* I
öSsa v
StÉfes*
wr'MSfcv'SrVj
Twee portretten
van Adenauer op de tentoonstelling Meesters van het portretde eerste uit 1928, de tweede uit deze tijd.
D%2*£?lnt in Keulen, die van
jaar haar tiende verjaar-
in lMft 5f Vlert ia van haar begin
hanrieloKo ln opzet niet alleen een
Wn rSvAeweest- De organisa-
i>nï h« #ïfn hebben van meet af aan
- hij de gebeurtenissen
tmkkan ffa"h.?1Ien langs de Rijn be-
en- Bij de eerste Photokina in
1950 hield bijvoorbeeld de „fotoform"-
groep een grote tentoonstelling, waar
in zp voor het eerst haar werk aan
een groot publiek kon laten zien In
hun midden was prof. dr. Steinert
die de „subjectieve fotografie" als
een vervolg op de fotografische
vormgeving van de jaren twintig ont-
samengesteld door da ai en
d? fotografische afdelfng!' Edward
Steichen
Man Ray
van
CS Si#
fa'nceerda01^^ womd
ve van zpn visie te a Se WGersa-
lerlei ingreoen taf J8en Past hij al-
derdaad een i' waa''mede hij in-
viteit bereikt WatUh«ekkende suggesti-
legt is hem in dfe af camera-oog vast
te neutraal. Met h?f,Vi n te objectief,
en optische middplaf p van chemische
fecten aan toe, die fenVOegt hp er ef"
tot de werke]ijkheidswPPg/„°ter afsland
schen-
pen. Het eigen gevoel mengt er zich
nadrukkelijker in, de eigen subjectivi
teit, met het oogmerk het gevoel van
de toeschouwer directer te prikkelen.
Overigens neemt Man Ray lang niet
altijd zijn toevlucht tot deze hulpmid
delen solarisatie, granulatie, nega
tief- en reliëfdruk en wat dies meer
ZÜ. In zijn zuivere portretwerk bijvoor
beeld benadert hij de eigen aard van
de geportretteerde op rechtstreekse wij
ze. Bepaalde lichteffecten past hij toe
aIfiHaufSr de tekening van het gezicht
duidelijk gaat spreken zoals een in
drukwekkend portret van Arnold Schön-
kÓ dom maf11 zoekt een karakteristie-
buut finT ee" enkel tekenend attri-
eiair' fff.? ln de Portretten van Sm-
merkJa.i en James Joyce. Een
Man pardlS detail in het leven van
gein JÓf/, is' dat hij, zelf schilder,
fen?ori,mf e biograaf vond, die goede
i« hit fCÓ?es van ztin werk maakte. Zo
U zelf tot fotograferen gekomen.
Albert Renger-Patzsch
Een even opmerkelijke expositie
vormt intussen de selectie uit het werk
van Albert Renger Patzsch. Hp, Duit
ser van geboorte, zweert bij het realis-
1116 in de fotografie. Bij hem dus geen
moedwillige ingreep omwille van het
subjectieve effect, maar wel een bijzon
dere gevoeligheid voor de eigen sfeer
van de realiteit. Het merkwaardige ver
schijnsel doet zich dan ook voor, dat
men een bosgezicht van hem naast
een van Man Ray zou kunnen leggen
zonder tot wezenlijke verschillen te ko-
ïfen. Alhoewel, bij Renger-Patzsch de
haarscherpe detaillering sterk opvalt.
Dat geeft zo'n Auenwald in Rheinhes-
sen een eigenaardige sfeer, ver van
alle romantiek, een koele, klare sfeer,
nuchter het eigep karakter van het
~os weergevend. Dit geeft ook zijn
Mjtesgezichten een vreemde aantrekke-
leve 156 nuchterheid van een kale.
voel sïaat raakt toch geladen met ge-
aifit. het wordt een straat met een
'gen unieke aard.
tomL zÜn op deze Photokina twaalf
de ffPto°nstellingen. De bovènstaan-
K?.n ons de interessantste, alhoe-
gelachen hebben bij de foto-
serie
De beroepsfotograaf gisteren
vandaag en morgen
DEN HAAG. 29 sept. H
Kamerlid Derksen (K.V.P.) heéif e*
de minister van Onderwijs, Kunfif„aan
Wetenschappen schriftelijke vragen fn
steld over het aantal verzoeken voor hft
handhaven van 'n 7de en 'n 8ste leeriHaf
na het schooljaar 1959-1960. en over het
aantal gevallen, waarin dit verlof, aI
of niet voorwaardelijk, is verleend 0f
geweigerd. Het komt voor, dat leer
plichtige kinderen, door het ontbreken
van voor hen geëigend onderwijs na de la
gere school, in het geheel geen onder
wijs meer volgen; dit ook door het ont
weken van voldoende scholen voor
r -G.L.O. Hierbij wijst de heer Derksen
m°p. dat de hoge stichtingsgetallen, no-
nig voor bet stichten van een bijzon
dere school voor voortgezet gewoon
lager onderwijs, de stichting van deze
scholen ernstig bemoeilijken; hij vraagt
ha munster een wetswijziging voor te
iff ent waardoor die stichtingsgetal-
aanzienlijk worden verlaagd. In af
wachting daarvan zou hij de huidige
Jie™meringen 00 andere wijze uitge
schakeld willen zien.
COOLSINGEL 57-ROTTERDAM
Advertentie
steren; |j^KTObER:
waarcler:
17e zondag na Pink-
2 geb. H.H Engelbe-
Pref. van de H. Drie-
„nds; j'resid van Llsieux. maagd:
eenheid c,edo
?roen
MAANDAG- n
eigen mis'
dinsdag/ 'h. Vx
der; eigen rnis-rarici&lcus van Assisi. belij-
WOENSDAG: m"
Placid us en gi7 Van zondag: 2 geb. H.H.
H.H. Broers EwaïA 8roe«- - Rotterdam;
2 geb. H.H. Piaoiri niartelaren; mis Intret;
donderdag, EI BrS en gez'; rood'
justi; - vvit. öruno, belijder: mis Os
VRIJDAG H w
eiSen mis; 2 van L Vri;
van O l. Vr Marcus; credo; pref.
Eerste Vriirta'« T, w ofwel, vanwege de
ter ere van de maand: votiefrriis
zaterhaT H- Hart van Jesus-
novi; (Roe'rl?f Birgitta, weduwe; mis Cog-
r geb' H' Amor,; w"-
sterenf 18e zontiaS na Pinli"
I-eonarHi mis: 2 geb. H. Joannes
eenheid- grf^°' pref van de H' Drle"
rafische karikaturen van Weegee, ge
voeld geweest zijn door de fotoreporta
ges, ontleend aan geïllustreerde week
bladen, gefrappeerd ook door de grote
verzameling foto's van de fotograferen
de jeugd. Opmerkelijk is ook de serie
„Meesters van het portret die on
der de exposities een soort ereplaats
is toebedacht: in bet centrum van de
grote hal, waarin het twaautal is onder
gebracht. WD ontlenen er de hierbij ge
reproduceerde portretten van Adenauer
aan.
tAdvertentie
met de originele onderdelen
In het huis van kleine Fredèrik kwam
op een dag een muizenfamilie wo
nen. Niet zomaar open en bloot
natuurlijk. Muizen zoeken altijd een
holletje onder de grond, waar ze zich
zo'n beetje verstoppen kunnen. Die
muizenfamilie bestond uit vader en
moeder en drie kindertjes. Het jongste
muisje heette Snorsnoetje en het was
heel bij-<je-hand. Het had 't eerst van
allemaal ontdekt waar de kelder in het
huis van kleine Frederik was. Het wist
ook dadelijk dat Frederik zijn moeder
op zolder appels bewaarde. En dat de
hagelslag op een schaaltje in het dres
soir stond. Maar vader en moeder muis
zeiden: hoor eens Snorsnoetje, je bent
de kleinste van ons allemaal, bemoei
je er niet mee. Vader en de twee grote
broers gingen er alle dagen op uit om
eten te halen. En moeder en Snorsnoet
je bleven thuis in het holletje onder de
grond. Dat vond Snorsnoetje helemaal
niet leuk. Hli vond bet maar saai in
hun onderaardse holletje. Maar op een
dag zag hij dat kleine Frederik met één
oog in hun holletje probeerde te gluren
en hij hoorde hoe hij zei: wat leuk, hier
wonen dus die muisjes. Ik wou dat ik
ze eens zag. Snorsnoetje had meteen
wel naar buiten willen springen. Maar
moeder muis hield hem vast bij zijn
staart. Je gaat niet, zei ze streng. Men
sen zjjn onze vijanden. Ze houden niet
van muizen. Maar Frederik wél, zei
Snorsnoetje nog. Dan zal dat niet
lang meer duren, voorspelde moeder
muis met een wijs gezicht.
Snorsnoetje wou het eerst niet gelo
ven, maar al een paar dagen later
moest hij toegeven, dat moeder gelijk
had. H|j hoorde de kleine jongen in de
kamer rondlopen en mopperen: ba, die
lelijke muizen, ze zitten overal aan.
Maar goed dat we een kat krijgen. Dan
gaan ze wel weg.
De familie muis was erg ontdaan toen
ze dat hoorde. Een kat, dat betekende
immers een groot gevaar. Wilden ze
niet op een of andere dag opgegeten
worden door die kat, dan zouden ze
moeten gaan verhuizen. En och, och,
verhuizen was ook al zoiets. Waar vond
je tegenwoordig nog van die ouderwet
se huizen met lekkere warme holletjes
onder de plint? En overal haast kat
ten! De familie muis wist zich geen
raad. Die avond gingen vader en de
twee broers er voor het laatst op uit
om wat voorraad op te doen. Ze kwa
men terug met hun pootjes vol eten.
Maar het was dan ook de laatste keer
feweest. De volgende dag kwam de kat,
ie met zijn groene ogen de kelder, de
keuken, de huiskamer en de zolder te
gelijk bewaakt^. Moeder muis verdeel
de zuinigjes het eten, maar hoe minder
er overbleef, hoe vaker ze over verhui
zen begon te praten. Er zat niets anders
op. Het moest wel. Anders zouden ze
doodgaan van de honger.
Maar Snorsnoetje was er ook nog.
Hij was al een paar keer onder de
grond op verkenning uit geweest en hij
had een gangetje ontdekt, waardoor hij
in de slaapkamer van kleine E'rederik
kon komen. Voor een muis was daar
imiiiiimmiiiMtiiittiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiimiimHiiiiHniHiiiiiiimimimiiiHMHiHiiiiiiiHiiiiiiitHiiimHHHiHtittiitHiiiHiiiitiiiitHnHiiiiiiiiiiMiHiiiiiiiiiiiiinitiiittiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHi
Je hebt niets anders te doen, dan
mij te volgen, Pim!" had Paddy gezegd.
En dat deed de jongen dan ook.
Hij zag Londen onder zich verdwij
nen. Hoe hoger ze stegen, des te vager
werd het Engelse landschap. Och, wat
kon dat Pim eigenlijk schelen. Hoofd
zaak was, dat hij dat vliegtuigje voor
zich maar goed in de gaten hield. Dat
was zijn enige kleine zorg.
Hij ging er eens op zijn gemak bij zit
ten. Angst kende hij helemaal niet. Hij
voelde zich in ooms pocket-raket vol
komen thuis. Pim begon er zelfs ple
zier in te krijgen. Anders zou hij nu
in Peuterenburg zitten. Misschien wel
vlak tegenover tante Paulina! Tijd voor
de spraaklessen, Pim! hoorde hij tante
in gedachte zeggen.
Lekker! riep Pim in de kleine ruim
te." „Vandaag geen spraaklessen. Geen
gestotter met die eeuwige P. Zou ik
eigenlijk nog wel stotteren. Eens even
^Die'1 malle Pim. Nou ging ie zich zelf
spraaklessen geven. Hij zette er zelfs
een heel ernstig gezicht bij.
„Hoe heet je, beste jongen?
„Dat weet u toch wel tante!
„Nou ja, dat is ook zo. Zeg me dan
maar, hoe ik heet!"
„Dat weet u nog beter dan ïk,^ tante.
En' hoe oom Pepaul heet, dat.
Ho, Pim zweeg meens.
Nou had ie
toch 'weer even gestotterd.
„Geeft niks, toch doorgaan. Wat vroeg
u ook weer, tante.
Waar woon je, Pim.
„In een klein snertdorpje, tante. Geef
mij Londen maar!
„Je bent niet lief vandaag. Pim. Ik
doe toch zo mijn best voor je.
Ja, dat is zo!" gaf Pnn vandaag
grif toe. „Vraagt u maar weer.
Waar bewaar je je geld in
'in een brandkast, tante.
„Ja, als je heel veel hebt. Maar ik
befoel'dat° stop iTaUifd'in mijn broek-
Z8kjSmaakt grapjes Pim- Dat hoort
helemaal niet bij de spraaklessen.
Foei!"
Maar wel in een pe... pocket-raket
wóu pim zeggen. Maar hij deed het
niet Nee, niet stotteren. Toch moest de
les doorgaan. Wat had hij hier anders
te doen. O ja, hij kon aan zHni vader
denken Waar zou die zittenwaar zou
zijn bSot zijn? Hij ™est gast en zeker
al in Paramaribo zijn. En dan- ^ou
de Oranje Nassau meteen doorvaren
nLr New-York? Daar kon je nooit van
'.n Het was .1
oom Paul? Zou die met erg ongerust
ZljnÖom Pepaul ongerust!" nep Pim
plots lachend en stotterend uit. „Nee,
dat is ie vast niet! Die kent zijn pepo.
vliestuig zelf veel te goed... Maar toch
i ia f„ai eraag weten, waar ik met
z?in toesnel ben He! schrok Pim in
eens op Dat weet ik zelf niet. Ik snor
dfe Amerikaanse maar achterna! Waar
zóu ze me eigenlijk heen voeren? Wat
kan mij het ook schelen! Het komt best
in ordó. Kijk, het U]kt wel, of ze vaart
"ineens was Pi"1 ee? en al aandacht
voor hel toestel voor hem. Het maakte
een cirkelende beweging en ging lager
Vliei8kngeloof, dat ze gaat dalen!"
Pim geloofde goed. Hij zag het vlieg.
tuig voor hem op een zeer rustig plekje,
til de zee landen. En Pim volgde. Voor
hém waren geen C,J" ®iande bewegingen
nódig Hij drukte op een knop en hup...
daar daalde hij )0?dc dRt naar de aar
de en kwam Pr®,c. s p8dast het andere
toestel terecht Miss Paddy stond hem
al op te wachten.
„Dat heb je schitterend gedaan, Pim
Wat een fenomenaal toestel is dat",
sprak ze bewonderend.
„Fenomenaal!" herhaalde Pim. „Wat
een mooi woord. En daar behoef ik
niet eens bij te stotteren!"
„Dat vind je toch wel erg, hè. Nou,
let maar op mijn woorden, daar ben
je spoedig van.a' hoor. Jij hoeft niet
ie stotteren. Maar eerst wat anders
boy. Je zult wel trek hebben. Hier zijn
broodjes met pekelvlees!"
Reuze" lachte Pim.
Zo maar in de open lucht met de
zee vlak voor zlch. aten ze wat brood
jes. Maar tussen de happen door, wou
Pim toch wel het een en ander weten.
,,\Vaar zijn we hier eigenlijk, miss
Paddy!"
Tjonge, wat deftig. Maar het klinkt
wél goed Pim. En voor de komende ge-
beurtenissen mag je dat ook wel blij
ven zeggen.
kust van Ierland.
„Wat moeten we daar doen?" vroeg
Pirn verbaasd.
Even uitrusten en opluchten voor
de" grote sprong!^
Gaan we de... Pim dorst het haast
niet te zeggen.
ja hoor! We vliegen de Atlantische
Oceaan over. Bang
Pim had zijn derde broodje met pe
kel juist gehalveerd en schudde daarom
maar heftig van Nee, nee!
„We gaan naar New-York!" Klonk het
even later.
En nog kon Pim niks zeggen, vanwe
ge het broodje met pekelvlees. Maar
hij kreeg een kleur van opwinding. Maar
toen hij haastig zijn mond had leeg-
gekauwd sprong hij op en riep uit:
,Maar dan ben ik misschien vlak
hij mijn vader. Die zou ook naar New-
York gaan! Misschien... tenminste!"
Dat heb je goed gesnapt, Pim. Dat
is ook mijn bedoeling. Ik had in Lon
den ai naar je vaders boot geïnfor
meerd. Het is echter niet zeker dat hij
gelijk met ons in New-York zal zijn.
Maar dat is van later zorg ik moet zelf
ook naar New-York, Ja, ja. zet maar
niet van die grote ogen op. Je bent
dodelijk nieuwsgierig, hè. Maar boy, net
is zo'n vreselijk lang verhaal... Heb je
al gezien, wat er op mijn toestelletje
staat... Ju, daar bij de neus...?"
Pim keek. „Sestri Levante!" .as hij.
Zijn ogen stonden vragend.
„Zeker nooit van gehoord, hè. Sestri
Levante in èèn van de vele prachtige
plaatsjes aan de Italiaanse Rivièra
Toch wel eens van de Rivièra gehoord,
hè' Nou, daar staan een heleboel van
die leuke bungalows."
„O ja, waar de mensen hun vakantie
doorbrengen!" wist Pim.
„Precies... Tjor.ge, wat is dat moei
lijk, om jou alles te vertellen.
,,Je weet nog met eens, dat mijn va
der vliegtuigbouwer is!"
„Net als oom Pepaul?"
Paddy lachte. „Ja, net zo iets... Al
leen, mijn vader bouwt er een beetje
meer... Maar mijn vader is nog meer!
ja Pim. ik wil met opscheppen: maar
mijn vader is een groot zakenman. Hij
bezit ook een groot aantal van die
prachtige bungalows daar aan de Ita
liaanse Rivièra. Kun je me volgen,
Pim. Neem onderhand nog een broodje
met pekel! Het hoeveelste is dat al?"
„Ik geloof de zesde, miss Paddy."
„Wnt zeg je dat eerbiedig. Je gaat
natuurlijk heel wat van ne denken En
ik ben nog lang niet uitverteld Weet
al?,1?" „ded™fn®en tet zo uitbun
dig ontvingen daar 0p pri9„
Pim schudde maar weór- net'nekel-
vlees stak uit zijn mond
„Ik had ook een tocht vol hmr t Met
die Sestri Levante had ik ain nomstop-
vlucht gemaakt over de NÓÓfdpÓÓÏ U»
zijn? Aan de west-
Los Angelos
„Zo maar,
vandaan.
voor uw plezier?"
kon
Pim tussen twee nappen door vragen.
„Nee boy! En dat is het nu juist. Ik
reis om reclame te maken voor mijn
vader. Met mijn toestelletje: de Sestri
Levante, moet ik de wereld laten zien,
dat iedereen een eigen vliegtuigje kan
besturen. Als we straks goed in New-
York aankomen, gaat mijn vader een
reclamecampagne beginnen. Men
sen: breng je vakantie door in de Ita
liaanse Rivièra. Vlieg erheen met de
Sestri Levante!"
„Dat is dubbel!" riep Pim uit.
„Goed gesnapt, Pientere Wim.Je zult
er nog wel meer van horen. Want als
mijn vader jouw Paulina ziet..."
Ineens zweeg Paddy. Ze liep op de
Paulina toe:
„Ik duik er even in Pim. Even neu
zen."
Enkele tellen later stond ze alweer
naast Pim.
„Alles oké, boy! Wat een toestel.
Klaar voor de start?"
„Alle broodjes zijn op!" lachte Pim.
„Mooi, dan kunnen we gaan! O ja...,
nis je je soms verveelt op de lange
tocht, ga dan een beetje oefenen. Mei
die P. bedoel ik. Heel rustig praten.
En als er een P. komt, druk je je
lippen stijf op elkaar, een beetje naai"
binnen gericht. En dan ineens doe je:
ping, pang, pong! Je zult zien, het lukt.
En nu ingestapt. Anders zijn w. niet
voor donker in New-York. En dat zou
jammer zijn!"
Pim wilde weer vragen. Maar hij
werd de Paulina ingedrukt. Vliegen
moesten ze. En ze vlogen. Geweldig
wat een tocht! Ze gingen zo hoog, dai
er geen zee meer te zien was. Het was
prachtig helder weer. Het kostte Pim
niet de minste moeite om miss Paddy
te volgen. En vervelen deed hij zien
ook niet. Hij zat boordevol gedachten
en vragen. Soms begon ie hardop te
lachen. Stel jc voor dat tante Paulina
wist, dat hij hier in zijn eentje over de
oceaan vloog. En nog wel in de pepok-
ken-raket. Ho! riep Pim tegen zich
zei Niet meer stotteren. Oefenen jon
gen. Lippen naar binnen, op elkaar
drukken en dan ploffen:
„Ping, pang, pong!"
„Het gaat!" juichte Pim. Ik stotter
niet". Nog eens proberen. Ping pang
pong. Tante hee* PPaulina! oom'
PPaul! En ikzelf: PPPim Ppuister'
De jongen kreeg een kleur van op
winding. Dat moest tante horen. H
zou het dadelijk aan vader vertellen'
En weer gingen zijn gedachten op hol
Zou vader in New-York zijn? Wat zou
daar allemaal gebeuren? Wat was die
miss Paddy rijk! Een vader met vlieg-
tuigfabrieke in Los Angeles. Met vil
la's in Italië.Pim had wel eel harder
willen vliegen om maar eerder in die
grote stad te zijn. Maar hij moest Miss
Paddy blijven volgen. Kalm blijven!
Oefenen, denken. Allerlei vragen stel
len, waar ie toch geen antwoord op
kreeg en... vliegen...vliegen... over de
grote oceaan. Hij begon zelfs te zin
gen:
„My bonny is over the ocean, my
bonny is over the sea!"
Plots ontdekte hij naast zich een trom-
meltje. ,,Dat heeft miss Paddy daar
neergezet. Wist ie dadelijk. Heerlijk:
Nog een paar broodjes. En chocola!
En maar vliegen, vliegen: Urenlang'
Sestn Levante zijn fenomenaal!"
(Wordt vervolgd)
bijzonder weinig te halen en de kat
kwam daar dan ook nooit. Maar die
nacht ging Snorsnoetje stilletjes op pad
en sloop de kamer in, waar kleine Fre
derik lag te slapen. Hij wipte op bed,
tikte hem zachtjes tegen de neus en
ging toen rustig zitten wachten wat er
gebeuren zou. Kleine Frederik werd
wakker en vroeg slaperig: wie deed
dat?
Ik, zei Snorsnoetje. Neem me niet
kwalijk dat ik je zomaar in je slaap
kom storen. Ik ben de muis van hier-
ónder en ik kom je om hulp vragen.
Zo, zei kleine Frederik en hij knipte
het lampje aan. Heb jij soms zo lekker
aan ons spek zitten knabbelen? En
aan onze appeltjes. En onze peperkoek.
Je bent bedankt! Ik zou maar maken
dat ik het huis uit kwam, want we heb
ben nu een kat, als je het nog niet wist.
Wij houden niet van dingen, waar een
muis aan geknabbeld heeft.
Dat viel niet mee. Snorsnoetje krabde
zich eens achter zijn oren. Kjjk eens
Frederik, zei hij, wij muizen zijn niet
zo kieskeurig als jullie. Wij eten maar
raak. Het is een kwestie van smaak
natuurlijk. Maar om nu op mijn vraag
terug te komen: jij kunt ons helpen.
Och, Frederik, heb toch medelijden als
jeblieft.
Nu was Frederik een aardige jongen,
die veel van dieren hield. Als zijn moe
der hem niet verteld had, hoe vies het
is om iets te eten, waar een muisje aan
geknabbeld heeft, dan was hij nog altijd
dol op muizen geweest. Snorsnoetje be
greep het wel.
Hij trok zijn allerliefste gezicht en
zei: we zullen nooit meer aan jullie
eten komen, als jij ons voortaan wat
komt brengen. Het hoeft niet veel te
zijn. Wat broodkruimels, een spek-
zwoerdje en een paar hagelslagjes is
al voldoende voor de hele familie. Toe
Frederik, dat kun je toch niet weige
ren! Vooruit dan maar, zei Frederik.
Ik voer alle dagen ook mijn goudvisjes,
waarom zou ik jullie dan geen eten
willen geven?
Dan bedank ik je namens onze hele
familie, zei Snorsnoetje plechtig. Hij
wipte van het bed en verdween weer in
het holletje.
Vader, moeder, broertjes, we z(jn ge
red! riep hy toen hij door het donkere
gangetje rende. H(j vertelde dat Frede
rik voortaan voor bakker, slager en
kruidenier zou spelen en dat ze nooit
meer op eten uit hoefden. Dat was zó
mooi, dat ze het maar half konden ge
loven. Maar de volgende dag, jawel
hoor! Er werd een mals broodkorstje
„Hé" riep de vorst van Kantaloep,
„Wie staat er nou weer op de stoep
Zeg, vrouw, wie zou dat wezen?"
„Weet ik het" zei de koningin.
„Laat jij die gast maar even in.
,,'k Zit juist zo fijn te lezen."
Toen zag de vorst van Kantaloep
een stevig varken op de stoep.
Wat moest hij nu beginnen?
..Ach" riep het varken, „Majesteit,
ik snak naar wat gezelligheid.
Laat mij toch even binnen."
„Goed" sprak de koning. „Kom er fn."
Ajakkesriep de koningin.
„Je mag me niet zo plagen!
Wat moet dat beest hier? Ben je matt
Het is hier toch geen varkensstal.
Dit kan ik niet verdragen!"
„Ja vrouwtje" sprak de koning toen,
„dan moet je zelf maar open doen.
Lees jij maar in je boekje.
Ik amuseer me met het zwijn."
Toen dronk de vorst een glaasje wijn.
En 't varken kreeg een koekje.
VERA WITTE
iiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiniiiiiiiiiiiiiic.
naar binnen geschoven met een likje
pindakaas erop. En wat hagelslag en
een stukje worst. Het was een heel
feestmaal. Aan verhuizen dachten ze
niet meer. Kleine Frederik hield woord
en ze aten alle dagen hun buikje rond.
De vader van Snorsnoetje schreef het
hele verhaal naar muizerikratitiVcWaarin
later een foto van kleine Frederik
kwam te staan. Frederik, de muizen
redder stond er onder. Snorsnoetje
kwam hem 's nachts de krant laten kij
ken. En Frederik was er geweldig trots
op, dat snap je. Toen hij zeven jaar
werd kreeg hy 's nachts een serenade
van de muizenharmonie. En Snorsnoet
je liep helemaal voorop, want hy had
tenslotte van Frederik een muizen
vriend gemaakt.
Nog heel veel jaren woonde de fami
lie muis ln het huis van kleine Frede
rik. Zolang hy klein was bleef hy voor
Snorsnoetje en zyn familie zorgen.
Maar toen hy groot werd vergat hy het
wel eens. Grote mensen hebben ook zó
veel aan hun hoofd.
LEA SMULDERS
Eén kwart van de bewoonbare op
pervlakte van onze aarde wordt be
dekt door woestpnen en uitgedroogde
steppen-gebieden, waarin ogenschyniyk
voor de moderne mens geen leven mo
gelijk schynt. Niets is echter minder
waar, want er wonen miljoenen men
sen in deze streken en zij leiden er een
geheel eigen leven. Zij laten door hun
levenswyze iedere dag opnieuw zien,
waartoe de mens in moeiiyke omstan
digheden in staat is. De bewoners van
deze streken vatten wij samen onder
de naam nomaden: zy bevinden zich
in gebieden, die zich op de aardbol uit
strekken van 20 graden westerlengte
tot 60 graden oosterlengte. Deze noma
den hebben naast de dagelpkse inspan
ning om voedsel ook nog strijd te voe
ren om voldoende water te verkregen,
zonder hetwelk een mens nu eenmaal
niet kan leven.
Reeds duizenden jaren zyn zij erin
geslaagd hun stammen in leven te hou
den.
De basis voor het leven in de woes-
tpn is de natuur zelve, die de regels
stelt, waaraan de mens zich heeft te
onderwerpen wil hy biyven leven.
De Transkaukasische steppe, die zich
tot ver in Mongolië uitstrekt, is het
land van het paardenvolk. De noma
den leven en zijn vergroeid met hun
paarden. Weer andere levenswyzen
treft men aan in de woestpnen van
Iran en Ai-abië in de Sahara en ande
re delen van Afrika met woestijngebie
den.
Al deze gebieden lijden onder een
onvoldoende regenval, sterke uitdro
ging en het afsterven van de vrucht
bare bovenlaag van de grond. Ondanks
al deze belemmerende factoren wonen
er toch miljoenen mensen in deze stre
ken. Alleen in Kazakhstan in de USSR
wonen al zes miljoen mensen in de
steppen en woestijnen, in de Saha
ra een miljoen, 750.000 in het Midden-
Oosten en bijna evenveel in Somaliland.
zy hebben zich altijd verzet en stel
len zich nog steeds te weer tegen elke
vorm van verandering, die hun op tra
dities gebouwd leven bedreigt.
En hier ontmoeten wp ook die won
derlijke, maar bewonderenswaardige
metgezel van de nomaden: de kameel.
Hp leeft van een veekoek, die niet
groter is dan een vuist, maar hp is
een wandelende watertank. In zpn bul
ten heeft hy een watervoorraad (17 tot
25 gallons, d.i. ruim 80 tot 110 liter
water), waarop hp vier maanden kan
leven.
In Iran weten nomaden in leven te
blpven, dank zp hun grote gaven als
jagers. Veeteelt Is wel het belang-
rpkste middel van bestaan voor de
Bedoeïnen. In Somali bezitten de noma
den duizenden kamelen en in de Saha
ra leven zeker een half miljoen kame
len: zy voorzien hem vari melk en
melk-producten en in laatste instantie
van vlees. Daarnaast dient de kameel
zpn baas als lastdier en als de natuur
hem roept zorgt hp ook voor de aan
was van nieuwe soortgenoten, wat een
kapitaalsvermeerdering voor de eige
naar betekent.
Dit eeuwenoude cultuurpatroon wordt
thans ernstig bedreigd door een
nieuwe vpand: de moderne industriële
beschaving die zich naar het zuiden
toe uitbreidt. De woest\jn-nomade is
een vervoerder en beschermer van
koopwaar en tevens leverancier van
lastdieren, maar de moderne verkeers
middelen hebben hem drastisch in zpn
functie als beschermer van de koop
waren aangetast. Steeds meer trucks
en andere vervoermiddelen doorkrui
sen de woestyn, maar nog ernstiger is
de dreiging voor zyn verouderde leef-
wpze, van de zpde van de olie-indus-
trie. De vondst van olie in de Sahara
kan de dorst van de woestpnbewoners
met. stillen, noch hun land vruchtbaar
brengen.