Waar horen de torenhuizen thuis? in oude UTRECHTSE TORENFLAT ROEPT GEEN RUIMTE OP De mens is een ruimtedier Het Goudse orgel weer in oude glorie Onvergelijkbaar imtnumnt LEGENDE EN WERKELIJKHEID OMTRENT JEAN MOREAU Moissejew Ballet naar ons land WOENSDAG 9 NOVEMBER 1960 PAGINA 11 Het zal rond veertig jaar ge leden zijn, dat ir. A. Siebers na een aanvullend studie jaar in Amerika naar het vader land terugkeerde. Hij bracht een vracht notities mee en putte daar uit voor een reeks onderhoudende artikelen in De Maasbode. Ik her inner me uit die artikelen maar één zinsnede, maar het is juist degene die ik hier nodig heb. Het ging over de wolkenkrabbers, daarvan iedere stad die zich res pecteerde er toch minstens één ^oest hebben. Hier komt het zin netje: „Dat hoort erbij als de oli- ant in het circus". door prof. ir.- M. J. CRANPRÉ MOLIERE Uitweg Kerncentrales Nederland relatief hij buurlanden niet achter Vier jaar geëist tegen „miljonair Zestienhoven Méér vrachtverkeer op Engeland dan Schiphol OOK U KUNT BERGEN VERZETTEN! Roer niet te veel onze binnensteden Rotterdam: Maastorenflat van Maaskant. lach? hebben daar toen om geglim- zeirt ..Die naïeve Amerikanen toch", hipo- bh ons zelf. Nu lach ik niet Jen hu willen wy het ook. Wij wil- sen .P.k olifanten in onze tent. Wij wen- venisi A minder jong, niet minder ju- is nu »anZrtAo de Amerikanen. Het gewekt door een J'1J,antiasis dat ik' op" tan Engelman 8 ,_arnast art'kel van Jan Engelman over het torenbouw-plan op de Neude te Utrecht (in uw blad Van 22 oktober), een beschouwing wil wijden; en wel aan de torenfiat meer in 't algemeen, als tijdverschijnsel. Ik veronderstel nu dat alle argumen ten die worden aangevoerd ten gerie ve Van werk- en woontorens, btf u vol gende bekend zijn. Misschien ook niet han is het zoveel te beter, want net niet de cijfers en argumenten die ?v?r ons lot beslissen, maar een g {jeimzinnige, verborgen heerser, een ardnekkige anonimus, namelijk "enselijk instinct. lh^?at heeft dit machtige instinct, dat hart van mens en dier is gfv®s" he?, je zeggen? Waarop is het gericht. vah is gericht op de verwerkelijking a.ythU® natuur. Nu, van nature zijn we tyke °el-dieren. Zo zou men de mense- Laat ?atuur zelfs kunnen definiëren. daarv'k om niet uitvoerig te worden Ons j?h stilzwijgend mogen uitgaan. *ls v tinct is gericht op het symbool Wo„0rrr> van zelf-expressie. De grafo- wisten het al lang. De Kerk heeft Datwri'd geweten. Sinas kort weten de pathologen het ook. de aplfs'ti?* voldoende bekend is aan dat is een van het functionalisme, heel eenzifdi~er® vraaS- Ze kUken wel stelde kant. lPn??F de tegenoverge- naar de zakelijke"aandaFhtig hun wel eens omgsïï0i'e,ve"i dat.. het gestoken in het kleed <w 1 i i a zich ook in hun werken niet^. h i1® d laat. Het is nu mijn bedSèun^^fn onderzoeken in welke arcfitenuf.fn symbolen de mens van heden zlch hl) voorkeur uitspreekt. Qen zlch -liet komt me voor dat met het to l?hhuis en met zijn antipode, de bunea i°w. twee van de voornaamste. zo ^iet allervoornaamste zijn genoemd. »v 'k woord spreken deze beide bouw- uit? De bungalow spreekt onmis- lh l)aai' van de eenzaamheid, die ons tL'leze eeuw zo goed bekend is en die V °P andere terreinen, zoals dat van ho, Psychologie en van de literatuur, in Ohl brandpunt komt. Het torenhuis dat h,* verder zal bezighouden, getuigt van *VehSl£icatie. Maar de massamens is tan f°?d eenzaam als de teruggetrok- ih Puitenman. Het torenhuis staat dus Pe -J1 leegte. Ik kom daarop terug. NhkrASsamens ls inwendig ledig en tarnt daarom naar buiten. Ook dit SPoraaJ\ het torenhuis tot uitdrukking riet rpi..het rondom is bekleed met glas. ?fli)khf-1Streert in een taai, die de dui- r>® wA'k heeft van het symbool, wat ,*ar0 *elijk op weg zijn te worden. rt ge„„ 's het torenhuis ons uit het t, Onw®repen. Daarin is de werfkracht, gpi ®rstaanbaarheid, van dit bouw- w 1 is n- thrf hedpn11? de juveniele wijze waarop datPerk v °etuiSen. dat we een groot do We ,,an geschiedenis ingaan en o??rtop y?stbesloten zijn ons aandeel daar,i te dragen, al moeten we n-zijn a?,°r de kroon van ons per- Wie 'eSgen. ^der ja dit veroordelen? Is het niet Wipl waarin J g? .Kan in dit vroege Wn-a den oi. springvloed van nieu- bien n Sevrao °a? iknmti meer van ons hj»? dan njjï En als dit zo is, zal in h alleen ~i wansen dat zulke torens tl) i hart van a6 z.elfkant. maar ook ho» n Utrecht" a®i 5d verrUzen. zoals giA jferder tp' oude stad, om iuist .Wordt nn»raSen" daarmee in be de l het bewtia „?even' ls dat dan niet ■En?p0te tijd hL ?uS vertr°uwen in °üdp lotte wat mil ns binnengaan? °hefn steden' IjuI W1'men. mag men de We^Wijk mUSeurnStl«rtVen 6n t0t een On.n recht laten verworden? Op 6t verleden nog op vragen kan een eenvoudig worden gegeven. Dit ant woord is dat we, door ons op te sluiten in het heden, ons ook afsluiten van de nieuwe tijd. Het heden is een schakel in de keten tussen verleden en toe komst. Het leven is een keten, niet al leen biologisch, ook cultureel. Een lang leven is, volgens de Schrift, alleen weg gelegd voor die volkeren die eerbied hebben voor het voorgeslacht. Maar zo wil ik er me niet van af ma ken. De vraag is juist, wat men van het verleden heeft te erkennen om, in de kracht van dat inzicht, een nieuw tijdperk te kunnen ingaan. Bij de bespreking van dit punt zal ik me zo strikt mogelijk tot de hoofdzaak bepalen. Ik bepaal me tot één gemeen schappelijke trek die is waar te nemen aan de bouwwerken vanaf het oude Ro me tot aan die van Berlage toe. Al de ze werken zijn ruimte-scheppend. Ze laten inwendig ruimte ontstaan, buiten zich roepen ze ruimte op. Zo wordt het inwendige niet het uitwendige verbon den, niet door vervloeiing of transpa rantie hetgeen de moderne middelen zijn maar door een ruimtelijk com positum. Uit de compositie van deze composita groeit dan de stad. Of men nu de huizen zij-aan-zij samendringt om kleine pleinen en smalle straten, zoals eertijds, of ze wijd uiteenlegt, zoals nu, dat maakt geen wezenlijk verschil. Al leen is voor deze tijd de vlucht uit de ruimtelijkheid in de wijdheid zonder meer gemakkelijker geworden. U moet namelQk weten dat tussen ruimte en alleen maar wijdte eenzelfde onder- scheld bestaat als tussen muziek en la waai. De moderne architectuur als het geoorloofd is een zo geschakeerd ge bied onder één noemer te brengen beoogt iets anders. Laat ik dit aan de hand van de Utrechtse torenflat trachten te omschrijven. Dit toren huis munt uit door gladheid, doorzich tigheid en homogeniteit. Het gelijkt een bergkristal. In deze karakteris tiek ligt waardering en kritiek; alle waardering die u maar wilt en alle kritiek die u wellicht niet zult wen sen. In elk geval resoneert het op de geest van de tijd. Deze tijd immers is gericht op strik te eenvoud en op indringendheid en onmiddelijkheid van uitdrukking. Tot aan ontbloting toe. Ja, deze term schijnt voor alle facetten van het leven te gel den. Hij gtldt voor de zin van oprecht heid, daarbovenuit tot in de mystiek en daaronder tot aan de gebieden van zakelijkheid en van lichamelijkheid. De ze ontblotende tendens geldt ook voor de architectuur en hier gaat ze uiter aard gepaard met schaalvergroting. Het torenontwerp voor het centrum van Utrecht blijkt daaraan te beant woorden. Het is hoog en zeer eenvou dig van verschijning. Eigenlijk niet eenvoudig, maar eenzinnig. Daardoor ook niet groot, maar mateloos. Hierin stemt het met het kristal overeen, dat geen eigen schaal en geen eigen struc tuur heeft. Daarmee is dus de kritiek al inge zet. Toch gaat het me om iets anders dat nog meer het wezen van de archi tectuur raakt. Deze toren heeft name lijk ook met het kristal gemeen, dat hij zuiver autonoom is gedacht. Hij staat er. Hij is voor zichzelf alleen. Er wordt geen ruimte opgeroepen, noch inwen dig noch naar buiten. Dat de architect zicli op het paleis op de Dam beroepen heeft is verklaarbaar: dit is, bij mijn weten, het eerste gebouw in Nederland dat afwijzend naast zijn buren staat in een ondefinieerbaar ledig. „vRez? kr'^eki die het hart van de ar chitectuur raakt, geldt voor de meeste torenhuizen. Daarmee zijn onze archi tecten, helaas, een slag achter. Want onze filosofen en theologen weten reeds lang dat het persoon-zijn bestaat in een „être soi étant 5 un autre". De ar chitectuur is gelegen in het deelheb ben aan de stadruimte. Schoorvoetend gaat men met de nieuwe torenbouw ook wel die kant op het nieuwe kantoor- ontwerp voor Philips te Eindhoven be wijst het maar toch is de fout bijna niet te vermijden. En waar ze gemaakt wordt, is er de breuk met het verleden. Nu zullen veel van mijn vakgenoten zich tekort gedaan voelen. Niet waar? Het is er u juist om te doen het huis te openen op de wereld? U maakt het zelfs zo, dat men niet eens bemerkt waar men het huis binnenkomt. Zeker, ik erken uw goede bedoeling. Ik heb eerbied voor iedere echte overtuiging. Maar ik heb de mijne. Die zegt me dat iemand, die sprekende zijn woorden laat ineenvloeien, niet spreekt, maar bazelt. Dat iemand, die schrijvende de letters laat uitlopen, niet schrijft, maar knoeit. Da- iemand die de mensen sa menbrengt tot een massa geen ge meenschap sticht, maar de chaos ont ketent. Ik spreek omdat ik er zeker van ben. Ik ben er volkomen zeker van, dat iemand die ruimten doet vervloei en geen ruimte schept, maar ledigheid laat. En ik durf het ook te zeggen om dat ik het herstel alweer zie intreden. Het gaat hier over het a.b.c. van de architectuur. Laat me er dus iets meer van mogen zeggen. Ruimte ont staat niet door een afscheiding met coulissen. Ze ontstaat niet zonder iets dat aan het ledige is tegengesteld, dus niet zonder plastiek. Wij kennen nu eenmaal uitsluitend door tegen stelling, door bevestiging en ontken ning, omdat we zelf staan tussen zijn en niet-zijn. Men bouwt heden in glas gordijnen. Goed. Maar een glasvelum is niet plastisch. Men blijft ermee in een, wellicht schitterend, voorhof van de architectuur. Laat ik dan op dit a.b.c. nog wat dieper mogen ingaan. Want alles komt voort uit eén beginsel, en als we het daarover eens worden, dan komt de rest vanzelf: een waaier van mogelijk heden, alle verschillend gericht, onder ling één. Dat de architectuur ruimte-kunst is, dat, hoe men het ook doen mag, haar onveranderlijke doel blijft aan de mens zijn passende ruimte te geven, daarover is iedereen het wel eens. Maar bij het ruimtebegrip zelf gaan de wegen uit een. Sommigen maken weinig onder scheid tussen leegte en ruimte, anderen zelfs in 't geheel niet; weer anderen, en daartoe behoor ik, en naar ik meen ook ons hele voorgeslacht vanaf de tempelbouwers toe, gaan uit van de tegenstelling tussen beide. Onder ruimte versta ik de aan de mens aangepaste uitgebreidheid, een omgeving dus waarin hij zijn eigen aard en plaats heeft uitgedrukt; die dus spreekt, die een symbool is, van de heerschappij van de mens over de cosmos. Het specifieke werk van de mens bestaat erin leegte om te schep pen tot ruimte. Hoe vertrouwd we hier mee mogen zijn, het is iets ge"ee' ,al" tengewoons. De mens heerst werkelyk over de uitgebreidheid, hu alleen em om het precies te za,gfen' °A™ldMair beschikt hij over "taLen maakYhh door het werkelijk te doen, maaat ny de wereld herbergzaam, dat is: tot een gelijkenis van he- paradijs. Niet zonder begrenzing Nu is één ding zeker: ruimte ontstaat niet zonder begrenzing, evenmin als muziek zonder beperking van duur. Zo dra men de taal van de ruimte niet meer verstaat, wordt de begrensdheid Utrecht: Torenflat in aanbouw. tot een kwelling. De vlucht begint. Naar buiten; de bungalow, naar boven: het torenhuis. De torenflat op de Neude zal aan deze beklemming en de ze vlucht uitdrukking geven. Zal men ervoor capituleren? In elk geval zal de weerstand niet krachtig zijn, want al len zijn we gegrepen, -tenminste ge raakt, door het tijdsverschijnsel, dat te recht de „obsession du fini" is genoemd. Het heeft lang gedreigd: in de Gothiek vinden we er al de sporen van en in de Barok de duidelijke trekken. Maar eerst nu is de breuk geslagen. In deze eeuw van overmatige belangstelling voor de eindige dingen is de keten ge broken. Het instinct revolteert. Het eist symbolen van eindeloosheid. Welke kracht hebben dan nog redelijke over wegingen? Laten we dan, ai zou het alleen ter verademing zijn, een blik slaan in de werkplaats van de voorouders. Nemen we een beperkt terrein: de stads gracht. Als verkeers-ader is het een (verblijf-)ruimte in fageleide zin. Nu gaan we eens na, hoe men eertijds is te werk gegaan, om daaraan het meer edele verblijf-karakter te ge ven. Het verdiepte water draagt ze ker tot de rust bij, maar dit staat nog aan de functionele kant. Vrijwil lig zyn ai de lichte buigingen, die een zekere beslotenheid geven en de vaart een weinig afremmen. Vervolgens treffen ons de boomalleeën, over het water heengebogen, en het mozaïek van het plaveisel. Dan komen ter weerszijden de stoepen en vooral de overhellende gevels. Deze hebben iets van een gelaat: Ze beantwoorden on ze blik. Dit zijn nu stuk voor stuk ruimte scheppende middelen, waardoor ver- keersbundels toch een wezenlijk woon- baar karakter verkrijgen. Een enkele wandeling door de Domstad zal het u bevestigen. De eigentijdse architectuur werkt me' andere middelen: de moderne huizen to nen ons bij voorkeur hun benen, hun buik of hun rug. Wat Maaskant heeft willen uitdrukken, laat ik in het midden. Sinds korte tijd is ons natio naal kunstbe zit vermeerderd: het orgel van de St.- Janskerk te Gouda heeft zijn oude luis ter herwonnen. Dit gebeuren is overi gens onopvallend ™r, ,Wn gelijk dat v_' de perken van Vrouw Musica wel meer m deze ge westen het geval is Welke bezifter b v van een einddiplo ma Gym of h.B.S heeft wel eens dit instrument in zijn vaderlandse ge schiedenis vermeld gezien? Sterker nog: welke afgestudeerde aan onze onder Rijkstoezicht staan de! Conservato ria kent bijzonder heden over dit, een der klankrijkste in strumenten die de Nederlandse mu ziekwereld rijk is? Daar wordt aller wegen over de „Goudse Glazen" gesproken. Doch een instrument dat de trots onzer genera ties zou moeten uit maken blijft een schim. Toch was het een der ver- maardste orgelbou wers der 18e eeuw, Jean Frangois Mo- reau, die hier een monument deed verrijzen waarnaar men, gelijk Bach eertijds naar Lü- oeck, zich een lange voetreis zou moe ten getroosten. Doch het zijn meer de buitenlanders dan de vaderlanders die hier ter beevaart komen. En zij hebben gelijk! Het Goudse orgel dateert nl. uit de laatste bloeitijd van orgelbouw in de Nederlanden. De 18e eeuw betekent nl. voor de orgelbouw in ons land het zelfde wat de Gouden Eeuw voor de andere kunsten verbeeldde: een grootse uitbloei van hetgeen in voorafgaande tijden in kiem aanwezig was. In Gouda kwam Moreau vanuit het zuiden; Chris tian Muller, eminent discipel Van de Duitser Arp Schmtger bouwde het Bavo-orgel te Haarlem, en een andere niet minder begaafde leerling van Schnitger, Christian Vater, wrochtte het onvergelijkbare instrument der Oude Kerk te Amsterdam. Ik noem hier slechts drie orgels om dat zij behalve representatief, alle uit de lste helft der 18e eeuw dateren. Nu is over het Haarlemse orgel zodanig de loftrompet gestoken dat men bijna doof geworden is voor andere geluiden. Met nadruk moeten we evenwel zeggen dat het Bavo-orgel van de drie genoemden het, minst op oorspronkelijkheid aan spraak mag maken, lè ijverig zijn hier z.g. restaurateurs in de vorige eeuw aan de slag geweest, té veel typisch-barok niipwerk verdween in de smeltkroes der Romantiek. Hiervoor zijn de orgels van Amsterdam geheel en van Gouda voor een groot deel gespaard gebleven. Af gezien van deze mbreuk op het origi neel, bezitten de disposities van Gouda en Amsterdam een groter variëteit dan de wat eenziidige Prestant-klank van Haarlem. Reeds een vorige eeuwse Duit se orgelkenner en organist, Abt Vogler, formuleerde na een concertreis door Holland zijn meniILg 'n. de volgende hof felijke phrase: „Monsieur, je les com pare avec deux femmes bien differen- tes; l'une (Haarlem) c'est une belle femme, superbe maïs fiére, capricieu- se; l'autre (Gouda) est douce, aimable, traitable, en un mot, c'est ma maitres- se". Zijn mening bezit vandaag aan de dag nog geldigheid. Haarlem bezat het staat momenteel in de steigers van een Deense orgelbouwer een fier- mannelijke klank die echter een vrij uniform beeld vertoonde, terwijl Gouda majesteit paart aan mildheid, een to- lerantie die goed past bij een ontwik kelde burgerij die door de geest der verlichting in die tijd werd beïnvloed. Het monumentaal instrument is nu gedurende een paar jaar met veel con sciëntie en goede smaak door de orgel bouwer Flentrop te Zaandam aan een totale revisie onderworpen met dien verstande dat het pijpwerk slechts van stof-smetten gezuiverd is en dat enkele later toegevoegde stemmen van infe rieure (zinken) Duitse makelij door gro tendeels tinnen pijpen zijn vervangen. Hieronder vallen een open fluit 4', een viólon 8', een carillon, een voix céleste en een bazuin 32'. Dr. Oussoren verleen de hier waardevolle adviezen bi] de mensuren der nieuwe pijpen. De kast die te veel naar achteren was gebouwd terwilie van de praktijk van het stemmen, is nu om meer ideële re denen ruim een meter naar voren ge bracht. Uit een en ander blijkt dat men niet a tort et a travers orthodox heeft willen zyn gelijk veel hedendaagse neo-barok bouwers. Zij bereiken slechts met hun overdaad van mixturen een scherpte van klank die raen gekscherend wel eens „prikkeldraad" noemt. De verdienste der restaurateurs van het Goudse orgel is juist deze messcherpe klank te heb ben vermeden door de mixturen en vul- stemmen hun mild karakter van wel eer te doen behouden, en ook om enkele later toegevoegde stemmen zoals de Voix céleste en Gamba te behouden zij het met veredeling van het mate riaal om zodoende het orgel ook voor muziek uit later tijden meer dienstbaar te maken. Desondanks is hier een klassiek even wicht verkregen, een organische op bouw der 53 stemmen waarin het zilver der mixturen wedijvert met de straling der tongwerken en de kracht der grond stemmen. Door de geweldige klankruim te der vijfbeukige Sint Janskerk groeit deze orgelklank tot een majesteitelijke praal. En dit alles danken we aan dat genie van orgelbouwkunst dat Jean Frangois Moreau heette. „Een Franse Hugenoot" schreef eens een anoniem scribent. Sindsdien praat ten velen hem na. De Nederlandse orga- noloog dr. M. Vente aan wie we een hier besproken standaardboek over de orgelbouwkunst in de vroege Nederlan den danken béwees echter dat Mo reau Fransman noch Hugenoot is ge weest, maar een zuid-Nederlander, een Vlaming wellicht uit Antwerpen die katholiek was, een zoon had die te Ant werpen priester was en zelf in later ja ren op het Grote Marktplein te Rotter dam woonde. Naast het orgel van de oude katholieke kerk te Rotterdam dat in 1778 naar de kerk van Zoeterwoude is overgebracht, is dat van Gouda Mo- reau's unieke schepping. Er is dus werk aan de winkel voor con certgevers zowel ais luisteraars, voor geschiedschrijvers zowel als grammo foonmensen die het abc van hun eigen orgelbouwkunst nog moeten leren. MARIUS MONNIKENDAM Wel mag er aan worden toegevoegd dat er reeds een kentering plaats heeft en dat men steeds meer huizen ziet verrij zen die een gezicht vertonen. Natuur lijk met geheel andere middelen dan voorheen. Dergelijke vergelijkingen met het ver leden zijn hachelijk. Men krijgt de naam de klok te willen terugdraaien. Maar in feite zou ik ze wat sneller willen doen lopen. Want zolang we bevangen blij ven door de „horreur du fini", komen we niet aan de eigenlijke architectuur toe en evenmin aan de oplossing van het vraagstuk der binnensteden. De uit gangspunten zijn te veel aan elkaar te gengesteld. Het is waar dat de schaal vergroting die deze tijd gebiedt en de eenvoud van compositie die hij eist, een afstand scheppen met het verleden. Maar dit betekent nog geen breuk. Niet door de kracht van deze tijd, maar door de zwakte, door het verzet tegen alle beperking, is de scheuring veroorzaakt. En zolang deze niet overwonnen is, zal men torenhuizen en bungalows bouwen die geen aandeel hebben aan de stads ruimte. Zolang zal men de oude stad aftakelen, telkens als stoepen worden opgeruimd, grachten gedempt, bomen gerooid, doorbraken geforceerd en ge vels worden neergehaald. Zolang zullen stad en land iede jaar meer onher bergzaam worden. En zolang zullen on ze denkers en dichters blijven klagen over de onbehuisdheid van een wereld, waarin ze tegen hun wil zijn geworpen. Daarom zou ik wensen dat we hier weer bovenuit kwamen. Dat onze bin nensteden verslijten en dreigen tot een levenloos museumstuk te verworden, dat is niet noodzakelijk. Blijkbaar wel voor ons. De problemen zijn zeker niet eenvoudig, maar men stelt het vals voor door ze voor onoplosbaar te verklaren. Onoplosbaar zijn ze alleen voor ons. Wat staai ons dan te doen? Het voor beeld van Utrecht navolgen en door cen trale torenhuizen te preluderen op een totale omvorming van de binnenstad? Dan gaat een stedelijk kunstwerk ver loren; maar wat in de plaats komt zal geen kunstwerk zijn en ook stad. Dat wordt met enkel schaa: groting, abstracte en astrale bouwwer ken en een wrijvingloos verkeer niet bereikt. Daarvoor zijn ruimtescheppen de werken nodig. Wat op deze wijze ontstaan zal, kan alleen een schablone of een chaos worden: een dictatuur of een anarchie. Een prettig alternatief is het zeker niet. Ik zoek de uitweg in een andere rich ting. „Zichzelf zijn in de Ander", dat is leven. Het impliceert: zichzelf te vin den in net andere. Dit andere is de ruimte. Ruimte, dat is echte woonbaar- heid, het is een levenseis. Het klinkt niet mooi, maar hef bevat waarheid: de mens is een ruimtedier, „het" ruim te-wezen. Dat is: een bouwmeesterlijk schepsel; een wezen dat zich uitspreekt in de uitgebreidheid; in de taal van de ruimte. Het is de taal die ieder mens verstaat. Dit Inzicht hebben onze voorouders, impliciet, bezeten. In de kracht van dit inzicht zullen wij de nieuwe tijd tege moet gaan. De bewoonbare wereld. Niet alleen in onze kringen, maar ver daar buiten, dringt het meer en meer door hoe onbehuisd de moderne tijd de we reld heeft achtergelaten. Deze onbehuisdheid drukt zwaar op de stedelijke overheden. Zij zijn met problemen overstelpt. Ze worden, nu en dan, haast gedwongen naar nood oplossingen te grijpen. In dit licht zal men ook het beleid in Utrecht heb- AMSTERDAM, 9 nov. Het wereld beroemde Sovjet-Russische Staatsen- semble „Moissejew Ballet" zal na een tournee door Amerika en West-Europa ook Nederland aandoen. Het gezel schap komt met een eigen symfonie orkest. (Van onze correspondent) ARNHEM, 8 nov. Tijdens de win- terzitting van de Staten van Gelderland heeft een der sprekers de vrees geuit, dat wij bij andere landen zouden ach terstaan op het punt van stroomvoor ziening met kernenergie, althans wat de voorbereidingen daartoe betreft. Is het beleid, zoals de samenwerkende elec- triciteitsbedrijven dit hebben uitgestip- wel juist? zo wilde deze spreker weten- Van de kant van gedeputeerden werd hierop in grote lijnen geantwoord: de KEMA heeft reeds in 1946 de moge lijkheid onderzocht; aanvankelijk waren de plannen inderdaad zeer optimistisch. Ze werden echter vertraagd door tal van problemen, zoals b.v. de all risks verzekering, dat opgelost moet worden voordat men een centrale in gebruik kan stellen. Belangrijk is echter het feit. dat men thans nog geen kerncentrales kan bouwen, die in economische be drijfsvoering zullen kunnen concurre ren tegen die van de naaste toekomst. De ontwikkeling gaat zeer snel en wij moeten als het er op aankomt goedkoop kunnen producèren. Relatief - gezien de middelen en de mankracht waarover Nederland beschikt - staan wij bij buur landen niet achter. Prof. Went werkt bij de Kema aan een atoomproject, dat volgens de atoomadviseur van de pre sident der Verenigde Staten het beste is, dat hij ooit onder ogen heeft gekre gen! ROTTERDAM, 9 nov. De be klaagde die gisteren voor de recht bank alhier zich moest verantwoorden o.a. voor een aantal inbraken, maakte volgens de in de tenlastelegging ge noemde handelingen, vele landen on veilig. Maar anderzijds was hij royaal met fooien aan serveersters, die hem deswege in de wandeling „de miljo nair" noemden. De politie heeft haar handen vol gehad met het onderzoek naar de gedragingen van deze be klaagde. De officier van Justitie noem de hem een bijzonder gevaarlijke man. die uit vele landen gezet is ook al twee maal uit Nederland en eiste vier jaar gevangenisstraf. De verdediger trachtte het bewijs materiaal van de officier te ontzenu wen en vroeg vrijspraak. De rechtbank zal 22 dezer uitspraak doen. ROTTERDAM, 8 nov. Het vlieg veld Zestienhoven, geopend 1 oktober 1956, heeft in het vrachtverkeer op En geland een beduidende voorsprong ge kregen op Schiphol. In de zes zomer maanden van 1960 (april-oktober) werd namelijk 2715 ton vracht (in 1959: 1697 ton) van Rotterdam naar verschillende Britse vliegvelden getransporteerd, o.m. 2412 auto's. Dat is 50 pet. meer dan het cijfer van Schiphol. De Rotterdam- -Air. NV nam, als hoofdagent van de Britisch United Airways, daarvan 2390 ton voor haar rekening, ca. 88 pet. Ook het aantal passagiersvluchten van Zes tienhoven steeg in de overeenkomstige periode belangrijk, namelijk van 33.942 in april-oktober 1959 tot 81.145 in de zelfde maanden van 1960 FRANKFORT, 8 nov. (U.P.I.) De bekende Duitse literair-historicus Ernst Rudolf Beutler is vandaag op 75-jarige leeftija ten gevolge van een hartkwaal overleden. Beutler is bekend geworden door zijn onderzoekingen betreffende de Duitse dichter Johann Wolfgang von Goethe. (Advertentie) Waarom toe te geven aan voort durende moeheid en lusteloosheid? Het regelmatig gebruik van PSYCHOTONG herstelt uw energie en doet u van het Leven genieten. Vinobasis N.V. Amsterdam ben te zien. Zullen wij architecten die, bij het pogen gestalte te geven aan de nieuwe tijd, zelf op zywegen ver dwalen, dit aan hen verwijten? Er zijn vele dwaalwegen. Er is maar één weg vooruit. Het is de weg die voert tot de ruimte. Het is de vanouds betreden weg; de enige die niet dood loopt. De conclusie ligt voor de hand; roer niet te veel in onze oude binnensteden totdat de beklemming der grenzen van ons wijkt. Totdat we onszelf vinden in het verleden. Amsterdam: Hoogbouw in Slotermeer.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1960 | | pagina 11