Bekroonde katholieke roman
XI
Van boeken
en schrijvers
Knorretje en Knarretje
E
DE
r
Een muizenorkest
sterrenkundige
Zermattens „Met reine handen
Maurice zermatten is
2o. Einde van de vlucht VutiV
a
dondermg-
Stil
Machoggeltje
NILLMIJ
Beroemd
BEPERKT MENS WORDT HEILIG
ZATERDAG 17 DECEMBER 1960
PAGINA 15
een in Nederland onbe
kend auteur. Hij is Zwit
ser en heeft voor de oorlog reeds
e®n zestal romans gepubliceerd,
Waarvan er één in het Neder
lands vertaald werd: „De duivel
In het dorp". Deze titel zou ook
kunnen gelden voor het boek,
IdJ 13IHJ U
JUL
VhRL£DEN.
tg» «s^
Toch overal
opvallend
waarvoor Zermatten de „Grand
Prix du roman Catholique" is
toegekend, maar die titel luidt:
La fontaine d'Aréthuse. DESCLéE
DE BROUWER heeft het boek
doen vertalen en nu heet het:
MET REINE HANDEN. Deze
vertaling maakt de indruk dat het
begin door een Nederlander is
gedaan en dat zijn taak later door
een Vlaming werd overgenomen.
Hoe dan ook, het boek is de
moeite zeker waard geweest, al
moet men constateren dat het
gegeven niet bijster origineel is.
99
?i Mp DasSf de en«eI' En het 1S
ipyiiÉÉ^
Geef Uw kind
een goede kans
Liturgische weekkalender
nunmumminui
door JOH. RAM
„ooft' tad Phm6gevoeld, TaTie "zoveel
U?:-
(NADRUK. VERBODEN)
99j
In een van de kleine bergdorpen
van Frans Zwitserland strpdt een vol
komen alleenstaande priester de on
gelijke strijd met de caféhouder en
leverancier van alles wat kan bij
dragen tot het gemak en genoegen
v®n de arbeiders. De pastoor is
allesbehalve een Don Camillo en de
bruut die iedere bewoner van het
kleine dorp als een vampier op de
nek zit, zeker niet diens in wezen zo
goedhartige tegenstander. Neen, het is
pastoor Clivaz bloedige ernst met de
bekering van zijn parochie. Hij wordt
zo zoetjesaan een tweede pastoor van
Ars. Hp bidt en Hjdt, vast en preekt
met een grenzenloze ijver, maar moet
het in' dit tranendal afleggen tegen de
handige zakenman, die, als in een
verhaal van Dickens, zijn zieke vrouw
meer dan tien jaar opgesloten houdt
boven op haar kamer, en zich beneden
een andere levensgezellin heeft aan
geschaft. De pastoor is zo naïef dat
Louis Tinembart, zo heet de boze man,
hem telkens weer zeer listig voor zijn
karretje kan spannen Als Louis op
een zekere dag de pastoor vraagt om
zijn bijzit te vertellen dat zij weg moet
gaan uit zijn huis omdat hij orde op
zijn geestelijke zaken wil stellen en
de pastoor betere redenen daartoe kan
aanvoeren dan hijzelf, trapt de goede
herder er in, met het gevolg dat als
de ene juffer verdwenen is, de nieuwe,
meer aantrekkelijke, haar intrede kan
Louis alle handelingen van de pastoor
en wel zo, dat tenslotte abc pelin
gen, zelfs alle kinderen, geloven dat
de pastoor een wulpse sater is. De
figuur van de rechter Martin Luyet is
zeer boeiend. Deze doodgewone, pretti
ge, eerlijke man staat te. ens weer
voor de muur van het biechtgeheim.
Terwijl hij intuïtief weet dat de pas
toor onschuldig is, zijn alle feiten, alle
verklaringen, ook die van de kinderen,
verpletterend voor de geestelijke. Toch
laat hij het proces slepen omdat hij
hoopt dat er licht* zal komen. Zoals
boven gezegd, brengt de vrouw van
de misdadiger uitkomst, anders had
de reclLer het slachtoffer moeten ver
oordelen. De pastoor antwoordt op
alle vragen met algemene beschou
wingen over de naastenliefde, hij zeurt
af en toe niet zuinig, in de ogen van
de rechter en in die van sommige
lezers zeker! het wordt een hopeloze
geschiedenis.
Maar om die geschiedenis gaat het
niet. Maurice Zermatten toont ons een
klein, beperkt mens. die in al zp'n
éénpuntigheid een heilige wordt. Met
zijn kleine aanleg, zijn aarzelingen,
zijn ijdelheid en hoogmoed, zijn hals
starrigheid en onbeheerstheid, groeit
hij tot de mannenmaat van Christus:
hp wordt een heilig priester, die zijn
leven geeft voor de waarheid. Dat
proces te volgen is een zeer boeiende
aangelegenheid. Het verhaal mag een
wat excessieve indruk maken: alles
moge wat erg op de spits zijn ge
dreven: Louis moge wat erg onmense
lijk de handlanger van de duivel zijn,
dat doet er allemaal niet toe. Het feit
alleen al dat een bekwaam roman
schrijver zich bezighoudt met het tot
heiligheid groeien van een armzalig
mens, een beperkte geest die door de
genade gegrepen wordt, is een dank
zegging waard. De lach der kinderen
Gods wordt in dit boek niet vernomen,
met bloedige ernst wordt hier Christus'
Kruisdood in een mensenziel na
geleefd.
J. W. HOFSTRA
doen. De vorige pastoors hebben het
geen twee jaar uitgehouden in Les
Flaches, maar Serafin Clivaz zit er
nu al tien jaar tegen de bierkaai te
vechten. Dat de kinderen der duister
nis slimmer zijn dan de kinderen des
lichts heeft schrijver Zermatten weer
eens uit en te na bewezen, voorzover
dat nog. nodig was. Op een avond als
er in de kroeg naast de pastorie
wordt gedronken en gedanst, ver
schijnt de pastoor als een boeteprofeet
en slingert de kroegbaas behalve alle
verwijten ook nog een glas wijn in
het gezicht. De man zint op wradk,
beweegt midden in de nacht de ge
bochelde zuster van zijn geliefde te
geloven dat een oude vrouw ver buiten
het dorp op sterven ligt, zodat zij de
pastoor kan gaan waarschuwen om de
stervende hét viaticum te brengen.
"U wacht de geestelijke in de donkere
nacht op, slaat toe. maar ziet tot zijn
ontsteltenis dat hij de mismaakte
vrouw geraakt heeft, die de pastoor
begeleidde. Bij het lijk krijgt h;j een
duivelse inval om de pastoor de mond
te snoeren: hij biecht deze en alle
andere misdaden, gaat naar huis en
beschuldigt de pastoor van moord. De
heilige man moet dus zwijgen, wordt
gevangen genomen en sterft in de
gevangenis. Maar de kroongetuige
tegen haar eigen man is de boven in
het huis opgesloten vrouw, die alles
gehoord heeft van het duivelse plan.
De misdadiger zal voor zijn schand
daad boeten.
De intrige is dus hoogst roman
tisch, maar Zermatten heeft het
zwaartepunt verplaatst. In lange
monologen ontvouwt hjj de ziels
structuur van de pastoor. Hij toont
le strikken waarin ook heiligen
7«ïn^Jvallen en die de pastoor door
zpn nederigheid weet te ontwijken.
Henoch aeneert met God ^ls eetlS
als Jacobem tHU str«dt met Hem
arrteerbam- t c!at Zermatten een
waardeerbaar t!Uent aan de dag
legt.
De Paster doet aan als volstrekt
oprecht. Hf) g aL e ziel. Hij is
een kleine te,S,en zijn zin
doet, wat hij vmdr,T ht? moet doen.
Hij vindt d.e. wa Met rf}ens
tegenover zich en weet zich dus geen
raad. Hij fantaseert graag hoe het zou
zijn als Louis zich zou bekeren en wat
hijdan allemaal zou zeggen en ant
woorden. Hij praat in dagdromen met
zichzelf. Tegelijkertijd is hf) ®chtfr-
dochtig en dan daar, waaL hetmet
hoeft. Hij voelt en beseft deachter
grond van de manipulaties tegen nem
heel goed, maar kan zich niet
weren.
Het verschrikkelijkste dat de schrij
ver ons onder ogen brengt is de ge
makkelijkheid waarmee de mensen,
de gewone, niet bijster belangrijke,
niet heel erg intelligente mensen,
verleid worden tot roddelarij, tot
achterklap, tot verdraaiing van de
waarheid. Met duivelse list verdraait
n
(Advertentie)
een eeuw levensverzekering
Zondag 18 december: 4e zondag v. d. Ad
vent; eigen mis; credo: pref. v. H. Drie-
eenhaid; —paars—
Maandag: Mis van zondag; —paars
Dinsdag: Mis van zondag; paars
Woensdag: H. Thomas, apostel; eigen mis;
2e geb. v. ferie; credo; pref. v. aposte
len; rood
Donderdag: Mis van zondag; (Haarlem;
2e geb. H. Hungerus); —paarsUtrecht:
H. Hungerus. bisschop-belijder; mis Ha-
buit; 2e geb. v. ferie; wit—
Vrijdag: Mis van zondag; paars
Zaterdag: Vigilie v. Kerstmis: eigen mis;
paars
Zondag 25 december: Geboorte v. O.H.J.C.;
3 eigen missen; credo; eigen pref. en
communie; wit
MAURICE ZERMATTEN
r waren 'ns twee varkens, die pre
cies even groot, even dik en even
rose waren Hun snuitjes waren
precies even lang, hun oogjes precies
even blauw en hun staartjes waren pre
cies dezelfde kleine, ronde krulletjes.
Het was dan ook een varkenstweeling
Het enige, dat aan die twee varkens
verschillend was, dat waren hun na
men. Maar dat scheelde dan nog maar
één enkel lettertje, want het ene var
ken heette Knorretje en het andere
Knarretje. Het hielp trouwens niet veel.
dat hun namen verschillend waren
Niemand wist precies wie Knorretje en
wie Knarretje was. Zelfs moeder Ko
telet kon ze niet uit elkaar houden en
ze vergiste zich wel honderd maal op
een dag.
..laar er was nóg een verschil tussen
de varkenstweeling Knarretje en Knor
retje. Alleen het was Iets dat je niet
zien kon. Knorretje was een lief en
goedig varkentje en Knarretje was
stout en dikwijls helemaal niet aardig.
Het was voor Knorretje we| jammer,
dat je daar zo op het oog niets van
merken kon. Als Knarretje Iets ondeu
gends had uitgehaald, kreeg Knorretje
dikwijls de schuld. En dan lachte
Knarretje zó l.ard, dat hij bijna omrolde
op zijn korte, kromme pootjes.
Op een dag, toen Knorretje over de
zandweg wal aan het wandelen was.
stond moeder Kotelet bij het vuur en
bakte pannekoeken. Knarretje stond bü
haar. Hij had een reuzezin in pannekoe
ken Wil jij jouw pannekoek misschien
vast opeten? vroeg moeder Kolelet, toen
ze er eentje gebakken had. Nou graag
moeder, zei Knarretje en dadelijk be
gon hij te smullen. In vijf minuutjes
tijd was het op. Varkens slokken nu
eenmaal erg gulzig en zeker als het zo
iets lekkers is als pannekoeken. Krijg
ik er nog een? vroeg Knarretje. Maar
moeder Kotelet zei: nee jongen, vader
en de andere kinderen moeten ook een
pannekoek. Ga maar naar buiten en
roep Knorretje, je tweelingbroer. Dan
kan h\] de volgende pannekoek krijgen
Dat viel Knarretje een beetje tegen
Hü stapte het huisje uit en zag Knorre
tje op de zandweg lopen. Wat een dom
merd, dacht Knarretje, om zover van
huis te gaan als moeder Kotelet panne-
koeken bakt. En toen kreeg hü een idee.
Hij rende driemaal het huisje rond en
Zo, ben *je daar
<ijk
Boven het water van de Grote Oceaan
zweefde de Paulina. Beneden op het
water voer de Oranje Nassau. En
Pim wachtte... wachtte op de grote
gebeurtenis. Hij voorvoelde al, wat er
komen ging. En ineens... even stond
de Paulma stil in de lucht. Toen daal
de de pocket-raket, langzaam en oen
beetje schuin in de richting van de
f^°ite J00t" Pim keek met spanning
riWV s dat even een kunststukje,
iaVfln oom Sin8 uitvoeren? Zomaar
den hLop, de boot! De Passagiers had-
dek wacA ïn de gaten. Het grote voor-
en daa- helemaal ontruimd... nog even
°P het dele e het kleine vliegtuigje
klapt.d vIe?GLweerklonk. Er werd ge-
een grote wTensen stonden plots in
nauwelijks wa*8 pT de P\Ulina! En
stapt, of uit de krW 1aar bUlte" ge'
in uniform naar voren- UT T man
^ater.^
ko„ van louter pley„ gj,,,
DrGIigcIi.
„Pim, Pim, Pim!" üon 00^ vader
slechts met moeite stamelen. En dat
niet alleen van bludSChap, maar ook
door de onstuimigheid, waarmede Pim
hem omklemd hield. Gelukkig ver
scheen nu ook oom Paul, die vader
en zoon wat opluchting gaf en (jie al
gauw de eerste verklaringen kon ge
ven.
„Ik zou mijn eigen zoon niet terug-
kennen!" verklaarde vader even later
„Ik had al zo het een en ander via
radio en televisie van jullie gehoord
en gezien. Eigenlijk ben je een bliksem
se kwajongen, Pim. Maar goed, dat
ik alles niet van te voren gewet *n
heb..."
„Dat wisten wij ook niet!" verdedig,
de oom zich. „Het is allemaal zo gelo
pen en machtig goed gegaan..."
..Ja ja," lachte vader, „dat zal wel
aan je toestel liggen. Eindelijk je zin
he, mr. Petrie? Iets groots uitgevon
den. Maar daar praten we nog wel
over. Zeg eerst al onze gasten eens goe
de dag Pim!" -
i ^irn stond ai te wuiven en te
knikken tegen al die mensen, die dich
terbij waren gekomen, de wereldreizi
gers en hun toestel bekeken en hun be
wondering niet onder stoelen of ban
ken staken. Zelfs de kinderen waren
al op de hoogte van de gebeurtenissen.
Een jongen vroeg tenminste:
„Mams, is dat nu Pepimpje Pepuis-
ter?" Zo waar een Nederlander.
,,Ik wil ook zo'n vliegtuig hebben,
mams!" ging de jongen verder. Pim
verstond de rest niet. Hij werd mee
getroond naar de kajuit van zijn vader.
Daar konden ze rustig zitten en pra
ten...
Och, och, wat was er veei te vertei
len. Dingen, die wij allemaal al we
ten, maar waar vader heel erg nieuws
gierig naar was.
Pim moest wel heel lang geduld heb
ben, voor zijn nieuwsgierigheid naar
wat de toekomst zou brengen, bevre
digd werd.
„Het is allemaal heel mooi geweest
Pim!" begon vader eindelijk.
„Maar. je vlucht is ten einde! Je
z?.gt straks je Paulina maar goede dag.
Jij blijft bij mij op de boot! Morgen
zyn we in San Francisco! Die stad
gaa we samen bekijken. En dan varen
we weer verder... Waarheen, dat zul
je wel zien. Maar het zal nog wel enke
le weken duren, voor we weer in Peu
terenburg zijn..."
Pim zat te genieten! Was er iets
heerlpkers te bedenken, dan met je
vader, op zo'n prachtige boot door
de wereld te reizen? Daarvoor was
Pim zelfs bereid, de pocket-raket op
te offeren.
Toch wilde Pim nog wel graag we
ten, wat er met de Paulina gebeuren
ging. Hy keek zpn oom vragend aan
Die begreep hem dadelijk.
i d.eUU .natuurlijk zorg over ons
toestel hèWat ik er mee ga uitvoe-
ren. Nou je kunt het dadelük nog
even bekijken, Pim. Dan vertrek ik
weer..."
„Bedoelt u, dat u van het schip weer
wegvliegt."
„Dat bedoel ik precies. Het lijkt me
op de eerste plaats beter, dat we met
de Paulina op de Oranje Nassau, niet
in San Francisco aankomen. Boven
dien... wordt het hoog tijd, dat ik tante
Paulina uit hgar hotel ga verlossen.
Die heeft al lang genoeg op me ge
wacht... Ik breng daarom vandaag nog
ons geliefd pocket-raketje aar mister
Prestway. Wat die er mee uitvoert,
zien we later wel. Dan vlieg ik met
een door naar New York en dan ver
trekken tante Paulina en ik samen zo
gauw mogelijk naar Holland. Ja, zo
zal het wel moeten gaan."
Na deze korte, maar duidelijke uit
eenzetting viel er een stilte in de ka
juit. Het was of ze alle drie een beetje
opzagen tegen de zo snel
scheiding. Maar ook vader vond ooms
oplossing de beste. Geen moeilijkhe
den met de overheid in San Francisco!
Geen moeilijkheden met de vliegtuig
bouwer Prestway en vooral... geen ver-
derj moeilijkheden met tante Paulina...
En zo gebeurde het dan! Enkele uren
na de daling startte de raket weer
Nagewuifd en lang nagestaard door al-
le opvarenden.
„Een machtig stukje werk!" moest
vader erkennen, toen hij het vliegtuig,
in snelle vaart zag verdwijnen. „Een
groot man, die oom Paul."'
„En hij wil niet eens rijk worden!"
sprak Pim.
„Dat is niet zo wonderlijk jongen!"
zei vader. „Maar ik geloof toch wel,
dat oom Paul nog veel plezier van zijn
vinding zal hebben. Die meneer Prest
way is een uitstekend vliegtuigbouwer
En ik zie de tijd toch ook zo heel ver
niet meer weg, dat vele mensen een
eigen toestelletje zullen hebben
„In de voorkamer van hun huis!"
lachte Pim.
Ineens ontdekte Pim in de verte een
geweldige huizenmassa.
„Is dat San Francisco al?"
„Ja, dat is Frisco!" zoals de men
sen hier zeggen. „Over een half uur
varen we de Golden Gate, de Gouden
Poort binnen. Onder die machtige hang
brug door, naar de zonnigste stad van
de wereld..."
Ha... er was weer een prachtige toe
komst voor Pim. Zijn luchtreis, zijn
vlucht met de Paulina was ten einde.
Maa. nieuwe verrassingen en avontu
ren stonden hem misschien te wachten.
In ieder geval, was hü bü zün vader...
En dat vergoedde alles!
Oom Paul volbracht zün plan. Hü
kon het onderhoud met de heer Prest
way kort maken. Mr. Prestway deed
nog al zijn best, oom en zün vrouw eni
ge weken vakantie te bezorgen in Ses-
tri Levante. Maar tante, telefonisch
met het verzoek op de hoogte gebracht,
gaf dadelük en zeer beslist te kennen;
„Ik wil naar huis! Ik wil de Kerst
dagen in mü'n eigen dorpje, in Peute
renburg doorbrengen. Uit. Afgelopen
Boem!"
En zo gebeurde het!
Als mischieil over enkele jaren
kleine vliegtuigjes in de handel komen,
met namen als Pepimpie! Paul Petrie!
Sestrj Levante dan weten jullie al
wie daar voor gezorgd hebben en dat
deze kleine raketjes iets te maken heb
ben: met de Vlucht van Pepimpie.
een bordje eten moeder? Dan zei moe
der: jü hebt je bordje allang op. Dit
eten is voor vader en de andere kinde-
stormde toen knorrend naar binnen,
terwijl hij riep: ha moeder, Knarretje
zegt dat U pannekoeken bakt. Ha fijn,
ik ruik het al. Krijg ik er eentje?
al Knorretje, zei
moeder. I<ük eens wat een lekkere koek
ik voor je heb klaargezet! Gulzig slok
te Knarretje de pannekoek van Knor
retje op. En Knorretje, die nog altijd op
de zandweg liep, wist nergens van. Die
snuffelde wat tussen de grasjes langs
de weg, rolde zo nu en dan eens even
tjes door 'n modderplas en knorde tegen
de vogeltjes in de bomen. Maar na een
poosje kreeg Knorretje honger. Ik ga
eens gauw kijken of moeder Kotelet Iets
voor me heeft, ze' hij tegen zichzelf en
sukkelde op een drafje naar huis.
Ruik ik dat goed? Hebt U panne
koeken gebakken? riep Knorretje toen
hü naar binnen stoof.
Moeder keek Knorretje eens aan. Dat
zul jü niet weten, dat ik pannekoeken
bak, zei ze een beetje boos. Je hebt al
lang een grote opgeslokt. Deze zün voor
vader en voor de andere kinderen.
Maar ik heb helemaal niks opgeslokt,
riep Knorretje. Ik heb al die tijd op de
zandweg gelopen. Toen zette moeder
boos haar voorpoten in haar zij en mop
perde: moet jü jokken? Foei, schaam
e eigen, 'n Heerlüke dikke pannekoek
eb je hier op zitten slokken. Ik heb het
met mün eigen ogen gezien! Maak dat
je wegkomt! O, wat was Knorretje ver
drietig, Hü begreep er eerst helemaal
niets van. Maar toen hü Knarretje te
genkwam en hem alles vertelde,
toen snapte hü het opeens. Knarretje
lachte een beetje. Zo'n heel klein v. r-
kenslachje, waardoor Knorretje wei-in
zag, dat Knarretje zün koek had opge
geten. Knorretje keerde zich boos om
en holde weg. Maar Knarretje dacht:
dat is goed gelukt. Ik probeer het mor
gen weer.
Iedere dag zat Knarretje voortaan in
de keuken, als moeder Kotelet aan' het
koken was. De ene dag was het lekke
re pap. En de volgende dag erwtensoep.
En weer een ander keertje kookte ze
appelenbrij- Maar telkens wist Knarre
tje gauw' een bordje ervan vooruit te
eten. En dan zei hij vlug: zal ik Knor
retje even roepen moeder?
Ja, dat is goed Knar, zei moeder dan.
En al kokend bemerkte ze niet, dat
Knarretje drie keer rond het huisje hol
de, dan weer naar binnen stoof en deed
of hü Knorretje was. Alle dagen kwam
Knorretje thuis met een hongerig maag
je en als hü dan vroeg: krüg ik ook
Arme Knorretje! Als hü er wat van
durfde zeggen, kreeg hü nog moppers
ook. Ik heb met mijn eigen ogen gezien-,
dat je het bordje helemaal leeg gege
ten hebt, zei moeder dan. Je bent een
slokop. Je hebt nooit genoeg.
Knarretje, dat stoute, lelijke dier had
een reuze pret. Het gaat goed, dacht
hij. Ik heb een heerlijk leventje. Alle
dagen krüg ik een dubbel portie eten.
En die domme Knorretje kan er niets
aan doen.
Nee, Knorretje kon er ook niets aan
doen, want daar was hü niet slim ge
noeg voor. Maar omdat Knorretje zo
weinig te eten kreeg en Knarretje zo
veel, gebeurde er wel wat anders.
Knorretje werd een heel mager var
ken. En Knarretje een heel dik. Moe
der Kotelet had er nog niet dadelük
erg in. Als je alle dagen je kindertjes
ziet, valt zoiets niet zo gauw op. Maar
op een dag, toen moeder Kotelet haar
kindertjes voor het huis zag spelen,
dacht ze opeens: wat loopt daar voor
een dikkerd rond. Wie zou dat zijn,
Knorretje of Knarretje? Ik denk dat
het Knorretje is. dacht ze toen. Die
komt telkens om nog een tweede bord
je eten. Dat is zo'n slokop.
Knorretje, riep ze toen. Maar het
dikke varken keek niet op. Wel kwam
er een mager varkentje aangelopen.
Ben jü Knorretje? riep moeder ver
rast. Maar kind, wat ben jij de laatste
tüd mager geworden. Ben je soms
ziek?
Nee moeder, zei Knorretje, maar ik
heb zo'n honger. Ik krüg nooit meer
warm eten ziet u! Wat zeg je me nou?
riep moeder Kotelet boos. Ik kook en
bak de hele morgen voor jullie en je
krijgt iedere morgen een vol bord,
dat zie ik met mün eigen ogen. Nee
moeder, knorde Knorretje half hui
lend. Knarretje eet altijd mün eten op.
Maar daar hebt u geen erg in. omdat
wü er precies hetzelfde uitzien.
Er precies hetzelfde uitzien? dacht
moeder. Ze keek van het magere
Knorretje naar Knarretje, die dikkerd
Nee, de varkenstweeling zag er hele
maal niet meer hetzelfde uit! Het was
helemaal fout met die twee. Die een
kreeg alles en de ander kreeg niks
Maar het zou afgelopen zijn!
De volgende dag kookte ze lekkere
broodpap en gaf Knarretje het eerste
bord. Zal ik Knorretje even gaan roe
pen? vroeg Knarretje zoals gewoon
lijk. Hij holde driemaal het huis rond
en kwam toen weer binnen, net of hü
Knorretje was. Maar moeder greep
hem bij zün oor en riep: Daar heb ik
je gesnapt, lelüke ondeugd. Jij bent
veel dikker geworden dan Knorretje,
door al het eten dat je voor hem hebt
opgegeten. Een week lang krüg .ie niks
anders dan water en brood. En Knor
retje krijgt jouw eten erbü
Dat was heel verstandig bedacht van
moeder Kotelet. Want na een week
was Knorretje wat dikker geworden en
Knarretje wat dunner. Ze zagen er
weer precies hetzelfde uit.
Nu eten jullie voo..rtaan samen tege
lijk je bordje leeg, zodat ik het met
mün eigen ogen zien kan, zei moeder
Kotelet. Zoiets oneerlüks zal in mijn
huis niet meer gebeuren. En moeder
Kotelet had nog gelijk ook. Want Knor
retje en Knarrètje de varkenstweeling
bleven sinds die dag precies even
groot, even rose en óók... precies even
dik!
LEA SMULDERS.
fc.U r
- J
f-Z- gawij
J\ /I achie-Macho- Machoggeltje,
ill een muisie met een bocheltje,
at smaak'lijk van de gele kaas
in 't winkeltje van Doris Daas.
Hij knaagde en hij knabbelde,
hij slikte en hij sabbelde.
„Wat hoor ik daar?" riep Doris Daas.
„Wie zit er nou toch aan mijn kaas?
Een muisje met een bocheltje!"
„Piep- pieeeep. piep" riep Machoggeltje.
Hij vluchtte met een reuze vaart.
Maar Doris greep hem bij zijn staart.
„Kijk, kijk" riep Doris Daas vol vuur.
„Dit is een wonder der natuur:
Een muisje met een bocheltje!
Kom hier jij, klein Machoggeltje.
Ik stop jou in een leuke kooi.
Je krijgt een bed van stro en hooi
Daar zit ons klein Machoggeltje
te lachen met zijn bocheltje.
Nu krijgt hij alle dagen kaas.
en room en spek van Doris Daas.
,,'t Is heerlijk" zegt Machoggeltje
„Dit dank ik aan mijn bocheltje!
yERA WITTE
„Bah ik verveel me hier dood", piep
te Rakker de muis. „Dat moet je niet
zeggen hoor, je bent alleen maar lui
zei Willy Muis. „Nou ja, er is hier nie
mand óm te plagen, ik heb hier nog
geen muis gezien, ik ga hier weg". Dat
komt omdat je hier pas één dag bent,
Rakker", zei Willy weer. „Zullen we
wat gaan kyken hier en daar?" „Ja,
dat doen we". Rakker sprong en met
een ernstig gezicht ging hü de tafel be
kaken die in de keuken stond waar de
muisjes woonden. Het waren ee-n stel
leuke muizen hoor want lees maar.
„Bingl! Bong!!", deed de klok. Eén
uu. telde Rakker. „Kük eens hier staat
een doos Wil, maak hem eens open".
Samen duwden ze tegen de schoenendoos
en dat is een zwaar karwei hoor voor
kleine muisjes als Willy en Rakker.
„Kpk uit, hü valt om", rie.p Willy en
gauw tripte ze weg. „Boem", zei de
doos en alle rommel die in de doos zat
rolde er uit. Een pillendoos rolde vlak
oor Rakker's voeten. Rakker gaf hem
een tik, het gaf een dof geluid. „Ik weet
wat, ik weet wat". Rakker danste plot
seling in het rond. „We maken een or
kest piepte Rakker. „Zie je dit ding
ia". Willy keek verbaasd wat had die
Rakker. „Ik heb hier een lucifer en
sla tegen het doosje wat doet dat dan"?
„Boem", zei Willy. „Juist en nou Rom-
bom-boem", zcj Rakker en dat is nou
de trommel." „O. nu begrijp is het, ik
heb ook wat, kük eens". Willy pakte
een kam, greep een lepel uit de kast en
ging roets langs de kam- „Ksssj". deed
het. „O, wat leuk. luister eens! „Plot
seling zong Rakker „Rom-bom-bom
deed de grote trom.
We springen en zingen. Nu op de
maat. Var 's morgens vroeg tot
.avonds heel laat". Ondertussen sloeg
Rakker ncfg op de trom en Willy deed
het op de kam. „Stil, ik hoor wat",
fluisterde Willy. „Stil maar, wü zün
het maar" en er kwamen vier muisjes
tevoorschün. Wü zün van de buren, zei
de vader muis. We hoorden jullie,
doe het nog eens piepte een ander. Dat
is best hoor maar hoe heten jullie. O. wij
zün Vader, Moeder, Piep en Flip muis.
De hele nacht zün ze bezig geweest.
En als het 's avonds pikdonker is. komen
ze te voorschijn. Eerst Rakker en Willy,
dan het gezin muis en soms nog meer
anderen. En als jü eens 's avonds wak
ker ligt moet je toch eens luisteren,
misschien is er jullie
wel muizenmuziek.
's nachts ook
Het is 330 jaar geleden, dat de ster
renkundige en uitvinder van de ster
renkijker, Johan Kepler, gestorven is.
In de oudheid kende men zeven ster
renbeelden, maar geen vaste regelen
voor hun beweging. In het jaar 1572
zag een jonge Deense edelman een bui
tengewoon sterk lichtende ster, die
hem hij kende de sterrenhemel nauw
keurig tot nu toe niet opgevallen
was. Door middel van zelf uitgedachte
en vervaardigde instrumenten nam hü
de beweging van de planeten waar. Op
deze wijze schiep hij een levenswerk,
dat ver uitstak boven dat van zijn voor
gangers, de Grieken en de Arabieren.
Kepler trachtte vooral de planeet Mars
te doorgronden. Geen lichte taak! Want
wij kijken niet steeds op Mars neer
maar wij staan op de aarde, die zelf
draait en beweegt. Maar juist het vast
leggen van deze beweging van de aar
de en het in verband brengen met de
waargenomen bewegingen van Mars
was het grote werk van Kepler He'
was een oneindig moeilijke taak en dik
wijls moest hij van voren af aan be
ginnen, maar tenslotte wist de taaie
wil van Kepler de zegepraal te beha
len en het raadsel werd door hem op
gelost.
Het leven van Kepler is de worste
ling geweest van een genie (buitenge-
-r-i--r-;-d-
wone gave), dat de wegen van de ster
ren ontdekte en de hoge lichten zag
in de oneindige werelden.
Als kind zwierf hij met zijn ouders
her en der, nu op deze en dan op gene
school toevallig kennis vergarend tot
hij eindelijk, om mede in het onder
houd van zijn gezin te voorzien op het
land ging werken. Later werd hii le
raar te Graz.
Kepler werd in zijn sterrenkundig
werk niet alleen ten zeerste belemmerd,
maar hij bezat ook niet de middelen
om zich hulp te verschaffen, ten ein
de bij zijn waarnemingen en theorieën
de nodige berekeningen te kunnen ma
ken.
Eaar de geldnood, waarin Kepler ver»
eeide, steeds nijpender werd, ging op
sterrenkundige ontdekkingen te
vei kopen. Hij had een tas vol geleer
de en kostbare aantekeningen, maar
ersmachtte van honger en dorst. Da
gen achtereen reed hij te paard de lan
ge weg naar Regensburg. Daar aan
gekomen echter was hij totaal op van
vermoeienis en uitputting. De inspan
ning was te groot geweest. Hij kon
met meer. Hevige koortsen overvielen
hem en als in een jachtende droom
flitstet heel zijn veelbewogen leven
langs zijn geest. Eén ononderbroken
aaneenschakeling van ellende en ram
pen, van ziekten en geldnood, maar
toch ook van grote voldoening in het
ontzaglijke werk. dat hij ondanks alles
in de afgelopen jaren had verzet. Nog
was zijn geest wakker en helder. Maar
de afmatting was te groot geweest.
Na nog enige dagen de worsteling om
het leven te hebben kunnen volhouden
stief hij op 15 december 16»0. KepV
werd te Regensburg 'begraven.