Bekroonde katholieke roman XI Van boeken en schrijvers Knorretje en Knarretje E DE r Een muizenorkest sterrenkundige Zermattens „Met reine handen Maurice zermatten is 2o. Einde van de vlucht VutiV a dondermg- Stil Machoggeltje NILLMIJ Beroemd BEPERKT MENS WORDT HEILIG ZATERDAG 17 DECEMBER 1960 PAGINA 15 een in Nederland onbe kend auteur. Hij is Zwit ser en heeft voor de oorlog reeds e®n zestal romans gepubliceerd, Waarvan er één in het Neder lands vertaald werd: „De duivel In het dorp". Deze titel zou ook kunnen gelden voor het boek, IdJ 13IHJ U JUL VhRL£DEN. tg» «s^ Toch overal opvallend waarvoor Zermatten de „Grand Prix du roman Catholique" is toegekend, maar die titel luidt: La fontaine d'Aréthuse. DESCLéE DE BROUWER heeft het boek doen vertalen en nu heet het: MET REINE HANDEN. Deze vertaling maakt de indruk dat het begin door een Nederlander is gedaan en dat zijn taak later door een Vlaming werd overgenomen. Hoe dan ook, het boek is de moeite zeker waard geweest, al moet men constateren dat het gegeven niet bijster origineel is. 99 ?i Mp DasSf de en«eI' En het 1S ipyiiÉÉ^ Geef Uw kind een goede kans Liturgische weekkalender nunmumminui door JOH. RAM „ooft' tad Phm6gevoeld, TaTie "zoveel U?:- (NADRUK. VERBODEN) 99j In een van de kleine bergdorpen van Frans Zwitserland strpdt een vol komen alleenstaande priester de on gelijke strijd met de caféhouder en leverancier van alles wat kan bij dragen tot het gemak en genoegen v®n de arbeiders. De pastoor is allesbehalve een Don Camillo en de bruut die iedere bewoner van het kleine dorp als een vampier op de nek zit, zeker niet diens in wezen zo goedhartige tegenstander. Neen, het is pastoor Clivaz bloedige ernst met de bekering van zijn parochie. Hij wordt zo zoetjesaan een tweede pastoor van Ars. Hp bidt en Hjdt, vast en preekt met een grenzenloze ijver, maar moet het in' dit tranendal afleggen tegen de handige zakenman, die, als in een verhaal van Dickens, zijn zieke vrouw meer dan tien jaar opgesloten houdt boven op haar kamer, en zich beneden een andere levensgezellin heeft aan geschaft. De pastoor is zo naïef dat Louis Tinembart, zo heet de boze man, hem telkens weer zeer listig voor zijn karretje kan spannen Als Louis op een zekere dag de pastoor vraagt om zijn bijzit te vertellen dat zij weg moet gaan uit zijn huis omdat hij orde op zijn geestelijke zaken wil stellen en de pastoor betere redenen daartoe kan aanvoeren dan hijzelf, trapt de goede herder er in, met het gevolg dat als de ene juffer verdwenen is, de nieuwe, meer aantrekkelijke, haar intrede kan Louis alle handelingen van de pastoor en wel zo, dat tenslotte abc pelin gen, zelfs alle kinderen, geloven dat de pastoor een wulpse sater is. De figuur van de rechter Martin Luyet is zeer boeiend. Deze doodgewone, pretti ge, eerlijke man staat te. ens weer voor de muur van het biechtgeheim. Terwijl hij intuïtief weet dat de pas toor onschuldig is, zijn alle feiten, alle verklaringen, ook die van de kinderen, verpletterend voor de geestelijke. Toch laat hij het proces slepen omdat hij hoopt dat er licht* zal komen. Zoals boven gezegd, brengt de vrouw van de misdadiger uitkomst, anders had de reclLer het slachtoffer moeten ver oordelen. De pastoor antwoordt op alle vragen met algemene beschou wingen over de naastenliefde, hij zeurt af en toe niet zuinig, in de ogen van de rechter en in die van sommige lezers zeker! het wordt een hopeloze geschiedenis. Maar om die geschiedenis gaat het niet. Maurice Zermatten toont ons een klein, beperkt mens. die in al zp'n éénpuntigheid een heilige wordt. Met zijn kleine aanleg, zijn aarzelingen, zijn ijdelheid en hoogmoed, zijn hals starrigheid en onbeheerstheid, groeit hij tot de mannenmaat van Christus: hp wordt een heilig priester, die zijn leven geeft voor de waarheid. Dat proces te volgen is een zeer boeiende aangelegenheid. Het verhaal mag een wat excessieve indruk maken: alles moge wat erg op de spits zijn ge dreven: Louis moge wat erg onmense lijk de handlanger van de duivel zijn, dat doet er allemaal niet toe. Het feit alleen al dat een bekwaam roman schrijver zich bezighoudt met het tot heiligheid groeien van een armzalig mens, een beperkte geest die door de genade gegrepen wordt, is een dank zegging waard. De lach der kinderen Gods wordt in dit boek niet vernomen, met bloedige ernst wordt hier Christus' Kruisdood in een mensenziel na geleefd. J. W. HOFSTRA doen. De vorige pastoors hebben het geen twee jaar uitgehouden in Les Flaches, maar Serafin Clivaz zit er nu al tien jaar tegen de bierkaai te vechten. Dat de kinderen der duister nis slimmer zijn dan de kinderen des lichts heeft schrijver Zermatten weer eens uit en te na bewezen, voorzover dat nog. nodig was. Op een avond als er in de kroeg naast de pastorie wordt gedronken en gedanst, ver schijnt de pastoor als een boeteprofeet en slingert de kroegbaas behalve alle verwijten ook nog een glas wijn in het gezicht. De man zint op wradk, beweegt midden in de nacht de ge bochelde zuster van zijn geliefde te geloven dat een oude vrouw ver buiten het dorp op sterven ligt, zodat zij de pastoor kan gaan waarschuwen om de stervende hét viaticum te brengen. "U wacht de geestelijke in de donkere nacht op, slaat toe. maar ziet tot zijn ontsteltenis dat hij de mismaakte vrouw geraakt heeft, die de pastoor begeleidde. Bij het lijk krijgt h;j een duivelse inval om de pastoor de mond te snoeren: hij biecht deze en alle andere misdaden, gaat naar huis en beschuldigt de pastoor van moord. De heilige man moet dus zwijgen, wordt gevangen genomen en sterft in de gevangenis. Maar de kroongetuige tegen haar eigen man is de boven in het huis opgesloten vrouw, die alles gehoord heeft van het duivelse plan. De misdadiger zal voor zijn schand daad boeten. De intrige is dus hoogst roman tisch, maar Zermatten heeft het zwaartepunt verplaatst. In lange monologen ontvouwt hjj de ziels structuur van de pastoor. Hij toont le strikken waarin ook heiligen 7«ïn^Jvallen en die de pastoor door zpn nederigheid weet te ontwijken. Henoch aeneert met God ^ls eetlS als Jacobem tHU str«dt met Hem arrteerbam- t c!at Zermatten een waardeerbaar t!Uent aan de dag legt. De Paster doet aan als volstrekt oprecht. Hf) g aL e ziel. Hij is een kleine te,S,en zijn zin doet, wat hij vmdr,T ht? moet doen. Hij vindt d.e. wa Met rf}ens tegenover zich en weet zich dus geen raad. Hij fantaseert graag hoe het zou zijn als Louis zich zou bekeren en wat hijdan allemaal zou zeggen en ant woorden. Hij praat in dagdromen met zichzelf. Tegelijkertijd is hf) ®chtfr- dochtig en dan daar, waaL hetmet hoeft. Hij voelt en beseft deachter grond van de manipulaties tegen nem heel goed, maar kan zich niet weren. Het verschrikkelijkste dat de schrij ver ons onder ogen brengt is de ge makkelijkheid waarmee de mensen, de gewone, niet bijster belangrijke, niet heel erg intelligente mensen, verleid worden tot roddelarij, tot achterklap, tot verdraaiing van de waarheid. Met duivelse list verdraait n (Advertentie) een eeuw levensverzekering Zondag 18 december: 4e zondag v. d. Ad vent; eigen mis; credo: pref. v. H. Drie- eenhaid; —paars— Maandag: Mis van zondag; —paars Dinsdag: Mis van zondag; paars Woensdag: H. Thomas, apostel; eigen mis; 2e geb. v. ferie; credo; pref. v. aposte len; rood Donderdag: Mis van zondag; (Haarlem; 2e geb. H. Hungerus); —paarsUtrecht: H. Hungerus. bisschop-belijder; mis Ha- buit; 2e geb. v. ferie; wit— Vrijdag: Mis van zondag; paars Zaterdag: Vigilie v. Kerstmis: eigen mis; paars Zondag 25 december: Geboorte v. O.H.J.C.; 3 eigen missen; credo; eigen pref. en communie; wit MAURICE ZERMATTEN r waren 'ns twee varkens, die pre cies even groot, even dik en even rose waren Hun snuitjes waren precies even lang, hun oogjes precies even blauw en hun staartjes waren pre cies dezelfde kleine, ronde krulletjes. Het was dan ook een varkenstweeling Het enige, dat aan die twee varkens verschillend was, dat waren hun na men. Maar dat scheelde dan nog maar één enkel lettertje, want het ene var ken heette Knorretje en het andere Knarretje. Het hielp trouwens niet veel. dat hun namen verschillend waren Niemand wist precies wie Knorretje en wie Knarretje was. Zelfs moeder Ko telet kon ze niet uit elkaar houden en ze vergiste zich wel honderd maal op een dag. ..laar er was nóg een verschil tussen de varkenstweeling Knarretje en Knor retje. Alleen het was Iets dat je niet zien kon. Knorretje was een lief en goedig varkentje en Knarretje was stout en dikwijls helemaal niet aardig. Het was voor Knorretje we| jammer, dat je daar zo op het oog niets van merken kon. Als Knarretje Iets ondeu gends had uitgehaald, kreeg Knorretje dikwijls de schuld. En dan lachte Knarretje zó l.ard, dat hij bijna omrolde op zijn korte, kromme pootjes. Op een dag, toen Knorretje over de zandweg wal aan het wandelen was. stond moeder Kotelet bij het vuur en bakte pannekoeken. Knarretje stond bü haar. Hij had een reuzezin in pannekoe ken Wil jij jouw pannekoek misschien vast opeten? vroeg moeder Kolelet, toen ze er eentje gebakken had. Nou graag moeder, zei Knarretje en dadelijk be gon hij te smullen. In vijf minuutjes tijd was het op. Varkens slokken nu eenmaal erg gulzig en zeker als het zo iets lekkers is als pannekoeken. Krijg ik er nog een? vroeg Knarretje. Maar moeder Kotelet zei: nee jongen, vader en de andere kinderen moeten ook een pannekoek. Ga maar naar buiten en roep Knorretje, je tweelingbroer. Dan kan h\] de volgende pannekoek krijgen Dat viel Knarretje een beetje tegen Hü stapte het huisje uit en zag Knorre tje op de zandweg lopen. Wat een dom merd, dacht Knarretje, om zover van huis te gaan als moeder Kotelet panne- koeken bakt. En toen kreeg hü een idee. Hij rende driemaal het huisje rond en Zo, ben *je daar <ijk Boven het water van de Grote Oceaan zweefde de Paulina. Beneden op het water voer de Oranje Nassau. En Pim wachtte... wachtte op de grote gebeurtenis. Hij voorvoelde al, wat er komen ging. En ineens... even stond de Paulma stil in de lucht. Toen daal de de pocket-raket, langzaam en oen beetje schuin in de richting van de f^°ite J00t" Pim keek met spanning riWV s dat even een kunststukje, iaVfln oom Sin8 uitvoeren? Zomaar den hLop, de boot! De Passagiers had- dek wacA ïn de gaten. Het grote voor- en daa- helemaal ontruimd... nog even °P het dele e het kleine vliegtuigje klapt.d vIe?GLweerklonk. Er werd ge- een grote wTensen stonden plots in nauwelijks wa*8 pT de P\Ulina! En stapt, of uit de krW 1aar bUlte" ge' in uniform naar voren- UT T man ^ater.^ ko„ van louter pley„ gj,,, DrGIigcIi. „Pim, Pim, Pim!" üon 00^ vader slechts met moeite stamelen. En dat niet alleen van bludSChap, maar ook door de onstuimigheid, waarmede Pim hem omklemd hield. Gelukkig ver scheen nu ook oom Paul, die vader en zoon wat opluchting gaf en (jie al gauw de eerste verklaringen kon ge ven. „Ik zou mijn eigen zoon niet terug- kennen!" verklaarde vader even later „Ik had al zo het een en ander via radio en televisie van jullie gehoord en gezien. Eigenlijk ben je een bliksem se kwajongen, Pim. Maar goed, dat ik alles niet van te voren gewet *n heb..." „Dat wisten wij ook niet!" verdedig, de oom zich. „Het is allemaal zo gelo pen en machtig goed gegaan..." ..Ja ja," lachte vader, „dat zal wel aan je toestel liggen. Eindelijk je zin he, mr. Petrie? Iets groots uitgevon den. Maar daar praten we nog wel over. Zeg eerst al onze gasten eens goe de dag Pim!" - i ^irn stond ai te wuiven en te knikken tegen al die mensen, die dich terbij waren gekomen, de wereldreizi gers en hun toestel bekeken en hun be wondering niet onder stoelen of ban ken staken. Zelfs de kinderen waren al op de hoogte van de gebeurtenissen. Een jongen vroeg tenminste: „Mams, is dat nu Pepimpje Pepuis- ter?" Zo waar een Nederlander. ,,Ik wil ook zo'n vliegtuig hebben, mams!" ging de jongen verder. Pim verstond de rest niet. Hij werd mee getroond naar de kajuit van zijn vader. Daar konden ze rustig zitten en pra ten... Och, och, wat was er veei te vertei len. Dingen, die wij allemaal al we ten, maar waar vader heel erg nieuws gierig naar was. Pim moest wel heel lang geduld heb ben, voor zijn nieuwsgierigheid naar wat de toekomst zou brengen, bevre digd werd. „Het is allemaal heel mooi geweest Pim!" begon vader eindelijk. „Maar. je vlucht is ten einde! Je z?.gt straks je Paulina maar goede dag. Jij blijft bij mij op de boot! Morgen zyn we in San Francisco! Die stad gaa we samen bekijken. En dan varen we weer verder... Waarheen, dat zul je wel zien. Maar het zal nog wel enke le weken duren, voor we weer in Peu terenburg zijn..." Pim zat te genieten! Was er iets heerlpkers te bedenken, dan met je vader, op zo'n prachtige boot door de wereld te reizen? Daarvoor was Pim zelfs bereid, de pocket-raket op te offeren. Toch wilde Pim nog wel graag we ten, wat er met de Paulina gebeuren ging. Hy keek zpn oom vragend aan Die begreep hem dadelijk. i d.eUU .natuurlijk zorg over ons toestel hèWat ik er mee ga uitvoe- ren. Nou je kunt het dadelük nog even bekijken, Pim. Dan vertrek ik weer..." „Bedoelt u, dat u van het schip weer wegvliegt." „Dat bedoel ik precies. Het lijkt me op de eerste plaats beter, dat we met de Paulina op de Oranje Nassau, niet in San Francisco aankomen. Boven dien... wordt het hoog tijd, dat ik tante Paulina uit hgar hotel ga verlossen. Die heeft al lang genoeg op me ge wacht... Ik breng daarom vandaag nog ons geliefd pocket-raketje aar mister Prestway. Wat die er mee uitvoert, zien we later wel. Dan vlieg ik met een door naar New York en dan ver trekken tante Paulina en ik samen zo gauw mogelijk naar Holland. Ja, zo zal het wel moeten gaan." Na deze korte, maar duidelijke uit eenzetting viel er een stilte in de ka juit. Het was of ze alle drie een beetje opzagen tegen de zo snel scheiding. Maar ook vader vond ooms oplossing de beste. Geen moeilijkhe den met de overheid in San Francisco! Geen moeilijkheden met de vliegtuig bouwer Prestway en vooral... geen ver- derj moeilijkheden met tante Paulina... En zo gebeurde het dan! Enkele uren na de daling startte de raket weer Nagewuifd en lang nagestaard door al- le opvarenden. „Een machtig stukje werk!" moest vader erkennen, toen hij het vliegtuig, in snelle vaart zag verdwijnen. „Een groot man, die oom Paul."' „En hij wil niet eens rijk worden!" sprak Pim. „Dat is niet zo wonderlijk jongen!" zei vader. „Maar ik geloof toch wel, dat oom Paul nog veel plezier van zijn vinding zal hebben. Die meneer Prest way is een uitstekend vliegtuigbouwer En ik zie de tijd toch ook zo heel ver niet meer weg, dat vele mensen een eigen toestelletje zullen hebben „In de voorkamer van hun huis!" lachte Pim. Ineens ontdekte Pim in de verte een geweldige huizenmassa. „Is dat San Francisco al?" „Ja, dat is Frisco!" zoals de men sen hier zeggen. „Over een half uur varen we de Golden Gate, de Gouden Poort binnen. Onder die machtige hang brug door, naar de zonnigste stad van de wereld..." Ha... er was weer een prachtige toe komst voor Pim. Zijn luchtreis, zijn vlucht met de Paulina was ten einde. Maa. nieuwe verrassingen en avontu ren stonden hem misschien te wachten. In ieder geval, was hü bü zün vader... En dat vergoedde alles! Oom Paul volbracht zün plan. Hü kon het onderhoud met de heer Prest way kort maken. Mr. Prestway deed nog al zijn best, oom en zün vrouw eni ge weken vakantie te bezorgen in Ses- tri Levante. Maar tante, telefonisch met het verzoek op de hoogte gebracht, gaf dadelük en zeer beslist te kennen; „Ik wil naar huis! Ik wil de Kerst dagen in mü'n eigen dorpje, in Peute renburg doorbrengen. Uit. Afgelopen Boem!" En zo gebeurde het! Als mischieil over enkele jaren kleine vliegtuigjes in de handel komen, met namen als Pepimpie! Paul Petrie! Sestrj Levante dan weten jullie al wie daar voor gezorgd hebben en dat deze kleine raketjes iets te maken heb ben: met de Vlucht van Pepimpie. een bordje eten moeder? Dan zei moe der: jü hebt je bordje allang op. Dit eten is voor vader en de andere kinde- stormde toen knorrend naar binnen, terwijl hij riep: ha moeder, Knarretje zegt dat U pannekoeken bakt. Ha fijn, ik ruik het al. Krijg ik er eentje? al Knorretje, zei moeder. I<ük eens wat een lekkere koek ik voor je heb klaargezet! Gulzig slok te Knarretje de pannekoek van Knor retje op. En Knorretje, die nog altijd op de zandweg liep, wist nergens van. Die snuffelde wat tussen de grasjes langs de weg, rolde zo nu en dan eens even tjes door 'n modderplas en knorde tegen de vogeltjes in de bomen. Maar na een poosje kreeg Knorretje honger. Ik ga eens gauw kijken of moeder Kotelet Iets voor me heeft, ze' hij tegen zichzelf en sukkelde op een drafje naar huis. Ruik ik dat goed? Hebt U panne koeken gebakken? riep Knorretje toen hü naar binnen stoof. Moeder keek Knorretje eens aan. Dat zul jü niet weten, dat ik pannekoeken bak, zei ze een beetje boos. Je hebt al lang een grote opgeslokt. Deze zün voor vader en voor de andere kinderen. Maar ik heb helemaal niks opgeslokt, riep Knorretje. Ik heb al die tijd op de zandweg gelopen. Toen zette moeder boos haar voorpoten in haar zij en mop perde: moet jü jokken? Foei, schaam e eigen, 'n Heerlüke dikke pannekoek eb je hier op zitten slokken. Ik heb het met mün eigen ogen gezien! Maak dat je wegkomt! O, wat was Knorretje ver drietig, Hü begreep er eerst helemaal niets van. Maar toen hü Knarretje te genkwam en hem alles vertelde, toen snapte hü het opeens. Knarretje lachte een beetje. Zo'n heel klein v. r- kenslachje, waardoor Knorretje wei-in zag, dat Knarretje zün koek had opge geten. Knorretje keerde zich boos om en holde weg. Maar Knarretje dacht: dat is goed gelukt. Ik probeer het mor gen weer. Iedere dag zat Knarretje voortaan in de keuken, als moeder Kotelet aan' het koken was. De ene dag was het lekke re pap. En de volgende dag erwtensoep. En weer een ander keertje kookte ze appelenbrij- Maar telkens wist Knarre tje gauw' een bordje ervan vooruit te eten. En dan zei hij vlug: zal ik Knor retje even roepen moeder? Ja, dat is goed Knar, zei moeder dan. En al kokend bemerkte ze niet, dat Knarretje drie keer rond het huisje hol de, dan weer naar binnen stoof en deed of hü Knorretje was. Alle dagen kwam Knorretje thuis met een hongerig maag je en als hü dan vroeg: krüg ik ook Arme Knorretje! Als hü er wat van durfde zeggen, kreeg hü nog moppers ook. Ik heb met mijn eigen ogen gezien-, dat je het bordje helemaal leeg gege ten hebt, zei moeder dan. Je bent een slokop. Je hebt nooit genoeg. Knarretje, dat stoute, lelijke dier had een reuze pret. Het gaat goed, dacht hij. Ik heb een heerlijk leventje. Alle dagen krüg ik een dubbel portie eten. En die domme Knorretje kan er niets aan doen. Nee, Knorretje kon er ook niets aan doen, want daar was hü niet slim ge noeg voor. Maar omdat Knorretje zo weinig te eten kreeg en Knarretje zo veel, gebeurde er wel wat anders. Knorretje werd een heel mager var ken. En Knarretje een heel dik. Moe der Kotelet had er nog niet dadelük erg in. Als je alle dagen je kindertjes ziet, valt zoiets niet zo gauw op. Maar op een dag, toen moeder Kotelet haar kindertjes voor het huis zag spelen, dacht ze opeens: wat loopt daar voor een dikkerd rond. Wie zou dat zijn, Knorretje of Knarretje? Ik denk dat het Knorretje is. dacht ze toen. Die komt telkens om nog een tweede bord je eten. Dat is zo'n slokop. Knorretje, riep ze toen. Maar het dikke varken keek niet op. Wel kwam er een mager varkentje aangelopen. Ben jü Knorretje? riep moeder ver rast. Maar kind, wat ben jij de laatste tüd mager geworden. Ben je soms ziek? Nee moeder, zei Knorretje, maar ik heb zo'n honger. Ik krüg nooit meer warm eten ziet u! Wat zeg je me nou? riep moeder Kotelet boos. Ik kook en bak de hele morgen voor jullie en je krijgt iedere morgen een vol bord, dat zie ik met mün eigen ogen. Nee moeder, knorde Knorretje half hui lend. Knarretje eet altijd mün eten op. Maar daar hebt u geen erg in. omdat wü er precies hetzelfde uitzien. Er precies hetzelfde uitzien? dacht moeder. Ze keek van het magere Knorretje naar Knarretje, die dikkerd Nee, de varkenstweeling zag er hele maal niet meer hetzelfde uit! Het was helemaal fout met die twee. Die een kreeg alles en de ander kreeg niks Maar het zou afgelopen zijn! De volgende dag kookte ze lekkere broodpap en gaf Knarretje het eerste bord. Zal ik Knorretje even gaan roe pen? vroeg Knarretje zoals gewoon lijk. Hij holde driemaal het huis rond en kwam toen weer binnen, net of hü Knorretje was. Maar moeder greep hem bij zün oor en riep: Daar heb ik je gesnapt, lelüke ondeugd. Jij bent veel dikker geworden dan Knorretje, door al het eten dat je voor hem hebt opgegeten. Een week lang krüg .ie niks anders dan water en brood. En Knor retje krijgt jouw eten erbü Dat was heel verstandig bedacht van moeder Kotelet. Want na een week was Knorretje wat dikker geworden en Knarretje wat dunner. Ze zagen er weer precies hetzelfde uit. Nu eten jullie voo..rtaan samen tege lijk je bordje leeg, zodat ik het met mün eigen ogen zien kan, zei moeder Kotelet. Zoiets oneerlüks zal in mijn huis niet meer gebeuren. En moeder Kotelet had nog gelijk ook. Want Knor retje en Knarrètje de varkenstweeling bleven sinds die dag precies even groot, even rose en óók... precies even dik! LEA SMULDERS. fc.U r - J f-Z- gawij J\ /I achie-Macho- Machoggeltje, ill een muisie met een bocheltje, at smaak'lijk van de gele kaas in 't winkeltje van Doris Daas. Hij knaagde en hij knabbelde, hij slikte en hij sabbelde. „Wat hoor ik daar?" riep Doris Daas. „Wie zit er nou toch aan mijn kaas? Een muisje met een bocheltje!" „Piep- pieeeep. piep" riep Machoggeltje. Hij vluchtte met een reuze vaart. Maar Doris greep hem bij zijn staart. „Kijk, kijk" riep Doris Daas vol vuur. „Dit is een wonder der natuur: Een muisje met een bocheltje! Kom hier jij, klein Machoggeltje. Ik stop jou in een leuke kooi. Je krijgt een bed van stro en hooi Daar zit ons klein Machoggeltje te lachen met zijn bocheltje. Nu krijgt hij alle dagen kaas. en room en spek van Doris Daas. ,,'t Is heerlijk" zegt Machoggeltje „Dit dank ik aan mijn bocheltje! yERA WITTE „Bah ik verveel me hier dood", piep te Rakker de muis. „Dat moet je niet zeggen hoor, je bent alleen maar lui zei Willy Muis. „Nou ja, er is hier nie mand óm te plagen, ik heb hier nog geen muis gezien, ik ga hier weg". Dat komt omdat je hier pas één dag bent, Rakker", zei Willy weer. „Zullen we wat gaan kyken hier en daar?" „Ja, dat doen we". Rakker sprong en met een ernstig gezicht ging hü de tafel be kaken die in de keuken stond waar de muisjes woonden. Het waren ee-n stel leuke muizen hoor want lees maar. „Bingl! Bong!!", deed de klok. Eén uu. telde Rakker. „Kük eens hier staat een doos Wil, maak hem eens open". Samen duwden ze tegen de schoenendoos en dat is een zwaar karwei hoor voor kleine muisjes als Willy en Rakker. „Kpk uit, hü valt om", rie.p Willy en gauw tripte ze weg. „Boem", zei de doos en alle rommel die in de doos zat rolde er uit. Een pillendoos rolde vlak oor Rakker's voeten. Rakker gaf hem een tik, het gaf een dof geluid. „Ik weet wat, ik weet wat". Rakker danste plot seling in het rond. „We maken een or kest piepte Rakker. „Zie je dit ding ia". Willy keek verbaasd wat had die Rakker. „Ik heb hier een lucifer en sla tegen het doosje wat doet dat dan"? „Boem", zei Willy. „Juist en nou Rom- bom-boem", zcj Rakker en dat is nou de trommel." „O. nu begrijp is het, ik heb ook wat, kük eens". Willy pakte een kam, greep een lepel uit de kast en ging roets langs de kam- „Ksssj". deed het. „O, wat leuk. luister eens! „Plot seling zong Rakker „Rom-bom-bom deed de grote trom. We springen en zingen. Nu op de maat. Var 's morgens vroeg tot .avonds heel laat". Ondertussen sloeg Rakker ncfg op de trom en Willy deed het op de kam. „Stil, ik hoor wat", fluisterde Willy. „Stil maar, wü zün het maar" en er kwamen vier muisjes tevoorschün. Wü zün van de buren, zei de vader muis. We hoorden jullie, doe het nog eens piepte een ander. Dat is best hoor maar hoe heten jullie. O. wij zün Vader, Moeder, Piep en Flip muis. De hele nacht zün ze bezig geweest. En als het 's avonds pikdonker is. komen ze te voorschijn. Eerst Rakker en Willy, dan het gezin muis en soms nog meer anderen. En als jü eens 's avonds wak ker ligt moet je toch eens luisteren, misschien is er jullie wel muizenmuziek. 's nachts ook Het is 330 jaar geleden, dat de ster renkundige en uitvinder van de ster renkijker, Johan Kepler, gestorven is. In de oudheid kende men zeven ster renbeelden, maar geen vaste regelen voor hun beweging. In het jaar 1572 zag een jonge Deense edelman een bui tengewoon sterk lichtende ster, die hem hij kende de sterrenhemel nauw keurig tot nu toe niet opgevallen was. Door middel van zelf uitgedachte en vervaardigde instrumenten nam hü de beweging van de planeten waar. Op deze wijze schiep hij een levenswerk, dat ver uitstak boven dat van zijn voor gangers, de Grieken en de Arabieren. Kepler trachtte vooral de planeet Mars te doorgronden. Geen lichte taak! Want wij kijken niet steeds op Mars neer maar wij staan op de aarde, die zelf draait en beweegt. Maar juist het vast leggen van deze beweging van de aar de en het in verband brengen met de waargenomen bewegingen van Mars was het grote werk van Kepler He' was een oneindig moeilijke taak en dik wijls moest hij van voren af aan be ginnen, maar tenslotte wist de taaie wil van Kepler de zegepraal te beha len en het raadsel werd door hem op gelost. Het leven van Kepler is de worste ling geweest van een genie (buitenge- -r-i--r-;-d- wone gave), dat de wegen van de ster ren ontdekte en de hoge lichten zag in de oneindige werelden. Als kind zwierf hij met zijn ouders her en der, nu op deze en dan op gene school toevallig kennis vergarend tot hij eindelijk, om mede in het onder houd van zijn gezin te voorzien op het land ging werken. Later werd hii le raar te Graz. Kepler werd in zijn sterrenkundig werk niet alleen ten zeerste belemmerd, maar hij bezat ook niet de middelen om zich hulp te verschaffen, ten ein de bij zijn waarnemingen en theorieën de nodige berekeningen te kunnen ma ken. Eaar de geldnood, waarin Kepler ver» eeide, steeds nijpender werd, ging op sterrenkundige ontdekkingen te vei kopen. Hij had een tas vol geleer de en kostbare aantekeningen, maar ersmachtte van honger en dorst. Da gen achtereen reed hij te paard de lan ge weg naar Regensburg. Daar aan gekomen echter was hij totaal op van vermoeienis en uitputting. De inspan ning was te groot geweest. Hij kon met meer. Hevige koortsen overvielen hem en als in een jachtende droom flitstet heel zijn veelbewogen leven langs zijn geest. Eén ononderbroken aaneenschakeling van ellende en ram pen, van ziekten en geldnood, maar toch ook van grote voldoening in het ontzaglijke werk. dat hij ondanks alles in de afgelopen jaren had verzet. Nog was zijn geest wakker en helder. Maar de afmatting was te groot geweest. Na nog enige dagen de worsteling om het leven te hebben kunnen volhouden stief hij op 15 december 16»0. KepV werd te Regensburg 'begraven.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1960 | | pagina 15