KERSTPRIJSVRAAG VOOR DE JEUGD
FH
ft
Simon vindt zijn Koning
Q
n a
mA:
\m
ANfcv*
J5
Prijswinnaars
'J
ZATERDAG 24 DECEMBER I960
PAGINA 19
DRIN+
V33
V31
4- dqe
H79
+TER
2e prijs: foto-toestel
3e prijs: een paar rolschaatsen
4e prijs: schooltas
5e prijs: vliegtuigbouwdoos of
weeftoestel
6e prijs: monopolyspel
7e prijs: foto-album
8e prijs: kleurdoos
9e en 10e prijs: gezelschapspel
he tot 20e prijs: kuifje-boeken
2°e tot 30e prijs: kwartetspelen
Wie wil er een mooi ARMBAND-HORLOGE
T et is natuurlijk wel fijn, twee
zondagen achter elkaar. En daar
na nog een heleboel vakantie
degen. Maar vooral wanneer het lelijk
is, zullen jullie je toch misschien
j.1 eens vervelen. Daarom deze Kerst-
Jlfon®raag. Het is wel een flinke kluif,
ten jullie behoeven je niet te naas-
mnnJ~>e oplossingen moeten uiterlijk
•nnof ?a9 9 januari 1961 met de ochtend-
post binnen zijn.
^c.krijf de oplossing netjes en duidelijk
VJ rijen onder elkaar. Doe de oplossing
r\-'in enveloppe en adresseer deze aan
tror vUreau van dit blad. Zet in de lin-
Tiicr!°Venh°ek „Kerstprijsvraag voor de
jeu ga Vader of moeder wil wel even
kijken ot <je adressering juist is. Zij
hetekent- *ook wel uitleggen, dat
i,H beteKent. horizontaal en „V": ver
ticaal.
Wij stellen voor deze grote Kerstprijs
vraag voor oe Jeugd 30 mooie prijzen
beschikbaar.
prijzen ziJn:
le prijs: meisjes- of jongens
armbandhorloge
Jullie zien, dat het de moeite waard is
0rn te proberen de goede oplossing te
Vlriden. Doe je best. Vergeet vooral niet
naam en adres onder de oplossing te
*rrhelden, Hn zet er ook je leeftijd bij
lnderen van twaalf jaar mogen nog
el meedoen, maar ouderen niet. Veel
*Hcces;
j VAN 17 DECEMBER 1960
^*Ajs: Anneke Elfering, Prinsessen-
- straa. 74, Lisse.
2e r,
priJS: Joan van Daelen, Julianslaan
j 291, Haarlem.
Pdjs: Ton Roosen, Brakenburgstraat
6, Haarlem. i
iiniininiiiiiiiiii*|li9|,M,nn'"nin,MndnHniiiiiiiuMiiiiiiiiMiiiiHiMiHiniiniiniMiiiiHniuuiiiiiMMiniiiiiiiiuiiM9MiiMniiiiiiHHiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiNiiiiiiiinniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiNiiiiiiiNiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiNiiiiiiiiiiMiiiniiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiNiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
i ui iiiiiiiitiiiiiiiif in ii ii min/
Het was ee" koude, gure middag.
9? u®Uen bÜ het stadje Bet
lehem hielden de herders bij de
schapen de wacnt. Ze hadden een vuur
tje gemaakt, .waarbij ze 2ich kon(jen
warmen. De takjes knapperden in de
vlammen. Dat klonk heel gezellig Maar
nóg gezelliger werd het, toen twee klei
ne herdertjes, Simon en Benjamin, een
wijsje gingen spelen op hun fluit. Ze
speelden zó mooi, die twee, dat de an
dere herders er het koude, gure weer
bij vergaten. En dat zelfs de schaapjes
nu en dan hun koppen naar hun om
keerden om eventjes stil te luisteren.
Bravo Simon, bravo Benjamin! rie
pen de herders toen het liedje uit was.
Wat heerlijk, als je zó kunt spelen! Het
is eigenlijk jammer, dat alleen wij jul
lie maar kunnen horen. Daar zouden
ook andere mensen graag naar willen
luisteren. Ja, zélfs de koning misschien.
Ha, lachte Benjamin, koning Hero
des heeft de beste fluitspelers van het
land in zijn paleis. Die zou ons alleen
maar uitlachen
Maar een van de oudere herders zei:
neenee, dat denk ik niet. Hij zou jullie
les kunnen laten geven, bij de geleer
de muzikanten van zijn hof.
Dat zou wel mooi zjjn, zuchtte Si
mon. Maar jammer genoeg woont de
koning helemaal in Jerusalem. En in
zjjn paleis kom je zomaar niet binnen,
als je een doodgewoon herdertje bent.
Kom Benjamin, laten we nog maar wat
spelen. Hier is dan we) geen koning, om
"aar ons te luisteren, Maar spelen doe
ik graag voor iedereen.
Weer zette Simon zijn fluit aan de
mond en begon te spelen. Maar Ben
jamin stond op en slenterde weg van
het houtvuur. De fluit nog in zijn hand
Hij heeft zeker geen zin meer, zeiden
de herders. En' toen luisterden ze maai
naar Simon alleen. Zachtjes meewie-
gend op de maat. En blij, omdat die
koude, sombere dag er een beetje door
verdreven werd.
Maar Benjamin was wat verderop op
een heuveltje gaan zitten. Hij speelde
met de fluit, die hij tussen zijn vingers
hield. De fluit, waaruit hij zulke mooie
wijsjes toveren kon. dat zelfs de koning
ze misschien wel mooi zou vinden. Ben-
Uo19iwa«rrhttOV?rJde velden, in de rich-
waf dacht Benjamb^w^f 'terwijl htó
zo zat? Het moest zeker ets biizondeS
zijn, want hi) voelde niets meer van dl
kou of van de gure wind.
Opeens schrok hij op. Vlak naast hem
was Simon komen staan. Die vroeg:
waarom zit jij hier zo op je eentje?
Waarom kom je niet bij het vuur? Zeg
Benjamin, wat héb je opeens, dat je
niet meer spelen wilt voor de andere
herders?
Benjamin sprong overeind en pakte
Simon bjj de arm. Ginds, in Betlehem,
bat nu heel druk, fluisterde hij. Al-
nLiei vreemdelingen zijn daar vandaag
sekomen. Ze moeten hun
?er n schrijven, omdat de kei-
w. pr"w9°me .Wl1 weten, hoeveel men-
sen er wonen in zyn rijk.
Nou zou dat? vroeg Simon
verwonderd. Moet je daarom zo verban
ons vandaan gaan zitten en een kou
vatten, hier op dit heuveltje?
Maar Benjamin hoorde niet wat Si
mon zei. Hij wees naar de stad en zei-
Er zullen veel deftige heren in Betlel
hem zijn. Misschien zijn er wel vrien
den bij van koning Herodes. Simon, la
ten wij naar Betlehem gaan! Wij samen
Simon. En laten we daar, in de her
berg, gaan spelen op de fluit. De waard
zal het héérlijk vinden, als wij zijn gas
ten wat op komen vrolijken. En al die
deftige heren zullen ons horen. En ze
zullen ons meenemen, naar de koning
misschien! Stel je voor, Simon, jy en
ik in het paleis, als fluitspelers van de
koning!
Simon knipperde verbaasd met zijn
ogen. Waar haalde Benjamin dit won
derlijke plan opeens vandaan? Hij
meende bet niet echt, dacht Simon. Hij
had het natuurlijk zomaar zitten ver
zinnen. Als een heel bijzondere droom.
O, dat zou prachtig zijn! zuchtte Si
mon. ik zie ons al staan Benjamin, met
nee! mooie kleren aan, vlak voor de ko
ning op zijn troon. En iedereen zou naar
ons luisteren. Alle mensen van het he
le hof.
Kom dan mee! riep Benjamin haas
tig. Dan moeten we nu dadelijk gaan.
Straks wordt de herberg misschien ge
sloten. Kom, vlug Simon, de herders
zitten te dobbelen. Zij letten niet op ons
Laten we maken dat we wegkomen!
Simons ogen werden groot van verba
zing, terwijl hij vroeg: maar meen je
dit dan echt Benjamin? Wil jij echt weg
lopen, naar Betlehem? Maar dat kan
toch niet. We moeten toch op de schaap
jes passen. Stel je voor dat er een wolf
komt en ze verscheurt. Onze meester
heeft ons toch opgedragen, om voor ze
te zorgen.
Och wat, riep Benjamin ongeduldig.
De andere herders zullen ook wel een
oogje op onze schapen houden. En als
ze het niet doen, nou ja, wat kan ons
dat eigenlijk nog schelen? Als wij maar
de fluitspelers van de koning worden.
Benjamin holde het veld door
Of van een andere rijke meneer! Dan
krijgen we een goed leven, Simon! Kom
mee dan...
Maar Simon zei: nee, dat mag je niet
doen. Je mag je kudde niet in de steek
laten. We zijn toch herdertjes, Benja
min. We moeten hier blijven, op het
veld.
Hier op het veld zul je nooit de ko
ning zien, zei Benjamin. Het veid is
hem te ver en wjj, herders, zjjn hem
veel te min. Kom, zeur niet langer!
Benjamin wilde Simon meetrekken.
Maar die schudde het hoofd. Hij vond
het natuurlijk geweldig, als hij eenmaal
zou mogen spelen voor de koning.
Maar daarvoor mocht je toch je werk
zomaar niet in de steek laten. Blijf hier
Benjamin, riep hij, toen die zwaaiend
met zijn fluit van de heuvel afsprong.
Benjamin, kom terug, kom terug! riep
Simon. Maar Benjamin holde het veld
door. Recht naar het stadje Betlehem.
En hij keek niet een keer meer om.
Toen ging Simon stilletjes naar de
andere herders bij het houtvuur terug.
Hij moest nu alleen voor de kudde zor
gen, die de meester aan hem en aan
Benjamin had meegegeven. Dat is een
hele zorg, voor zo'n kleine herder. Hij
stopte zijn fluit tussen zijn kleren. En
hij hoopte maar, dat de wolf deze nacht
niet komen zou. En dat de schaapjes
geen van alle zouden verdwalen, in de
koude, donkere nacht, die komen ging.
Hijgend en met een kleur van op
winding, kwam Benjamin in het
stadje Betlehem aan. Hp was Si
mon en zijn schaapjes helemaal verge
ten. Hij keek naar de mensen, die af
en aan liepen. En hij luisterde naar de
trappelende hoefjes van paarden en
ezels. Ginds was de herberg. Voor de
gesloten deur stonden een man en een
vrouw. Ze wachtten om binnengelaten
te worden. Maar de waard, die door een
kier naar buiten keek, riep: er is geen
Plaats meer voor jullie. Alles is vol.
Daarbinnen klonk het druk en opge-
wonden gepraat van de gasten. Benja
min hoorde het en dacht: dat zijn na
tuurlijk rijke en deftige heren. Vrienden
van de koning misschien. O, als ik nu
maar binnen mag!
De waard wilde de deur al weer dicht
doen, maar Benjamin schreeuwde: mag
ik komen spelen op mijn fluit meneer!
Ik kan het heel mooi en uw gasten zul
len er graag naar luisteren.
De waard stak ongeduldig zijn hoofd
weer naar buiten. Er is geen plaats
meer voor de nacht, zei hij nog eens
tegen de man en de vrouw, daarbuiten
op de stoep.
Maar toen hij Benjamin zag, lachte
hp en zei: welja, een beetje muziek
komt mij wel van pas in mijn volle her-
Simon moest spelen op de fluit.
berg. Kom binnen jij en speel wat vro
lijks!
Met twee sprongen was Benjamin
binnen. Vlak langs de .man en vrouw,
die buiten moesten blijven en die zich
omkeerden om verder te gaan. Die man
en die vrouw waren Maria en Josef.
Ze gingen nu samen over de weg door
het veld, waarover Benjamin zo-even
was aan komen rennen. Ze gingen op
zoek naar een arme, koude grot, waar
ze die nacht wat konden slapen. En zij
vonden er een, met een os erin en een
ezel. Een stal voor de dieren, want er
gens anders was geen plaats.
Maar Benjamin speelde in de warme
herberg op zjjn fluit en de gasten zon
gen mee en trappelden met hun voeten
op de maat van de muziek. Ze gooiden
de fluitspeler wat geld toe. Jij speelt
prachtig! riepen ze. Jij zult het nog ver
brengen! Tot bij de koning zelfs, zei
Benjamin heel zacht in zichzelf. En
heel even moest hij aan Simon denken,
die nu buiten was op het koude, donke
re veld. Die wei nooit een koning zien
zou. En er zeker nooit voor zou mogen
spelen.
Ook Simon was Benjamin nog niet
vergeten. Hij moest nu dubbel
goed opletten, dat de schaapjes
niets overkwam. Maar telkens dacht
hij weer aan dat andere herdertje. Dat
weggelopen was en niet meer terugge
komen. Zou hij nu aan het spelen zjjn
voor de vrienden van de koning? Of zou
hij soms al op weg zijn naar het ko
ninklijk paleis? Elke keer opnieuw moest
Simon daar aan denken. Zelfs toen het
nacht werd en hij op zijn mantel was
gaan liggen om te slapen. Benjamin bij
de koning'. En ik niet. En toch spelen
wjj allebei even mooi. Zo piekerde Si
mon. Maar als het even leek, of hij
spijt kreeg, omdat hjj niet met Benja
min was meegegaan, dan zei hjj vlug
tegen zichzelf: maar het kan toch niet
goed zijn, om weg te lopen van het werk
dat je aangenomen hebt. Het werk dat
je doen moet, mag je niet in de steek
laten. Je moet dat werk doen, al is
het nog zo min.
Zo dacht en praatte Simon, tot hjj in
slaap viel. En zo sliep hij tot de hemel
openging en de herders allemaal wak
ker schrokken, van een wonderlijk licht
dat straalde door de nacht. En van de
engelen die vertelden, dat de Verlosser
van de wereld geboren was. O, wat wa
ren de herders blij verrast toen ze dat
hoorden O, en wat haastten ze zich, om
het Kindje te gaan zoeken. Simon dreef
zijn schaapjes bij elkaar en joeg ze voor
zich uit over de velden. Niet een bleef
er achter en niet een kreeg er de kans
om van hem weg te lopen.
Zo vond Simon de grot, waar het
Kindje lag, dat de wereld verlossen zou.
De andere herders waren er ai. Ze ke
ken vol eerbied naar die vrouw daar en
die man. En naar dat kleine Kindje, dat
koning was. En toen ze Simon zagen,
hebben ze hem naar voren geduwd.
Helemaal tot vlak voor het kribbetje.
Want, zo zeiden ze, Simon moest spe
len op de fluit. Dat kon hij zó mooi,
dat zelfs een koning er graag naar zou
willen luisteren.
Simon speelde alle wijsjes die hij ken
de en ze klonken nog mooier dan an
ders. Het herdertje, dat niet was weg
gelopen, maar dat zfjn eigen kleine werk
was blijven doen, had toch zijn Koning
nog gevonden. Om deze Koning te vin
den, hoefde hij niet naar de stad te
gaan en rijke en deftige heren te zoe
ken. Voor deze Koning was het veld
van Betlehem niet te ver en was zelfs
het kleinste herdertje niet te min.
LEA SMULDERS