Geheim van de oude sigarenfabriek ANNE HENDRIK BRUINSMA een elektronische engerd 1 w Open doekje voor een décor Décorbouwer kan outdlage van de grote schouwburgen niet benutten APPELS IN HET GRAS M Philips is verkikkerd op vreemde grapjes mm Stilering biedt in tal van problemen goede oplossing iM3 Herinneringen van Henri Knap ililWI 8 MAANDAG 6. MAART 1961 PAGINA 9 Juan kon het niet helpen, maar hij was bezeten van de grote, glazen brandkast, die het glanzende middelpunt vormde van de internationale jaarbeurs tentoonstelling in Barcelona. Die brandkast werd gewoon een obsessie voor hem. Al duizend Oraal had hij gehoord en gezien, dat iedereen ongestraft zijn ^achten mocht beproeven op het slot, naar hartelust kon „kraken" Otet als persoonlijke inzet niets Oreer dan een minderwaardig heidscomplex, terwijl de kast bij een nederlaag direct en spontaan haar gehele inhoud: een fonkel nieuwe, kostbare radioset prijs gaf. Zijn beurt liet Juan dan oo onder geen beding voorbij gaan. Gespannen knielde hij "eer' e lange, lenige vingers verbeten ge klauwd om de drie knoppen, speu- Gisteren was het nog aan een oud moedertje gelukt en eergis teren aan een meisje, een mooie donkerogige signorita, Juan wist het nog precies. En nu zou hij aan. Juan draaide, Juan probeer de, een eigen „Du rififi chez les hommes" met alle spanning en emotie. Het jasje ging er bij uit, Zijn witte overhemd plakte tegen de rug. Hü zocht en probeerde, op nog geen vijftig centimeter af stand van de gloednieuwe radio en duizendmaal carromoa, hij faalde! De mijnheer van de brand kast had het nog zo met hem ge maakt, Juan meer dan twee uur ongestoord aan de gang gelaten. En toen kwam dan dat jongetje, kleine Spaanse broekeman, die, als of er geen problemen waren de brandkast met een triomfante- j bjk gebaar opende. Juan is weg eend de handen voor het ge- Scht, huilend en krijsend over de ^hiblas (Van een verslaggever) AMSTERDAM, maart Erg veel meer dan „Het decor was goed van sfeer" pleegt men over decors in toneelbesprekingen niet te vinden. Men mag echter wel weten, zo zegt de nog jonge de corontwerper Lou Steenbergen, dat Nicolaas Wijnberg en Wim Vesseur tot de toonaangevende In de vier jaar dat Lou Steenber gen zich aan het vak waagt, heeft hij twee keer (in „Jalouzie en Li teratuur", door Ensemble) onder de begeleiding van bewonderende „oh's" een open doekje van de zaal gekregen. En ook in de kri tieken werd loffelijk geprelu- dieerd op het stereotiepe zinnetje Hij mag een veelbelovend decor ontwerper heten. ontwerpers van Europa behoren. Hoe minder hoe mooier De Romantiek romantiseerde de werkelijkheid; realisme en naturalisme copieerden haar. Gordon Craig, die Verkade sterk inspireerde, kwam met stilering en architectonische argumenten. Het expressionis me, dat Van Dalsum bij de keu ze van zijn stukken en de vorm geving van zijn decors in zijn ban had, leidde tot fel geschil derde gevoelsontladingen. Als men Lou Steenbergen vraagt of hij bij zijn ontwerpen zich zou willen laten inspireren door moderne architectuur, dan aar zelt hij. Maar hij kan en wil zich natuurlijk niet aan de geest van zijn tijd onttrekken. Nog een ander aspect van zijn vak, betreft de betaling. De grote decorbouwers van ons land maken er gemiddeld tien per jaar. Van dit werk alleen kunnen zij niet bestaan. Daar om ook speelt er een Louis v. d. Steen in Ensemble. i^,r!?L.naal 'uTiTiHp Anne Hendrik Bruinsma (r.) en zijn assistent J. Sclierpenhuizen, vertrouwd m 13.824 verschillen indues. jgg elektronische „geintjes en grapjes" van Philips propagandadienst. na de bevrijding is de maquette half voltooid. De propagandadienst, ofte wel de „General Adver;ising Divi- sion", zoals zij zich gezien het in ternationale karakter van de onder neming in het Engels noemt, zat er mee in haar maag. ,,Dat ding moest af", luidde het advies, maar de een na de ander, die er met heel veel „duwtjes" en aandrang aan begon, zag er slechts een chaos in en wist zich zo voorzichtig mogelijk te druk ken. En toen viel de naam van Anne Hendrik Bruinsma, zo maar opeens eigenlijk. Hij werkte als technisch co pywriter op de afdeling gebruiksaan wijzingen, maar het was een publiek geheim, dat hij alle vrije uren en vaak zelfs het nodige van de voor de nacht rust bestemde tijd gaf aan zijn grote hobby: lekker rommelen in de elek trotechniek. „Bruinsma is de man die orde zou kunnen scheppen in deze chaos", dacht men. en inderdaad kwam die vermaledijde maquette af. „Het was me een pokkending. maar ik heb hem klaar gekregen, al moest ik de locomotiefjes tegen ge forceerde prijzen op de zwarte markt kopen en bleef het tot het laatst toe van een luchtalarminstallatie en cre- eerde tal van andere grapjes, die ge baseerd waren op de voor insiders simpele handigheidjes met de elek triciteit. „Grote kinderen" :':;T elektronische brein voor een „boter- mens het zonder br?® reactie van de mijnheer van de ast is de arme Juan in alle op- «tding ontgaan. Met diens zachte, bottende lachje in de oren zou Juan twnG^ ®!ndS van de Ramblas onge- driV,;eld, z9n d0°rserend, zich naast de ta J M^'. „at1^ van Columbus' „San- Van Rar^inm de hemelsblauwe baai Was hpt nra ri gestort. En dan mijnheer van de bra8'l„ge^eest of de Pa" zon hohh brandkast „mea cul- mers altijd pret- ge?e&d Hij had im- deden, iedere kee z,;|n stHnts het sen zich vmtr! r weer als de men' over het hlu rd het hoofd braken om en hoo r, Wie' wat' waar- waar" bednelm t was toch immers de zich van de geintjes waarover hij uitslooft maandenlang dag en nacht an»st vmr w prettige loon van de vafL misschien niet slagen me de grapjes, die ten koste van enor me bedragen en vele arbeidsuren in AnnfrvrW{ïd?n oge^nutseld- Neen. hij «me Hendnk Bruinsma bleef lachen en spottend als ze er voor de Voh?u keer mtiPPelden, breed en votuit wanneer de situatie zelfs hem ongewoon leuk voorkwam. Die lach rszijn behoud, het plezier in het werk S "9 kort na de oorlog begon en waar- i,,; r hij nog steeds dol enthousiast is, aPeelt °mdat de lach er een rol in Gekleurde treintjes ontmoetten hem achter een kaas- en eierenspel", waartegen de meer aflegt. onzeker of het allemaal wel goed zou lopen", klinkt het nuchter. De ge leurde treintjes van Anne Hendrik Bruinsma liepen, en hoe. Al moest hij zo nu en dan iets aanraken, stie kem onder een tafelkleed aan scha kelaartjes morrelen, de treinen raas den en rosten langs elkaar heen over de rail van 50 meter lengte, zonder stukken en brokken te maken en werden het hoogtepunt van een ten toonstelling, die een radiozaak in Utrecht ter gelegenheid van haar ju bileum inrichtte. En Bruinsma deed daar nog veel meer, hij liet iedere honderdste bezoeker automatisch aankondigen door het enorme gebrul En daarmee was in het bedrijf van Philips een nieuwe afdeling ontstaan, de afdeling van „grapjes en geintjes" met nu eens veel en dan weer weinig vonkjes elektriciteit. Anne Hendrik Bruinsma bedacht ze allemaal, in de verticale als wel de horizontale houding, overdag op straat, 's nachts in bed, gedurende het werk of tijdens de va kantie lui op zijn rug voor de vloedlijn van de Noordzee. Hij dacht na en no teerde maar, de ene blocnote na de an dere vol en voerde bijna alle ideeën uit. Totdat men steeds meer belang ging stellen in zijn vondsten, hem liet reizen en trekken met de maquette en al de „grapjes" ter opluistering van tentoonstellingen, ontvangsten en bij eenkomsten. Hij kreeg zijn eigen af deling en werd ondergebracht in een oude afgedankte fabriek, waar nog vaag de lucht hing van goede sigaren. Er kwam assistentie; jonge bekwame technici maar „vreemden" in de Phi- lipswereld waar alles is gericht op het nut van de apparatuur die vervaardigd wordt, welke zo economisch mogelijk moet werken en bij een minimum aan kosten een zo hoog mogelijk rendement geeft. Hun wereld was die van Anne Hendrik Bruinsma en wanneer zij voel den dat zij daarin niet thuis hoorden, verdwenen zij automatisch. Een paar maanden proefdraaien in de „fabriek" werkte als een zeef. Wat overbleef was eigenlijk een stel volwassen „kinde ren", verzot op treintje spelen en tech nische „idioterieën" verwezenlijken. Hun grootste plezier bestond uit het realiseren van diverse science-fiction grapjes, het urenlang met elkaar con verseren, ideeën lanceren en dan soms uit de grootst mogelijke onzin iets peu teren waarmee gewerkt kon worden. En de resultaten daarvan waren maar al te vaak goed voor een „elek tronische lachstuip". Wij denken slechts aan onze eigen ervaring met de „charmante genever- fles", die op het gefluister van allerlei lieve woordjes ons glaasje met een stevige, gulle straal tot de rand vulde, maar de ongegeneerde lartaal met haar „schenk eens vlug vol, meid" of „vooruit schiet op", stomweg negeer de, natuurlijk precies zoals haar „bo- dy-guard" via radiografische comman do's dat wilde. Wij denken vervolgens aan de Floriade, aan al dat elektro nische speelgoed dat ons daar fasci neerde, de kleine auto's van alle soor ten op een elektronisch beveiligd weg- circuit, de spoetnik die op een simpel sein berichten uitzond en de twee fraaie scheepsmodellen. Door middel van een acht-kanalen-systeem en im pulsmodulatie voeren de twee schepen kris kras en met loeiende scheeps hoorns langs elkaar heen in een „reu- zenteil" met water. Zij streken sloe pen, schoten door katapults vliegtuig jes af, die ze zelf ook weer oppikten, met een draaiende kraan aan boord trokken, alsof zij volledig bemand wa ren. Wij hebben er met open mond naar gekeken, verbaasd en verdiept in de vraag: hoe gaat dat nou? En we hoefden ons over zoveel onbegrip niet te generen, want er was echt niemand die er iets van snapte. En aangezien we wisten, dat deze wonderschepen, satellieten en geleide auto's zo'n beet je de hele wereld bereisden, droeg de ze algemene onwetendheid een wel zeer internationaal karakter. Hierin schuilt nu het grote succes van Anne Hendrik Bruinsma en zijn staf van achttien man. Zij mogen dan „gekke jongens" zijn, werken in een vreemde omgeving naast de Philipsburchten, waarmee zij overigens onverbrekelij- ïf "anden bezitten, zij hebben succes. De Nederlander zegt „jeetje", de Ita- I ï1 y,mama Mia", de Duitser „Wun- lerbar de Zuidamerikaan is sprake- oos en wat de Spanjaard kan doen ïebben we al verteld. Zij allen zien n Anne Hendrik Bruinsma een grote ovenaar.. Misschien wel een beetje een .elektronische engerd". Maar van huis ■it zijn ze allemaal nieuwsgierig en !at heeft tot gevolg dat Bruinsma's oekje over radiografische afstandbe- liening m triomf de wereld rond gaat, II ,'igels, Frans, Duits, Spaans, 'sjechisch en Italiaans werd vertaald, 3rwijl de kans zeker niet denkbeeldig dat er ooit Russische en Chinese uit- iven van verschijnen. Een „Elektronisch brein", dat het alom bekende boter-kaas-en-eieren- spel speelt en dat normaal gespro ken altijd wint, omdat het veel en veel sneller denkt dan de m rs, in een 50e seconde de juiste beslissing neemt. De staf van Anne Hendrik Bruinsma heeft er een knop in geknutseld waar mee het intellect van de machine dus danig kan worden teruggebracht, dat de mens niet langer kansloos is en het bijvoorbeeld mogelijk wordt om hoge gasten en autoriteiten (die mo gen nu eenmaal nooit verliezen) de overwinning op gecamoufleerde wij ze cadeau te geven. De knutselaars van Philips gaven het apparaat een stem, een triest en somber gebrom bij verlies, een uitdagend en door dringend gejubel bij een overwin ning, nog voor de mens ook maar in de gaten heeft dat hij het onderspit delft. De elektronische schiettent, een van de oudste creaties, .ruinsma en zijn mensen „frunnekten" een geweer in eikaar, waardoor met een zoge naamde „dodende straal" op prae- historische dieren kon worden ge schoten. Op praehistorische dieren ligt de nadruk, want dieren uit latere tijd zijn in sommige landen heilig verklaard en dan zou zo'n grap daar averechts kunnen werken voor de in ternationale Philips. De glazen brand kast met het letterslot, in de fabriek dusdanig bewerkt, dat de combinatie voortdurend wijzigt. Het elektroni sche foto-apparaat, zo gemaakt, dat hij of zij die voor de lens stapt, zich zelf „nmiddellijk in een lijstje aan de muur ziet hangen. Het zijn slechts enkele voorbeelden van de nu reeds 180 vondsten, die in de oude sigaren fabriek zijn uitgewerkt en vervol maakt. 180 grappen en grollen, vol gens de wet van de elektriciteit en de electronica, met geen andere be doeling dan om tussen de lach en de verbazing door sympathie te kwe ken voor het scheerapparaat, radio toestel, of verwarmingsapparaat van het gigantische bedrijf, dat op latere leeftijd het geheim van de stunt vond en dat voor geen geld ter wereld meer zou willen missen. Want nu Phi lips de propagandistische kracht van dit soort reclame heeft ontdekt, heeft Anne Hendrik Bruinsma geen rust meer, reist en trekt hij naar alle delen van de wereld om te showen en te spelen voor een altijd opgeto gen en dankbaar publiek en moet hij tussen de bedrijven door verder gaan met het verzinnen van nieuwe stunts, iets wat steeds moeilijker lijkt te worden en soms we' eens zwaar op de maag ligt. „Apostel der techniek" Hij voelt zich en het zijn zijn eigen woorden; „Apostel van de techniek", iemand die het publiek confronteert met de nieuwe technische ontwikkelingen en dat op een populaire, voor iedereen be grijpelijke wijze. Anne Hendrik Bruin sma is vol van het werk omdat hij rots vast gelooft in het ideHe gedeelte van zijn taak, ook al gaat het om staaltjes van automatie, die zoals vaak wordt beweerd, de arbeider in zijn bestaan bedreigen, en ook al noemen sommige serieuze collega's hem en zijn werk een „beetje gek". Hij weet dat hij er een geweldig plezier in heeft, rijkelijk met succes wordt gezegend en niet zelden meemaakt dat een van zijn zo genaamde „rare grappen" in de prak tijk van onschatbare waarde blijkt. Het nieuwe röntgenonderzoekapparaat, dat straks het mislukken van foto's onmogelijk maakt, sneller functioneert dan men ooit had durven vermoeden, en de dosis straling voor arts en pa tiënt reduceert tot een te verwaarlo zen minimum, is daarvan een sprekend voorbeeld. HAYE THOMAS. w i glas bier op een rustig zitje ijLnet Amsterdamse Leidse Bosje. tpJ} zo op het oog bedaarde man, Og-p *Wee lichte transparant blauwe honfl onder het 'brede en hoge voor- ZenH Daarachter werden de dui- Wr ,®h-een ideeën geboren wisten ria.' buisde het zieltje van de myste rie knutselafdeling, die nu al bi.i- v0ftien jaar lang op een beslist en geheel eigen manier de term acht vestigt op het veelomvat- lins technische vernuft van Phi- hovê£?t verhaal van de Friese Eind- venaar begint in Anne Hendrik Bruinsma horen ietsd? tweede wereldoorlog. We «iSJXS *»*■*>- M WS IM veis onru 0ver „ledigheid is des dui- Numann sscn" en de heer S. W. mene Drrmirecteur van Philips alge- mensen aaSSundadienst' die om z'tn dracht ceeft werk te houden op bouwen t D-?en treinmaquette te beennnor, 1 .i'.thoven wordt er aan ceerd mG v •V-'drovend en gecompli- een aantal -J door toepassing van meken n nieuwe elektronische tech- Een van de grootste stunts: het varende vrachtschip waarop stoepen worden gestreken en weer aan boord genomen, dat do o 1en doet dit, de ander vliegtuigjes met katapults afgeschoten en met de kraan weer uit het water opgepikt, zonder dat men er met de handen Qe een k°mt, de ander gaat en aankomt. Lou Steenbergen bij de maquette van net eerste decor dat hij maakte voor de Hamlet-uitvoering met Coen Flink. LOU STEENBERGEN """"iiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiinniimmiHiiimnnmMiiniiMimiiiMi'iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiHiiHiimHMHmmiuMmimiiiiiniiiiiii i 11111 11111 i r 111 i 1111111111111111111111 r [,-1111M1111111111111 r 111M11111111 i 11 li 1111111111 m 111M111111111111111111H111111111111 u i J1111111111111 n i li 11 Wij ontmoetten hem na een repetitie van Fry's „Curtmantle", waarvan En semble op de openingsavond van de Tilburgse schouwburg de wereldpre mière geeft. Lou Steenbergen speelt er in mee onder zijn acteursnaam Louis v. d. Steen. Met dit pseudoniem wil hij de schijn vermijden dat hij van de roem van zijn broer zou willen profiteren. Lou komt dus uit hetzelfde nest: een familie van reizende saltimbanques, een leven lang optornend tegen de wis selvallige gunsten van het publiek en met de sfeer van het theater in hun bloed. Zes jaar was hij toen hij moest toneelspelen. Dat gaf huilbuien en weer spannigheid, want terwijl zijn vriendjes op straat speelden, repeteerde hij. Hij verzeilde aan de technische kant, werd souffleur en inspiciënt, speelde echter bij kortere of langere tussenpozen zowel toneel (bij Laseur), operette (bij Bos kamp), als cabaret (bij Fien de a Mar) en leidde nog anderhalf jaar jeugdto neel. Hij sprong bij de Haagse Comedie weer eens in als inspiciënt en kreeg toen een aanstelling als stage-manager. In die laatste functie was hij natuurlijk bij uit stek een naaste medewerker van decor ontwerpers. De artisticiteit en het vakmanschap van de uit de schilderkunst voortgeko men Wijnberg en de toneelman Vesseur riepen bij hem wei iets wakker. Zoals elke acteur Hamlet wil spelen, pakte hij Hamlet uit de boekenkast om er eens een decor voor te beproeven. Hij liet de maquette aan zijn broer Paul zien, die, nogal toevallig, met plannen liep om Coen Flink Hamlet te laten spelen. Het kwam erop neer dat Lou. met een nog veel serieuzere aandacht, de decors voor de voorstelling ging ma ken. „Ik zou het nu heel anders doen," zegt hij. Maar het was zeker een gun stige start. Hij wierp zich met grote ijver op tekenlessen, las en bezag over decorbouw alle literatuur en illustra ties die hij kon krijgen. Daar is hij nu vier jaar mee bezig en nu zegt hij ons, weliswaar met enige schroom, dat hij over het algemeen alle opdrachten voor de bouw van een decor durft aan te nemen. „Houd rnjj ten goede," voegt hij eraan toe, „ik hen een beginner, heb nog geen eigen stijl en kan ook niet zeggen dat het die of die richting uitmoet met de decorbouw. Vesseur bijvoorbeeld heeft een speciale kijk. Die wil de omlijsting van het toneel kwijt en met zijn decors een soort sa mengaan tussen acteurs en publiek be werkstelligen. Dienend en bescheiden De decorbouw zoals Lou Steenbergen het ziet, moet dienen en bescheiden zijn. Het ontwerp moet overeenstem men met de geest van het stuk, in ieder geval ook met de visie die de regis seur erop heeft. Wat dit laatste betreft, kan Lou Steenbergen vertellen dat hii voor de derde acte van Tsjechows „Kersentuin" een decor moest bouwen, dat in de verste verte niet met ziin ideeën overeen kwam, maar wel met de zeer naturalistische van de regis seur Peter Scharoff. De technische kant is uiterst be langrijk. „Ik moest voor „Madame d (van Anouilh) decors maken. Een stuk met 22 changementen. Daar heb ik een paar nachten niet van geslapen." Decors mogen de spelers niet hinderen, moeten meest al goedkoop zijn, beantwoorden aan strenge brandveiligheidsvoorschriften, en vooral zó flexibel zijn dat ze zowel in de Koninklijke Schouwburg als in Sneek gebruikt kunnen worden (en, om niet iedereen tegen je in te ne men, liever niet meer dan één ver huiswagen vergen). Voor de decor ontwerper heeft toneelspreiding het nadeel van op verschillende tonelen te moeten werken. Zelden of nooit kan hij de mogelijkheden van een technisch goed geoutilleerde schouw burg (met bijvoorbeeld draaitoneel of verzinkbaar toneel) uitbuiten want een dergelijke outillage blijft beperkt tot een heel enkele schouw burg. Ideaal is het als de decorbou wer ook de kostuumontwerper is, „maar kostuumontwerpen is een vak dat ik nog niet onder de knie heb". Vesseur stelt, dat het decor ook een acteur is, en Wijnberg, die met zijn sprekende kleuren werkingen altijd op valt, zal waarschijnlijk niet een vol komen andere mening geven. Lou Steenbergen weet nog niet goed hoe dit te interpreteren. Hij gelooft in stilering en vindt het eenvoudigste decor vaak het mooiste. „Voor „Jalouzie" van Sacha Guitry had ik een Franse salon aan te kleden Zes banen stof en nog wat klein spul bij elkaar kon het op een handkar' dat bleek enoeg. In „Literatuur" van Snitzier - moest ik een bar stens volle negentiende-eeuwse kamer hTGT„cV°'- Vaf-?,jes' bloemen, snuiste rijen dus eigenlijk, maar door alles in Laljr°e" te bullen, er een fel rood bankje en een enkel ander zetstuk inrtrfif contrafteren. bereikte ik een HprzhVan V?;e" 'n ..aauls Dood' ^-ergs stuk voor Van Dalsum - ging hij naar dc geest ai niet veei anders te werk. Stileren, zo gaat Lou Steenbergen verder, appelleert aan de fantasie, is suggestief. Men overbrugt er histori sche moeilijkheden mee. Een kasteel geeft men aan met een enkel geschil derd transje, om hef eenvoudig te zeggen. Om het moeilijker te maken: een stuk als bijvoorbeeld „Joseph in' Dothan". Het speelt in Oudtestamen tische tijden, naar de vorm heeft het iets van Vergilius, de geest is de klassicistische van de zeventiende eeuw en de presentatie geschiedt voor de hedendaagse mens met zijn enigs zins wankele nieuwe-zakelijkheid. „Stileren," reageert onmiddellijk Lou Steenbergen, die echter gelijk in gepeins verzinkt om zich een voorstel ling van de uitvoering te vormen. „In een gestileerde vorm de essentie weergeven is natuurlijk wat anders dan er zich van af maken met wat vage suggesties, en eigentijk heel moeilijk. Ik vind meestal: hoe minder hoe mooier, maar het idee van het weinige, dat is het belangrijkste." Hij zegt: „Is de plattegrond goed, dan komt de rest ook wel". Maar hjj zegt ook, dat juist met de verdere vorm en kleur- en materiaalkeuze het effect staat of valt, ook het speleffect. Heftige scènes kunnen ondersteund worden door felle kleuren, verzwakt door pasteltinten. Praatstukken, zoals men misschien „Onder het melkwoud" zou mogen noemen, moeten naar zijn mening heel weinig decor hebben. „Wachten op^ Godot" zou hij bijna niets geven, wat het in de uitvoering ook had Decorbouw is pas interessant ge worden na het naturalisme. Men heeft oerioden gehad, waarin men bijvoor- leeld klassieke stukken op de eigen tijdse manier aankleedde (Achilles met bepoederde pruik en zijden kou sen). Men heeft de period.- van de vaste, perspectivische de vors gehad die misschien schilderkunstig wel knap uitgevoerd waren, maar in elk stuk eender terugkwamen. (De Italiaanse straat, het bos, de Franse tuin, de salon, het steegje) en zou het boek „Appels in het gras" van Henri Knap een ver zameling van zesentwintig kor te verhalen kunnen noemen, die onder het 'ezen ze organisch met elkaar verbon den blijken te zijn, dat zij evengoed hoofdstukken kunnen heten van wat men een roman der herinnering zou kunnen noemen. Want ieder verhaal, hoe verschillend van het vorige ook, is een schakel van de keten der herinne ringen, die, zoals de schrijver het uit drukt, ais appels in het gras worden opgeraapt, rijpe en groene, waar de jongen in bijt, zodat zijn mond vol speeksel komt. dat hij moeilijk weg slikt. Wat het kind, de jongen, de volwas sen man bewogen heeft door smart, liefde, trouw, verraad, oorlog enz. wordt met weemoed herdacht. Wat hen verrukt heeft, blijft een opgewek te herinnering. In het eerste verhaal is de angst van het kind, dat moeilijk ter been is en deswege aan de kant staat, ais de vriendjes spelen en stoer zijn. Hoe goed de jongen ook wordt verzorgd in het ouderlijke huis, hij blijft eenzaam, als zoveel gevoelige kinderen, die niet mee kunnen, maar van binnen feller leven dan de andere. Dan is er het verhaal van de ketting, die de vader van de jongen destijds aan zijn jonge vrouw heett gegeven, maar die zij in het kerkezakje heeft gedaan omdat ze de afkomst van het sieraad niet he lemaal. fris vond. En het verhaal van het vrijertje van het zusje, waarin de longen zijn heldenrol speelt. De vriend schap met de jongen van voorname komat. Of het verhaal van de een zaamheid op de studentenkamer, de weemoed van een reis in de herfst, de flessentrekkerij van een hotelpiraat, die zich voor baron uitgeeft, de onge neeslijke ziekte in een hospitaal, die de jongeman tot defaitisme aanzet, de on bekommerde en onbekwame redactiese cretaresse, die zich maar niet laat ont slaan maar wel op tijd verdwijnt, de eerste oorlogsdagen, het verraad, de N.S.B., de Jodenhaat, en in het mooie verhaal van de brief de aandoenlijke domheid, die de genegenheid en zélfs het leven van goedwillende mensen in gevaar brengt enz. enz. Stuk voor stuk zijn de verhalen boei end geschreven in welverzorgd Neder lands, zonder krampachtigheid en met zoveel wijsheid en gedempte weemoed, dat een warm gevoel de iezei door stroomt, die in de schrijver een innig menselijk voelend auteur onderkent en gaarne met hem appels raapt onder de bomen in het gras. Dbg.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1961 | | pagina 9