Geheim van de oude sigarenfabriek
ANNE HENDRIK BRUINSMA
een elektronische engerd
1
w
Open doekje voor een décor
Décorbouwer kan outdlage van de
grote schouwburgen niet benutten
APPELS IN HET GRAS
M
Philips is verkikkerd op vreemde grapjes
mm
Stilering biedt in tal van
problemen goede oplossing
iM3
Herinneringen van Henri Knap
ililWI
8
MAANDAG 6. MAART 1961
PAGINA 9
Juan kon het niet helpen, maar
hij was bezeten van de grote,
glazen brandkast, die het
glanzende middelpunt vormde
van de internationale jaarbeurs
tentoonstelling in Barcelona. Die
brandkast werd gewoon een
obsessie voor hem. Al duizend
Oraal had hij gehoord en gezien,
dat iedereen ongestraft zijn
^achten mocht beproeven op het
slot, naar hartelust kon „kraken"
Otet als persoonlijke inzet niets
Oreer dan een minderwaardig
heidscomplex, terwijl de kast bij
een nederlaag direct en spontaan
haar gehele inhoud: een fonkel
nieuwe, kostbare radioset prijs
gaf. Zijn beurt liet Juan dan oo
onder geen beding voorbij gaan.
Gespannen knielde hij "eer' e
lange, lenige vingers verbeten ge
klauwd om de drie knoppen, speu-
Gisteren was het nog aan een
oud moedertje gelukt en eergis
teren aan een meisje, een mooie
donkerogige signorita, Juan wist
het nog precies. En nu zou hij
aan. Juan draaide, Juan probeer
de, een eigen „Du rififi chez les
hommes" met alle spanning en
emotie. Het jasje ging er bij uit,
Zijn witte overhemd plakte tegen
de rug. Hü zocht en probeerde, op
nog geen vijftig centimeter af
stand van de gloednieuwe radio
en duizendmaal carromoa, hij
faalde! De mijnheer van de brand
kast had het nog zo met hem ge
maakt, Juan meer dan twee uur
ongestoord aan de gang gelaten.
En toen kwam dan dat jongetje,
kleine Spaanse broekeman, die,
als of er geen problemen waren
de brandkast met een triomfante-
j
bjk gebaar opende. Juan is weg
eend de handen voor het ge-
Scht, huilend en krijsend over de
^hiblas
(Van een verslaggever)
AMSTERDAM, maart Erg
veel meer dan „Het decor was
goed van sfeer" pleegt men over
decors in toneelbesprekingen niet
te vinden. Men mag echter wel
weten, zo zegt de nog jonge de
corontwerper Lou Steenbergen,
dat Nicolaas Wijnberg en Wim
Vesseur tot de toonaangevende
In de vier jaar dat Lou Steenber
gen zich aan het vak waagt, heeft
hij twee keer (in „Jalouzie en Li
teratuur", door Ensemble) onder
de begeleiding van bewonderende
„oh's" een open doekje van de
zaal gekregen. En ook in de kri
tieken werd loffelijk geprelu-
dieerd op het stereotiepe zinnetje
Hij mag een veelbelovend decor
ontwerper heten.
ontwerpers van Europa behoren.
Hoe minder hoe mooier
De Romantiek romantiseerde
de werkelijkheid; realisme en
naturalisme copieerden haar.
Gordon Craig, die Verkade
sterk inspireerde, kwam met
stilering en architectonische
argumenten. Het expressionis
me, dat Van Dalsum bij de keu
ze van zijn stukken en de vorm
geving van zijn decors in zijn
ban had, leidde tot fel geschil
derde gevoelsontladingen. Als
men Lou Steenbergen vraagt
of hij bij zijn ontwerpen zich
zou willen laten inspireren door
moderne architectuur, dan aar
zelt hij. Maar hij kan en wil
zich natuurlijk niet aan de
geest van zijn tijd onttrekken.
Nog een ander aspect van
zijn vak, betreft de betaling. De
grote decorbouwers van ons
land maken er gemiddeld tien
per jaar. Van dit werk alleen
kunnen zij niet bestaan. Daar
om ook speelt er een Louis v.
d. Steen in Ensemble.
i^,r!?L.naal 'uTiTiHp Anne Hendrik Bruinsma (r.) en zijn assistent J. Sclierpenhuizen, vertrouwd m
13.824 verschillen indues. jgg elektronische „geintjes en grapjes" van Philips propagandadienst.
na de bevrijding is de maquette half
voltooid. De propagandadienst, ofte
wel de „General Adver;ising Divi-
sion", zoals zij zich gezien het in
ternationale karakter van de onder
neming in het Engels noemt, zat er
mee in haar maag. ,,Dat ding moest
af", luidde het advies, maar de een
na de ander, die er met heel veel
„duwtjes" en aandrang aan begon,
zag er slechts een chaos in en wist
zich zo voorzichtig mogelijk te druk
ken. En toen viel de naam van Anne
Hendrik Bruinsma, zo maar opeens
eigenlijk. Hij werkte als technisch co
pywriter op de afdeling gebruiksaan
wijzingen, maar het was een publiek
geheim, dat hij alle vrije uren en vaak
zelfs het nodige van de voor de nacht
rust bestemde tijd gaf aan zijn grote
hobby: lekker rommelen in de elek
trotechniek. „Bruinsma is de man
die orde zou kunnen scheppen in deze
chaos", dacht men. en inderdaad
kwam die vermaledijde maquette af.
„Het was me een pokkending. maar
ik heb hem klaar gekregen, al
moest ik de locomotiefjes tegen ge
forceerde prijzen op de zwarte markt
kopen en bleef het tot het laatst toe
van een luchtalarminstallatie en cre-
eerde tal van andere grapjes, die ge
baseerd waren op de voor insiders
simpele handigheidjes met de elek
triciteit.
„Grote kinderen"
:':;T
elektronische brein voor een „boter-
mens het zonder
br?® reactie van de mijnheer van de
ast is de arme Juan in alle op-
«tding ontgaan. Met diens zachte,
bottende lachje in de oren zou Juan
twnG^ ®!ndS van de Ramblas onge-
driV,;eld, z9n d0°rserend, zich naast de
ta J M^'. „at1^ van Columbus' „San-
Van Rar^inm de hemelsblauwe baai
Was hpt nra ri gestort. En dan
mijnheer van de bra8'l„ge^eest of de
Pa" zon hohh brandkast „mea cul-
mers altijd pret- ge?e&d Hij had im-
deden, iedere kee z,;|n stHnts het
sen zich vmtr! r weer als de men'
over het hlu rd het hoofd braken
om en hoo r, Wie' wat' waar- waar"
bednelm t was toch immers de
zich van de geintjes waarover hij
uitslooft maandenlang dag en nacht
an»st vmr w prettige loon van de
vafL misschien niet slagen
me de grapjes, die ten koste van enor
me bedragen en vele arbeidsuren in
AnnfrvrW{ïd?n oge^nutseld- Neen. hij
«me Hendnk Bruinsma bleef lachen
en spottend als ze er voor de
Voh?u keer mtiPPelden, breed en
votuit wanneer de situatie zelfs hem
ongewoon leuk voorkwam. Die lach
rszijn behoud, het plezier in het werk
S "9 kort na de oorlog begon en waar-
i,,; r hij nog steeds dol enthousiast is,
aPeelt °mdat de lach er een rol in
Gekleurde treintjes
ontmoetten hem achter een
kaas- en eierenspel", waartegen de
meer aflegt.
onzeker of het allemaal wel goed zou
lopen", klinkt het nuchter. De ge
leurde treintjes van Anne Hendrik
Bruinsma liepen, en hoe. Al moest
hij zo nu en dan iets aanraken, stie
kem onder een tafelkleed aan scha
kelaartjes morrelen, de treinen raas
den en rosten langs elkaar heen over
de rail van 50 meter lengte, zonder
stukken en brokken te maken en
werden het hoogtepunt van een ten
toonstelling, die een radiozaak in
Utrecht ter gelegenheid van haar ju
bileum inrichtte. En Bruinsma deed
daar nog veel meer, hij liet iedere
honderdste bezoeker automatisch
aankondigen door het enorme gebrul
En daarmee was in het bedrijf van
Philips een nieuwe afdeling ontstaan,
de afdeling van „grapjes en geintjes"
met nu eens veel en dan weer weinig
vonkjes elektriciteit. Anne Hendrik
Bruinsma bedacht ze allemaal, in de
verticale als wel de horizontale houding,
overdag op straat, 's nachts in bed,
gedurende het werk of tijdens de va
kantie lui op zijn rug voor de vloedlijn
van de Noordzee. Hij dacht na en no
teerde maar, de ene blocnote na de an
dere vol en voerde bijna alle ideeën
uit. Totdat men steeds meer belang
ging stellen in zijn vondsten, hem liet
reizen en trekken met de maquette en
al de „grapjes" ter opluistering van
tentoonstellingen, ontvangsten en bij
eenkomsten. Hij kreeg zijn eigen af
deling en werd ondergebracht in een
oude afgedankte fabriek, waar nog
vaag de lucht hing van goede sigaren.
Er kwam assistentie; jonge bekwame
technici maar „vreemden" in de Phi-
lipswereld waar alles is gericht op het
nut van de apparatuur die vervaardigd
wordt, welke zo economisch mogelijk
moet werken en bij een minimum aan
kosten een zo hoog mogelijk rendement
geeft. Hun wereld was die van Anne
Hendrik Bruinsma en wanneer zij voel
den dat zij daarin niet thuis hoorden,
verdwenen zij automatisch. Een paar
maanden proefdraaien in de „fabriek"
werkte als een zeef. Wat overbleef was
eigenlijk een stel volwassen „kinde
ren", verzot op treintje spelen en tech
nische „idioterieën" verwezenlijken.
Hun grootste plezier bestond uit het
realiseren van diverse science-fiction
grapjes, het urenlang met elkaar con
verseren, ideeën lanceren en dan soms
uit de grootst mogelijke onzin iets peu
teren waarmee gewerkt kon worden.
En de resultaten daarvan waren
maar al te vaak goed voor een „elek
tronische lachstuip".
Wij denken slechts aan onze eigen
ervaring met de „charmante genever-
fles", die op het gefluister van allerlei
lieve woordjes ons glaasje met een
stevige, gulle straal tot de rand vulde,
maar de ongegeneerde lartaal met
haar „schenk eens vlug vol, meid" of
„vooruit schiet op", stomweg negeer
de, natuurlijk precies zoals haar „bo-
dy-guard" via radiografische comman
do's dat wilde. Wij denken vervolgens
aan de Floriade, aan al dat elektro
nische speelgoed dat ons daar fasci
neerde, de kleine auto's van alle soor
ten op een elektronisch beveiligd weg-
circuit, de spoetnik die op een simpel
sein berichten uitzond en de twee
fraaie scheepsmodellen. Door middel
van een acht-kanalen-systeem en im
pulsmodulatie voeren de twee schepen
kris kras en met loeiende scheeps
hoorns langs elkaar heen in een „reu-
zenteil" met water. Zij streken sloe
pen, schoten door katapults vliegtuig
jes af, die ze zelf ook weer oppikten,
met een draaiende kraan aan boord
trokken, alsof zij volledig bemand wa
ren. Wij hebben er met open mond
naar gekeken, verbaasd en verdiept in
de vraag: hoe gaat dat nou? En we
hoefden ons over zoveel onbegrip niet
te generen, want er was echt niemand
die er iets van snapte. En aangezien
we wisten, dat deze wonderschepen,
satellieten en geleide auto's zo'n beet
je de hele wereld bereisden, droeg de
ze algemene onwetendheid een wel
zeer internationaal karakter. Hierin
schuilt nu het grote succes van Anne
Hendrik Bruinsma en zijn staf van
achttien man. Zij mogen dan „gekke
jongens" zijn, werken in een vreemde
omgeving naast de Philipsburchten,
waarmee zij overigens onverbrekelij-
ïf "anden bezitten, zij hebben succes.
De Nederlander zegt „jeetje", de Ita-
I ï1 y,mama Mia", de Duitser „Wun-
lerbar de Zuidamerikaan is sprake-
oos en wat de Spanjaard kan doen
ïebben we al verteld. Zij allen zien
n Anne Hendrik Bruinsma een grote
ovenaar.. Misschien wel een beetje een
.elektronische engerd". Maar van huis
■it zijn ze allemaal nieuwsgierig en
!at heeft tot gevolg dat Bruinsma's
oekje over radiografische afstandbe-
liening m triomf de wereld rond gaat,
II ,'igels, Frans, Duits, Spaans,
'sjechisch en Italiaans werd vertaald,
3rwijl de kans zeker niet denkbeeldig
dat er ooit Russische en Chinese uit-
iven van verschijnen.
Een „Elektronisch brein", dat het
alom bekende boter-kaas-en-eieren-
spel speelt en dat normaal gespro
ken altijd wint, omdat het veel en veel
sneller denkt dan de m rs, in een 50e
seconde de juiste beslissing neemt.
De staf van Anne Hendrik Bruinsma
heeft er een knop in geknutseld waar
mee het intellect van de machine dus
danig kan worden teruggebracht, dat
de mens niet langer kansloos is en
het bijvoorbeeld mogelijk wordt om
hoge gasten en autoriteiten (die mo
gen nu eenmaal nooit verliezen) de
overwinning op gecamoufleerde wij
ze cadeau te geven. De knutselaars
van Philips gaven het apparaat een
stem, een triest en somber gebrom
bij verlies, een uitdagend en door
dringend gejubel bij een overwin
ning, nog voor de mens ook maar in
de gaten heeft dat hij het onderspit
delft. De elektronische schiettent, een
van de oudste creaties, .ruinsma en
zijn mensen „frunnekten" een geweer
in eikaar, waardoor met een zoge
naamde „dodende straal" op prae-
historische dieren kon worden ge
schoten. Op praehistorische dieren
ligt de nadruk, want dieren uit latere
tijd zijn in sommige landen heilig
verklaard en dan zou zo'n grap daar
averechts kunnen werken voor de in
ternationale Philips. De glazen brand
kast met het letterslot, in de fabriek
dusdanig bewerkt, dat de combinatie
voortdurend wijzigt. Het elektroni
sche foto-apparaat, zo gemaakt, dat
hij of zij die voor de lens stapt, zich
zelf „nmiddellijk in een lijstje aan de
muur ziet hangen. Het zijn slechts
enkele voorbeelden van de nu reeds
180 vondsten, die in de oude sigaren
fabriek zijn uitgewerkt en vervol
maakt. 180 grappen en grollen, vol
gens de wet van de elektriciteit en
de electronica, met geen andere be
doeling dan om tussen de lach en
de verbazing door sympathie te kwe
ken voor het scheerapparaat, radio
toestel, of verwarmingsapparaat van
het gigantische bedrijf, dat op latere
leeftijd het geheim van de stunt vond
en dat voor geen geld ter wereld
meer zou willen missen. Want nu Phi
lips de propagandistische kracht van
dit soort reclame heeft ontdekt, heeft
Anne Hendrik Bruinsma geen rust
meer, reist en trekt hij naar alle
delen van de wereld om te showen
en te spelen voor een altijd opgeto
gen en dankbaar publiek en moet hij
tussen de bedrijven door verder gaan
met het verzinnen van nieuwe stunts,
iets wat steeds moeilijker lijkt te
worden en soms we' eens zwaar op
de maag ligt.
„Apostel der techniek"
Hij voelt zich en het zijn zijn eigen
woorden; „Apostel van de techniek",
iemand die het publiek confronteert met
de nieuwe technische ontwikkelingen en
dat op een populaire, voor iedereen be
grijpelijke wijze. Anne Hendrik Bruin
sma is vol van het werk omdat hij rots
vast gelooft in het ideHe gedeelte van
zijn taak, ook al gaat het om staaltjes
van automatie, die zoals vaak wordt
beweerd, de arbeider in zijn bestaan
bedreigen, en ook al noemen sommige
serieuze collega's hem en zijn werk
een „beetje gek". Hij weet dat hij er
een geweldig plezier in heeft, rijkelijk
met succes wordt gezegend en niet
zelden meemaakt dat een van zijn zo
genaamde „rare grappen" in de prak
tijk van onschatbare waarde blijkt.
Het nieuwe röntgenonderzoekapparaat,
dat straks het mislukken van foto's
onmogelijk maakt, sneller functioneert
dan men ooit had durven vermoeden,
en de dosis straling voor arts en pa
tiënt reduceert tot een te verwaarlo
zen minimum, is daarvan een sprekend
voorbeeld.
HAYE THOMAS.
w i glas bier op een rustig zitje
ijLnet Amsterdamse Leidse Bosje.
tpJ} zo op het oog bedaarde man,
Og-p *Wee lichte transparant blauwe
honfl onder het 'brede en hoge voor-
ZenH Daarachter werden de dui-
Wr ,®h-een ideeën geboren wisten
ria.' buisde het zieltje van de myste
rie knutselafdeling, die nu al bi.i-
v0ftien jaar lang op een beslist
en geheel eigen manier de
term acht vestigt op het veelomvat-
lins technische vernuft van Phi-
hov�t verhaal van de Friese Eind-
venaar
begint in
Anne Hendrik Bruinsma
horen ietsd? tweede wereldoorlog. We
«iSJXS *»*■*>-
M WS
IM
veis onru 0ver „ledigheid is des dui-
Numann sscn" en de heer S. W.
mene Drrmirecteur van Philips alge-
mensen aaSSundadienst' die om z'tn
dracht ceeft werk te houden op
bouwen t D-?en treinmaquette te
beennnor, 1 .i'.thoven wordt er aan
ceerd mG v •V-'drovend en gecompli-
een aantal -J door toepassing van
meken n nieuwe elektronische tech- Een van de grootste stunts: het varende vrachtschip waarop stoepen worden gestreken en weer aan boord genomen,
dat do o 1en doet dit, de ander vliegtuigjes met katapults afgeschoten en met de kraan weer uit het water opgepikt, zonder dat men er met de handen
Qe een k°mt, de ander gaat en aankomt.
Lou Steenbergen bij de maquette van net eerste decor dat hij maakte voor de Hamlet-uitvoering met Coen Flink.
LOU STEENBERGEN
""""iiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiinniimmiHiiimnnmMiiniiMimiiiMi'iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiHiiHiimHMHmmiuMmimiiiiiniiiiiii
i 11111 11111 i r 111 i 1111111111111111111111 r [,-1111M1111111111111 r 111M11111111 i 11 li 1111111111 m 111M111111111111111111H111111111111 u i J1111111111111 n i li 11
Wij ontmoetten hem na een repetitie
van Fry's „Curtmantle", waarvan En
semble op de openingsavond van de
Tilburgse schouwburg de wereldpre
mière geeft. Lou Steenbergen speelt er
in mee onder zijn acteursnaam Louis
v. d. Steen. Met dit pseudoniem wil hij
de schijn vermijden dat hij van de roem
van zijn broer zou willen profiteren.
Lou komt dus uit hetzelfde nest: een
familie van reizende saltimbanques,
een leven lang optornend tegen de wis
selvallige gunsten van het publiek en
met de sfeer van het theater in hun
bloed. Zes jaar was hij toen hij moest
toneelspelen. Dat gaf huilbuien en weer
spannigheid, want terwijl zijn vriendjes
op straat speelden, repeteerde hij. Hij
verzeilde aan de technische kant, werd
souffleur en inspiciënt, speelde echter
bij kortere of langere tussenpozen zowel
toneel (bij Laseur), operette (bij Bos
kamp), als cabaret (bij Fien de a Mar)
en leidde nog anderhalf jaar jeugdto
neel. Hij sprong bij de Haagse Comedie
weer eens in als inspiciënt en kreeg toen
een aanstelling als stage-manager. In die
laatste functie was hij natuurlijk bij uit
stek een naaste medewerker van decor
ontwerpers.
De artisticiteit en het vakmanschap
van de uit de schilderkunst voortgeko
men Wijnberg en de toneelman Vesseur
riepen bij hem wei iets wakker. Zoals
elke acteur Hamlet wil spelen, pakte
hij Hamlet uit de boekenkast om er
eens een decor voor te beproeven. Hij
liet de maquette aan zijn broer Paul
zien, die, nogal toevallig, met plannen
liep om Coen Flink Hamlet te laten
spelen. Het kwam erop neer dat Lou.
met een nog veel serieuzere aandacht,
de decors voor de voorstelling ging ma
ken.
„Ik zou het nu heel anders doen,"
zegt hij. Maar het was zeker een gun
stige start. Hij wierp zich met grote
ijver op tekenlessen, las en bezag over
decorbouw alle literatuur en illustra
ties die hij kon krijgen. Daar is hij nu
vier jaar mee bezig en nu zegt hij ons,
weliswaar met enige schroom, dat hij
over het algemeen alle opdrachten voor
de bouw van een decor durft aan te
nemen. „Houd rnjj ten goede," voegt
hij eraan toe, „ik hen een beginner,
heb nog geen eigen stijl en kan ook
niet zeggen dat het die of die richting
uitmoet met de decorbouw. Vesseur
bijvoorbeeld heeft een speciale kijk.
Die wil de omlijsting van het toneel
kwijt en met zijn decors een soort sa
mengaan tussen acteurs en publiek be
werkstelligen.
Dienend en bescheiden
De decorbouw zoals Lou Steenbergen
het ziet, moet dienen en bescheiden
zijn. Het ontwerp moet overeenstem
men met de geest van het stuk, in ieder
geval ook met de visie die de regis
seur erop heeft. Wat dit laatste betreft,
kan Lou Steenbergen vertellen dat hii
voor de derde acte van Tsjechows
„Kersentuin" een decor moest bouwen,
dat in de verste verte niet met ziin
ideeën overeen kwam, maar wel met
de zeer naturalistische van de regis
seur Peter Scharoff.
De technische kant is uiterst be
langrijk. „Ik moest voor „Madame
d (van Anouilh) decors maken.
Een stuk met 22 changementen.
Daar heb ik een paar nachten niet
van geslapen." Decors mogen de
spelers niet hinderen, moeten meest
al goedkoop zijn, beantwoorden aan
strenge brandveiligheidsvoorschriften,
en vooral zó flexibel zijn dat ze zowel
in de Koninklijke Schouwburg als in
Sneek gebruikt kunnen worden (en,
om niet iedereen tegen je in te ne
men, liever niet meer dan één ver
huiswagen vergen). Voor de decor
ontwerper heeft toneelspreiding het
nadeel van op verschillende tonelen
te moeten werken. Zelden of nooit
kan hij de mogelijkheden van een
technisch goed geoutilleerde schouw
burg (met bijvoorbeeld draaitoneel
of verzinkbaar toneel) uitbuiten
want een dergelijke outillage blijft
beperkt tot een heel enkele schouw
burg. Ideaal is het als de decorbou
wer ook de kostuumontwerper is,
„maar kostuumontwerpen is een vak
dat ik nog niet onder de knie heb".
Vesseur stelt, dat het decor ook een
acteur is, en Wijnberg, die met zijn
sprekende kleuren werkingen altijd op
valt, zal waarschijnlijk niet een vol
komen andere mening geven. Lou
Steenbergen weet nog niet goed hoe
dit te interpreteren. Hij gelooft in
stilering en vindt het eenvoudigste
decor vaak het mooiste. „Voor
„Jalouzie" van Sacha Guitry had
ik een Franse salon aan te kleden
Zes banen stof en nog wat klein spul
bij elkaar kon het op een handkar'
dat bleek enoeg. In „Literatuur"
van Snitzier - moest ik een bar
stens volle negentiende-eeuwse kamer
hTGT„cV°'- Vaf-?,jes' bloemen, snuiste
rijen dus eigenlijk, maar door alles in
Laljr°e" te bullen, er een fel rood
bankje en een enkel ander zetstuk
inrtrfif contrafteren. bereikte ik een
HprzhVan V?;e" 'n ..aauls Dood'
^-ergs stuk voor Van Dalsum -
ging hij naar dc geest ai niet veei
anders te werk.
Stileren, zo gaat Lou Steenbergen
verder, appelleert aan de fantasie, is
suggestief. Men overbrugt er histori
sche moeilijkheden mee. Een kasteel
geeft men aan met een enkel geschil
derd transje, om hef eenvoudig te
zeggen.
Om het moeilijker te maken: een
stuk als bijvoorbeeld „Joseph in'
Dothan". Het speelt in Oudtestamen
tische tijden, naar de vorm heeft het
iets van Vergilius, de geest is de
klassicistische van de zeventiende
eeuw en de presentatie geschiedt voor
de hedendaagse mens met zijn enigs
zins wankele nieuwe-zakelijkheid.
„Stileren," reageert onmiddellijk Lou
Steenbergen, die echter gelijk in
gepeins verzinkt om zich een voorstel
ling van de uitvoering te vormen. „In
een gestileerde vorm de essentie
weergeven is natuurlijk wat anders
dan er zich van af maken met wat
vage suggesties, en eigentijk heel
moeilijk. Ik vind meestal: hoe minder
hoe mooier, maar het idee van het
weinige, dat is het belangrijkste."
Hij zegt: „Is de plattegrond goed,
dan komt de rest ook wel". Maar hjj
zegt ook, dat juist met de verdere
vorm en kleur- en materiaalkeuze het
effect staat of valt, ook het speleffect.
Heftige scènes kunnen ondersteund
worden door felle kleuren, verzwakt
door pasteltinten. Praatstukken, zoals
men misschien „Onder het melkwoud"
zou mogen noemen, moeten naar zijn
mening heel weinig decor hebben.
„Wachten op^ Godot" zou hij bijna
niets geven, wat het in de uitvoering
ook had
Decorbouw is pas interessant ge
worden na het naturalisme. Men heeft
oerioden gehad, waarin men bijvoor-
leeld klassieke stukken op de eigen
tijdse manier aankleedde (Achilles
met bepoederde pruik en zijden kou
sen). Men heeft de period.- van de
vaste, perspectivische de vors gehad
die misschien schilderkunstig wel knap
uitgevoerd waren, maar in elk stuk
eender terugkwamen. (De Italiaanse
straat, het bos, de Franse tuin, de
salon, het steegje)
en zou het boek „Appels in het
gras" van Henri Knap een ver
zameling van zesentwintig kor
te verhalen kunnen noemen, die onder
het 'ezen ze organisch met elkaar verbon
den blijken te zijn, dat zij evengoed
hoofdstukken kunnen heten van wat
men een roman der herinnering zou
kunnen noemen. Want ieder verhaal,
hoe verschillend van het vorige ook, is
een schakel van de keten der herinne
ringen, die, zoals de schrijver het uit
drukt, ais appels in het gras worden
opgeraapt, rijpe en groene, waar de
jongen in bijt, zodat zijn mond vol
speeksel komt. dat hij moeilijk weg
slikt.
Wat het kind, de jongen, de volwas
sen man bewogen heeft door smart,
liefde, trouw, verraad, oorlog enz.
wordt met weemoed herdacht. Wat
hen verrukt heeft, blijft een opgewek
te herinnering.
In het eerste verhaal is de angst van
het kind, dat moeilijk ter been is en
deswege aan de kant staat, ais de
vriendjes spelen en stoer zijn. Hoe
goed de jongen ook wordt verzorgd in
het ouderlijke huis, hij blijft eenzaam,
als zoveel gevoelige kinderen, die niet
mee kunnen, maar van binnen feller
leven dan de andere. Dan is er het
verhaal van de ketting, die de vader
van de jongen destijds aan zijn jonge
vrouw heett gegeven, maar die zij
in het kerkezakje heeft gedaan omdat
ze de afkomst van het sieraad niet he
lemaal. fris vond. En het verhaal van
het vrijertje van het zusje, waarin de
longen zijn heldenrol speelt. De vriend
schap met de jongen van voorname
komat. Of het verhaal van de een
zaamheid op de studentenkamer, de
weemoed van een reis in de herfst, de
flessentrekkerij van een hotelpiraat,
die zich voor baron uitgeeft, de onge
neeslijke ziekte in een hospitaal, die de
jongeman tot defaitisme aanzet, de on
bekommerde en onbekwame redactiese
cretaresse, die zich maar niet laat ont
slaan maar wel op tijd verdwijnt, de
eerste oorlogsdagen, het verraad, de
N.S.B., de Jodenhaat, en in het mooie
verhaal van de brief de aandoenlijke
domheid, die de genegenheid en zélfs
het leven van goedwillende mensen in
gevaar brengt enz. enz.
Stuk voor stuk zijn de verhalen boei
end geschreven in welverzorgd Neder
lands, zonder krampachtigheid en met
zoveel wijsheid en gedempte weemoed,
dat een warm gevoel de iezei door
stroomt, die in de schrijver een innig
menselijk voelend auteur onderkent en
gaarne met hem appels raapt onder de
bomen in het gras.
Dbg.