Die van Sliedrecht zijn verbolgen
Willem de Jager meer dan
zestig jaar basalt
DE HARDE
ROMANTIEK
PAN
LELYSTAD
Oude boerderij wordt museumstuk
BOEREN IN BUNGALOWS
houden en
ook
Niet tegen te
waarom
Zeedijk op de heide van
Rucphen
Op 't Heike
DONDERDAG 13 APRIL 1961
PAGINA
Min
Ceen aanvulling
In weer en wind
Dijkenkoningen zien hun
monopolie doorbroken
geoefend oog maten zij de stenen naar
hun juiste vorm en afmetingen; het
grote geheim van het steenzettersvak.
Hun glooiingen waren dicht, vlak en
gelijkmatig en stonden er absoluut heel
netjes bij. Dat ik die gave ook had
was spoedig duidelijk, maar toch ver
liep er geruime tijd eer ik me als vol
leerd steenzetter mocht beschouwen, een
vakman bij uitnemendheid, zoals al die
ouderen". Willem de Jager kon niet aan
nemen dat op 't Heike bij Rucphen in
zes maanden wordt klaargestoomd,
waar hij jaren over deed. Hij wil wel
geloven dat ze het er goed leren, o,
zeker, want zijn bloedeigen zoon Arie,
die zich van het Sliedrechtse verzet niets
aantrok, is de instructeur. Maar de
vaart, de handigheid, die absoluut on
misbare routine om in de kring der
vakmensen mee te draaien, kunnen ze
niet krijgen, nu niet en binnen een paar
maanden ook niet. „Dat is en blijft een
kwestie van jaren", riep Willem de Ja
ger uit.
'enzetten op 't Heike bij Rucphen, waar kribben en dijken liggen en de geboren Shedrechtenaar Arie de Jager de leer
lingen scherp in 't oog houdt.
De 81-jarige Willem de Jager camoufleert zijn ontstemming meester
lijk. De grijze pientere ogen draaien langzaam door de kleine, don
kere kamer, waarin hij zijn levensavond slijt. Zij blijven rusten op het
smalle venster dat bijna geheel gevuld wordt door de grauwe regenlucht
boven Sliedrecht, op het roestige stootijzer en de enorme moker in een
hoek van het vertrekje en het smalle houten bord, waarop in schoonschrift
staat geschreven: „Alles wat ademt, love den Heere". In menig opzicht
geldt Willem de Jager als dé nestor onder de steenzetters, de grand-old-
man van een oud-vaderlands beroep, zoals dat zijn oorsprong moet hebben
gevonden in het dorp aan de Merwede, waar tot nu toe het alleenrecht
ervan met verbeten felheid wordt verdedigd. Als kleine jongen trok hij
met de ouderen mee om tussen allerlei simpele klusjes door te zien hoe
hun bruine, verweerde handen bouwden aan dijken en kribben, de ruwe,
bonkige basaltblokken onberispelijk in het gelid plaatsten. Zij verstonden
de kunst, zoals hij die overnam na jarenlang afkijken en proberen; van
's morgens vroeg tot 's avonds laat wijdbeens en diep voorovergebogen op
het hellende vlak van de dijk, rusteloos in de weer met ijzer en moker, al
renrdHntde golven over de wering en joeg de wind het schuim in zijn ha-
stenen °ppnat ergewoon in> dat typische gevoel voor de juiste keuze van
jrpf,ht' rrn ®Peclale kunst van generatie op generatie verbonden met Slie-
marr ?egt hü het niet met zoveel woorden, ook Willem de Jager
E.A'u aannemen> dat de overheid op haar werkplaats in het
Brabant p en m staat is, na zes maanden theorie en praktijk op
de hei niet uit - hediecht afkomstige steenzetters af te leveren, die hoe
en waar dan ook hun mannetje kunnen staan.
Hoewel daarvoor geen afdoende
bewijzen zijn, wordt vrij algemeen
aangenomen, dat de Sint-Elisabeths-
vloed van 1421 een belangrijke rol
heeft gespeeld in de opkomst van
het steenzettersberoep in Sliedrecht.
De vakbekwaamheid ging automa
tisch over van vader op zoon en ie
dereen raakte er mee vertrouwd dat
de mannen uit Sliedrecht onmisbaar
waren bij het aanleggen en bouwen
van dijken. Herhaaldelijk deed zich
ook de gelegenheid voor dat men
luidkeels jammerde en smeekte om
hun hulp, als het water door de dijk
brak en in enkele minuten terugnam,
wat het ooit na lange strijd moest
maar dan ook echt helemaal niets van
kon. Bij voorkeur liet men hem dan
„kruinen", het moeilijkste en zwaar
ste steenzetterswerk aan de top van
de dijk verrichten. En kwam de aan
nemer of hoofdopzichter kijken, dan
stéeg er onder aan de voet van de dijk
een geweeklaag en gevloek op over de
stommiteiten van die vermaledijde
nieuweling, die er z.g. niets van terecht
bracht en het werktempo van hen, vak
mensen maar drukte. Dat laatste ging nu
net tegen het zere been van de grote
baas, die uiteraard bij snelheid gebaat
was en in vele gevallen de nieuwe steen
zetter ontsloeg en aan de dijk zette.
Willem de Jager, die de ernst van
een vervulde geest gewonnen heeft
in een leven vol eenzaamheid,
vindt dergelijke dingen al niet
juist meer. „Ik hield niet van wegdruk
ken, als het eigen mensen betrof. Maar
aan de Zuiderzeewerken heb ik er toch
een keer volop aan meegedaan. Daar
wilden ze ons Italianen opdringen, die
nog nooit van hun leven een steen had
den gezien. We kregen in elke ploeg een
n Kucphen klonken hele andere
geluiden. Zij kwamen uit de mond
van de heer A. Hellcmons, direc
teur van een rijkswerkplaats en
zelf een kei in het vak. Zijn relaas
kwam op het volgende neer. De moei
lijkheden en de bezwaren van de Slic-
drechtenaren zijn onzinnig. De mensen
die in Rucphen komen om het vak van
steenzetter te leren, zijn niet de eer
sten de besten. Zij worden grondig ge
keurd. Een man met een buikje kan
wel meteen inrukken, want hij komt
er nooit van zijn leven. Hetzelfde geldt
voor hen die hernia hadden, een zwak
ke rug hebben of last van rheuma-
tiek. Ze gaan ei onherroepelijk on
der door. Iedere kandidaat die ge
keurd wordt krijgt te lezen dat de
omstandigheden waaronder hij moet
werken vaak bar en boos zijn,
en dat met de achturige werkdag dik
wijls geen rekening wordt gehouden.
De volgende fase is een psycho-test,
waarbij vooral wordt gelet op het ge
zichtsvermogen en daarbij het gevoel
voor de juiste verhoudingen met het
uitzoeken van de stenen en verder of
de kandidaat voldoende weerstand en
doorzettingsvermogen bezit. Eerst dan
kan de man in Rucphen aan het werk
waarvoor hi.j ook een alleszins accep
tabele vergoeding krijgt. Hij wordt
direct gewend aan hei leven van de
steenzetter. Hij ontvangt zijn ijzer,
moker, bulk, kist en vetpotje, een
krib in het houten slaapverblijf zoals
ook straks in de praktijk. En dan
gaat het in etappes door het leerpro
gramma.
Om te beginnen het vertrouwd raken
met allerlei steensoorten; de betonblok
ken van Haringman, de betonnen zui
len, de diaboolblokken, Petit-graniet,
Maaszetsteen en basalt. Dan start hei
z.g. „vlakken" of „vlijden", een platte
steenlaag aanbrengen, spoedig gevolgd
door de eerste grote werkzaamheden
zoals het maken van een tweetal krom
me kribben met trapjes, standhoofden.
En tenslotte de grote finale; als het
Oud type
Jaarlijks worden in Nederland om
streeks 700 nieuwe boerderijen ge
bouwd, ondanks het feit, dat het aantal
„agrarische beroepsbeoefenaren" zowel
procentueel als absoluut voortdurend
afneemt. Nog maar 12 pet. van de Ne
derlandse bevolking vindt emplooi in
de land- en tuinbouw, maar de aard
van dit emplooi brengt met zich mee,
dat die 12 pet. beslag legt op het groot
ste deel van ons vaderlandse grondop
pervlak, dat immers bijna geheel „in
cultuur" is gebracht. Een schoolkind
weet, dat Nederland nagenoeg geen
woeste gronden, weinig bossen en heel
weinig recreatieterreinen heeft, veel te
weinig om de niet-agrarische 88 pet. in
de vakantietijd en tijdens het tweedaag
se weekeinde te kunnen opvangen. Het
wordt dan ook steeds duidelijker, dat in
de naaste toekomst ook het cultuurland
moet worden benut voor de openlucht
recreatie van de stedelingen.
Nu is het ook weer niet zo, dat dit
cultuurland tot dusver door de recrea
tiezoekenden onontgonnen is gelaten
Sinds generaties plukken kinderen bo
terbloemen in graslanden, zoeken
stadsmensen bramen langs de akkers
en fietsen huisvaders met vrouw er
kinderen langs houtwallen en koren
velden naar een picknickplekje, onder-
toll m Jtfer, de koning der steen-
e''*rt met de traditionele attributen:
de moker en 't stootijzer.
afstaan. De Allerheiligenvloed in 1575
toen de Diemerdijk tussen Muiden
en Amsterdam op maar liefst der
tien plaatsen doorbrak en de alom
geprezen „Hondsbosch", opgetrokken
met granieten blokken en verbazing
wekkend paalwerk, op drie plaatsen
omver werd geworpen. Het dorp Cal-
lantsoog werd geheel door de zee
verzwolgen en Huisduinen door het
aanstromende water opgenomen en
met huizen en mensen in de Zuider
zee gesmeten. De Kerstvloed van
1717, die alleen al in Groningen aan
2276 mensen het leven kostte. De ge
weldige stormvloed van 1825. Het
zijn er slechts enkele van de talloze
watersnoodrampen, die ontstonden
als de dijken het begaven. Herstel
en wederopbouw zonder de Sliedrech-
tenaren was eenvoudig onmogelijk.
Zij kwamen daar waar hun hulp ge
wenst werd. Zij trokken er heen met
ijzer en moker en lieten huis en
haard soms wel voor maanden ach
ter. Zij nestelden zich bij of op de
dijken in oude, vochtige keten of lek
ke woonarken met soms niet meer
dan hun bulk om op te slapen, hun
kist als bergplaats en zitmeubel en
het gebruikelijke vetpotje voor de
particuliere lekkernijen, want ook
toen verschilden de smaken.
T0.t en met de tweede wereldoorlog
is Sliedrecht het grote en enige
reservoir van de steenzetters ge
bleven, kwamen alleen daar de
mannen en jongens vandaan, die dij
ken en kribben hun zo noodzakelijke
stenen harnassen konden geven de rui
ge, bonkige schubben tegen en langs
elkaar als een grimmig pantsermo
zaïek. Van toen af brak de jeugd met
de oude traditie van Sliedrecht, voel
de zij niets meer voor dit ruwe en on
gezonde werk in alle eenzaamheid en
bleef zfl thuis. Reeds bij de herstel
werkzaamheden in de Wieringermeer
bleek een duidelijk tekort aan steenzet
ters, maar eerst na de februariramp
van 1953 besloot de overheid maatre
gelen te nemen en in samenwerking
met de belanghebbende aannemers
een speciale opleidingscursus voor
steenzetters te creëren. Men ging daar
bij uit van de grote behoefte en ne
geerde de felle protesten uit Sliedrecht,
waar men zich op een monopolie be
riep en vasthield aan de oude stelre
gel, dat een steenzetter niet wordt ge
maakt, maar in Sliedrecht geboren
wordt. Alleen al de Delta- en de Zuider
zeewerken vroegen hele ploegen steen
zetters en eigenlijk was men wel ge
dwongen door het steeds kleiner
wordende contingent Sliedrechtse steen
zetters, die hun eisen tot in het be
lachelijke konden opvoeren en de hoog
ste zwarte lonen ontvingen, deze maat
regelen te nemen. En daarmee be
gon de ommekeer, die langzaam maar
zeker doorzette en nu al weer zo lang
op weg is, dat in Sliedrecht met
thans nog iets meer dan 30 steenzet
ters meer en meer het hoofd wordt
gebogen, al zal men er nimmer verne
men, dat de mannen van de cursus
werken zoals Sliedrechtenaren. ook
maar enigszins kunnen tippen aan het
fijn afgestemde ritme, het hoge werk
tempo, waarin het karwei toch goed
wordt uitgevoerd.
De eerste leerlingen hadden anders
wel wat uit te staan. Werd de „nieuwe"
in een ploeg oude steenzetters ge
plaatst, dan wachtte hem een harde
tiid. Hij werd gewoon met de nek aan
gekeken en voortdurend op de hoogte
gebracht van het feit, dat hij er niets,
--L ..x
Italiaan en dat namen we niet. Die man
moest er uit en we zeurden en zanikten
net zo lang tot hij vertrok", vertelde
de oude man rustig. „Kijk het zit zo"
ging hij verder. De bult van de pruim
in de wang verschoof toen hij beide han
den op tafel legde, „Hier zijn ze nou
Meer dan zestig jaar heb ik er mee aan
de stenen gezeten en de nagels die u nu
ziet zijn misschien wel mijn elfde stel
letje. Toen ik voor de eerste keer mee
ging met mijn oudere broer, mocht ik
niets anders doen dan stoppen, de ga
ten tussen de geplaatste stenen opvul
len met puin en scherfsteen. Van 't
eigenlijke steenzetten was voorlopig
geen sprake. Ik moest eerst maar eens
een paar jaartjes kijken hoe de ande
ren met' groot gemak de zware basalt
blokken haaks op het beloop of iets
meer achterover op de hellende puin
laag van de dijken stootten. Met hun
hoogtepunt van de cursus leggen zij
midden in de hei een zware zeedijk. De
instructeur ziet nauwlettend toe. Voor
hem geldt goede kwaliteit als een eer
ste vereiste en komt het tempo er ze
ker in het begin beslist niet op aan.
Dat krijgt pas zijn beurt na de cursus,
die 25 weken duurt. Dan namelijk gaan
de cursisten die hebben volgehouden en
niet door gebrek aan aanleg zijn afge
voerd, naar Hansweert voor de z.g. na
scholingsperiode en vallen zij onder het
speciale toezicht van de heer S. M.
Uosterhoff, inspecteur van de Stichting
Productiviteit Rijswerkers en Steenzet-
tersbedrijf, welke de gehele opleiding
verzorgt Hier wordt nu alle aandacht
besteed 'aan het tempo en de leerlingen
mogen er eerst dan vertrekken als zij
met hun arbeidstempo zonder bezwaar
het basisloon kunnen verdienen. Dan
worden zij her en der ingezet op het I
„Jop" Verwoerd diep voorovergebogen op de nieuwe dijk in het IJsselmeer voor
Lelystad.
De dijk in aanleg, als het staatscircus
van Lelystad, waar men werkt onder de
meest moeilijke omstandigheden.
echte werk, maar vallen zij nog zo'n
maand of vier onder de nazorg van
inspecteur Oosterhoff, die controle
houdt op hun verdere vorderingen en
helpt bij eventuele moeilijkheden.
Een lang verhaal van een man die
zich van de Sliedrechtenaren niets aan
trekt en met bewijzen kan staven dat
zijn steenzetters het heel »ver kunnen
brengen. Verschillende oud-leerlingen
zijn kantonnier bij Rijkswaterstaat of
maken deel uit van een Hoogheem
raadschap. „En geloof me", zegt di
recteur Hellemons, „de enige Shedrechte
naar die wij ooit als leerling heb
ben gehad, moesten we wegens gebrek
aan voldoende talent wegsturen
Sinds de oprichting heeft de cursus
meer dan 125 nieuwe steenzetters
opgeleverd. Met allerlei grote ob
jecten voor de boeg als Europoort.
IJmond, Lauwerszce en verder de
voortdurende activiteiten van het Del
taplan en de Zuiderzeewerken, denkt
men er voorlopig echt niet over de als
tijdelijk bedoelde opleiding te staken.
Er is nog altijd een tekort in het
legertje van de steenzetters, waarvan
wij een klein deel aan het werk zagen
in wat we zouden willen noemen t
Staatscircus van Lelystad", balance
rend in de gierende Zuidwester op een
nieuw stuk dijk, dat als een lange, on
wezenlijke streep ver van de veilige
kust door het woelig water trok.
De mannen werkten zwugend en ver
beten, hun ijzers en mokers als enige
toeverlaat. De ijzige storm streek hun
gezichten glad en brandde om de ogen.
Voor hen stortten de schuimbekkende
horden zich gulzig slurpend in de ba-
saltschoeiingen, tot ztj de mannen be
dolven onder een razende warreling
van rillend schuim. Het werk op dit stuk
dnk dat ooit deel zal uitmaken van
de verbinding Lelystad-Amsterdam, ging
door ogenschijnlijk doodgewoon voor de
mannen, die dansend en springend hun
zware kruiwagens vol stenen over het
smalle plankje naar de deinende lich
ters af en aan reden. Ogenschijnlijk
moeiteloos voor de steenzettersploeg
van „Jop" Verwoerd, de grote meester
van vandaag, die de blokken met vaart
en elan tegen elkaar kletste en ze dus
danig bewerkte met zijn handhei, dat het
monotone gedreun van staal op steen
boven het gehuil van de wind uitkwam.
„Keien" als hij zijn altijd goed voor
zo n tweehonderd gulden schoon per
week, maar zij draaien dan ook hun
hand niet om voor 100 m2 dijk in de
vijl dagen die zij wekelijks werken en
houden zich verre van het oude steen
zetterssmoesje als commentaar op
slecht werk: „Dat lijkt maar zo mijn
heer omdat de zon er op schijnt, moet
u vanavond bij het avondrood maar
eens kijken."
HAYE THOMAS
weg genietend van schilderachtige
boerderijen, koetjes en kalfjes. Helaas
doet de moderne cultuurtechniek, juist
in een tijd dat het boerenland een groei
end getal recreatiezoekenden moet
gaan opnemen, ernstig afbreuk aan de
recreatieve waarde van dat land.
Eeuwenoude houtwallen en heuveltjes
worden geslecht, kronkelpaden worden
rechtgetrokken in het kader van grote
ruilverkavelingen en degene die erte
gen protesteert is als een roepende in
de woestijn, in casu de cultuursteppe.
En tot overmaat van ramp bouwt de
boer, die zijn bellenklingelende horsen
natuurlijk vervangen heeft door een
grommende tractor, zich in plaats van
de pittoreske, stro- en mosgedekte hof
stede, een nuchter, stedelijk woonhuis
of zelfs een bungalow, modern gemeu
bileerd en voorzien van alle comfort,
naast de zo efficiënt mogelijk opgetrok
ken, nog nuchterder „bedrijfsgebou
wen": lage, onaanzienlijke loodsen,
met een bedekking van golfplaten.
Want de boer is niet de romantische
dromer die de stedeling in de „geruste
landman" ziet. Als hij, opgegroeid in
„de natuur" de door z\jn eigen ar
beid gevormde natuur al oog heeft
voor de schoonheid die de „burger" be
koort, dan komt dat toch op de tweede
plaats: hij is allereerst ondernemer, en
hij bekommert zich dus voor alles om
een efficiënte bedrijfsvoering, temeer,
nu hem steeds nadrukkelijker wordt
voorgehouden, dat ook het landsbelang
van hem eist, dat hij produceert tegen
een zo laag mogelijke prijs. En daar
ligt dan het conflict: wordt de boerde
rij erkend als een bedrijf en wil men
de boer de vrijheid laten om dit bedrijf
uit te oefenen als vrije ondernemer, of
moet hij in zijn bedrijfsvoering beper
kingen dulden terwille van de niet-
agrarische bevolking?
„Het openluchtmuseum ligt in Arn
hem", zei ons dezer dagen een agra
risch deskundige. De oude Twentse
hoerderij, waarin het boerengezin en
het vee dezelfde ruimte deelden, is uit
de tijd, maar ook de meeste andere
boerderijen van de oude streektypen
hebben hun tijd gehad. Destijds waren
ze zo doelmatig mogelijk: aangepast
aan de toenmalige bedrijfsvoering, de
bouwtechniek en de kostprijzen. Als
men nu van deze zelfde factoren uit
gaat, komt er iets heel anders uit de
bus, iets wat vaak heel sterk afwijkt
van wat wij onder een boerderij ver
staan. Nu wordt het een verzameling
van gebouwen, verschillend naar de
aard van de onderneming, met daar
aan of daarbij een woonhuis voor het
gezin. Zo'n geheel vindt heel dikwijls
geen genade in de ogen van... de wel
standscommissies, waaraan de nieuw-
bouwplannen voor boerderijen door
gaans worden voorgelegd. Die com
missies willen, zo geen strooien dak,
dan toch dakpannen en vooral geen
golfplaten. Maar er zjfn agrarische ge- f
meenten met een agrarisch gemeente
bestuur, die zich aan dergelijke wel-
standseisen niets gelegen laten liggen
en... er zijn ook steeds meer welstands
bureaus, die een eigentijds, doelmatig,
maar in esthetisch opzicht verantwoord
boerderijplan prefereren boven een ar
chaïserende opzet.
Het boerenland verandert, zoals het
altijd veranderd is naarmate de cul
tuur zich wijzigde. Misschien zijn een
eeuw geleden ook protesten geuit tegen
de moderniseringen op het platteland
en zijn de oude cultuurlandschappen
die velen nu willen bewaren, destijds
verafschuwd door voorvechters van het
oude schoon. Maar de veranderingen
die wjj tot stand zien komen, zijn wel
veel ingrijpender. De deskundige plan
ning en de techniek maken een gewel
dige aanpak mogelijk, waarbij men van
een landschap kan maken wat men wil.
Het gaat nu maar om de vraag: wat
wil men? Neemt men bij een ruilver
kaveling rigoreus alles „op de schop""
en offert men geen meter grond aan de
esthetica? Het ziet ernaar uit, dat we
die korte tijd gehad hebben. Ne
derland kent droeve voorbeelden van
„cultuursteppen", maar het heeft ge
lukkig ook nieuw verkavelde land
schappen die een lust zijn voor het
oog. Elk ruilverkavelingsplan krijgt te
genwoordig een esthetisch supplement
in de vorm van een landschapsplan en
de landschapsplanning heeft zich de
afgelopen jaren dusdanig ontwikkeld,
dat het aanzien van een agrarisch ge
bied dat in ruilverkaveling komt, dik
wijls aanzienlijk verbetert. Alleen
wordt bij de ruilverkavelingen-nieuwe-
stfll, die immers niet alleen een agra
rische ingreep meer zijn, maar een
breed opgezette streekverbetering, nog
te weinig gedacht aan de recreatieve
functie van het boerenland, voorzover
het gaat om rustpunten en picknick-
plaatsen. Een landschap kan nog zo
fraai zijn, als de recreatiezoekenden er
nergens kunnen verblijven, heeft het
voor de recreatie geen waarde. Juist
de moderne ruilverkavelingen bieden
unieke kansen voor het uitsparen van
recreatieterreintjes en het aanleggen
van kleine bosjes, speelweitjes e.d.
Als deze voorzieningen getroffen wor
den, kan het agrarisch land zowel de
moderne agrarische ondernemer als
de naar buiten trekkende industriële
ondernemer (of werknemer) het volle
pond geven. Het grootste probleem
blijft dan niet het land zelf, maar de
bebouwing. Twee ontwikkelingen leiden
tot het verdwijnen van de oude boerde
rij, waarin mensen en dieren, zo niet
in hetzelfde vertrek, dan toch onder
hetzelfde dak, een woonplaats vonden.
Onder dat dak bevond zich dan vaak
ook nog de opslagruimte voor land-
bouwproduktenboven de naast elkaar
gelegen woonvertrekken en stallen was
het hooi opgetast, in de ene, grote, in
het landschap dominerende boerderij.
Zo was het vroeger op het gemengde
bedrijf, maar die tijd is voorbij. Naast
de oude boerderij zijn stallen en hok
ken verrezen om de vele dieren te kun
nen huisvesten, die de boer, wil hij
economisch produceren, moet gaan
houden. De boerderij is niet langer het
hoofdgebouw, en als er nieuw gebouwd
gaat worden, komt dit in de opzet van
het bouwplan ineens duidelijk naar vo
ren. Dan doet ook de tweede ontwikke
ling zich plotseling gelden: het verlan
gen van het boerengezin en met name
van de huisvrouw naar het comfort van
onze tijd een comfort dat men door
het bijna dagelijkse contact met de stad
heeft leren kennen en dat ook op het
platteland geïnstalleerd kan worden
leidt tot het ontwerpen van een „nor
male" moderne woning.
Het is niet tegen te houden, en waar
om zou men? Moet men de boeren
gaan verplichten, te werken en te le
ven op een manier die uit de tijd is,
terwille van het idee, dat een ouder
wetse boerderij mooier is? Het lijkt
verkieslijker, te kiezen voor het eigen
tijdse, en de welstandseisen zo te stel
len, dat dit eigentijdse op esthetisch
verantwoorde wijze gerealiseerd wordt.
Men zal dan afstand moeten doen van
de vertrouwde boerenhoeve, maar de
boer zal, evenals iedere bouwer, be
paalde normen in acht moeten nemen.
Alleen historisch bijzonder waardevolle
boerderijen plaatse men op de monu
mentenlijst.
VIC LANGENHOFF
Nieuw type