Die van Sliedrecht zijn verbolgen Willem de Jager meer dan zestig jaar basalt DE HARDE ROMANTIEK PAN LELYSTAD Oude boerderij wordt museumstuk BOEREN IN BUNGALOWS houden en ook Niet tegen te waarom Zeedijk op de heide van Rucphen Op 't Heike DONDERDAG 13 APRIL 1961 PAGINA Min Ceen aanvulling In weer en wind Dijkenkoningen zien hun monopolie doorbroken geoefend oog maten zij de stenen naar hun juiste vorm en afmetingen; het grote geheim van het steenzettersvak. Hun glooiingen waren dicht, vlak en gelijkmatig en stonden er absoluut heel netjes bij. Dat ik die gave ook had was spoedig duidelijk, maar toch ver liep er geruime tijd eer ik me als vol leerd steenzetter mocht beschouwen, een vakman bij uitnemendheid, zoals al die ouderen". Willem de Jager kon niet aan nemen dat op 't Heike bij Rucphen in zes maanden wordt klaargestoomd, waar hij jaren over deed. Hij wil wel geloven dat ze het er goed leren, o, zeker, want zijn bloedeigen zoon Arie, die zich van het Sliedrechtse verzet niets aantrok, is de instructeur. Maar de vaart, de handigheid, die absoluut on misbare routine om in de kring der vakmensen mee te draaien, kunnen ze niet krijgen, nu niet en binnen een paar maanden ook niet. „Dat is en blijft een kwestie van jaren", riep Willem de Ja ger uit. 'enzetten op 't Heike bij Rucphen, waar kribben en dijken liggen en de geboren Shedrechtenaar Arie de Jager de leer lingen scherp in 't oog houdt. De 81-jarige Willem de Jager camoufleert zijn ontstemming meester lijk. De grijze pientere ogen draaien langzaam door de kleine, don kere kamer, waarin hij zijn levensavond slijt. Zij blijven rusten op het smalle venster dat bijna geheel gevuld wordt door de grauwe regenlucht boven Sliedrecht, op het roestige stootijzer en de enorme moker in een hoek van het vertrekje en het smalle houten bord, waarop in schoonschrift staat geschreven: „Alles wat ademt, love den Heere". In menig opzicht geldt Willem de Jager als dé nestor onder de steenzetters, de grand-old- man van een oud-vaderlands beroep, zoals dat zijn oorsprong moet hebben gevonden in het dorp aan de Merwede, waar tot nu toe het alleenrecht ervan met verbeten felheid wordt verdedigd. Als kleine jongen trok hij met de ouderen mee om tussen allerlei simpele klusjes door te zien hoe hun bruine, verweerde handen bouwden aan dijken en kribben, de ruwe, bonkige basaltblokken onberispelijk in het gelid plaatsten. Zij verstonden de kunst, zoals hij die overnam na jarenlang afkijken en proberen; van 's morgens vroeg tot 's avonds laat wijdbeens en diep voorovergebogen op het hellende vlak van de dijk, rusteloos in de weer met ijzer en moker, al renrdHntde golven over de wering en joeg de wind het schuim in zijn ha- stenen °ppnat ergewoon in> dat typische gevoel voor de juiste keuze van jrpf,ht' rrn ®Peclale kunst van generatie op generatie verbonden met Slie- marr ?egt hü het niet met zoveel woorden, ook Willem de Jager E.A'u aannemen> dat de overheid op haar werkplaats in het Brabant p en m staat is, na zes maanden theorie en praktijk op de hei niet uit - hediecht afkomstige steenzetters af te leveren, die hoe en waar dan ook hun mannetje kunnen staan. Hoewel daarvoor geen afdoende bewijzen zijn, wordt vrij algemeen aangenomen, dat de Sint-Elisabeths- vloed van 1421 een belangrijke rol heeft gespeeld in de opkomst van het steenzettersberoep in Sliedrecht. De vakbekwaamheid ging automa tisch over van vader op zoon en ie dereen raakte er mee vertrouwd dat de mannen uit Sliedrecht onmisbaar waren bij het aanleggen en bouwen van dijken. Herhaaldelijk deed zich ook de gelegenheid voor dat men luidkeels jammerde en smeekte om hun hulp, als het water door de dijk brak en in enkele minuten terugnam, wat het ooit na lange strijd moest maar dan ook echt helemaal niets van kon. Bij voorkeur liet men hem dan „kruinen", het moeilijkste en zwaar ste steenzetterswerk aan de top van de dijk verrichten. En kwam de aan nemer of hoofdopzichter kijken, dan stéeg er onder aan de voet van de dijk een geweeklaag en gevloek op over de stommiteiten van die vermaledijde nieuweling, die er z.g. niets van terecht bracht en het werktempo van hen, vak mensen maar drukte. Dat laatste ging nu net tegen het zere been van de grote baas, die uiteraard bij snelheid gebaat was en in vele gevallen de nieuwe steen zetter ontsloeg en aan de dijk zette. Willem de Jager, die de ernst van een vervulde geest gewonnen heeft in een leven vol eenzaamheid, vindt dergelijke dingen al niet juist meer. „Ik hield niet van wegdruk ken, als het eigen mensen betrof. Maar aan de Zuiderzeewerken heb ik er toch een keer volop aan meegedaan. Daar wilden ze ons Italianen opdringen, die nog nooit van hun leven een steen had den gezien. We kregen in elke ploeg een n Kucphen klonken hele andere geluiden. Zij kwamen uit de mond van de heer A. Hellcmons, direc teur van een rijkswerkplaats en zelf een kei in het vak. Zijn relaas kwam op het volgende neer. De moei lijkheden en de bezwaren van de Slic- drechtenaren zijn onzinnig. De mensen die in Rucphen komen om het vak van steenzetter te leren, zijn niet de eer sten de besten. Zij worden grondig ge keurd. Een man met een buikje kan wel meteen inrukken, want hij komt er nooit van zijn leven. Hetzelfde geldt voor hen die hernia hadden, een zwak ke rug hebben of last van rheuma- tiek. Ze gaan ei onherroepelijk on der door. Iedere kandidaat die ge keurd wordt krijgt te lezen dat de omstandigheden waaronder hij moet werken vaak bar en boos zijn, en dat met de achturige werkdag dik wijls geen rekening wordt gehouden. De volgende fase is een psycho-test, waarbij vooral wordt gelet op het ge zichtsvermogen en daarbij het gevoel voor de juiste verhoudingen met het uitzoeken van de stenen en verder of de kandidaat voldoende weerstand en doorzettingsvermogen bezit. Eerst dan kan de man in Rucphen aan het werk waarvoor hi.j ook een alleszins accep tabele vergoeding krijgt. Hij wordt direct gewend aan hei leven van de steenzetter. Hij ontvangt zijn ijzer, moker, bulk, kist en vetpotje, een krib in het houten slaapverblijf zoals ook straks in de praktijk. En dan gaat het in etappes door het leerpro gramma. Om te beginnen het vertrouwd raken met allerlei steensoorten; de betonblok ken van Haringman, de betonnen zui len, de diaboolblokken, Petit-graniet, Maaszetsteen en basalt. Dan start hei z.g. „vlakken" of „vlijden", een platte steenlaag aanbrengen, spoedig gevolgd door de eerste grote werkzaamheden zoals het maken van een tweetal krom me kribben met trapjes, standhoofden. En tenslotte de grote finale; als het Oud type Jaarlijks worden in Nederland om streeks 700 nieuwe boerderijen ge bouwd, ondanks het feit, dat het aantal „agrarische beroepsbeoefenaren" zowel procentueel als absoluut voortdurend afneemt. Nog maar 12 pet. van de Ne derlandse bevolking vindt emplooi in de land- en tuinbouw, maar de aard van dit emplooi brengt met zich mee, dat die 12 pet. beslag legt op het groot ste deel van ons vaderlandse grondop pervlak, dat immers bijna geheel „in cultuur" is gebracht. Een schoolkind weet, dat Nederland nagenoeg geen woeste gronden, weinig bossen en heel weinig recreatieterreinen heeft, veel te weinig om de niet-agrarische 88 pet. in de vakantietijd en tijdens het tweedaag se weekeinde te kunnen opvangen. Het wordt dan ook steeds duidelijker, dat in de naaste toekomst ook het cultuurland moet worden benut voor de openlucht recreatie van de stedelingen. Nu is het ook weer niet zo, dat dit cultuurland tot dusver door de recrea tiezoekenden onontgonnen is gelaten Sinds generaties plukken kinderen bo terbloemen in graslanden, zoeken stadsmensen bramen langs de akkers en fietsen huisvaders met vrouw er kinderen langs houtwallen en koren velden naar een picknickplekje, onder- toll m Jtfer, de koning der steen- e''*rt met de traditionele attributen: de moker en 't stootijzer. afstaan. De Allerheiligenvloed in 1575 toen de Diemerdijk tussen Muiden en Amsterdam op maar liefst der tien plaatsen doorbrak en de alom geprezen „Hondsbosch", opgetrokken met granieten blokken en verbazing wekkend paalwerk, op drie plaatsen omver werd geworpen. Het dorp Cal- lantsoog werd geheel door de zee verzwolgen en Huisduinen door het aanstromende water opgenomen en met huizen en mensen in de Zuider zee gesmeten. De Kerstvloed van 1717, die alleen al in Groningen aan 2276 mensen het leven kostte. De ge weldige stormvloed van 1825. Het zijn er slechts enkele van de talloze watersnoodrampen, die ontstonden als de dijken het begaven. Herstel en wederopbouw zonder de Sliedrech- tenaren was eenvoudig onmogelijk. Zij kwamen daar waar hun hulp ge wenst werd. Zij trokken er heen met ijzer en moker en lieten huis en haard soms wel voor maanden ach ter. Zij nestelden zich bij of op de dijken in oude, vochtige keten of lek ke woonarken met soms niet meer dan hun bulk om op te slapen, hun kist als bergplaats en zitmeubel en het gebruikelijke vetpotje voor de particuliere lekkernijen, want ook toen verschilden de smaken. T0.t en met de tweede wereldoorlog is Sliedrecht het grote en enige reservoir van de steenzetters ge bleven, kwamen alleen daar de mannen en jongens vandaan, die dij ken en kribben hun zo noodzakelijke stenen harnassen konden geven de rui ge, bonkige schubben tegen en langs elkaar als een grimmig pantsermo zaïek. Van toen af brak de jeugd met de oude traditie van Sliedrecht, voel de zij niets meer voor dit ruwe en on gezonde werk in alle eenzaamheid en bleef zfl thuis. Reeds bij de herstel werkzaamheden in de Wieringermeer bleek een duidelijk tekort aan steenzet ters, maar eerst na de februariramp van 1953 besloot de overheid maatre gelen te nemen en in samenwerking met de belanghebbende aannemers een speciale opleidingscursus voor steenzetters te creëren. Men ging daar bij uit van de grote behoefte en ne geerde de felle protesten uit Sliedrecht, waar men zich op een monopolie be riep en vasthield aan de oude stelre gel, dat een steenzetter niet wordt ge maakt, maar in Sliedrecht geboren wordt. Alleen al de Delta- en de Zuider zeewerken vroegen hele ploegen steen zetters en eigenlijk was men wel ge dwongen door het steeds kleiner wordende contingent Sliedrechtse steen zetters, die hun eisen tot in het be lachelijke konden opvoeren en de hoog ste zwarte lonen ontvingen, deze maat regelen te nemen. En daarmee be gon de ommekeer, die langzaam maar zeker doorzette en nu al weer zo lang op weg is, dat in Sliedrecht met thans nog iets meer dan 30 steenzet ters meer en meer het hoofd wordt gebogen, al zal men er nimmer verne men, dat de mannen van de cursus werken zoals Sliedrechtenaren. ook maar enigszins kunnen tippen aan het fijn afgestemde ritme, het hoge werk tempo, waarin het karwei toch goed wordt uitgevoerd. De eerste leerlingen hadden anders wel wat uit te staan. Werd de „nieuwe" in een ploeg oude steenzetters ge plaatst, dan wachtte hem een harde tiid. Hij werd gewoon met de nek aan gekeken en voortdurend op de hoogte gebracht van het feit, dat hij er niets, --L ..x Italiaan en dat namen we niet. Die man moest er uit en we zeurden en zanikten net zo lang tot hij vertrok", vertelde de oude man rustig. „Kijk het zit zo" ging hij verder. De bult van de pruim in de wang verschoof toen hij beide han den op tafel legde, „Hier zijn ze nou Meer dan zestig jaar heb ik er mee aan de stenen gezeten en de nagels die u nu ziet zijn misschien wel mijn elfde stel letje. Toen ik voor de eerste keer mee ging met mijn oudere broer, mocht ik niets anders doen dan stoppen, de ga ten tussen de geplaatste stenen opvul len met puin en scherfsteen. Van 't eigenlijke steenzetten was voorlopig geen sprake. Ik moest eerst maar eens een paar jaartjes kijken hoe de ande ren met' groot gemak de zware basalt blokken haaks op het beloop of iets meer achterover op de hellende puin laag van de dijken stootten. Met hun hoogtepunt van de cursus leggen zij midden in de hei een zware zeedijk. De instructeur ziet nauwlettend toe. Voor hem geldt goede kwaliteit als een eer ste vereiste en komt het tempo er ze ker in het begin beslist niet op aan. Dat krijgt pas zijn beurt na de cursus, die 25 weken duurt. Dan namelijk gaan de cursisten die hebben volgehouden en niet door gebrek aan aanleg zijn afge voerd, naar Hansweert voor de z.g. na scholingsperiode en vallen zij onder het speciale toezicht van de heer S. M. Uosterhoff, inspecteur van de Stichting Productiviteit Rijswerkers en Steenzet- tersbedrijf, welke de gehele opleiding verzorgt Hier wordt nu alle aandacht besteed 'aan het tempo en de leerlingen mogen er eerst dan vertrekken als zij met hun arbeidstempo zonder bezwaar het basisloon kunnen verdienen. Dan worden zij her en der ingezet op het I „Jop" Verwoerd diep voorovergebogen op de nieuwe dijk in het IJsselmeer voor Lelystad. De dijk in aanleg, als het staatscircus van Lelystad, waar men werkt onder de meest moeilijke omstandigheden. echte werk, maar vallen zij nog zo'n maand of vier onder de nazorg van inspecteur Oosterhoff, die controle houdt op hun verdere vorderingen en helpt bij eventuele moeilijkheden. Een lang verhaal van een man die zich van de Sliedrechtenaren niets aan trekt en met bewijzen kan staven dat zijn steenzetters het heel »ver kunnen brengen. Verschillende oud-leerlingen zijn kantonnier bij Rijkswaterstaat of maken deel uit van een Hoogheem raadschap. „En geloof me", zegt di recteur Hellemons, „de enige Shedrechte naar die wij ooit als leerling heb ben gehad, moesten we wegens gebrek aan voldoende talent wegsturen Sinds de oprichting heeft de cursus meer dan 125 nieuwe steenzetters opgeleverd. Met allerlei grote ob jecten voor de boeg als Europoort. IJmond, Lauwerszce en verder de voortdurende activiteiten van het Del taplan en de Zuiderzeewerken, denkt men er voorlopig echt niet over de als tijdelijk bedoelde opleiding te staken. Er is nog altijd een tekort in het legertje van de steenzetters, waarvan wij een klein deel aan het werk zagen in wat we zouden willen noemen t Staatscircus van Lelystad", balance rend in de gierende Zuidwester op een nieuw stuk dijk, dat als een lange, on wezenlijke streep ver van de veilige kust door het woelig water trok. De mannen werkten zwugend en ver beten, hun ijzers en mokers als enige toeverlaat. De ijzige storm streek hun gezichten glad en brandde om de ogen. Voor hen stortten de schuimbekkende horden zich gulzig slurpend in de ba- saltschoeiingen, tot ztj de mannen be dolven onder een razende warreling van rillend schuim. Het werk op dit stuk dnk dat ooit deel zal uitmaken van de verbinding Lelystad-Amsterdam, ging door ogenschijnlijk doodgewoon voor de mannen, die dansend en springend hun zware kruiwagens vol stenen over het smalle plankje naar de deinende lich ters af en aan reden. Ogenschijnlijk moeiteloos voor de steenzettersploeg van „Jop" Verwoerd, de grote meester van vandaag, die de blokken met vaart en elan tegen elkaar kletste en ze dus danig bewerkte met zijn handhei, dat het monotone gedreun van staal op steen boven het gehuil van de wind uitkwam. „Keien" als hij zijn altijd goed voor zo n tweehonderd gulden schoon per week, maar zij draaien dan ook hun hand niet om voor 100 m2 dijk in de vijl dagen die zij wekelijks werken en houden zich verre van het oude steen zetterssmoesje als commentaar op slecht werk: „Dat lijkt maar zo mijn heer omdat de zon er op schijnt, moet u vanavond bij het avondrood maar eens kijken." HAYE THOMAS weg genietend van schilderachtige boerderijen, koetjes en kalfjes. Helaas doet de moderne cultuurtechniek, juist in een tijd dat het boerenland een groei end getal recreatiezoekenden moet gaan opnemen, ernstig afbreuk aan de recreatieve waarde van dat land. Eeuwenoude houtwallen en heuveltjes worden geslecht, kronkelpaden worden rechtgetrokken in het kader van grote ruilverkavelingen en degene die erte gen protesteert is als een roepende in de woestijn, in casu de cultuursteppe. En tot overmaat van ramp bouwt de boer, die zijn bellenklingelende horsen natuurlijk vervangen heeft door een grommende tractor, zich in plaats van de pittoreske, stro- en mosgedekte hof stede, een nuchter, stedelijk woonhuis of zelfs een bungalow, modern gemeu bileerd en voorzien van alle comfort, naast de zo efficiënt mogelijk opgetrok ken, nog nuchterder „bedrijfsgebou wen": lage, onaanzienlijke loodsen, met een bedekking van golfplaten. Want de boer is niet de romantische dromer die de stedeling in de „geruste landman" ziet. Als hij, opgegroeid in „de natuur" de door z\jn eigen ar beid gevormde natuur al oog heeft voor de schoonheid die de „burger" be koort, dan komt dat toch op de tweede plaats: hij is allereerst ondernemer, en hij bekommert zich dus voor alles om een efficiënte bedrijfsvoering, temeer, nu hem steeds nadrukkelijker wordt voorgehouden, dat ook het landsbelang van hem eist, dat hij produceert tegen een zo laag mogelijke prijs. En daar ligt dan het conflict: wordt de boerde rij erkend als een bedrijf en wil men de boer de vrijheid laten om dit bedrijf uit te oefenen als vrije ondernemer, of moet hij in zijn bedrijfsvoering beper kingen dulden terwille van de niet- agrarische bevolking? „Het openluchtmuseum ligt in Arn hem", zei ons dezer dagen een agra risch deskundige. De oude Twentse hoerderij, waarin het boerengezin en het vee dezelfde ruimte deelden, is uit de tijd, maar ook de meeste andere boerderijen van de oude streektypen hebben hun tijd gehad. Destijds waren ze zo doelmatig mogelijk: aangepast aan de toenmalige bedrijfsvoering, de bouwtechniek en de kostprijzen. Als men nu van deze zelfde factoren uit gaat, komt er iets heel anders uit de bus, iets wat vaak heel sterk afwijkt van wat wij onder een boerderij ver staan. Nu wordt het een verzameling van gebouwen, verschillend naar de aard van de onderneming, met daar aan of daarbij een woonhuis voor het gezin. Zo'n geheel vindt heel dikwijls geen genade in de ogen van... de wel standscommissies, waaraan de nieuw- bouwplannen voor boerderijen door gaans worden voorgelegd. Die com missies willen, zo geen strooien dak, dan toch dakpannen en vooral geen golfplaten. Maar er zjfn agrarische ge- f meenten met een agrarisch gemeente bestuur, die zich aan dergelijke wel- standseisen niets gelegen laten liggen en... er zijn ook steeds meer welstands bureaus, die een eigentijds, doelmatig, maar in esthetisch opzicht verantwoord boerderijplan prefereren boven een ar chaïserende opzet. Het boerenland verandert, zoals het altijd veranderd is naarmate de cul tuur zich wijzigde. Misschien zijn een eeuw geleden ook protesten geuit tegen de moderniseringen op het platteland en zijn de oude cultuurlandschappen die velen nu willen bewaren, destijds verafschuwd door voorvechters van het oude schoon. Maar de veranderingen die wjj tot stand zien komen, zijn wel veel ingrijpender. De deskundige plan ning en de techniek maken een gewel dige aanpak mogelijk, waarbij men van een landschap kan maken wat men wil. Het gaat nu maar om de vraag: wat wil men? Neemt men bij een ruilver kaveling rigoreus alles „op de schop"" en offert men geen meter grond aan de esthetica? Het ziet ernaar uit, dat we die korte tijd gehad hebben. Ne derland kent droeve voorbeelden van „cultuursteppen", maar het heeft ge lukkig ook nieuw verkavelde land schappen die een lust zijn voor het oog. Elk ruilverkavelingsplan krijgt te genwoordig een esthetisch supplement in de vorm van een landschapsplan en de landschapsplanning heeft zich de afgelopen jaren dusdanig ontwikkeld, dat het aanzien van een agrarisch ge bied dat in ruilverkaveling komt, dik wijls aanzienlijk verbetert. Alleen wordt bij de ruilverkavelingen-nieuwe- stfll, die immers niet alleen een agra rische ingreep meer zijn, maar een breed opgezette streekverbetering, nog te weinig gedacht aan de recreatieve functie van het boerenland, voorzover het gaat om rustpunten en picknick- plaatsen. Een landschap kan nog zo fraai zijn, als de recreatiezoekenden er nergens kunnen verblijven, heeft het voor de recreatie geen waarde. Juist de moderne ruilverkavelingen bieden unieke kansen voor het uitsparen van recreatieterreintjes en het aanleggen van kleine bosjes, speelweitjes e.d. Als deze voorzieningen getroffen wor den, kan het agrarisch land zowel de moderne agrarische ondernemer als de naar buiten trekkende industriële ondernemer (of werknemer) het volle pond geven. Het grootste probleem blijft dan niet het land zelf, maar de bebouwing. Twee ontwikkelingen leiden tot het verdwijnen van de oude boerde rij, waarin mensen en dieren, zo niet in hetzelfde vertrek, dan toch onder hetzelfde dak, een woonplaats vonden. Onder dat dak bevond zich dan vaak ook nog de opslagruimte voor land- bouwproduktenboven de naast elkaar gelegen woonvertrekken en stallen was het hooi opgetast, in de ene, grote, in het landschap dominerende boerderij. Zo was het vroeger op het gemengde bedrijf, maar die tijd is voorbij. Naast de oude boerderij zijn stallen en hok ken verrezen om de vele dieren te kun nen huisvesten, die de boer, wil hij economisch produceren, moet gaan houden. De boerderij is niet langer het hoofdgebouw, en als er nieuw gebouwd gaat worden, komt dit in de opzet van het bouwplan ineens duidelijk naar vo ren. Dan doet ook de tweede ontwikke ling zich plotseling gelden: het verlan gen van het boerengezin en met name van de huisvrouw naar het comfort van onze tijd een comfort dat men door het bijna dagelijkse contact met de stad heeft leren kennen en dat ook op het platteland geïnstalleerd kan worden leidt tot het ontwerpen van een „nor male" moderne woning. Het is niet tegen te houden, en waar om zou men? Moet men de boeren gaan verplichten, te werken en te le ven op een manier die uit de tijd is, terwille van het idee, dat een ouder wetse boerderij mooier is? Het lijkt verkieslijker, te kiezen voor het eigen tijdse, en de welstandseisen zo te stel len, dat dit eigentijdse op esthetisch verantwoorde wijze gerealiseerd wordt. Men zal dan afstand moeten doen van de vertrouwde boerenhoeve, maar de boer zal, evenals iedere bouwer, be paalde normen in acht moeten nemen. Alleen historisch bijzonder waardevolle boerderijen plaatse men op de monu mentenlijst. VIC LANGENHOFF Nieuw type

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1961 | | pagina 11