PICASSO EN HET VOETBALLEN ELEKSCHWARTZ: Elftal samenstellen is een kwestie van kleuren Internationals zijn gevoelige mensen W aarom zegt men altijd dat een voetballer dom is? Nederlands V olkenkundig Missie-museum bestaat 25 jaar Symposion over godsdiensten in missielanden ZATERDAG 8 APRIL 1961 Elek Schwartz langs de lijn bij de laatste wedstrijd Nederland-Oostenrijk in Amsterdam (1 Waarom zegt men altijd dat een voetballer dom is en waarom zegt men niet dat een wis kundige dom is? Met deze vraag overrompelt mij Elek Schwartz, die kort geleden zijn vierde jaar is in gegaan als trainer van het Neder landse Elftal, als ik hem in zijn wo ning in Den Haag de hand druk. Ik ontwijk het antwoord met een ver ontschuldigende glimlach, maar ik voel dat op hetzelfde moment als een soort verraad aan. Want ik zie, dat het hem zéér hoog zit, die eeu wige intellectuele onderwaardering van de voetballer. Later wordt het duidelijk dat Schwartz een goed ee van zijn bestaan reserveert voor een soort afweer tegen dit, hem bijna teisterende standpunt. Ons gesprek gaat dus om te beginnen niet over voetballen, maar over de kunst. Zij nerzijds wordt het gevoerd in een Ietwat zweverig, maar toch goed ver staanbaar Nederlands. De herkomst van het accent kan men nauwelijks gissen. En dat is dan niet zó ver wonderlijk. Elek Schwartz werd op 23 oktober 1908 in Reikas geboren. Reikas lag destijds in Hongarije. Maar toen hij twaalf jaar was werd Schwartz „ingelijfd" e en werd hij Roemeen. Hij deed dienst in het Roemeense leger en leerde er de taal van het land. Nu traint hij in Nederland als genaturaliseerd ■Fransman. En hij spreekt dus vloeiend Hongaars, Roemeens, Frans en Duits. Zijn Nederlands mag er wezen. Toon Her-mansdit keer niet „in trance", maar in training. Elek Schwartz thuis, samen met zijn echtgenote. Maar goed. Het gesprek beweegt Sich dan om te beginnen in de regionen van de kunst. Neen, toch niet helemaal. Meteen nadat Elek Schwartz mij boven geciteerde vraag heeft gesteld gaat hij op één been staan, maakt met het andere de beweging van iemand die een bal trapt en zegt, een ogenblik verstarrend in die ongerieflijke hou ding: „De normale manier om zijn evenwicht te bewaren is op beide be nen staan. De voetballer staat op één been en overziet tegelijkertijd bliksem snel de situatie. Dat is een kwestie van intelligentie. Waarom noemt men een voetballer altijd dom?" Direct daarna echter gaat het over Baudelaire. Baudelaire is een groot fnan, maar hij is een beetje decadent. Rn niet alle talenten worden altijd goed besteed. Maar nu is de beeldende kunst aan de beurt. Elek Schwartz is een hartstochtelijk amateurschilder en "tekenaar. Hij staat op en laat ons yer- Schillende werkjes van zijn hand zien, die kwistig aan de wand hangen. Aller aardigste schilderijtjes en pentekenin gen. Eri charmante wandbordjes; en °P één daarvan heeft hij zijn dochtertje afgebeeld. „Kijk, flat is Turkije; daar ben ik met het militaire elftal geweest. Rn hier is Curasao, daar was ik met jeugdelftal. Hier is Ary Scheffer. Die heb ik gecopieerd." Ik kijk naar e®n afbeelding van Thomas van Aqui- bo. Zij is ondertekend met „Schwartz 0 après Ary Scheffer." Wij gaan weer zitten. „Mijn moe der wilde dat ik dokter zou worden," zegt hij, „in onze familie waren nogal wat dokters en advocaten. Ik ging haar een school, die men hier, geloof 'k, gymnasium zou noemen. Maar ik kwam niet verder dan de tweede klas. Toen zeiden ze tegen mij: jij bent groot en sterk, je kunt hard l°Pen, kom jij maar voetballen. Ik ging voetballen, maar vergat te stu deren. Ik was op school tot mijn veertiende jaar, op mijn vijftiende Was ik linksbuiten in het eerste elftal van Patria." Daar is dan toch het voetballen. v,®en, daar is niet het voetballen. Want Elek Schwartz had bij zichzelf de aan- tot tekenen ontdekt Hij werd op ?Uh achttiende jaar lithograaf, maar het werk was hem niet oorspronkelijk genoeg en hij ging dus avondlessen vol- •®n in oorspronkelijk tekenen. Neen, Elek Schwartz heeft nooit be roepsvoetballer willen worden. Maar het kwam er tóch van. Hij ging als linksback spelen in Ripensia, destijds de kampioensploeg van Roemenië. Aanvankelijk als amateur. Maar toen nam de club een club van beroeps voetballers drie amateurs mee op een tournee door Frankrijk: „laat eens kijken wat jullie kunnen." Schwartz was één van hen. En het was toen toch juist crisis en werk was er niet te vinden. Schwartz bleek wat te kunnen als linksback. Hij ging voetballen, be- roepsvoetballen. Maar toen hij in Zuid- Frankrijk zag hoe mooi de bergen wa ren en hoe blauw de zee was, sloot hij een contract af in Hyères, nabij Toulon. De club ging op de fles en hij werd na twee jaar verkocht aan Can- nes. Ook daar bleef hij twee jaar; ver volgens werd hij. op 27-jarige leeftijd voor de recordsom van het jaar ver kocht aan Straatsburg. En toen hij dertig jaar was betaalden ze nog de zelfde prijs. „U zult zeggen: waarom steeds dat verwisselen na twee jaar? Dat was financieel voordeliger." Hoe dat zij, voetballen is een kunst en de voetballer is een artist. In Frankrijk vraagt men er niet naar wie of wat een voetballer is. Een voetballer is er een voetballer, Rij vers is er Rijvers; en Bertus de Harder is ereburger van Bordeaux. Hoed, dat ligt dan allemaal zo. Maar a!?r,w" u .,v?,n de wijsgerigheid van de ChinezenZien ze er naar uit met die staartjes? Aan het einde van de tweede wereld oorlog werd Elek Schwartz gedemobi liseerd in Marseille. Hij moest er de kost verdienen. En hij ging er als ar beider werken in een locomotieffabriek Maar terzelfder-tijd voetbalde hij er nii trainde enhij schilderde toneel- decors. Hij had destijds een Hongaarse vriend in Parijs. Die schreef: „Waar om kom je niet naar Parijs?" Natuur lijk wilde hij naar Parijs. Elek Schwartz wildé in Parijs tekenen. Maar men zei er, als overal: „Een voetballer kan toch niet tékenen." Hij voetbalde dus in Parijs. Bij „Red Star", een hoogst internationale club, die inmiddels is gelikwideerd, maar hij tekende er inmiddels toch ook. En hij werd speler-trainer m Annemasse, pal tegen de Frans-Zwitserse grens. Hij behaalde een Frans trainer-diploma en een Duits. En hij hielp als trainer Hamborn S, V naar de Oberliga. Elek Schwartz kwam naar Nederland werkte enige tijd bij D.F.C. in Dor drecht en traint nu sinds een jaar of vier het Nederlands Elftal. Sterker nog. hij kiest het. hij stelt het samen En Elek Schwartz laat mij dus een nauwkeurig geschetste „Voetbalvaar- digheidsproef voor de Nederlandse Jeugd" zien. En ik lees: „Penalty, cross-pass, free-kick 184, volley-schie ten, ingooi, ball-stoppen (voet) ball- stoppen (dijb.)hoekschop, koppen, effectballen schieten." Hier openbaart zich een voetbal wetenschap tot welke ik. als leek geen toegang heb. „Is dat voor het Neder lands Elftal?" vraag ik Elek Schwartz schudt met minzame toegeeflijkheid het hoofd. Hij zou met mij misschien over tekenen kunnen praten. Hij toont mij nog andere documenten, op voet bal-theoretisch gebied mét situatie schetsen. ,,U ziet, ik heb ook in^ myn vak nog plezier van het tekenen," zegt hij, op ietwat zegevierende toon. Ineens zijn wjj helemaal thuis. Het gaat over de samenstelling van het laatste Nederlandse Elftal, dat met 6-2 van de Belgen heeft gewonnen. Destijds is hem door sommige sport journalisten verweten dat hij Wilkes niet had opgesteld. „Elek Schwartz heeft geen fantasie," zeiden zij.. Schwartz, hoewel gewend zich in voorzichtige termen te uiten, roept nu uit: „Ik hèb geen ruzie met de Neder landse sportpers. Wij leven in een vrij land: ik heb meningsverschil met en kelen van hen. Heb ik geen fantasie Goed. Maar men wint geen wedstrijd met fantasie. Men wint een wedstrijd met realiteiten. Het spijt mij dat ik de man moest zijn, die Wilkes niet op stelde, het spijt mjj dat ik de man moest zijn, die Lenstra, een van de grootste voetballers die er ooit ge weest zijn, niet meer kon opstellen. Ik ben sentimenteel, maar ik mag niet sentimenteel zijn." Lach dan, Pal- jazzo. Ik acht nu het moment gekomen om te vragen: „Wat zijn uw voetballers, uw voetballers van het Nederlands Elftal, voor mensen?" Elek Schwartz aarzelt geen mo ment: „Gevoelige mensen," antwoordt hu, „verschrikkelijk gevoelige men sen. Zij zijn allen nerveus vóór iedere wedstrijd en wie dat niet is, is geen goed voetballer. Lenstra zat zenuw achtig met zijn handen te doen vóór zyn laatste interland." Voetballers zijn verschrikkelijk ge voelige mensen. Elek Schwartz ver telt my zijn ervaring met een speler van het Nederlands Elftal, de dag voor een interland. Ik zal hem Arie noemen; bij mijn weten bestaat er ?P het ogenblik geen international van die naam. Arie komt op hem af en zegt: „Mijnheer Schwartz, ik wil een massage en twee sandwiches." „Goed, zegt Schwartz, „jij krijgt ?j?n massa§e ®n twee sandwiches." Want spelers hebben vóór de wed strijd altjjd gel\jk, wat zy ook be- weren; zij hebben altijd gelijk Schwartz brengt Arie in de lift naar bqven, naar zijn hotel-kamer. Arie zegt: „Ik wil geen massage, ik wil geen sandwiches." Schwartz zegt sussend: „Goed, je krijgt géén sandwiches, je krijgt géén massage." Arie verdwijnt in zijn kamer, Schwartz gaat naar beneden en roept de masseur. „Jij gaat naar Arie," zegt hij, „je geeft hem een massage en vier sandwiches." De volgende dag komt Arie op hem toe, drukt hem de hand en zegt: „U heeft tóch gelijk gehad." Voetballers zijn gevoelige mensen. En Elek Schwartz een atletische gestalte, maar met de weemoedig- vriendelijke uitdrukking van een Ween- se dansmeester in de ogen is een gevoelig man. Hij zegt ineens: „Ik geloof dat alle filosofieën goed zijn, alleen het eerste steentje is altijd fout." En verder: „Ik heb veel gelezen, en toch ben ik een beetje primitief gebleven." Een plotselinge poging tot een zelfportret. Het gaat nu weer even niet over voetballen. Het gaat over Toon Her mans, die een hartstochtelijk voetbal liefhebber is. Schwartz heeft eens tegen hem gezegd: „Als u een even groot voetballer was als u een groot „Ko- miker" bént, dan zou u altijd in het Nederlands Elftal kunnen spelen." Schwartz is destijds natuurlijk naar de wereldkampioenschappen in Zweden geweest. Hij heeft de Brazilianen toen oefeningen zien doen, die hjj nog nóóit gezien had. Hij heeft die oefeningen opgeschreven en opgetekend. Hij laat mij de desbetreffende tekeningen zieil en het is mij, of ik een onbescheiden blik werp in geheime atoom-documen ten. Daar is één tekening bjj van een mannetje dat over zijn rug heen een speertje in een cijferbord werpt. „Misschien," zegt Schwartz toelich tend, „misschien is dit het geheim van de techniek van de Brazilianen." Voetballen is een sport. Onzin, voet ballen is een wetenschap en voetballen is een kunst. Elek Schwartz toont mij een werk van dr. Alexis Carrell: „La condition physique", een medische pil van ontmoedigende omvang. Hij heeft het gelezen. De wetenschap. Maar hij laat mij ook een Frans sportblad zien. En daarin een schrijfsel van eigea hand: „Elek Schwartz vous parle. Een artikel over Picasso et le foot ball". Ik mag er deze zinsnede voor t uit overschrijven: „C'est ici qu'on peut comparer Tart de Picasso au football, cette aisance du geste, la facilité de contröler la balie, sans concentration cérébrale, pour leur permettre de faire travail intellectuel sans s'occuper d'elle." De kunst. En vooral het „travail intellectuel". Wat wordt er gevraagd van een trainer van het Nederlands Elftal? Dit: mensenkennis, sociaal gevoel, en het vermogen anderen te overtuigen. „Bent u zelf zenuwachtig voor een wedstrijd?" „Zenuwachtig niet, wel gespannen. Maar ik moet wel vóór de match altijd lachen en alle moeilijkheden wegwui ven. Coentje bijvoorbeeld, vraagt mt) altijd: hoe is-t-ie, die rechtsback? Ik antwoord steevast. „Coentje, dat is een uitstekende voetballer." Tactiek aangeven voor de strijd? „Ik stippel richtlijnen uit, natuurlijk. Ik spreek met iedere speler, en laat ze daarna met elkaar spreken. Zij moeten zelf het initiatief nemen. Voet ballers zijn geen automaten en er zijn nog steeds menselijke waarden." De samenstelling van het Neder lands Elftal. Elek Schwartz zegt: „Ik zie alles in beelden, in blokken. Als ik het elftal maak, denk ik in kleuren. Rose tussen zwart en blauw." En hjj gaat bij een zelf-vervaardigd schilderijtje staan om het mjj nader uit te leggen, zeggend: „Kuys, het is een kwestie van kleu ren mengen. Goed, Kuys, maar dan iets vóór hem, dat hem completeert. Jackie Swart? Best, maar dan met Henk Groot, dat is allebei Ajax." Wij spreken over de taktiek. „Je moet nooit de eigen taktiek afstemmen op de tegenstander," zegt Schwartz. En verder: „Als de bal op de tribune ligt, ligt hij niet in ons doel." Realiteiten. „Men moet met de situatie meeleven. Afbreken is precies even belangrijk als opbouwen. Dat is als licht en scha duw." De artiest en, als het een beetje wil, de filosoof. „Je hebt voetballers die al gaan opbouwen als de situatie nog niet safe is. Dat is niet verstan dig, dat is zelfmoord." Nederland gaat straks meespelen in de voorronden om het wereldkam pioenschap-voetbal. Ons elftal is daarbij ingedeeld in een poule met Hongarije en Oost-Duitsland. Honga rije is het land waar Elek Schwartz geboren is. „De Hongaren zjjn bang voor ons," zegt hjj, „en op het mo ment zijn wij moreel sterk genoeg Ik heb gehoord dat de Russen, die kortgeleden hier zijn geweest, móói over ons hebben gesproken. Als wij in goede conditie zijn, hebben wjj een kans." Zijn voetballers par droit de nais sance dom? Elek Schwartz laat my tenslotte zijn boeken zien. „La vie de Jésus" van Reman behoort erbij. En een hele serie van rianse populair- wetenschappelijke boeken; over de kunst, over het antiek, over de psycho logie van het kind sommige voet ballers zijn nét kinderen en over de hebbelijkheden van het Engelse en het Franse volk; en ook een boek over de geschiedenis van de Nederlanden. Elek Schwartz brengtmij met zijn auto naar het station. Hy vertelt mjj dat het Nederlandse voetbal-publiek misschien het beste van Europa is, en dat Nederlandse voetballers vóór de wedstrijd jus d'orange drinken; in Frankrijk is het rouge met suiker. Hij gaat verder naar de centrale training in Den Bosch En ik, ik hoop zo dat Nederland op 30 april wint van Hongarije. HERMAN HOFHUIZEN den over Land en Volk van Nieuw Guinea. (Van onze verslaggever) B^_ gelegenheid van zijn 25-jang bestaan organiseert het Neder lands Volkenkundig Missie- museum te Tilburg 26 april, 3 mei M ^en 10^ een^ symposion over d^ I' - genoemde godsdiensten, die elk tal van t t waarden hebben, welke bjj de christe nen in die landen behouden kunnen blijven. In het kader van de herden- P king zal voorts in het gebouw van het museum, aan de Paleisstraat, een Een sneb van een prauw uit het Asmatgebied in Nieuw-Guinea, die deel uitmaakt kleine tentoonstelling worden gehou- fan de collectie van het Missiemuseum. Een masker uit Nieuw-Guinea, afkom stig van de Warapoe-stam. dat in het Missiemuseum te zien is. Het Nederlands Volkenkundig Mis sie-museum dankt zijn ontstaan aan een initiatief van de gemeente Tilburg, die in 1928 een museum wilde oprich ten om daar enkele verzamelingen van Tilburgse kloosters bijeen te brengen. Door contact met missio nerende instellingen en met de bis schop van Den Bosch rijpte toen de gedachte, te komen tot een museum waarin heel missionerend Nederland vertegenwoordigd zou zijn. Onder lei ding van dr. H. Moller werden de plannen verder uitgewerkt door een in 1932 in het leven geroepen stichting en op 26 april 1936 werd het museum geopend. Uit de vele curiositeiten, die de verschillende missionerende con gregaties in de loop der jaren hadden verzameld, om ze op tentoonstellingen en bij lezingen ten bate van hun missiewerk te vertonen, werd een ge ordend geheel samengesteld, dat min der op sensationele effecten was ge richt dan wel op het geven van een inzicht en gewoonten van de volken, waaronder de missie werkzaam is. De samenstelling van de museum collectie was de eerste gelegenheid, waarbij alle Nederlandse missiecon gregaties met elkaar samenwerkten. Zo kwam een pedagogisch waarde volle verzameling tot stand, die aan aldegenen die zich willen verdiepen in de ontwikkelingsgebieden, belang wekkende gegevens kan verschaffen. Een Japanse Kwannon uit de Tokugawa- periode, een der waardevolle stukken van het Missiemuseum. Ook van de zjjde van de Utrechtse zendingsvereniging is aan de vorming van de collectie medewerking verleend. In de loop van de laatste kwart eeuw is de collectie nog aanzienlijk uit gebreid. Men heeft nu etnografische voorwerpen uit China, Japan, Indo nesië, Philippjjnen, Nieuw-Guinea, West- en Centraal-Afrika. Voorcolum- bisch Midden-en Zuid-Amerika. Bij de keuze en aankoop van de voorwerpen heeft men zich, vooral de laatste jaren, laten leiden door godsdienstige en wereldbeschouwelijke motieven en ook de opstelling is zodanig, dat de voorwerpen de wereldbeschouwing van de volken uit de vertegenwoordig de landen illustreren. Door deze specialisatie neemt het museum in Tilburg een eigen plaats in onder de volkenkundige musea in Nederland. Het grote knelpunt van het museum is de ruimte. Men hoop echter in de naaste toekomst meer armslag te krijgen, aangezien Tilburg een cen traal museumgebouw tot stand wil brengen, waarin ook het Textiel museum en het Natuur-historisch Museum de nodige ruimte zullen krijgen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1961 | | pagina 9