(ook in V' Mr. Stikker hekelt actie tegen „het kolonialisme'' „Lawaaierige, geen onder scheid kennende aanvallen Ritencongregatie schrapt aanta namen van de heiligenkalender Het verhaal van de verwisselde tegels Expositie in Gent bewijst: AFREKENING MET DE LEGENDE VAN SINT FILOMENA Nederlandse kerken in kaart Secretaris-generaal van N.A.V.O. Inrichting voor diep- zwakzinnige meisjes Plan voor „De Losser Hof' PRINS BERNHARD Eindhoven: inbraak in juwelierszaak edith piap urr Musea Toevluchtsoord Terugval Andere mentaliteit »«- worim' (Van onze Romeinse correspondent) Sint Filomena exit. Een droog decreet van de Ritencongregatie beveelt haar naam te schrappen uit de hei- J ligenkalender. Haar lokale feest op 11 augustus verdwijnt, het „heilig gebeen- ff te" in Mugnano bij Nola (It is heilig J af. In Nola, èn in Nepi, in Sutri en in het Napolitaanse is deze bom geploft met een niet gering lawaai. Toen in 1948 de naam van de H, Anacletus uit IrRm&aAy de pauslijst verdween, omdat het de his- l torici duidelijk was geworden, dat de H. Cletus en de H. Anacletus een en de- kfmm zelfde persoon waren, heeft geen mens zelfs maar met zijn ogen geknipperd, f W Maar bij Filomena, die haar naam gaf i ÉÊÊÊB^m: aan heel wat jonge meisjes, aan een zus- tercongregatie en een aartsbroeder- Vj| schap, verloopt alles begrijpelijkerwijze niet zo geruisloos. Toch is er in begin sel geen verschil tussen het delgen van de naam Anacletus en die van Filomena. Want komt het na ernstig onderzoek vast te staan, dat door een spel van ver- iPSSlöSKr gissingen een naam uit lang vervlogen tijden op de heiiigenlijst is terecht geko men van een persoon, die er nooit is geweest, dan kan de Kerk moeilijk anders doen, dan de vergissing te her stellen. SSften de d£ ZIEKENHUIS Landdag St.-Gregorius- vereniging BEGIJNTJES DREIGEN België UIT TE STERVEN Het Amsterdamse Begijnhof mag dan een der vaste pleister plaatsen voor toeristen zijn en terecht natuurlijk de gas ten zullen toch hun fantasie te hulp moeten roepen om zich het leven voor te stellen zoals dat daar eeuwenlang te aanschouwen is geweest. Een in getogen, devoot leven, toegewijd aan de dienst van de naaste en dus aan God. Degenen die deze levensstaat hadden gekozen, aren vrouwen uit alle rangen en standen, die. onder behoud van een zekere vrijheid, zich van de wereld afzonderden, maar toch die wereld niet schuwden. Overal waar nog begijnhoven zijn, vindt men ze immers in het hartje van de stad. En nog in andere zin keerden de begijntjes de wereld niet de rug toe: ze maakten zich ver-' diensteljjk in ziekenhuizen en lepro- serieën om eerst na afloop van nun taak rug te keren in de verstilling van hof en huis. De eeuwen hebben nog iets van die sfeer aan ons door gegeven, maar daar moet het Begijn hof in Amsterdam het dan ook mee doen. In eigen land treft men nog slechts in Breda een kleine commu- nauteit van echte begijnen aan, teza men nog geen tien. Overal elders heeft deze vorm van gewijd leven af gedaan. Pas in België ontmoet men ze weer in groter getale, de vriende lijke, nijvere begijntjes met hun zwar te gewaden en glanzend witte kappen, en iedereen moet hun bestaan wel ervaren als een anachronisme. Een anachronisme dat men overigens bij onze zuiderburen niet graag zou wil len missen. In tal van Vlaamse en Waalse steden en stadjes zorgen de begijntjes nog voor een typische noot in het straatbeeld, en met na me Gent gaat prat op het bestaan van nog twee prachtige begijnhoven, voor een groot deel in oorspronke lijke staat, waar de bewoonsters het voorbeeld van de vroege middel eeuwen getrouw navolgen. In deze stad kan men zich thans bovendien een vrijwel afgerond beeld vormen van het leven der begijnen van het eerste begin af, namelijk op de ten toonstelling „schatten der begijnho ven", in het Museum voor Schone Kunsten, de allereerste expositie op dit voor de buitenwereld weinig be kende gebied. e begijntjes hebben trouwens van het begin der beweging af een strijd moeten voeren met laster en misverstand. Men brengt zelfs hun naam in verband met de ketterij der Albigenzen, die woedde in de twaalfde en dertiende eeuw, inderdaad ten tijde van het ontstaan der begijnen congregaties. En om meteen maar alle veronderstelde naamsafleidingen van het woord „begijn" ,op te sommen; sommige taalgeleerden brengen het in verband met het woord „bege", beige, naar de kleur van hun habijt, anderen zoeken het in de klankovereenkomst met het Germaanse woord „beggen", dat bedelen betekende, of met het Franse „béguelle", kwezel. De reeks verklaringen is nog niet ten einde.In Luik leefde omstreeks 1175 Lamber- tus di Beges, die de leiding had over een begijnengenootschap aldaar. Is van hem het woord „begijn" afgeleid? In elk geval onjuist is de verklaring, dat de H. Begga, dochter van Pepijn van Landen en de H. Geertruida en moe der van Pepijn van Harstal, de stichteres van de begijnen zou zijn geweest. Zij leefde in de zevende eeuw en pas In de vijftiende is zij voor het eerst ge noemd als vermoedelijke oprichtster van de congregatie. Daarom komt deze heilige op tal van in de middeleeuwen geschilderde portretten' voor als patro nes der begijnen. Maar al blijft de herkomst van het woord onzeker, over de begijntjes zelf, hun doel en werken, is wel zo een en ander bekend. De tentoonstelling stelt de bezoeker bovendien in staat een discrete blik te werpen in het terugge trokken leven van deze vrouwen, en z: onthult de attributen waarmee zij zich in hun bescheiden behuizinkjes om ringden. Dat laatste is vlug verteld. In hun kamertjes pleegt alleen het hoogst noodzakelijke te staan: tafel, stoel en bed, en daarvan trekt vooral he helderwitte beddegoed de aandacht, alsmede het hoge kussen, dat eerder tot een zittende dan tot een liggende houding ncopt. In de eetkamer heeft iedere begijn haar eigen kast of „schapraai" met een uitschuifbare broodplank. De expositie toont diverse uitvoeringen van deze kasten. Het mo del is vrijwel steeds hetzelfde, maar aan het beeldhouwwerk en de rijkdom „er ornamen,'ek valt af te leiden, of de schapraai eigendom was van een arme of een vermogende begijn. De vrouwen legden namelijk niet de gelofte van armoede af en mochten dus alles behouden wat zij van huis meenamen of van milde gevers ontvingen. De kasten worden heden ten dage nog steeds gebruikt. n het Klein Begijnhof te Gent staan ze bijvoorbeeld in lange rijen tegen de wand van de eet zaal, gelijk soldatenkasten in een kazerne. Een zeldzaam exemplaar op de tentoonstelling is een kast uit de vijftiende eeu.,, versierd met gotisch traliewerk en de Bourgondische vuur slag. Een groot aantal geëxposeerde meubelen is afkomstig uit nog in gebruik zijnde Belgische be gijnhoven, die zich niet zelden als musea ontpoppen voor wie zich verstout daarbinnen te treden. Een voorbeeld daarvan tre/ men aan inde nabijheid der tentoonstelling, name lijk in het Klein Begijnhof van Gent, waar bezoekers, zowel mannen als vrouwen, hartelijk welkom zijn in het St. Anthonius-convent. Er wonen in dit brokje middeleeuwse bouwkunst nog een kleine dertig begijntjes bijeen. Zij leiden precies hetzelfde leven als eeuwen geleden al gedaan werd. In hun onderhoud voorzien zij door naai en verstelwerk, waartoe de opdrachten van alle kanten binnenkomen. Ook borduren en kantklossen zijn hier nog geen uitgestorven bezigheden, zoals trouwens in tal van opzichten de tijd binnen deze verweerde muren is blij ven stilstaan. Hun slaapkamertjes zijn versierd met vrome snorrepijpe- rij, waarvan de zoetelijkheid in geen enkel opzicht meer te rijmen valt met het omringende leven.Er is dan ook einig animo te constateren bij vrouwen en jonge meisjes om zich bij de gemeenschap der begijntjes aan te sluiten. Hun aanta neemt jaarlijks met tientallen af, aangezien tal van begijntjes hoogbejaard zijn of ziek. Het is een ontwikkeling, die de „Vrienden van het Oud-Begijnhof" te Gent in ^oge mate betreuren. Deze vereniging begon in februari 1950 haar bestaan met het doel het begijnhof in het centrum van de stad te behoeden tegen verdere vermin king. Zij is in die opzet bijzonder goed geslaagd, maar uiteraard heb ben de Vrienden niet de macht om voldoende religi ize bewoonsters aan te ttrekken voor dit eiland van vroom, heid en rust. De ueeste huisjes wor den dan ook bewoond door gewone vrouwen, vaak weduwen of ongehuw- den. De hofbewoonsters hebben hun eigen pastoor en kerk. Op de ten toonstelling vindt men dit Godshuis vele malen afgebeeld. Meestal vorm de een begijnho* namelijk een aparte parochie, een stadje in de stad, al kenmerkte het levei zich dan ook door luwte en schaduw. ele oude documenten op de expo sitie herinneren aan het eerste optreden van de begijnenbewe ging. Voor Gent is in het bijzon der Johanna van Constantinopel, gra vin van Vlaanderen, van belang ge weest, die de begijntjes in staat gesteld heeft om aldaar een gemeenschap te stichten. De vrouwen bleven overigens rechtsreeks onder jurisdictie van het gemeentebestuur. Zij vormden immers geen eigenlijke orde. Onder invloed van een algehele religieuze verdieping in de twaalfde eeuw, die tot uiting kwam in een stormloop naar de kloos terlijke staat, sloten zich ook vrome vrouwen aaneen om te trachten een monastiek genootschap op te richten, liefst als een soort aanhangsel van de mannenkloosters. Zij legden twee gelof ten af, die van kuisheid en gehoor zaamheid, maar zij konden zich te al len tijde uit de begijnengemeenschap terugtrekken en zelfs trouwen. Voor veel vrouwen was een begijnhof een welkom toevluchtsoord, met name voor die dames, die door hun echtgenoot in de jaren der kruistochten in de steek waren gelaten, en voor de meisjes die nimmer de eer van eer huwelijksaan zoek hadden genoten. verigens hebben de begijnenge nootschappen het die eerste ja ren niet gemakkelijk gehad. Daarbij speelt de ketterij der Albigenzen een rol. Aanhangers van valse leerstellingen werden, door be gripsverwarring, namelijk ook wel Een Vlaams meester uit de achttiende eeuw maakte dit portret van Catharina Theresia van den Kerckhove, grootjuffer van het Gentse Groot-Begijnhof van 1715 tot 1732. begijnen genoemd, en op het Weense concilie van 1311 werden de begijnen genootschappen dan ook kortweg ver boden. Latere pausen lieten op drin gend verzoek evenwel eer onderzoek instellen in de Nederlanden, waarvan het gevolg was, dat de begijntjes hun vroeger leven mocht hervatten. De hervorming liet in de noordelijke Ne derlanden slechts de begijnhoven van Amsterdam en Breda intact, maar het zuiden bracht het er beter af. De overgebleven gemeenschappen ver nieuwden zich en maakten tot de Franse tijd een periode van wel stand door. Van die tijd af dateert de teruggang in België. Secularisatie van hun >ederen betekende in de meeste gevallen een onherstelbare klap. De begijnhoven werden vaak tot hospitaal omgebouwd en de vroe gere bewoonsters moesten maar el ders onder dak zien te komen. In 1825 herbergden 26 begijnhoven teza men nog 1789 begijntjes, bij de eeuw wisseling waren er nog slechts 15 ho ven bewoond door in totaal 1230 vrouwen. Thans is hun aantal op nieuw met enkele honderden geslon ken, en wellicht is na één generatie het gehele merkwaardige instituut der begijntjes teruggevallen in de schoot der geschiedenis. ede daarom is de Gentse ten toonstelling zo'n boeiende zaak. Men beziet dit alles met de ge dachte, dat de gebruiksters en behoedsters van al die waardevolle voorwerpen en schilderijen zijn gewik keld in een a onie tegen de geest der wereld. De „schatten der begijnhoven" ademen een rust en een wijding uit, die in onze tijd bijna niet meer te dragen zijn. Met deze mentaliteit kunnen maar zeer weinigen zich nog vertrouwd ma ken. Wij zagen een schilderstuk van een onbekende Vlaamse meester uit de achttiende eeuw, voorstellende Christus die een begijntje uitnodigt in zijn hof. Daarop ziet men het zustertje met on bestemde blik aan de hand van haar Meester. Ten overvloede is haar hart verzegeld met een slot, waarop de we reld, afgebeeld als een globe, tever geefs de venijnige pijlen der verzoe king afschiet. Ongetwijfeld weerspie gelt dit schilderstuk nauwkeurig de sfeer zoals die lange tijd in de hoog ommuurde verblijven der begijntjes heeft geheerst. Het is inderdaad een sfeer die enig heimwee oproept, zoals deze hele expositie, met haar talrijke conterfeitsels van „grootjuffers", zo veel als de moeder-oversten der begijn hoven dat doet. De Vrienden van het Oud Begijnhof verdienen daarom hulde voor hun initiatief, dat men als een eerste poging kan beschouwen tot inventarisatie van hetgeen er in de ve te. nog; bestaande hoewel niet als zo danig in gebruik zijnde begijnhoven, aan kostbaarheden en curiositeiten te vin den is. Maar de expositie maakt het tevens duidelijker waarom in Neder- tiek8ontdektvan°de\^nd van RrusseI,se Groot-Begijnhof werd een houten polyp- maakt er deel van uit en strif ■Pa"°ïleV (gestorven in 1541). Dit paneel ma n sElt de begyn Catharina Smets, begijn in Brussel, en haar beschermheilige voor. tfsch tot hetvertelenbehwftHet twte- worden verdwijning inhouden, maar veeleer is het geloven wn de vergroeidheid met een wereld beeld, dat onze tijd met geen mogelijk heid meer zou kunnen projecteren. De Hervorming heeft in de Noordelijke Ne derlanden het proces, zoals zich dat in België langzaam ontwikkelt, geweldda dig versneld, en in Amsterdam, waar zich in 1863 wederom een groep vrou wen verenigde onder de naam Begij nen, vond men, dat de gemeenschap andere leest geschoeid moest Voortaan dienden de drie belof ten te worden afglegd en men voerde een noviciaat en een Postulaat in, zodat er nu spra ke was van een volwaardige zustercon gregatie. De Amsterdamse begijnen wpdden zich toe aan het H. Sacra ment. De congregatie van het H. Sa crament bestaat nog steeds en zetelt in het Begijnhof. Hans Stevens. LISSABON, 9 juni (Reuter) Mr. D. U. Stikker, de Nederlandse secre taris-generaal van de NAVO, heeft in een toespraak, die hij gisteravond j.l. te Lissabon aan een officieel banket heeft gehouden, de „lawaaierige, geen onderscheid kennende en vaak cynische aanvallen op wat nu „het kolonialisme" wordt genoemd." aan de kaak gesteld. Mr. Stikker zie: „het zou tragische zijn, indien deze aanvallen ernstig wor den opgenomen en zodoende alles wordt vergeten wat het Westen heeft gedaan en nog doet om andere gebieden in de wereld te helpen zich vrij en zonder vrees voor de eigen veiligheid te ont wikkelen, waarbij elk land de nadruk kan leggen op zijn eigen vorm van vrijheid." Hij verklaarde voorts: „de strpd tegen de communistische doorsij peling en uitbreiding wordt thans gevoer 'j1 .®en Snb'ed, dat zich uitstrekt van 9^^** Afrika naar Midden- en Zuid- AMenka. Het gaat hier om veel meer dan een krachtmeting op militair ge bied alleen. Deze strijd bestrijkt alle facetten van de politiek, de economie en de propaganda. De NAVO zal, wil zij zich voldoende kunnen aangorden voor deze strijd die, ironisch genoeg, een „vreedzaam naast elkander leven" (der verschil lende staten) wordt genoemd door hen, die uit zijn op de vernietiging van het Westen moeten beginnen met het LOSSER, 9 juni De Zusters Doch ters der Wijsheid zullen in Losser een tehuis voor diep-zwakzinnige meisjes oprichten. De zusters hebben voor „De Losser Hof", zoals het instituut zal heten, een bosrijk terrein (35 ha.) aan gekocht. De Geneeskundige Inspectie voor de Geestelijke Volksgezondheid en Gedeputeerde Staten van Overijssel heb ben reeds hun medewerking voor de rea lisering van het plan toegezegd. De Zusters Dochters der Wijsheid leggen zich over de gehele wereld toe op velerlei soorten van charitatief werk. Zij zijn reeds jarenlang werkzaam op het gebied van de zwakzinnigenzorg in huize „Boldershof" te Druten. AMSTERDAM, 9 juni Prins Bern- hard behoorde gistermiddag tot de tal rijke personen, die het hoofdbestuur van de 50-jarige Nederlandse vereni ging van jachtopzieners kwam felicite ren. Het hoofdbestuur recipieerde in de voor dit doel toepasselijke ontvang zaal van de Amstel Brouwerij, waar de honderden vrienden van de jacht zich te midden van geweien, koppen van wi'de zwijnen en andere jachttrofeeën best thuis voelden. Voorzitter mr. A. Benders overhan digde prins Bemhard, die bescherm heer van de vereniging is, de zilveren medaille van verdienste van de ver eniging. „Saint George he stood for England and before he killed the dragon he drank a pint of English ale out of an English flagon". Een fraai beeld van Sint Christofoor, die het kind op de schouders draagt en die, steunend op een zware stok, door de stroom waadt. w ic u't het graf naar een plaats in het bisdom Nola. Toen was er nog een kloosterzuster, die meende visioenen te hebben en in betrekkelijk korte tijd kwam een legende tot stand: Filome na zou de dochter geweest zijn van een „Griekse koning" ten tijde van de kerkvervolger Diocletianus (rond 300). Keizer Diocletianus werd verliefd op de uiteraard beeldschone dochter en wilde met haar trouwen. Na tal van dramatische gebeurtenissen is het meis je om wille van haar geloof in de Tiber verdronken. Aan deze legende is be grijpelijkerwijze door mensen als de Bollandisten nooit enige waarde ge hecht. Intussen hadden enkele bisschop pen Rome gevraagd om een (plaatse lijk) feest op de kalender en een mis formulier. In 1906 publiceerde O. Marucchi een kritische studie ovei leven en bestaan van Filomena en eigenlijk rekende hu toen al met de legende af. In de catacombe werd geen spoor van een oude verering gevonden en sterker nog, de archeologen menen, dat het oorspronkelijke graf van Filomena in later tijd voor een tweede begrafenis gediend heeft, waarbij de tegels van de grafplaat in verkeerde volgorde weer werden aangebracht. De gerede kans bestaat dus, dat de beenderen in Mugnano niet eens van de eerste bewoonster van het graf zijn. Nadere studies hebben Marucchi gelijk gege ven. 66 Nu de Ritencongregatie op last van de Paus met de rubrieken ook de heili- genlijsten herziet, komen er verande ringen in de kalender. Andere wijzi gingen betreffen de rang van de heili genfeesten. Wanneer het vast komt te staan, dat de overgeleverde verhalen en legenden de toets der kritiek niet kun nen weerstaan en in hun geheel ver worpen moeten worden, behoeft dit De geschiedenis rond Filomena is nog niet oud. De Romeinse catacom ben waren vergeten, de toegangen ingestort. In de XVde eeuw is hun bestaan herontdekt en in de XVIIde was het mode geworden om er heili- gengebeenten in te ontdekken. Men geloofde toen, dat deze onderaardse kerkhoven hoofdzakelijk gevuld wa ren met de resten van vroeg-christe- lijke martelaren en belijders. De we tenschappelijke onderzoekingen, die in het midden van de vorige eeuw be gonnen, hebben de algemene aard dier begraafplaats heidens, joods en christelijk, aan het licht gebracht. Boyenuien weet men heden, dat de relieken der vereerde bloedgetuigen merendeels na de Kerkvrede uit de catacomben werden overgebracht naar de (martelaren)kerken. In 1802 werd in de catacombe van Pnscilla een graf ontdekt, dat was afgesloten met een plaat, die uit drie tegels bestond. Het opschrift luidde: lumena- paxte - cumfi. Wat geen zin geeft. Als men echter de eerste tegel achter de laatste legt, leest men: „pax tecum filumena" (vrede zij met u, Filumena). Uit enkele simpele ver sieringen w.o. een palmtak, met rood krijt op de dekplaat aangebracht, maakte men op, dat men hier stond voor het graf van een vroeg-christe- lijke martelares Philumena of Filo mena. Minder kritisch, dan heden nu er op het meenemen alléén van „souve nirs" uit de catacombe de straf van excommunicatie staat! gaf Rome toestemming voor de overbrenging der helemaal niet te betekenen, dat de be treffende heilige nooit bestaan heeft. Van Sint-Nicolaas bijvoorbeeld weet men, dat hij in de oudheid en de vroege middeleeuwen een der meest vereerde schutspatroons in de Kerk was. Maar over zjjn leven is (wetenschappelijk) na genoeg niets bekend. Dit zelfde geldt voor niemand minder dan de H. George of St.-Joris. Hij is de patroon van Enge land, van Portugal, van tal van steden, van honderdduizenden personen en van heel de Verkennerij Het is „ammer, dat men niet slechts de draak, maar zelfs de pinten Engels bier in twijfel moet trek ken. Niemand immers weet, of St.-Joris ooit in Engeland geweest is. Het enige punt, dat historisch wel vast staat, is, dat hij omtrent 300 onder Diocletianus gemarteld en ter 'Jood ge- bracht is. En al in de zesde eeuw wordt van de heilige gezegd, dat hu behoort tot diegenen, die „terecht door de men sen vefeerd'worden, maar wier daden slechts God bekend zjjn. Zo gaat het ook met St.-Eustachius, wiens attribuut een hertekop is met een kruis tussen hei gewei. Juist als bij St.-Hubertus, met wie hij in onze streken verwisseld werd. Eustachius zou een Romeins generaal geweest zijn onder Trajanus. Maar waar schijnlijk was hij, zoals St.-Joris, een bewoner van het Oosten van het Ro meinse Ruk. De talrijke legenden om deze heilige bezorgden hem een plaats in de verhalenseries van heel Europa. Ook dit heeft hij met St.-Joris ge meen. De laatste overeenkomst is dan dat kritisch gesproken van beiden niet veel meer bekend is, dan dat zij mar telaren geweest zjjn. Een derde voorbeeld wordt gevormd door niemand meer of minder dan de H. Christoforus, Sint-Kristoffel. De „stripverhalen" over hem steken Super man naar de kroon, met dat verschil, dat de Amerikaanse stripheld hoogst intelligent en enorm vervelend is en Kristoffel bij he* achterlijke af, maar boeiend als gene. Hij wilde een heer dienen, maar niet zo maar een: de machtigste heer, die er bestond. Na de graaf kwam de keizer aan de beurt. De keizer was bang voor de duivel en Kristoffel ging bij de duivel in dienst. Maar de duivel bleek met al zijn bra voure een heilige angst te hebben voor het kruis. Dan gaat de ongelikte beer bij „het kruis" zjjn dienstmanschap aan bieden, maar hij heeft geen flauw benul ervan, hoe hij dat moet aanpakken. U kent het hoogtepunt van de legende: „Maar Christofoor op den oever leunt zwijgend op zijn kruk, de stroom was stroef, maar stroever zijn de tranen van geluk: nooit was een bedding weker, nooit waadde hij zo onzeker, want nooit nog, nooit nog streek er een handje hem door het haar (M. Nijhott) Kristoffel werd geroepen door het Kind. Wie weet, welk een diepe volks wijsheid achter dit verhaal steekt. Kristoffel is voor zijn overtuiging ge marteld, dat is ook hier het enige punt, waarop de historische dedukties wuzen. De legende wil met een fortissimo heroico eindigen: tweehonderd soldaten waren niet genoeg om hem te overmees teren, een nieuwe compagnie rukte aan en eerst toen lukte het. Pijlen knapten af als lucifershoutjes, wanneer Kristof fel even een arm- of buikspier strak zette en tenslotte is hij boven zijn str. d onthoofd. De gulden sproke moet blijven, maar de Ritencongregatie is geen folkloristisch litterair genoot schap en haar oordeel ligt in het boven staande besloten. Zo zijn er nog meer heiligen. Van al maken van een juiste schatting van de sterkte der krachten, die thans in deze wereld tegen ons aan het werk zijn. Dit moet gepaard gaan met een realistische waardering van dat begied, waar de Westerse landen in staat zijn hun poli tiek op elkaar af te stemmen. Het is, willen wij in staat zjjn ons op afdoende wijze tegen dit gemeen schappelijk gevaar te verweren, nood zakelijk dat wij ons verenigen. Doch deze eenheid kan slechts ontstaan d<?0 ervoor te werken en door openhari?9 onderlinge raadpleging door de NAVO" bondgenoten", aldus mr. Stikker. EINDHOVEN, 8 juni Vannacht zijn uit een etalge van een juweliers- zaak op de Demer te Eindhoven dri® ringen, met een gezamenlijke waarde van 7.900 ontvreemd. Een voorbijgan- Istal constateerde 's morgens de dief- le? wlJde^TeefTeën ""vP" gTT voorhang in dT\^m"^eT oprol baar traliehek. Door dit hek hlen werd een rond gaatje gemaakt in de ruit. waardoorheen de ringen naar buiten werden gehaald. Een ring ter waard» van ®-5°0 is een tweekaraats 25-rinf' een ander is een zogenoemde Alliance Sollitair-rmg. van 1.250, is eed PARIJS, 9 juni (UPD zangeres Edith Piaf is d°nd®rTa? °T; slagen uit het ziekenhuis, eer3 twaalf dagen geleden is &e0P voor een ingewandsstoornis. t Zij zal nog een aantal weken rust moeten houden. UTRECHT, 9 juni Zondag A® J» zal de Ned. St. Gregoriusverenig'"®ren gebouw Tivoli een landdag org»9'jsten voor de kerkkoordirigenten, orge'j^or- en vertegenwoordigers van de „e zal kringbesturen. Het ochtendgede® q worden uitgezonden door de K-Nph. G. hulpbisschop van Utrecht, mgr- en te A. Hendriksen heeft het voorrie' ^ggjta A kennen gegeven, het mi bij te wonen. Dr. C. N. Impeta heeft ons met da uitgave van de „Kaart van ker kelijk Nederland", een boek m pocket-tomaat, een waarluk gro te dienst bewezen. Hij geeft een zo ruim mogelijke beschrijving van de meeste kerkgenootschappen en secten, die er in ons land bestaan, en doet dit met een bewonderenswaardige ob jectiviteit. Zo goed als al zijn gegevens zijn door vertegenwoordigers der ver schillende richtingen op hun juistne* gecontroleerd, niet weinige zelfs zu1 door hen persoonlijk geschreven. Dal het aldus ontstane overzicht weinig ver kwikkend is, kan de samensteller on mogelijk verweten worden. De ver deeldheid der Christenen is een droe vig en beschamend feit, dat wel zeer pijnlijk door dit boek duidelijk wordt. Naar onze vaste overtuiging kan dit werk zeer veel bijdragen tot beter on derling begrip. Dat dit bitter nodig is, zal wel niemand ontkennen. Men weet nog veel te weinig van elkaar; onwe tendheid en belangstelling zjjn schrik wekkend groot. Daarom is deze ver zameling betrouwbare gegevens uiterst welkom. Niet op de laatste plaats, om dat men de goede gedachte heeft gehad het werk in een goedkope, en dus voor zeer velen bereikbare uitgave te doen verschunen. Oecumenisch gezien is de „Kaart van kerkelijk Nederland" ui termate belangrijk. De onpartijdighe"* van de auteur verdient oprechte b9' wondering en waardering. Als „nasla?' werk" aarzelen wjj niet het boek zeli» kostbaar te noemen. Enkele adhesie' betuigingen van leden van verschillen de kerken, die vooraan zijn afgedrukt, bewijzen wel, hoezeer de arbeid vad dr. Impeta in de smaak is gevallen- Dit werk verdient een zeer ruime ver spreiding. Wij bevelen het alle belang stellenden, en dat moesten toch eigen lijk „de" Christenen zijn, met klem aan- De „Kaart van kerkelijk Nederland" uitgegeven door de firma J. H. Ko» N.V. te Kampen. Detail van een schilderij van Sint door Meester Alfonso (Tweede fte 15de eeuw). dezen heeft de Ritencongregatie b® paald, dat hun officiële gedenkdag; in het misformulier en het brevier men te vervallen voor de aIg,e,,AHe Kerk. Zjj zullen slechts in een, Kerk oratie herdacht worden. Maar de n eerbiedigt de lokale kultus en zo j Engeland zijn patroonheilige met ,s> ceremonieel blijven vieren. De aJc ^o- hoplieden en oubazen zijn zuiver o prl dox als zij St.-Jorisdag in de kb i, daarbuiten gedenken tot na het a lijk kampvuur. En de heilige,.die r h0, vanaf de drempel der oudheid ^e* den met zoveel poëtische liela? ;s he{ roïsche tam tam werd ornklee„pn n»9' aan zijn eer verplicht om hede1* ziel en lichaam b;j te staan, Q vg»r verkeren op de frontlijn van net a de automobilisten!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1961 | | pagina 10