(ook
in
V'
Mr. Stikker hekelt actie
tegen „het kolonialisme''
„Lawaaierige, geen onder
scheid kennende aanvallen
Ritencongregatie schrapt aanta
namen van de heiligenkalender
Het verhaal van de verwisselde tegels
Expositie in Gent bewijst:
AFREKENING MET DE LEGENDE VAN SINT FILOMENA
Nederlandse
kerken in kaart
Secretaris-generaal van N.A.V.O.
Inrichting voor diep-
zwakzinnige meisjes
Plan voor „De Losser
Hof'
PRINS BERNHARD
Eindhoven: inbraak
in juwelierszaak
edith piap urr
Musea
Toevluchtsoord
Terugval
Andere mentaliteit
»«- worim'
(Van onze Romeinse correspondent)
Sint Filomena exit. Een droog decreet
van de Ritencongregatie beveelt
haar naam te schrappen uit de hei- J
ligenkalender. Haar lokale feest op 11
augustus verdwijnt, het „heilig gebeen- ff
te" in Mugnano bij Nola (It is heilig J
af. In Nola, èn in Nepi, in Sutri en in
het Napolitaanse is deze bom geploft
met een niet gering lawaai. Toen in
1948 de naam van de H, Anacletus uit IrRm&aAy
de pauslijst verdween, omdat het de his- l
torici duidelijk was geworden, dat de H.
Cletus en de H. Anacletus een en de- kfmm
zelfde persoon waren, heeft geen mens
zelfs maar met zijn ogen geknipperd, f W
Maar bij Filomena, die haar naam gaf i ÉÊÊÊB^m:
aan heel wat jonge meisjes, aan een zus-
tercongregatie en een aartsbroeder- Vj|
schap, verloopt alles begrijpelijkerwijze
niet zo geruisloos. Toch is er in begin
sel geen verschil tussen het delgen van
de naam Anacletus en die van Filomena.
Want komt het na ernstig onderzoek
vast te staan, dat door een spel van ver- iPSSlöSKr
gissingen een naam uit lang vervlogen
tijden op de heiiigenlijst is terecht geko
men van een persoon, die er nooit is
geweest, dan kan de Kerk moeilijk
anders doen, dan de vergissing te her
stellen.
SSften de d£
ZIEKENHUIS
Landdag St.-Gregorius-
vereniging
BEGIJNTJES DREIGEN
België
UIT TE STERVEN
Het Amsterdamse Begijnhof mag
dan een der vaste pleister
plaatsen voor toeristen zijn
en terecht natuurlijk de gas
ten zullen toch hun fantasie te hulp
moeten roepen om zich het leven voor
te stellen zoals dat daar eeuwenlang
te aanschouwen is geweest. Een in
getogen, devoot leven, toegewijd aan
de dienst van de naaste en dus aan
God. Degenen die deze levensstaat
hadden gekozen, aren vrouwen uit
alle rangen en standen, die. onder
behoud van een zekere vrijheid, zich
van de wereld afzonderden, maar
toch die wereld niet schuwden.
Overal waar nog begijnhoven zijn,
vindt men ze immers in het hartje
van de stad. En nog in andere zin
keerden de begijntjes de wereld niet
de rug toe: ze maakten zich ver-'
diensteljjk in ziekenhuizen en lepro-
serieën om eerst na afloop van nun
taak rug te keren in de verstilling
van hof en huis. De eeuwen hebben
nog iets van die sfeer aan ons door
gegeven, maar daar moet het Begijn
hof in Amsterdam het dan ook mee
doen. In eigen land treft men nog
slechts in Breda een kleine commu-
nauteit van echte begijnen aan, teza
men nog geen tien. Overal elders
heeft deze vorm van gewijd leven af
gedaan. Pas in België ontmoet men
ze weer in groter getale, de vriende
lijke, nijvere begijntjes met hun zwar
te gewaden en glanzend witte kappen,
en iedereen moet hun bestaan wel
ervaren als een anachronisme. Een
anachronisme dat men overigens bij
onze zuiderburen niet graag zou wil
len missen. In tal van Vlaamse en
Waalse steden en stadjes zorgen de
begijntjes nog voor een typische
noot in het straatbeeld, en met na
me Gent gaat prat op het bestaan
van nog twee prachtige begijnhoven,
voor een groot deel in oorspronke
lijke staat, waar de bewoonsters het
voorbeeld van de vroege middel
eeuwen getrouw navolgen. In deze
stad kan men zich thans bovendien
een vrijwel afgerond beeld vormen
van het leven der begijnen van het
eerste begin af, namelijk op de ten
toonstelling „schatten der begijnho
ven", in het Museum voor Schone
Kunsten, de allereerste expositie op
dit voor de buitenwereld weinig be
kende gebied.
e begijntjes hebben trouwens van
het begin der beweging af een
strijd moeten voeren met laster
en misverstand. Men brengt zelfs
hun naam in verband met de ketterij
der Albigenzen, die woedde in de
twaalfde en dertiende eeuw, inderdaad
ten tijde van het ontstaan der begijnen
congregaties. En om meteen maar alle
veronderstelde naamsafleidingen van
het woord „begijn" ,op te sommen;
sommige taalgeleerden brengen het in
verband met het woord „bege", beige,
naar de kleur van hun habijt, anderen
zoeken het in de klankovereenkomst
met het Germaanse woord „beggen",
dat bedelen betekende, of met het
Franse „béguelle", kwezel. De reeks
verklaringen is nog niet ten einde.In
Luik leefde omstreeks 1175 Lamber-
tus di Beges, die de leiding had over
een begijnengenootschap aldaar. Is van
hem het woord „begijn" afgeleid? In
elk geval onjuist is de verklaring, dat
de H. Begga, dochter van Pepijn van
Landen en de H. Geertruida en moe
der van Pepijn van Harstal, de stichteres
van de begijnen zou zijn geweest. Zij
leefde in de zevende eeuw en pas In
de vijftiende is zij voor het eerst ge
noemd als vermoedelijke oprichtster
van de congregatie. Daarom komt deze
heilige op tal van in de middeleeuwen
geschilderde portretten' voor als patro
nes der begijnen.
Maar al blijft de herkomst van het
woord onzeker, over de begijntjes zelf,
hun doel en werken, is wel zo een en
ander bekend. De tentoonstelling stelt
de bezoeker bovendien in staat een
discrete blik te werpen in het terugge
trokken leven van deze vrouwen, en
z: onthult de attributen waarmee zij
zich in hun bescheiden behuizinkjes om
ringden. Dat laatste is vlug verteld.
In hun kamertjes pleegt alleen het
hoogst noodzakelijke te staan: tafel,
stoel en bed, en daarvan trekt vooral
he helderwitte beddegoed de aandacht,
alsmede het hoge kussen, dat eerder
tot een zittende dan tot een liggende
houding ncopt. In de eetkamer heeft
iedere begijn haar eigen kast of
„schapraai" met een uitschuifbare
broodplank. De expositie toont diverse
uitvoeringen van deze kasten. Het mo
del is vrijwel steeds hetzelfde, maar
aan het beeldhouwwerk en de rijkdom
„er ornamen,'ek valt af te leiden, of
de schapraai eigendom was van een
arme of een vermogende begijn. De
vrouwen legden namelijk niet de gelofte
van armoede af en mochten dus alles
behouden wat zij van huis meenamen
of van milde gevers ontvingen. De
kasten worden heden ten dage nog
steeds gebruikt.
n het Klein Begijnhof te Gent
staan ze bijvoorbeeld in lange
rijen tegen de wand van de eet
zaal, gelijk soldatenkasten in een
kazerne. Een zeldzaam exemplaar op
de tentoonstelling is een kast uit de
vijftiende eeu.,, versierd met gotisch
traliewerk en de Bourgondische vuur
slag.
Een groot aantal geëxposeerde
meubelen is afkomstig uit nog
in gebruik zijnde Belgische be
gijnhoven, die zich niet zelden
als musea ontpoppen voor wie zich
verstout daarbinnen te treden. Een
voorbeeld daarvan tre/ men aan inde
nabijheid der tentoonstelling, name
lijk in het Klein Begijnhof van Gent,
waar bezoekers, zowel mannen als
vrouwen, hartelijk welkom zijn in het
St. Anthonius-convent. Er wonen in dit
brokje middeleeuwse bouwkunst nog
een kleine dertig begijntjes bijeen. Zij
leiden precies hetzelfde leven als
eeuwen geleden al gedaan werd. In
hun onderhoud voorzien zij door naai
en verstelwerk, waartoe de opdrachten
van alle kanten binnenkomen. Ook
borduren en kantklossen zijn hier nog
geen uitgestorven bezigheden, zoals
trouwens in tal van opzichten de tijd
binnen deze verweerde muren is blij
ven stilstaan. Hun slaapkamertjes
zijn versierd met vrome snorrepijpe-
rij, waarvan de zoetelijkheid in geen
enkel opzicht meer te rijmen valt
met het omringende leven.Er is dan
ook einig animo te constateren bij
vrouwen en jonge meisjes om zich
bij de gemeenschap der begijntjes
aan te sluiten. Hun aanta neemt
jaarlijks met tientallen af, aangezien
tal van begijntjes hoogbejaard zijn of
ziek. Het is een ontwikkeling, die de
„Vrienden van het Oud-Begijnhof" te
Gent in ^oge mate betreuren.
Deze vereniging begon in februari
1950 haar bestaan met het doel het
begijnhof in het centrum van de stad
te behoeden tegen verdere vermin
king. Zij is in die opzet bijzonder
goed geslaagd, maar uiteraard heb
ben de Vrienden niet de macht om
voldoende religi ize bewoonsters aan
te ttrekken voor dit eiland van vroom,
heid en rust. De ueeste huisjes wor
den dan ook bewoond door gewone
vrouwen, vaak weduwen of ongehuw-
den. De hofbewoonsters hebben hun
eigen pastoor en kerk. Op de ten
toonstelling vindt men dit Godshuis
vele malen afgebeeld. Meestal vorm
de een begijnho* namelijk een aparte
parochie, een stadje in de stad, al
kenmerkte het levei zich dan ook
door luwte en schaduw.
ele oude documenten op de expo
sitie herinneren aan het eerste
optreden van de begijnenbewe
ging. Voor Gent is in het bijzon
der Johanna van Constantinopel, gra
vin van Vlaanderen, van belang ge
weest, die de begijntjes in staat gesteld
heeft om aldaar een gemeenschap te
stichten. De vrouwen bleven overigens
rechtsreeks onder jurisdictie van het
gemeentebestuur. Zij vormden immers
geen eigenlijke orde. Onder invloed
van een algehele religieuze verdieping
in de twaalfde eeuw, die tot uiting
kwam in een stormloop naar de kloos
terlijke staat, sloten zich ook vrome
vrouwen aaneen om te trachten een
monastiek genootschap op te richten,
liefst als een soort aanhangsel van de
mannenkloosters. Zij legden twee gelof
ten af, die van kuisheid en gehoor
zaamheid, maar zij konden zich te al
len tijde uit de begijnengemeenschap
terugtrekken en zelfs trouwen. Voor
veel vrouwen was een begijnhof een
welkom toevluchtsoord, met name voor
die dames, die door hun echtgenoot in
de jaren der kruistochten in de steek
waren gelaten, en voor de meisjes die
nimmer de eer van eer huwelijksaan
zoek hadden genoten.
verigens hebben de begijnenge
nootschappen het die eerste ja
ren niet gemakkelijk gehad.
Daarbij speelt de ketterij der
Albigenzen een rol. Aanhangers van
valse leerstellingen werden, door be
gripsverwarring, namelijk ook wel
Een Vlaams meester uit de achttiende eeuw maakte dit portret van Catharina
Theresia van den Kerckhove, grootjuffer van het Gentse Groot-Begijnhof van
1715 tot 1732.
begijnen genoemd, en op het Weense
concilie van 1311 werden de begijnen
genootschappen dan ook kortweg ver
boden. Latere pausen lieten op drin
gend verzoek evenwel eer onderzoek
instellen in de Nederlanden, waarvan
het gevolg was, dat de begijntjes hun
vroeger leven mocht hervatten. De
hervorming liet in de noordelijke Ne
derlanden slechts de begijnhoven van
Amsterdam en Breda intact, maar
het zuiden bracht het er beter af. De
overgebleven gemeenschappen ver
nieuwden zich en maakten tot de
Franse tijd een periode van wel
stand door. Van die tijd af dateert
de teruggang in België. Secularisatie
van hun >ederen betekende in de
meeste gevallen een onherstelbare
klap. De begijnhoven werden vaak
tot hospitaal omgebouwd en de vroe
gere bewoonsters moesten maar el
ders onder dak zien te komen. In
1825 herbergden 26 begijnhoven teza
men nog 1789 begijntjes, bij de eeuw
wisseling waren er nog slechts 15 ho
ven bewoond door in totaal 1230
vrouwen. Thans is hun aantal op
nieuw met enkele honderden geslon
ken, en wellicht is na één generatie
het gehele merkwaardige instituut
der begijntjes teruggevallen in de
schoot der geschiedenis.
ede daarom is de Gentse ten
toonstelling zo'n boeiende zaak.
Men beziet dit alles met de ge
dachte, dat de gebruiksters en
behoedsters van al die waardevolle
voorwerpen en schilderijen zijn gewik
keld in een a onie tegen de geest der
wereld. De „schatten der begijnhoven"
ademen een rust en een wijding uit, die
in onze tijd bijna niet meer te dragen
zijn. Met deze mentaliteit kunnen maar
zeer weinigen zich nog vertrouwd ma
ken. Wij zagen een schilderstuk van
een onbekende Vlaamse meester uit de
achttiende eeuw, voorstellende Christus
die een begijntje uitnodigt in zijn hof.
Daarop ziet men het zustertje met on
bestemde blik aan de hand van haar
Meester. Ten overvloede is haar hart
verzegeld met een slot, waarop de we
reld, afgebeeld als een globe, tever
geefs de venijnige pijlen der verzoe
king afschiet. Ongetwijfeld weerspie
gelt dit schilderstuk nauwkeurig de
sfeer zoals die lange tijd in de hoog
ommuurde verblijven der begijntjes
heeft geheerst. Het is inderdaad een
sfeer die enig heimwee oproept, zoals
deze hele expositie, met haar talrijke
conterfeitsels van „grootjuffers", zo
veel als de moeder-oversten der begijn
hoven dat doet. De Vrienden van
het Oud Begijnhof verdienen daarom
hulde voor hun initiatief, dat men als
een eerste poging kan beschouwen tot
inventarisatie van hetgeen er in de ve
te. nog; bestaande hoewel niet als zo
danig in gebruik zijnde begijnhoven, aan
kostbaarheden en curiositeiten te vin
den is. Maar de expositie maakt het
tevens duidelijker waarom in Neder-
tiek8ontdektvan°de\^nd van RrusseI,se Groot-Begijnhof werd een houten polyp-
maakt er deel van uit en strif ■Pa"°ïleV (gestorven in 1541). Dit paneel
ma n sElt de begyn Catharina Smets, begijn in Brussel, en
haar beschermheilige voor.
tfsch tot hetvertelenbehwftHet twte- worden
verdwijning
inhouden, maar veeleer is het geloven
wn de vergroeidheid met een wereld
beeld, dat onze tijd met geen mogelijk
heid meer zou kunnen projecteren. De
Hervorming heeft in de Noordelijke Ne
derlanden het proces, zoals zich dat in
België langzaam ontwikkelt, geweldda
dig versneld, en in Amsterdam, waar
zich in 1863 wederom een groep vrou
wen verenigde onder de naam Begij
nen, vond men, dat de gemeenschap
andere leest geschoeid moest
Voortaan dienden de drie belof
ten te worden afglegd en men
voerde een noviciaat en een
Postulaat in, zodat er nu spra
ke was van een volwaardige zustercon
gregatie. De Amsterdamse begijnen
wpdden zich toe aan het H. Sacra
ment. De congregatie van het H. Sa
crament bestaat nog steeds en zetelt
in het Begijnhof.
Hans Stevens.
LISSABON, 9 juni (Reuter) Mr.
D. U. Stikker, de Nederlandse secre
taris-generaal van de NAVO, heeft in
een toespraak, die hij gisteravond j.l.
te Lissabon aan een officieel banket
heeft gehouden, de „lawaaierige, geen
onderscheid kennende en vaak cynische
aanvallen op wat nu „het kolonialisme"
wordt genoemd." aan de kaak gesteld.
Mr. Stikker zie: „het zou tragische
zijn, indien deze aanvallen ernstig wor
den opgenomen en zodoende alles wordt
vergeten wat het Westen heeft gedaan
en nog doet om andere gebieden in de
wereld te helpen zich vrij en zonder
vrees voor de eigen veiligheid te ont
wikkelen, waarbij elk land de nadruk
kan leggen op zijn eigen vorm van
vrijheid." Hij verklaarde voorts: „de
strpd tegen de communistische doorsij
peling en uitbreiding wordt thans gevoer
'j1 .®en Snb'ed, dat zich uitstrekt van
9^^** Afrika naar Midden- en Zuid-
AMenka. Het gaat hier om veel meer
dan een krachtmeting op militair ge
bied alleen. Deze strijd bestrijkt alle
facetten van de politiek, de economie
en de propaganda.
De NAVO zal, wil zij zich voldoende
kunnen aangorden voor deze strijd
die, ironisch genoeg, een „vreedzaam
naast elkander leven" (der verschil
lende staten) wordt genoemd door hen,
die uit zijn op de vernietiging van
het Westen moeten beginnen met het
LOSSER, 9 juni De Zusters Doch
ters der Wijsheid zullen in Losser een
tehuis voor diep-zwakzinnige meisjes
oprichten. De zusters hebben voor „De
Losser Hof", zoals het instituut zal
heten, een bosrijk terrein (35 ha.) aan
gekocht. De Geneeskundige Inspectie
voor de Geestelijke Volksgezondheid en
Gedeputeerde Staten van Overijssel heb
ben reeds hun medewerking voor de rea
lisering van het plan toegezegd.
De Zusters Dochters der Wijsheid
leggen zich over de gehele wereld toe
op velerlei soorten van charitatief
werk. Zij zijn reeds jarenlang werkzaam
op het gebied van de zwakzinnigenzorg
in huize „Boldershof" te Druten.
AMSTERDAM, 9 juni Prins Bern-
hard behoorde gistermiddag tot de tal
rijke personen, die het hoofdbestuur
van de 50-jarige Nederlandse vereni
ging van jachtopzieners kwam felicite
ren. Het hoofdbestuur recipieerde in
de voor dit doel toepasselijke ontvang
zaal van de Amstel Brouwerij, waar
de honderden vrienden van de jacht
zich te midden van geweien, koppen van
wi'de zwijnen en andere jachttrofeeën
best thuis voelden.
Voorzitter mr. A. Benders overhan
digde prins Bemhard, die bescherm
heer van de vereniging is, de zilveren
medaille van verdienste van de ver
eniging.
„Saint George he stood for England and before he killed the
dragon he drank a pint of English ale out of an English flagon".
Een fraai beeld van Sint
Christofoor, die het kind op
de schouders draagt en die,
steunend op een zware stok,
door de stroom waadt.
w ic u't het graf naar een plaats in
het bisdom Nola. Toen was er nog een
kloosterzuster, die meende visioenen te
hebben en in betrekkelijk korte tijd
kwam een legende tot stand: Filome
na zou de dochter geweest zijn van een
„Griekse koning" ten tijde van de
kerkvervolger Diocletianus (rond 300).
Keizer Diocletianus werd verliefd op de
uiteraard beeldschone dochter en
wilde met haar trouwen. Na tal van
dramatische gebeurtenissen is het meis
je om wille van haar geloof in de Tiber
verdronken. Aan deze legende is be
grijpelijkerwijze door mensen als de
Bollandisten nooit enige waarde ge
hecht. Intussen hadden enkele bisschop
pen Rome gevraagd om een (plaatse
lijk) feest op de kalender en een mis
formulier.
In 1906 publiceerde O. Marucchi een
kritische studie ovei leven en bestaan
van Filomena en eigenlijk rekende hu
toen al met de legende af. In de
catacombe werd geen spoor van een
oude verering gevonden en sterker
nog, de archeologen menen, dat het
oorspronkelijke graf van Filomena in
later tijd voor een tweede begrafenis
gediend heeft, waarbij de tegels van
de grafplaat in verkeerde volgorde
weer werden aangebracht. De gerede
kans bestaat dus, dat de beenderen
in Mugnano niet eens van de eerste
bewoonster van het graf zijn. Nadere
studies hebben Marucchi gelijk gege
ven. 66
Nu de Ritencongregatie op last van
de Paus met de rubrieken ook de heili-
genlijsten herziet, komen er verande
ringen in de kalender. Andere wijzi
gingen betreffen de rang van de heili
genfeesten. Wanneer het vast komt te
staan, dat de overgeleverde verhalen en
legenden de toets der kritiek niet kun
nen weerstaan en in hun geheel ver
worpen moeten worden, behoeft dit
De geschiedenis rond Filomena is
nog niet oud. De Romeinse catacom
ben waren vergeten, de toegangen
ingestort. In de XVde eeuw is hun
bestaan herontdekt en in de XVIIde
was het mode geworden om er heili-
gengebeenten in te ontdekken. Men
geloofde toen, dat deze onderaardse
kerkhoven hoofdzakelijk gevuld wa
ren met de resten van vroeg-christe-
lijke martelaren en belijders. De we
tenschappelijke onderzoekingen, die in
het midden van de vorige eeuw be
gonnen, hebben de algemene aard
dier begraafplaats heidens, joods
en christelijk, aan het licht gebracht.
Boyenuien weet men heden, dat de
relieken der vereerde bloedgetuigen
merendeels na de Kerkvrede uit de
catacomben werden overgebracht
naar de (martelaren)kerken. In 1802
werd in de catacombe van Pnscilla
een graf ontdekt, dat was afgesloten
met een plaat, die uit drie tegels
bestond. Het opschrift luidde: lumena-
paxte - cumfi. Wat geen zin geeft.
Als men echter de eerste tegel achter
de laatste legt, leest men: „pax
tecum filumena" (vrede zij met u,
Filumena). Uit enkele simpele ver
sieringen w.o. een palmtak, met rood
krijt op de dekplaat aangebracht,
maakte men op, dat men hier stond
voor het graf van een vroeg-christe-
lijke martelares Philumena of Filo
mena.
Minder kritisch, dan heden nu er
op het meenemen alléén van „souve
nirs" uit de catacombe de straf van
excommunicatie staat! gaf Rome
toestemming voor de overbrenging der
helemaal niet te betekenen, dat de be
treffende heilige nooit bestaan heeft.
Van Sint-Nicolaas bijvoorbeeld weet
men, dat hij in de oudheid en de vroege
middeleeuwen een der meest vereerde
schutspatroons in de Kerk was. Maar
over zjjn leven is (wetenschappelijk) na
genoeg niets bekend. Dit zelfde geldt
voor niemand minder dan de H. George
of St.-Joris. Hij is de patroon van Enge
land, van Portugal, van tal van steden,
van honderdduizenden personen en van
heel de Verkennerij
Het is „ammer, dat men niet slechts
de draak, maar zelfs de pinten
Engels bier in twijfel moet trek
ken. Niemand immers weet, of
St.-Joris ooit in Engeland geweest is.
Het enige punt, dat historisch wel vast
staat, is, dat hij omtrent 300 onder
Diocletianus gemarteld en ter 'Jood ge-
bracht is. En al in de zesde eeuw wordt
van de heilige gezegd, dat hu behoort
tot diegenen, die „terecht door de men
sen vefeerd'worden, maar wier daden
slechts God bekend zjjn.
Zo gaat het ook met St.-Eustachius,
wiens attribuut een hertekop is met
een kruis tussen hei gewei. Juist als
bij St.-Hubertus, met wie hij in onze
streken verwisseld werd. Eustachius
zou een Romeins generaal geweest
zijn onder Trajanus. Maar waar
schijnlijk was hij, zoals St.-Joris, een
bewoner van het Oosten van het Ro
meinse Ruk. De talrijke legenden om
deze heilige bezorgden hem een plaats
in de verhalenseries van heel Europa.
Ook dit heeft hij met St.-Joris ge
meen. De laatste overeenkomst is dan
dat kritisch gesproken van beiden niet
veel meer bekend is, dan dat zij mar
telaren geweest zjjn.
Een derde voorbeeld wordt gevormd
door niemand meer of minder dan de
H. Christoforus, Sint-Kristoffel. De
„stripverhalen" over hem steken Super
man naar de kroon, met dat verschil,
dat de Amerikaanse stripheld hoogst
intelligent en enorm vervelend is en
Kristoffel bij he* achterlijke af, maar
boeiend als gene. Hij wilde een heer
dienen, maar niet zo maar een: de
machtigste heer, die er bestond. Na de
graaf kwam de keizer aan de beurt.
De keizer was bang voor de duivel en
Kristoffel ging bij de duivel in dienst.
Maar de duivel bleek met al zijn bra
voure een heilige angst te hebben voor
het kruis. Dan gaat de ongelikte beer
bij „het kruis" zjjn dienstmanschap aan
bieden, maar hij heeft geen flauw benul
ervan, hoe hij dat moet aanpakken.
U kent het hoogtepunt van de legende:
„Maar Christofoor op den oever
leunt zwijgend op zijn kruk,
de stroom was stroef, maar stroever
zijn de tranen van geluk:
nooit was een bedding weker,
nooit waadde hij zo onzeker,
want nooit nog, nooit nog streek er
een handje hem door het haar
(M. Nijhott)
Kristoffel werd geroepen door het
Kind. Wie weet, welk een diepe volks
wijsheid achter dit verhaal steekt.
Kristoffel is voor zijn overtuiging ge
marteld, dat is ook hier het enige punt,
waarop de historische dedukties wuzen.
De legende wil met een fortissimo
heroico eindigen: tweehonderd soldaten
waren niet genoeg om hem te overmees
teren, een nieuwe compagnie rukte aan
en eerst toen lukte het. Pijlen knapten
af als lucifershoutjes, wanneer Kristof
fel even een arm- of buikspier strak
zette en tenslotte is hij boven zijn
str. d onthoofd. De gulden sproke
moet blijven, maar de Ritencongregatie
is geen folkloristisch litterair genoot
schap en haar oordeel ligt in het boven
staande besloten.
Zo zijn er nog meer heiligen. Van al
maken van een juiste schatting van de
sterkte der krachten, die thans in deze
wereld tegen ons aan het werk zijn. Dit
moet gepaard gaan met een realistische
waardering van dat begied, waar de
Westerse landen in staat zijn hun poli
tiek op elkaar af te stemmen.
Het is, willen wij in staat zjjn ons
op afdoende wijze tegen dit gemeen
schappelijk gevaar te verweren, nood
zakelijk dat wij ons verenigen. Doch
deze eenheid kan slechts ontstaan d<?0
ervoor te werken en door openhari?9
onderlinge raadpleging door de NAVO"
bondgenoten", aldus mr. Stikker.
EINDHOVEN, 8 juni Vannacht
zijn uit een etalge van een juweliers-
zaak op de Demer te Eindhoven dri®
ringen, met een gezamenlijke waarde
van 7.900 ontvreemd. Een voorbijgan-
Istal constateerde 's morgens de dief-
le? wlJde^TeefTeën ""vP" gTT
voorhang in dT\^m"^eT oprol
baar traliehek. Door dit hek hlen werd
een rond gaatje gemaakt in de ruit.
waardoorheen de ringen naar buiten
werden gehaald. Een ring ter waard»
van ®-5°0 is een tweekaraats 25-rinf'
een ander is een zogenoemde Alliance
Sollitair-rmg.
van 1.250, is eed
PARIJS, 9 juni (UPD
zangeres Edith Piaf is d°nd®rTa? °T;
slagen uit het ziekenhuis, eer3
twaalf dagen geleden is &e0P
voor een ingewandsstoornis. t
Zij zal nog een aantal weken rust
moeten houden.
UTRECHT, 9 juni Zondag A® J»
zal de Ned. St. Gregoriusverenig'"®ren
gebouw Tivoli een landdag org»9'jsten
voor de kerkkoordirigenten, orge'j^or-
en vertegenwoordigers van de „e zal
kringbesturen. Het ochtendgede® q
worden uitgezonden door de K-Nph. G.
hulpbisschop van Utrecht, mgr- en te
A. Hendriksen heeft het voorrie' ^ggjta
A
kennen gegeven, het mi
bij te wonen.
Dr. C. N. Impeta heeft ons met da
uitgave van de „Kaart van ker
kelijk Nederland", een boek m
pocket-tomaat, een waarluk gro
te dienst bewezen. Hij geeft een zo
ruim mogelijke beschrijving van de
meeste kerkgenootschappen en secten,
die er in ons land bestaan, en doet
dit met een bewonderenswaardige ob
jectiviteit. Zo goed als al zijn gegevens
zijn door vertegenwoordigers der ver
schillende richtingen op hun juistne*
gecontroleerd, niet weinige zelfs zu1
door hen persoonlijk geschreven. Dal
het aldus ontstane overzicht weinig ver
kwikkend is, kan de samensteller on
mogelijk verweten worden. De ver
deeldheid der Christenen is een droe
vig en beschamend feit, dat wel zeer
pijnlijk door dit boek duidelijk wordt.
Naar onze vaste overtuiging kan dit
werk zeer veel bijdragen tot beter on
derling begrip. Dat dit bitter nodig is,
zal wel niemand ontkennen. Men weet
nog veel te weinig van elkaar; onwe
tendheid en belangstelling zjjn schrik
wekkend groot. Daarom is deze ver
zameling betrouwbare gegevens uiterst
welkom. Niet op de laatste plaats, om
dat men de goede gedachte heeft gehad
het werk in een goedkope, en dus voor
zeer velen bereikbare uitgave te doen
verschunen. Oecumenisch gezien is de
„Kaart van kerkelijk Nederland" ui
termate belangrijk. De onpartijdighe"*
van de auteur verdient oprechte b9'
wondering en waardering. Als „nasla?'
werk" aarzelen wjj niet het boek zeli»
kostbaar te noemen. Enkele adhesie'
betuigingen van leden van verschillen
de kerken, die vooraan zijn afgedrukt,
bewijzen wel, hoezeer de arbeid vad
dr. Impeta in de smaak is gevallen-
Dit werk verdient een zeer ruime ver
spreiding. Wij bevelen het alle belang
stellenden, en dat moesten toch eigen
lijk „de" Christenen zijn, met klem aan-
De „Kaart van kerkelijk Nederland"
uitgegeven door de firma J. H. Ko»
N.V. te Kampen.
Detail van een schilderij van Sint
door Meester Alfonso (Tweede fte
15de eeuw).
dezen heeft de Ritencongregatie b®
paald, dat hun officiële gedenkdag;
in het misformulier en het brevier
men te vervallen voor de aIg,e,,AHe
Kerk. Zjj zullen slechts in een, Kerk
oratie herdacht worden. Maar de n
eerbiedigt de lokale kultus en zo j
Engeland zijn patroonheilige met ,s>
ceremonieel blijven vieren. De aJc ^o-
hoplieden en oubazen zijn zuiver o prl
dox als zij St.-Jorisdag in de kb i,
daarbuiten gedenken tot na het a
lijk kampvuur. En de heilige,.die r h0,
vanaf de drempel der oudheid ^e*
den met zoveel poëtische liela? ;s he{
roïsche tam tam werd ornklee„pn n»9'
aan zijn eer verplicht om hede1*
ziel en lichaam b;j te staan, Q vg»r
verkeren op de frontlijn van net a
de automobilisten!