kunnen cijfers bewegen? Zijn standsorganisaties -uit de tijd? Sociaal commentaar M w DEWA DY [1 JAN DERKSEN NEEMT IN SEPTEMBER AFSCHEID „MET BANDDIKTE" Structuurplan van KAB (II) Wijziging van organisatievorm Fascinerende ervaringen in wielersport „flitsend" weergegeven in een pocket ,pSr;: IlSfl STAATSM IJ NEN, IN VOLLE EXPANSIE inTer GRATIS KOEKHAPPEN ZENUWEN ZATERDAG 24 JUNI 1961 PAGINA 11 if® -411* HÉyÉÉ^Ü - wmBEÊÊ^^^m mmmEmmmm ,yj,% V% - De gedachte dat cijfers vervelend zijn, is ouderwets. Onze tijd is zonder cijfers en berekeningen niet denkbaar. In de moderne grote bedrijven is het spel met cijfers een boeiende bezigheid. P' ipl SIP ÜWf Als röntgenstralen dringen zij door alle onderdelen en faktoren heen die tezamen het grote geheel vormen. Hard en helder wijzen zij aan wa?r de nieuwe kansen liggen, de nieuwe ont plooiingsmogelijkheden, de nieuwe perspectieven. Kijk eens naar deze grafiekjes. Makkelijker en overzichtelijker dan 1000 woorden maken zij de situatie duidelijk: - de rustige zekerheid van de kolen- en cokes-produktie... - de snelle groei van de kunstmest-leveringen... - de spectaculaire opmars van de kunststoffen, die vanuit de Limburgse heuvels hun weg vinden over de gehele wereld... plastics, grondstoffen voor nylon, voor lakken en vernissen... Hard en helder bewegen de cijfers. Zij wijzen alle naar een. -voor Nederland en voor de Nederlanders - belangwekkend en verheugend aspect: Staatsmijnen in volle expansie. UNIE De Waerdye is de eerste maatschappij ter wereld, die de haar toevertrouwde premiën uitsluitend belegt in zorgvuldig gekozen aandelen en elke vorm van levensverzeke ring kan accepteren. Door deze wijze van verzekeren geeft zij haar polishouders de mogelijkheid in de groei van de Westerse Economie deel te nemen en daardoor aan de geldontwaarding het hoofd te bieden. Rotterdam Postbus 615 Tel. 111720 Let op, mevrouw! FELIS0L écht kleurecht mmmm IM Mm W® w s - O *51 '52 *53 '54 '55 '56 '57 '58 *59 '6Q koun en cokes 0 '51 '52 '53 '54 '55 '56 '57 '58 '5? '00 Terwille van een duide lijke onderlinge vergelijk baarheid, zijn de cijfers over de geproduceerde tonnen verwerkt tot index cijfers. Daarbij is het jaar- produktie-cijfer van I960 op 100 gesteld. ||jj KUNSTSTOFFEN cl 'CO r-> De Staatsmijnen produceren en leveren vla verschillende verkooporga nisaties - vele moderne produkten. CHEMIE ftaalzuuranhydride cyclohexanon caprolactam ureum STAMYLAN-polyethyleen koolzuur oleum antraceen naftaline pyridine benzeen tolueen xyleen creosoot-olie ammoniak alfa-bèia-gamma-picoline ether alcohol zuurstof waterstof methaan argon kunstmest NPK, KAS, FAS, KS, ZA, UREUM. BRANDSTOFFEN antraciet 1,2, 3, parel, 4, 5, fijn mager-, ess-, rook- zwakke-en vetkool eierbriketten.T-briketten cokes voor industrie, voor huisbrand SYNTRACIET. ENERGIE gas elektriciteit. BOUWMATERIALEN PORISO-steen. (Van een medewerker) In ons vorige week op deze plaats gepubliceerde eerste artikel over het structuurwijzigingsplan van de K.A.B. stelden we, dat in wezen de landelijke K.A.B. sinds 1945 kon wor den gezien als de Arbeiders Stands Or ganisatie. We ontlenen deze stelling aan een tekst uit het boekje „De Kleine Gids voor de Grote K.A.B.", verschenen op 1 februari 1953. We lezen daarin n.i. het volgende: „Vanaf dat moment (1945: stichting van de K.A.B.) is het 26, dat een arbeider op de eerste Plaats lid is van de totale organisatie van de katholieke arbeidersstand en was de K.A.B. geworden tot de totale standsorganisatie. De plaats van de na tionale vakbonden en van de diocesane bonden was daarmee een andere ge- Worden. Zij'beide werden n.i. op hun terrein de zelfstandige uitvoeringsorga nen elk van een deeltaak van de totale Beweging." Het nu verschenen rapport van de K.A.B. stelt voor om de diocesanen bonden als zelfstandige deeltaakorga nen te laten verdwijnen. We kunnen ons levendig voorstellen, dat door velen, in en buiten de K.A.B., met aanvankelijke schrik van deze sug gestie zal zijn kennis genomen. In en buiten de K.A.B. Het is immers duide lijk dat als onze katholieke vakcentrale 2ich op het standpunt plaatst dat geen afzonderlijke uitvoeringsorganen (meer) nodig zijn voor de behartiging van de standsorganisatorische belangen der ar beiders, men waarschijnlijk ook zo zal denken over soortgelijke organen in gesteld door en ten behoeve van andere maatschappelijke groepen, zoals die der medialen en der hoger leidingge venden. Enkele uitingen van deze schrik heb ben we in de loop van 1960 reeds kun nen beluisteren in de openingsredevoe ringen van verschillende voorzitters Van diocesane bonden der K.A.B. maar ook op bijeenkomsten van de organisa tie van de werknemende middenstand. Vooral in de redevoeringen van bedoel de voorzitters was een opmerkelijk ver schil. Met name de heren Maenen van de Limburgse Bond en Zwanikken van de Utrechtse Bond hebben het in studie zijnde probleem van de praktische kant benaderd. De heer Kortink daarente gen van de Haarlemse Bond gaf een socio-filosofische beschouwing ten bes te Hiermee werd duidelijk dat het ge hele voorliggende plan op minstens twee sterk onderscheiden wijze kan worden benaderd. Men kan n.i. begin nen niet de vraag te stellen of stands- organisatorisch werk zich verdraagt met een vakorganisatorische taak Het is dan heel wei mogelijk om testel len, dat een vakbeweging zuiver een belangengroep is, die als enigste op dracht heeft: voor het materieel welzijn van zijn leden te waken. Als zodanig zou zulk een vakbeweging dan los ge zien kunnen worden van een levensbe schouwing en is het dus theoretisch denkbaar dat we komen tot een a-con fessionele vakbeweging. Een standsor ganisatie evenwel bedoelt vormend in te werken op de mens in de samenle ving, maar dan op de mens in zijn persoonlijke situatie. Aangezien vele een ongeveer gelijke persoon- Li;: S1tuatie kennen, plaatsen we de- welk^vroLinaatschappelyke Reding, vroeger werd aangeduid met het k"? 0rndat deze term een besmette betekenis heeft gekregen is üveng op 20ek naar geen nieuwe terminologie Soms spreekt men nu van „Maatschappelijke stratificatie". De kleine commissie van het ver- bondsbestuur, die het reorgani satierapport heeft voorbereid en thans in het licht heeft gegeven, heeft, naar zij zelf verklaart, bewust afstand genomen van theoretische be schouwingen. Ze verklaart nadrukke lijk bii haar werkzaamheden voor ogen te hebben gehad het.streven naar een organisatie: a) waarin de leden de doeleinden die zij met hun aansluiting hebben beoogd verwezenlijkt zle" e_n b) die de taken kan vervullen, welke haar door de maatschappelijke omwik- keling als aan een sociale werknemers organisatie eigen taken worden opge- iegd. Hoezeer de commissie zich praktisch heeft ingesteld, blijkt uit een drietal voorafgaande opmerkingen n.i. dat de voorstellen dienen te blijven binnen de grenzen van het praktisch haalbare en op een betrekkelpk korte termijn ook te verwerkelijken; dat zij de mogelijk heid moeten openlaten van verdere ont wikkeling en dat zij in overeenstem ming dienen te blijven met de richt lijnen van het jongste bisschoppelijk schrijven. Bij dat laatste moeten wij wel even een kanttekening maken. In gedachte dient men hier toch wel bij te lezen: voor zover dat mogelijk is. Op enkele punten n.i. vloeit het bisschoppelijk schrijven van 14 maart 1960 niet over van duidelijkheid. Hoe rijmt zich b.v. de constatering in het bisschoppelijk schrijven dat het standsorganisatorische werk geheel moet worden opgenomen in de taak ook van de afzonderlijke vakbonden met een andere opmerking, namelijk dat volledige rekening moet worden gehouden met de maatschappe lijk driedeling en dat elke maatschap pelijke groep (lees stand) volledig tot gelding moet kunnen komen. Kennelijk heeft ook hier de kleine commissie mee gezeten. Het woord integratie, waaronder dus wordt verstaan het overnemen van de stands organisatorische taak door de vakbe weging, heeft terecht velen doen schrikken. Maar zeer geruststellend staat op pagina 3 te lezen: „Deze inte gratie, wil zy echte integratie en geen afschaffing zjjn, houdt uiteraard in, dat de wezenlijke taken, tot dusver door de diocesane bonden vervuld, ook in de toekomst moeten worden verricht, zij het in een ander organisatorisch kader en met een andere spreiding van de verantwoordelijkheden. en moet er natuurlijk vanuit •gaan dat we hier niet te doen hebben met een of andere pa thetische verklaring, maar met de overtuiging, dat het standsorganisa torische werk van de K.A.B. door moet gaan en door zal gaan. We hebben reeds meerdere jaren betoogd, deze overtuiging eveneens te hebben, maar we hebben ook betoogd, afzonderlijke diocesane bonden daarvoor niet nood zakelijk te achten. Reeds in 1955 schre ven we hierover (het was naar aanlei ding van het totstandkomen van twee nieuwe bisdommen in ons land( onder de titel: „Vijf plus twee is één". Het was n.i. technisch niet wel mogelijk om het aantal diocesane bonden uit te breiden. Zou men nu evenwel het begrip inte gratie zo hebben vertaald, dat een lan delijke vakcentrale zou ontstaan, ge vormd door vierentwintig federatief samenwerkende autonome vakbonden, die ieder voor zich ook standsorgani- satie-tje zouden gaan spelen, dan zou dit bepaald de dood van het standsor ganisatorische werk hebben betekend. Er is dus naar een andere weg gezocht. Daarbij wilde men koste wat kost nu eindelijk afraken van het dualisme bin nen de K.A.B., welk dualisme in de loop van de jaren dikwijls zo remmend heeft gewerkt. De oplossing is gevonden door aan de landelijke controle op te dragen die algemene taken, voorheen standsorga- nisatorisch werk genoemd, uit te voe ren. De wezenlijke wijziging in de struc tuur van de K.A.B. is derhalve dat wanneer de voorstellen werkelijkheid gaan worden, de werknemers uitslui tend lid worden van de voor hen ge- eigende vakbond. Thans zijn alleen rechtstreeks lid van de landelijke KAB. Het verbondsbestuur dient men dan voortaan te zien als het overkoepelend, coördinerend en centraal-lexdinggevend (Advertentie t laat u delen in de wereldwelvaart orgaan. Maar het is tevens uitvoerend orgaan voor het standsorganisatorische werk. Daartoe zuilen de huidige bestuur ders van de diocesane bonden (althans dezen op de eerste plaats) bestuurder in algemene dienst worden van de lan delijke centrale. Plaatselijk wijzigt hier door ook heel wat. Nu kennen we plaat selijk nog de min of meer zelfstandige vakbondsafdelingen en de K.A.B.-afde ling, die tegelijker tijd afdeling is van de diocesane bond. Door deze ingewik kelde constructie is een vrijwel hope loos kostbaar en inefficiënt financie ringssysteem ontstaan, dat men thans door de voorgestelde maatregelen hoopt te laten verdwijnen. Wanneer we dit gedeelte van het rap port van een beoordeling moeten voor zien dan moeten we zeggen, dat wat voor de grote lijn betreft ons de oplos sing zeer wel aanstaat. Het meest we zenlijke immers in een confessionele arbeidersorganisatie als de K.A.B. blijft behouden; alleen de organisatievorm wordt meer efficiënt. Wel resten er tal van vragen, die naar onze mening on voldoende beantwoording vinden, waar bij we met name denken aan de ideeën- doorstroming van onder naar boven en omgekeerd. Het lijkt juist om daar met de meeste nauwkeurigheid acht op te geven. (Advertentie) r r n (Van onze sportredactie) Er is een tjjd geweest, dat de nu 42-jarige Amsterdammer Jan Derksen als een razende Roland zijn fietsje over de baan joeg en zich een koning van de sprint mocht noemen. Die tijd is zo goed als voorbij; dan Derksen stopt er mee als de wereldkampioenschappen in september achter de rug zijn. Dan zullen Nederlands goede sprint-dagen geteld zijn. Met Arie van Vliet, „Le proffesseur du cyclisme" vormde Derksen, „de lange Jan fra Amster dam", zoals men hem in Denemarken noemde, een op alle wielerbanen ge vreesd duo, dat ons land talloze triom fen schonk. Waartoe nog nimmer een Neder landse sportman de moed vond heeft Jan Derksen gedaan. Hjj schreef een serie memoires over zijn fascineren de ervaringen in de wielersport en gaf het de titel „Met banddikte". Eerst aarzelend, maar naar gelang de herinneringen zich sterker naar voren drongen, bracht hjj uren ach ter de schrijfmachine door om het avontuur van zijn leven in een 160 pagina's tellend manuscript te vertel len. Een pocket, die de sportwereld ongetwijfeld zal verrassen. Wanneer binnenkort „Met banddik te" in de Ooievaarsserie zal verschij nen, zullen velen zich verbazen over het fenomenale geheugen van de Am sterdamse wielrenner. Met een rijk gevoel voor humor en een speelse lan cering van talloze anecdoten beschrijft hy een sportloopbaan zonder te verval len in een opsomming van gebeurtenis sen. Derksen kijkt achter de schermen, neemt ons mee naar de wielerbanen in Rome, Milaan, Melbourne, Berlijn, Kopenhagen en Madrid, naar een zwembad in Nieuw Zeeland, waar hij traningswedstrijden tegen Irma Schuh- macher zwom, naar het landgoed van Reg Harris en het paleis van Antonio Maspes, naar de skihelliingen in Zwit serland en naar Hollywood waar hij met Charlie Chaplin in gesprek kwam. Het is een flitsende reeks verhalen ge worden, zoals men van een sprinter mag verwachten. Vader Tijd staat nooit sur place, ver zucht de schrijver als hjj zijn boeiende vertellingen besluit. Het is dan alsof men een paar uurtjes lang de roman tiek van het sprintersvak van nabij heeft meegemaakt, het elleboogje van George Senfftleben zelf heeft gevoeld en getuige is geweest van de 32 minu ten en 20 seconden, die Derksen op de Vigoreilibaan sur place stond met An tonio Maspes. En dan ziet men Arie van Vliet voor zich, zoals hjj op 23 juli 1939 voor de eerste maal zij aan zij in de baan lag met Derksen, vastbesloten deze „nieuweling" een lesje te geven. Ze ventien maal in totaal streden de „kei zers" van de sprint om de nationale titel; tien maal zegevierde Arie, zeven maal Jan. Men gelooft dat Derksen een Jan Derksen. de 42-jarige Amsterdam mer, die drie maal wereldkampioen werd in de sprint, zegt de wielersport vaarwel. In een boekje, getiteld „Met banddiktekijkt hij achter de schermen van zijn sport. scherpe diagnose stelt wanneer hij van zijn collega zegt: „een bijna onuit staanbare opschepper als hij mij had verslagen, maar ook een fantastische vriend op momenten, dat je hem echt nodig had." Let op, zei Van Vliet dik wijls met een grijnslach, dat ik langer actief blijf dan jij. Het kwam anders uit. In 1957, toen de Woerdenaar am echtig op het grasveld lag na de halve finales van het wereldkampioenschap en in de eindstrijd door Derksen kans loos geklopt werd, besefte hij dat het spel uit was. Zijn Amsterdamse vriend en tegenstander zou het nog vier jaar met succes volhouden. De carrière van Derksen zou nooit begonnen zijn als zijn ouders niet zo „onverstandig" waren geweest hem bij zijn achtste verjaardag een fietsje te geven. Het ouderpaar had zoon. Jan namelijk voorbestemd voor het dok tersberoep. Weldra bleek dat die wens onvervuld zou blijven. Al als zestien jarige behoorde Derksen tot de vaste koppelrijders op de baan van Alkmaar, waar hij met Jan Pronk de ene prijs na de andere veroverde. Beloningen die varieerden van tien maai gratis koekhappen tot een fles haarwater en later een „top" haalden van 2,75 voor het winnende koppel. Dat kon ook moeilijk anders als men weet dat de toegangsprijs negen cent bedroeg. Guus Schilling ontdekte de negen tienjarige Derksen tijdens een ama teurwedstrijd tussen Alcmaria Victrix en Olympia, de Amsterdamse ver eniging waarvan hij later ere-lid is feworden. Een veelbelovende tijd eek aan te breken toen de pupil van Schilling een jaar later al ama teurkampioen van Nederland werd en in hetzelfde seizoen wereldkampioen. Maar de oorlog bracht een kink in de kabel. Derksen moest evenals Van Vliet in zijn beste jaren op non ac tief blijven, maar diende zich nadien onmiddellijk aan als een der beste sprinters van de wereld. Het was niet verwonderlijk dat hjj bij voorkeur in Denemarken fietste en zelfs al in 1938 zonder resul taat overigens de Deense nationa liteit had aangevraagd. Derksen was de lieveling van het Kopenhaagse pu bliek, won er niet minder dan negen maal de Grote Prijs en bovendien was hij dol op .smprrebrpd. De fox trot „De lange Jan fra Amsterdam" werd er een tophit. „Zoals de sigaar bij Churchill en de kuif bij Abe Lenstra zo horen de ze nuwen bij mij". Jan Derksen verzucht dit als hü terugdenkt aan de vele ke ren dat hij voor de wereldtitel moest rijden. „De nachten daarvoor reed ik een soort match a deux" met mezelf, bepaalde een taktiek om die steeds weer te veranderen en deed inmiddels geen oog dicht. Nu nog niet. Vorig jaar bij de wereldkampioenschappen in Leipzig was ik nog even zenuwach tig toen het er op aankwam. „Even scherp herinnert hij zich de nachten van de zesdaagse, die voor hem dik wijls een ware kwelling betekenden. „Ik heb 26 maal meegedaan en nog nooit gewonnen. De ergste zesdaagse maakte ik mee in 1955 in Parijs, toen ik een koppel vormde met Peters en Schulte. Tot en met het 144e uur was het vrijwel een onafgebroken jacht. Je zou er een nachtmerrie aan overhou den. De bel voor de laatste ronde luidt in september voor Jan Derksen. De wielersport zal die ronde met wee moed gadeslaan. (Advertentie) Textielgoederen met hetFELISOL-etiket zijn kleurecht! Let U dus voortaan op FELIS0L.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1961 | | pagina 11