Uitzonderlijke collectie negro-spirituals „The Allisonsmet frisse muziek op langspeelplaat VAM SPEELKAARTEN EN KAARTSPEL ..Ik wil met Justina trouwen!" GENT Biografie van een zeekasteel O PIET HEIN 1 ZATERDAG 15 JULI 1961 PAGINA 15 Filmmelodieën K.R.O. Mislukking Concilie? Liturgische weekkalender In de befaamde serie „Southern Folk Heritage" de door Alan Lomax in het zuiden van de Verenigde Staten opge nomen volksmuziek staat no. 6, geti teld Negro Church Music", op London LTZ-K 15214. Deze opname bevat authen tieke negro-spirituals, in een rijke ver scheidenheid gebracht door kerkkoren NADRUK VERBODEN met een voorzanger, een zangeres al leen, en zangers en zanggroepen met gitaar-, piano- en „small combo"-bege- lelding. En al deze sonoor klinkende zangstemmen tekenen de spiritual af in al de verschillende vormen en stij len. Zo is er de rauw extatische vertol king van „I love the Lord", de huivering wekkende schoonheid van „A Sermon Fragment", de ijle zwevende sfeer van Vera Hall, die zonder begeleiding „Death, have mercy" zingt; en de ma gische atmosfeer in „Motherless Child ren" gezongen door Felix Dukes. Zo wel in de zang als in de verschillende begeleidingen is altijd weer de heftige en vaak uiterst gecompliceerde ritmiek en de typische frasering te horen, die een van de vele grondslagen van de jazz is. Alle vocale interpretaties op deze waarlijk overrompelende plaat getuigen van een diep geloof, een ontroerende eerlijkheid en een grote muzikaliteit. In. de sector amusement verschenen op Decca LK 4383 (Softly softly) twaalf nummers, gespeeld door de hammond organist Fela Sowande, met begelei ding van piano, gitaar, bas en drums. Het is typische „schemerlicht"-muziek, weinig diepgaand en licht te verteren. Maar Fela Sowande weet er net dat vleugje vakmanschap aan te geven, dat er voor zorgt dat zijn muziek altijd bo ven de middelmaat uitkomt. De jaren lange praktijk van deze hammond-or ganist als musicus in dansorkesten, com ponist en arrangeur is duidelijk te ho ren. Veel van de twaalf gespeelde num mers behoren tot de zogenoemde „Stan dards for the sixties", zoals „Because of you, I'm walking behind you, Too young, n Cara Mia". Tot slot van de 33-toeren-platen, Fon- tana 680 946 TL. Hier zullen de teen agers en zij heus niet alleen wel op af vliegen: „Are You Sure" door het zangduo The Allisons. Deze twee jon- fens, die vooral door het Eurovisie Song ëstival grote bekendheid hebben ge kregen, zijn nog maar sinds kort profes sional. Wat zij brengen is over het al gemeen nogal aan de sentimentele kant, maar deze John en Bob zijn tenminste muzikaal. Zij weten precies wat zij doen, zij laten niets aan het toeval over en zij verliezen nimmer hun distinctie. Er zijn geen uitschieters, noch aan de plus- noch aan de min-kant, maar het blijft allemaal fris en verantwoord. Zij bege leiden zichzelf op gitaar en worden bo vendien nog ondersteund door een groot orkest. Een greep uit de nummerkeuze: „It doesn't matter any more, Blue Tears, From now on", en uiteraard, „Are you sure". Vier filmmelodieën, gezongen door Julie London, staan op London RE-U 1076 (Julie sings film songs). Het zijn: „The boy on a dolphin", en „Laura", uit de gelijknamige films, en „The mea ning of the blues", en „Cry me a river" uit respectievelijk „The great man", en „The girl can't help it". Julie Lon don zingt met een heel speciale adem halingstechniek, wat haar songs een per soonlijk cachet geeft. Zij beschikt over een mooie gedragen voordracht en weet vaak een stemmige kleur te bereiken. De enigszins omfloerste sfeer die zij oproept, zet zjj gelukkig nooit te sterk aan. Kant II van de opname, waarin zjj wordt begeleid door de gitarist Bamey Kessel en de bassist Ray Leatherwood, is bepaald de beste. zangeres van mindere klasse is Anita Bryant. Dit wil echter niet zeg gen dat zjj slecht werk levert. Zij helt wel te veel over naar het suikerzoete element en zij zingt het allemaal wat te luid en te vol, maar als „achtergrond muziek" is dit toch zeker de moeite waard. Overigens pretendeert Anita Bry ant mets meer dan licht amusement te brengen. Zij zingt beschaafd en de vier liedjes zullen het bij de liefhebbers ze- 10074 Het staat °P London REL. D® erl'gszins in het vergeetboek ge raakte Little Richard is te beluisteren op London RE-o 1071. Hij is hier weer precies wat we van hem gewend wa- tt et romanverhaal „S.S.Levia- I—I than", uitgegeven bjj het Thijm- fonds te Den Haag is een accu raat levensrelaas van het groot ste, mooiste en snelste schip der Britse koopvaardijvloot. De schrijver, Warren Tute, heeft zich veel moeite gegeven om van de plechtige stapel loop in Liverpool af tot de gigantische worsteling bij de tragische ondergang op de Atlantische Oceaan de weder waardigheden van he schip op de voet te volgen. Dit tegen de achtergrond van het meest hysterische tijdvak der wereldgeschiedenis, n.l. het waanzin nige Hitler-avontuur waarvan de meest sprekende feitei gaandeweg de revue passeren. De onbeperkte duik- botenooriog maakte een eind aan het trotse schip, dat aanvankelijk een drijvend hotel leek, daarna gedegra deerd wao tot transportschip voor het leger. Daarbij kwam ook de kranige kapitein om, de fier op zijn recht staande, bijbelvaste Banks, ten voeten uit getekend als de gezagvoerder uit één stuk naar oude stempel. Is hij de held van het verhaal, hij wordt nog overtroffen door de heldin ervan, miss Susan Spicer de beeld schone dochter van een nietswaardig parlementslid. In tegenstelling tot haar vader is zij kordaat, zelfbewust, vastbesloten de verveling van het nietsdoen te ontvluchten door zich voor anderen nuttig te maken. Haar karakter en haar wederwaardigheden zijn met alle zorg getekend. De mis stap, die de schrijver haar laat be gaan, is echtei vooi haar karakter vrr onbegrijpelijk. Een lichte taak heeft zij zich niet verkozen. Zeker niet in het begin, toen de Leviathan trips r,s.akte voor rijkaards, die zich altijd vervelen, zoals de lezer in kernachtige trekken onthuld krijgt. Waarbij w\j aannemen, dat de uitlating: hoe rijker men is, hoe mee" recht men heeft om zichzelf van het leven te beroven, zuiver ironisch is bedoeld. De purse- rette, die zich door haar charme on misbaar wist te maken, brengt, het to* bestuurslid van de Transoceanic. Met haar belevenissen parallel loopt de geleidelijke ontreddering van het trotse schip zowel als d definitieve neergang van het nazidom. De onder gang van de Leviathan is een grandioos sluitstuk geworden van een roman, die der ervaren lezer gaarne als geslaagd worde aanbevolen. De vertaling van Dick Ouwendyk is, ondanks een enkeh slip of the pen, zeer leesbaar geworden, zonder geheel van het moderne jargon vrij te blij ven. Haz. (Advertentie) ren: vlak, onbeheerst en monotoon. Het doet er niet veel toe welke van de vier nummers, waaronder „Slippin' and Sli- din' en Heeby-Jeebies", we draaien. Het komt allemaal op hetzelfde neer. Wat ons betreft mag Little Richard wel weer spoedig van het podium verdwij nen. Beter is beslist Duane Eddy. Hij speelt op London RE-W 10048 onder an dere een nieuwe versie van „My bon- nie is over the ocean", hier getiteld „Bonnie came back". In tegenstelling tot de meeste van zijn collega's zingt Duane Eddy niet. Zijn gitaarspel wordt begeleid door een Big band. Wat hij doet is wel weinig gevarieerd, maar de typische gitaareffecten van zijn „Twangy Guitar" doen grappig aan. Tenslotte nog het vrolijke en optimis tische stemgeluid van Johnny Mathis op Fontana 271 156 TF. Plezierige en frisse zang met uitstekende orkestbege leiding van Ralph Burns. Goed uitge zochte arrangementen, waar Johnny Mathis vaak op verrassende wijze „in zingt". De nummers: „I just found out about love, en Jenny". Opneming in dote rubriek ie niet noodzakelijk een bewijs van instemming Wij lezen in De Gelderlander: In zijn eerste officiële ontmoeting met de vertegenwoordigers van ande re communicatiemedia dan radio en tv, heeft de nieuwe voorzitter van de KRO, mr. Van Doom, bij alle beper kingen welke hij zich als prudent man wenst op te leggen, toch enkele be langrijke opmerkingen gemaakt. Aan de meeste ervan kan men onmiddel lijk en zonder meer adhesie betuigen. Het ligt voor de hand, dat nu de ver antwoordelijkheid van het voorzitter schap van de KRO, dat vanaf de op richting in handen van een priester is geweest, verd overgedragen aan een leek, noch aan de opdracht en taak van een eigen katholieke radio er tele visie iets behoeft te veranderen, noch dat de elementaire bindingen met het kerkelijk gezag zouden worden beëin digd. Waarom zou men dat behoeven ie veronderstellen? Dat de KRO autonoom haar werk kan verrichten, is een even grote van zelfsprekendheid als dat een dagblad dat kan doen zonder orders te ontvan gen. Het gaat om een geestelijk kli maat en de wijze waarop dat „eigene" in de praktijk wordt gerealiseerd; meer j hi.izonder in de programma's. Op de handhaving van dit eigene, heeft de nieuwe voorzitter zeer de nadruk ge legd. Hoewel mr. Van Doom zich vanzelf sprekend met kon uitspreken over han gende vraagstukken, is er veel gewon nen, dat hij bepaalde hete hangijzers als bevoegdheid van leiding, verdeling van taken, de .oördinatie en andere vraagstukken binnen de KRO ais zoda nig heeft genoemd en ze in studie heeft. Mr. Van Doom staat er fris en onbe schreven tegenover, hetgeen belangrijk Achter zijn mededeling, dat er in de KRO-structuur niets zal veranderen, zouden wij echter wei een groot vraag teken willen zetten, te meer waar ter zake toch wel ernstige wensen leven en zijn voorganger, pater Van Waesbeige, met een -econstructie der statuten be zig was. Een lichtpuntje zit er in de mededeling, dat de leden in de toekomst meer invloed zullen krijgen. Wij lezen in Sursum Corda: Velen zijn in de afgelopen weken ge schrokken van de alarmerende uitspraak van prof. Hrns Küng, dat het concilie zou kunnen mislukken. betreffende dagblad-publicaties bleken weliswaar minder schokkend te zijn, dan de kop pen deden vermoeden. Maar overheer send is toch de indruk, dat Küng een zekere onrust in de gelederen gezaaid heeft. Nu is dit laatste waarschijnlijk precies zijn bedoeling. Het is hem en hij is niet de enige te rustig rond het concilie. De Kerk is, menen zij, zeker in haar geh 1 nog niet gegrepen door de heilige onrust. Het concilie houdt de ge moederen nog e weinig bezig. Paus en bisschoppen vergaderen wel en wij ge loven het wel, schijnt Küng ons te wil len toe roepen. En nu wekt het jongste persbericht enigszins de indruk alsof hij onverhoeds en met een fox se zwaai een forse steen in een rimpeloze vijver heeft gesmeten. Wij zijn nog maar half weg en nu spreekt al iemand over mislukken. Wat hiervan te denken? Het is een merkwaardig verschijnsel waarschijnlijk verband houdend met de opvallende krantenkop dat de ge dachten van Küng nu pas „gespreks stof" zijn geworden in ons land. Dat wil niet zeggen, dat zijn naam niet eerder gevallen is in onze vaderlandse pers. Maar net is duidelijk, dat h!j voor brede kring een onbekende was, die het dan nu eindelijk maar eens goed gezegd heeft. Dit waarschijnlijk enigermate tot be vreemding van onze reformatorische broeders, van wie velen reeds lang ver trouwd waren met Küngs gedachten. Het gesprek met de Duitse journalisten, waar van de pers dan nu met enige ophef ge waagde, was het zoveelste dat prof. Küng de laatste jai-en reeds gehouden heeft. Van vele van deze gesprekken zijn reeds in de g"ote katholieke en niet-ka- tholieke buitenlandse informatiebladen als Herder-Korrespondenz en Informa tions Catholique- verslagen gepubli ceerd. Wie deze verslagen vergelijkt ontdekt telkens dezelfde gedachten en de verklaring daarvoor is, dat prof. Küng reeds geruime tijd geleden (2e druk in 1960) een boek heeft gepubliceerd „Kon- zü und /■joiVrvereinigung". ondertitel ..Erneuerung als Ruf in die Einheit" Verschenen Hi de grote katholieke uit geverij van Herder, met een voorwoord van de aartsbisschop van Wenen, kardi naal Konig, die ook reeds naam gemaakt heeft m de opinie-vorming over het conci 'e Een Franse uitgave, verschenen bij Editions du Cerf, kreeg naast het voorwoord van kardinaal König voor Frankrijk ook een mthousiast eigen ge leide mee van kardinaal Liénart van Lille. Een Nederlandse vertaling (van J. Loos) is reeds lang aangekondigd, maar bij ons weten nog niet verschenen. Juist dank ziin boek is Küng de veel gevraagde irJeider op studiedagen over het concilie, vaak samen met een inlei- Dat was de eis, die een heidense jon geman aan Cyprianus, de tovenaar stelde. Dit is het begin van een oud verhaal, dat al honderden jaren door vele vrome christenen aan elkander is oververteld. Of het echt zo gebeurd is? Wie zal het zeggen! Maar Cyprianus heeft bestaan. Hij was een bekend tovenaar in Ro me. De Romeinen van die tijd, zo in de vierde eeuw, waren zeer bijgelovig. To venaars waren geziene personen in hun leven. Men schreef deze mensen aller lei machten toe. En men had er ook heel wat geld voor over, om van hun kunsten te profiteren. Ook een heidense jongeman kwam bjj Cyprianus. „Gij moet me helpen!" sprak hij. „Ik ken een beeldschoon meisje in de stad. Ik heb al van alles geprobeerd om b;i haar in de gratie te komen. Maar ze wil niets van me weten. Justina heet ze. Ik wil met die Justina trouwen. Be proef uw toverkrachten, heer Cypria nus en zorg, dat ik met haar trouwen kan!" „Je zult niet vergeel- mijn hulp in geroepen hebben, beste vriend. Je zult met Justina trouwen. Heb nog enkele dagen geduld!" Zo dacht Cyprianus. Hij meende vol doende middelen en invloed te hebben om een eenvoudig meisje als Justina zijn wil op te leggen. Maar dat viel hem leljjk tegen. Justina trok zich van de toverkunsten van Cyprianus niets aan. Ze had aan zijn verlangen voldaan en was in zijn huis gekomen. Ze had geluisterd naar zijn toverformules en zijn toverkunsten over zich heen laten gaan. Maar... met die heidense jongeman trouwen: daar dacht zij gewoon niet aan. Cyprianus ontdekte spoedig, dat hij hier machteloos was. Daar begreep hij niets van. Welke grotere kracht, dan hij bezat, zat hier achter. Cyprianus besloot bij de duivel om raad te gaan. „Je moet me helpen, duivel. Ik wii dat meisje onder mijn invloed brengen. Mijn gewone middelen hebben gefaald. Zeg me, wat moet ik doen?" „Je kimt niets doen," was het ant woord van de duivel. „Ik kan je ook niet helpen. Dat meisje is Christin. Ze heeft zich aan Christus toegewijd. Daar sta ik ook machteloos tegenover!" Daar begreep Cyprianus niets van. Welk wezen kon er machtiger zijn dan hij en de duivel? Een dienaar van Christina was dat meisje. Wie was die Christus dan? Daar wilde Cyprianus meer van weten. Nu, dat was niet zo moeilijk. Want in het begin van de vierde eeuw waren er in Rome en omgeving al heel wat chris tenen. Zeker, Cyprianus had daar al van gehoord. Maar als heidens tovenaar had hy ar zich nooit mee bemoeid. Maar nu, nu wilde hjj meer van die Christus weten. En Cyprianus ging op onder zoek uit. Hij onderzocht eerlijk en nauw keurig, met geen ander gevolg, dan dat hij zich weldra tot die Christus voelde aangetrokken. De leer, die Christus ge preekt had, moest de ware wezen. Cy prianus zag in, hoe verkeerd en slecht zijn leven tot nu toe geweest was. Hjj hield op met zijn toverkunsten en werd tenslotte ook christen. Tevergeefs klopten nu vele Romeinen bij hem aan, tevergeefs kwam ook die heidense jongeling dwingen, de zaak met Justina in orde te brengen. Cyprianus was geen tovenaar meer. Al heel gauw- begreep de heidense jongeling, wat hij wel was. Cyprianus was Christen. En Justina ook! Daarover zou hij zich wre ken. Hij bracht beiden voor de rechter. Een beschuldiging van Christen te zijn. was in die tijd voldoende, om ge straft te worden. En zo werden in het jaar 304 Cypria nus en Justina beiden ter dood veroor deeld. Gezellige bijeenkomst tijdens een klaverjastoernooi. De oorsprong en afkomst van het kaartspel liggen vrijwel in het duister. Het spel is echter zo oud als de wereld en wellicht is er geen voorwerp, dat meer verspreid is dan de speelkaarten. Lange tijd heeft men gemeend, dat het kaartspel in 1392 in Frankrijk werd uitgevonden, teneinde de krankzinnige koning van Frankrijk, Karei VI, een afleiding te bezorgen. Een zonnesteek zou de vorst van zijn zinnen hebben be roofd. Van Duitsland wordt het jaar van „invoering" vermeld ongeveer rondom 1300. In ons land zou het kaartspel zijn intrede hebben gedaan in de tijd van Albrecht van Beieren, die in 1371 als graaf van Holland en Zeeland gehul digd werd. Oude rekeningen laten zien, dat hem enig geld werd toegezegd om te „quairten", welke benaming haar verklaring moet vinden in de vier kleu ren met welke de prentjes beschilderd waren. In Spanje "en Italië schijnt het kaart spel in 1310 reeds bekend te zijn ge weest. Vandaar is het gebruik naar Frankrijk gekomen. Men kan dus alge meen aannemen, dat de veertiende eeuw d- geboortetijd is van het kaart spel, althans in Europa. Zeker is het wel, dat de speelkaarten in bepaalde delen van Azië, en speciaal in India, sinds onheuglijke tijden in ge bruik zijn geweest. In Indië, vermoede lijk niet als spel, doch ten behoeve van de godsdienstige handelingen. Ook wordt aangenomen, dat de kaarten in de twaalfde eeuw in China bekend wa ren. In het begin van het jaar 1300 duiken de oorspronkelijke Indische speelkaar ten in Venetië op, waar het vrij spoedig tot een algemeen gangbaar spel werd ingevoerd. Het \iel zo in de smaak, dat het er na enige tijd niet meer uit te krijgen was. In Duitsland had het spel omstreeks 1440 zulk een omvang geno men, dat het een ware hartstocht was geworden. Er ontwikkelde zich een bloeiende speelkaartenfabrikage. Je moet echter niet denken, dat het erg vlug en goed- Schoppen boer, Franse 1650. koop was, om destijds speelkaarten te maken, want die oudste kaarten wer den geheel uit de hand vervaardigd. Er werd eerst een tekening op een blok hout gemaakt, deze tekening werd dan in het hout gekerfd of de figuur werd in het hout uitgesneden. Daarna drukte men (van dat houtblok dus) af. Het merkwaardige is, dat men de kaarten al drukte vóór de zogenaamde uitvin ding van de boekdrukkunst. Na het drukken werden de kaarten één voor één beschilderd en moesten dus duur betaald worden. Later werden ze, mede door de uitvinding van de boekdruk kunst, aanmerkelijk goedkoper en kre gen de kaarten ook de gedaante, welke zij thans hebben. Men gaf toen aan de verschillende „kleuren" de namen van schoppen, klaveren, ruiten en harten. De figuren hebben ook een hele veran dering ondergaan. De oudste voorstel lingen waren zwaard, beker, munt en knots. Op de oude .".rukte Duitse kaar ten van 1440 vindt men de figuren van belletje, hart, blad en eikel. Klaveren zes geeft bijvoorbeeld enige konijnen of hazen te zien, welke de jager in eigen persoon gevangen hebben en hem nu genoeglijk boven een vuurtje ronddraaien, tot hij gaar is! De jacht hond zit ook al stevig vastgebonden in de soepketel en wacht stil zijn laatste uur af. Men neemt aan, dat de harten van het kaartspel de geestelijkheid, de schoppen de krijgslieden, de klaveren de boeren en de ruiten de burgerij zou den voorstellen, maar hierover lopen de meningen zeer uiteen. De koningen of neren zouden afkomstig zjjn van het Vier Radjah-spel uit Indië. Ook zouden zij de hoofden van vier vorstendommen verbeelden: David van Oosterse, Ale xander van de Griekse, Caesar van de Romeinse en Karei de Grote van de Duitse Staat. De koninginnen of vrou wen zouden vier manieren van regeren uitdrukken, namelijk door wijsheid, schoonheid, godsvrucht en liefde. Het Italiaanse „Fante" (dienaar) werd bij ons eenvoudig „boer". Het kaartspel werd reeds in de 15e eeuw door geheel Europa verbreid. In de 17e en 18e eeuw was de speelwoede in de verschillende lagen van de bevolking zo ten top ge stegen, dat dominees in ons land er zich tegen kantten als zijnde „een gevaar voor de goede zeden en welvaart." Thans denken wij er anders over en al kaart men nog zo lang,er zal geen mens een aanmerking maken op een onschul dig spelletje kaart, of het nu klaverjr sen, pandoeren, een-en-twintigen of bridgen en whisten is, want er zijn tal loos vele kaartspelen op de wereld. Dik wijls heeft men de meeste pret met de vreemde gebeur enissen, die uit een Kaartspel voortvloeien. Piet Hein die won de Zilvervloot, En sloeg Spek-Jan. den Spanjaard, dood. En bracht ons koninklijken buit Toebak en alderhande fruit, Limoenen en meer, toen was er geen nood, Zijn naam die leeft nog na zijn dood! speelkaart uit (Zeventiende-ee'-ws opschrift op een uithangbord). Het karakter van de vroegere hoofd stad van het Graafschap Vlaanderen is uiterst ingewikkeld. De stad bestaat uit een begrensd centrum, de „oude stad" of de ,|Kuip van Gent". Dit bevat, ver zameld rond 's Gravensteen en Stad huis, het merendeel der historische ge bouwen. zoals de talrijke kerken, de gilde- en ambachtshuizen, de patriciërs woningen, huizen en stapelplaatsen. De oude stad is omringd door grote fa- brieks- en nijverheidswijken, waar de kleine arbeiderswoningen zidh rond de schoorstenen der grote fabrieken uit strekken. Gent is niet alleen een parel van kunst en oudheden, fier op zijn mu sea en begijnhoven, maar ook een be langrijk centrum van handel en nijver heid Aan de Noordzijde der stad bevinden zich de uitgebreide installaties van Bel- gië's tweede haven, verbonden met de zee door een 32 km lang kanaal, ter wijl omheen de stad zich zeer talrijke wereldberoemde bloemenkwekerijen uit strekken, die hun internationale faam gekregen hebben door de vijfjaarlijkse „Gentse Floraliën", de prachtigste bloe mententoonstellingen, die ooit gezien werden. Door de talrijke rivieren en kanalen, die de stad doorkruisen, is de ze schilderachtige opeenhoping in een groot aantal eilandjes verdeeld, waar de mooie trap- en achtergevels zich in het water weerspiegelen en een drome rige en poëtische atmosfeer scheppen die de kunstenaars aanlokt. vXvlv Fraai gezicht op de mooie torens van Gent. der uit reformatorische kring. Ik denk hier aan iater-confessionele bijeenkom sten in Würtemberg, in Königstein en nu pas weer, in mei, in Schlosz Seggau bij Leibniz voor een kleine honderd ka tholieke en protestantse journalisten uit de Duits-sprekende landen, de bijeen komst die dan met meer nadruk dan an ders ook in ons land in Je algemene aandacht is gekomen. Han- Küng pr. is een jonge Zwitserse theoloog, die na zijn studie aan de Gregoriana te Rome, vorig jaar, op 32-jarige leeftijd, werd benoemd tot professor in de dogmatiek, aan de katholieke universiteit van Tü- bingen bij S+uttgart. Hij had toen reeds naam en gezag do ik citeer hier de hervormde hoogleraar van Stempvoort „een met volledig begrip geschreven boek over de reformatorische leer der rechtvaardiging". Welnu, spreekt Küng over kansen op teleurstelling en mis schien zelfs op mislukking van het con cilie, dan doet hi' dit zeer zeker niet als een bi' voorbaat ontgoocheld man, maar veeleer als iemant wiens verwachtingen op een bepaald punt zo hoog gespannen zijn, dat hit. zichzelf en de anderen. lie met hem mede de kansen wikken en wegen, moet manen tot nuchterheid. De titel van zijn boek en van zijn verdere spreekbeurten zegt reeds op welk punt Küng vooral df aandacht richt: Concilie en hereniging. Nu is de kwes tie van de christelijke hereniging pre cies de kwestie, die in heel de voorbe reiding van het concilie nog het moei lijkst houvas* biedt. Wij zijn geneigd te vergeten, hoe de eerste aankondiging van een „oecumenisch concilie" onge wild evenveel enthousiasme als verwar ring gewekt heeft. Pas langzaam aan werd het du'delijk. dat de paus bij de aankondiging van het concilie niet de hereniging der christenen als eerste doel zag, maar een zodanige vernieuwing en innerlijke hervorming van de Kerk, dat Zij ook voor „de anderen" weer aantrek kelijk zou worden. Itts - Iers is, dat paus Joannes in de twee jaar sinds de aankondigi g misschien ook is „meege groeid" met de vraag in hoeverre het concilie toch ook directe betekenis zou kunnen en moeten hebben voor de her- enigmg zonder een uitgesproken „here- nigings-concilie'' te worden. Om dit te onderzoeken stelde hij reeds betrekkelijk spoedig het „secretariaat ter bevorde ring van de christelijke eenheid" in, dat zich onder bezielende leiding van kardi naal Bea en mgr. Willebrands ook on der de niet r.k. ïhristenheid groot aan zien heeft verworven. Nog is het' niet duidelijk cn dat behoeft ook niet in hoeverre meer dan aanvankelijk voor zien was het concilie zich toch uitdruk kelijk met het vraagstuk van de chris telijke eenheid zal bezighouden. Maar het is in ieder geval duidelijk, dat Küng, overigens zelf geen lid of consultor van het secretariaat of van een der voorbere.dende commissies, juist op dit precaire punt wil bijdragen aan goede opini vorming. Hij heeft gezag in reformatorische kring, hij weet wat daar leeft, hij kent er de reserves èn de ver wachtingen. En juist daarom voelt hij zich tegenover r'e -'g geloofsgenoten de profeet, niet in de volkse zin van voorspeller'' van mislukking of teleur stelling, maar als waarschuwend „woord voerder" Gods. ..Het concilie", zegt hij. „wordt de vervulling van een grote ver wachting of ren grote teleurstelling. De vervulling van een kleine verwachting zou bij de e-nst van de toestand in de wereld en d nood der christenheid een grote teleurstelling betekenen". Dat is de grondgedachte die hem bezighoudt en op die grondgedachte bouwt hij de voorsiellcn welke hij werkelijk noodza kelijk acht, wil de Kerk volgens 's pau sen bedoeling door het concilie werke lijk weer voor allen bewounbaar wor den. Daarom maant hij tot voorzichtig heid m leerstell'ge kwesties. Daarom vraagt hij vernieuwing in de Eucharis tieviering. Daarom bindt „ij alle gelovi gen op het hart zich ouwmoedig af te vragen in hoeverre zij zelf door een te kort aan rouwmoedigheid de Kerk ma ken tot een ongenaakbare veste. Het is dus zaak in alle nuchterheid voor ogen te houden, dat alle kansen voor teleur stelling aanwezig zijn en dat die kan sen groter worden naarmate wij passie ver afwachten wat er gebeuren gaat. Overigens is het interessant, dat de paus zich nog onlangs in dezelfde geest heeft uitgesproken. Men denke hier aan de toespraak, waarmede hij vorige maand de eerste vergadering van de centrale commissie opende. Ook aan wat hij bijvoorbeeld zei tijdens een audiën tie, voor de priesters _n het H. Sacra ment: „Moge God willen, dat de arbeid voor de aanpassing van de Kerk aan de wereld van 'andaag na een bestaan van tweeduizend jaar dat is de hoofdza kelijke opdracht dank zij de genade van de Almachtige die zelfs uit stenen nieuwe uitverkoren zonen kan verwek ken, ook vergezeld mag g an van het andere resultaat: de vereniging van de hele mystieke kudde van Onze Heer". Maar daarbij aarschuwde de paus ter stond voor „lichtvaardige illusies", want. zei hij, „is het volmaakte ideaal bereikt, dan is ook het zalige uur gekomen waar in wij alle huisdeuren sluiten en ons ho- sannah-zingend naar et Paradijs kun nen begeven. H. D. Zondag 16 juli: 8e zondag na Pinksteren: eigen Mis; credo; pref. v.d. H. Drie eenheid; groen Maandag: Mis v.d. zondag: 2e geb. H. Alexius (Utrecht: 2e geb. Z. Em. kardinaal-aartsbisschop, verjaardag van wijding; 3e geb. H. Alexius); groen Dinsdag: H. Camillus de Leilis, belijder; eigen Mis: 2e geb. H.H. Symphorus en gez.; wit Utrecht, Groningen,, Rotterdam; H. Fredericus. bisschop martelaar: Mis Sacerdos; 2e geb. H. Camillus de Leilis; 3t geb. H.H. Symp horus en gez.; rood Woensdag: H. Vincentius a Paulo, be lijder: eigen Mis: wit Utrecht, Groningen. Rotterdam: H. Ber- nulphus, bischop-belijder: Mis Sta tuit; 2e geb. H. Vincentius a Paulo; wit Donderdag: H. Hieronymus Aemilianus, belijder: eigen Mis; 2e geb. H. Marga rita; wit Vrijdag: H. Laurentius van Brindisi, be lijder-kerkleraar: Mis In medio; 2e geb. H. Praxedes: wit Haarlem: H Fredericus, bisschop-belijder: Mis Statuit; 2e geb. H. Laurentius van Brindisi; 3e geb. H. Praxedes rood Breda: Kerkwijdingsfeest: Mis Terri- bilis; credo; wit Roermond: H.H. Monulphus en Gondulphus, bis schoppen-belijders: Mis Sacerdos; 2e geb. H. Laurentius van Brindisi; 3e geb. H. Praxedes; wit Zaterdag: H. Margaretha Magdalena: eigen Mis; wit Zondag 23 juli: 9e zondag na Pinkste ren: eigen Mis; credo; pref. v.d. H. Drieëenheid; groen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1961 | | pagina 15