Uitzonderlijke collectie
negro-spirituals
„The Allisonsmet frisse
muziek op langspeelplaat
VAM
SPEELKAARTEN EN KAARTSPEL ..Ik wil met Justina trouwen!"
GENT
Biografie van
een zeekasteel
O
PIET HEIN
1
ZATERDAG 15 JULI 1961
PAGINA 15
Filmmelodieën
K.R.O.
Mislukking Concilie?
Liturgische weekkalender
In de befaamde serie „Southern Folk
Heritage" de door Alan Lomax in het
zuiden van de Verenigde Staten opge
nomen volksmuziek staat no. 6, geti
teld Negro Church Music", op London
LTZ-K 15214. Deze opname bevat authen
tieke negro-spirituals, in een rijke ver
scheidenheid gebracht door kerkkoren
NADRUK VERBODEN
met een voorzanger, een zangeres al
leen, en zangers en zanggroepen met
gitaar-, piano- en „small combo"-bege-
lelding. En al deze sonoor klinkende
zangstemmen tekenen de spiritual af
in al de verschillende vormen en stij
len. Zo is er de rauw extatische vertol
king van „I love the Lord", de huivering
wekkende schoonheid van „A Sermon
Fragment", de ijle zwevende sfeer van
Vera Hall, die zonder begeleiding
„Death, have mercy" zingt; en de ma
gische atmosfeer in „Motherless Child
ren" gezongen door Felix Dukes. Zo
wel in de zang als in de verschillende
begeleidingen is altijd weer de heftige
en vaak uiterst gecompliceerde ritmiek
en de typische frasering te horen, die
een van de vele grondslagen van de jazz
is. Alle vocale interpretaties op deze
waarlijk overrompelende plaat getuigen
van een diep geloof, een ontroerende
eerlijkheid en een grote muzikaliteit.
In. de sector amusement verschenen
op Decca LK 4383 (Softly softly) twaalf
nummers, gespeeld door de hammond
organist Fela Sowande, met begelei
ding van piano, gitaar, bas en drums.
Het is typische „schemerlicht"-muziek,
weinig diepgaand en licht te verteren.
Maar Fela Sowande weet er net dat
vleugje vakmanschap aan te geven, dat
er voor zorgt dat zijn muziek altijd bo
ven de middelmaat uitkomt. De jaren
lange praktijk van deze hammond-or
ganist als musicus in dansorkesten, com
ponist en arrangeur is duidelijk te ho
ren. Veel van de twaalf gespeelde num
mers behoren tot de zogenoemde „Stan
dards for the sixties", zoals „Because
of you, I'm walking behind you, Too
young, n Cara Mia".
Tot slot van de 33-toeren-platen, Fon-
tana 680 946 TL. Hier zullen de teen
agers en zij heus niet alleen wel
op af vliegen: „Are You Sure" door het
zangduo The Allisons. Deze twee jon-
fens, die vooral door het Eurovisie Song
ëstival grote bekendheid hebben ge
kregen, zijn nog maar sinds kort profes
sional. Wat zij brengen is over het al
gemeen nogal aan de sentimentele kant,
maar deze John en Bob zijn tenminste
muzikaal. Zij weten precies wat zij doen,
zij laten niets aan het toeval over en
zij verliezen nimmer hun distinctie. Er
zijn geen uitschieters, noch aan de plus-
noch aan de min-kant, maar het blijft
allemaal fris en verantwoord. Zij bege
leiden zichzelf op gitaar en worden bo
vendien nog ondersteund door een groot
orkest. Een greep uit de nummerkeuze:
„It doesn't matter any more, Blue
Tears, From now on", en uiteraard,
„Are you sure".
Vier filmmelodieën, gezongen door
Julie London, staan op London RE-U
1076 (Julie sings film songs). Het zijn:
„The boy on a dolphin", en „Laura",
uit de gelijknamige films, en „The mea
ning of the blues", en „Cry me a river"
uit respectievelijk „The great man",
en „The girl can't help it". Julie Lon
don zingt met een heel speciale adem
halingstechniek, wat haar songs een per
soonlijk cachet geeft. Zij beschikt over
een mooie gedragen voordracht en weet
vaak een stemmige kleur te bereiken.
De enigszins omfloerste sfeer die zij
oproept, zet zjj gelukkig nooit te sterk
aan. Kant II van de opname, waarin zjj
wordt begeleid door de gitarist Bamey
Kessel en de bassist Ray Leatherwood,
is bepaald de beste.
zangeres van mindere klasse is
Anita Bryant. Dit wil echter niet zeg
gen dat zjj slecht werk levert. Zij helt
wel te veel over naar het suikerzoete
element en zij zingt het allemaal wat
te luid en te vol, maar als „achtergrond
muziek" is dit toch zeker de moeite
waard. Overigens pretendeert Anita Bry
ant mets meer dan licht amusement te
brengen. Zij zingt beschaafd en de vier
liedjes zullen het bij de liefhebbers ze-
10074 Het staat °P London REL.
D® erl'gszins in het vergeetboek ge
raakte Little Richard is te beluisteren
op London RE-o 1071. Hij is hier weer
precies wat we van hem gewend wa-
tt et romanverhaal „S.S.Levia-
I—I than", uitgegeven bjj het Thijm-
fonds te Den Haag is een accu
raat levensrelaas van het groot
ste, mooiste en snelste schip der
Britse koopvaardijvloot. De schrijver,
Warren Tute, heeft zich veel moeite
gegeven om van de plechtige stapel
loop in Liverpool af tot de gigantische
worsteling bij de tragische ondergang
op de Atlantische Oceaan de weder
waardigheden van he schip op de voet
te volgen. Dit tegen de achtergrond
van het meest hysterische tijdvak der
wereldgeschiedenis, n.l. het waanzin
nige Hitler-avontuur waarvan de
meest sprekende feitei gaandeweg de
revue passeren. De onbeperkte duik-
botenooriog maakte een eind aan het
trotse schip, dat aanvankelijk een
drijvend hotel leek, daarna gedegra
deerd wao tot transportschip voor het
leger. Daarbij kwam ook de kranige
kapitein om, de fier op zijn recht
staande, bijbelvaste Banks, ten voeten
uit getekend als de gezagvoerder uit
één stuk naar oude stempel.
Is hij de held van het verhaal, hij
wordt nog overtroffen door de heldin
ervan, miss Susan Spicer de beeld
schone dochter van een nietswaardig
parlementslid. In tegenstelling tot
haar vader is zij kordaat, zelfbewust,
vastbesloten de verveling van het
nietsdoen te ontvluchten door zich
voor anderen nuttig te maken. Haar
karakter en haar wederwaardigheden
zijn met alle zorg getekend. De mis
stap, die de schrijver haar laat be
gaan, is echtei vooi haar karakter
vrr onbegrijpelijk. Een lichte taak
heeft zij zich niet verkozen. Zeker niet
in het begin, toen de Leviathan trips
r,s.akte voor rijkaards, die zich altijd
vervelen, zoals de lezer in kernachtige
trekken onthuld krijgt. Waarbij w\j
aannemen, dat de uitlating: hoe rijker
men is, hoe mee" recht men heeft om
zichzelf van het leven te beroven,
zuiver ironisch is bedoeld. De purse-
rette, die zich door haar charme on
misbaar wist te maken, brengt, het
to* bestuurslid van de Transoceanic.
Met haar belevenissen parallel loopt
de geleidelijke ontreddering van het
trotse schip zowel als d definitieve
neergang van het nazidom. De onder
gang van de Leviathan is een grandioos
sluitstuk geworden van een roman, die
der ervaren lezer gaarne als geslaagd
worde aanbevolen.
De vertaling van Dick Ouwendyk is,
ondanks een enkeh slip of the pen,
zeer leesbaar geworden, zonder geheel
van het moderne jargon vrij te blij
ven.
Haz.
(Advertentie)
ren: vlak, onbeheerst en monotoon. Het
doet er niet veel toe welke van de vier
nummers, waaronder „Slippin' and Sli-
din' en Heeby-Jeebies", we draaien.
Het komt allemaal op hetzelfde neer.
Wat ons betreft mag Little Richard wel
weer spoedig van het podium verdwij
nen. Beter is beslist Duane Eddy. Hij
speelt op London RE-W 10048 onder an
dere een nieuwe versie van „My bon-
nie is over the ocean", hier getiteld
„Bonnie came back". In tegenstelling
tot de meeste van zijn collega's zingt
Duane Eddy niet. Zijn gitaarspel wordt
begeleid door een Big band. Wat hij
doet is wel weinig gevarieerd, maar
de typische gitaareffecten van zijn
„Twangy Guitar" doen grappig aan.
Tenslotte nog het vrolijke en optimis
tische stemgeluid van Johnny Mathis
op Fontana 271 156 TF. Plezierige en
frisse zang met uitstekende orkestbege
leiding van Ralph Burns. Goed uitge
zochte arrangementen, waar Johnny
Mathis vaak op verrassende wijze „in
zingt". De nummers: „I just found out
about love, en Jenny".
Opneming in dote rubriek ie niet noodzakelijk een bewijs van instemming
Wij lezen in De Gelderlander:
In zijn eerste officiële ontmoeting
met de vertegenwoordigers van ande
re communicatiemedia dan radio en tv,
heeft de nieuwe voorzitter van de
KRO, mr. Van Doom, bij alle beper
kingen welke hij zich als prudent man
wenst op te leggen, toch enkele be
langrijke opmerkingen gemaakt. Aan
de meeste ervan kan men onmiddel
lijk en zonder meer adhesie betuigen.
Het ligt voor de hand, dat nu de ver
antwoordelijkheid van het voorzitter
schap van de KRO, dat vanaf de op
richting in handen van een priester is
geweest, verd overgedragen aan een
leek, noch aan de opdracht en taak
van een eigen katholieke radio er tele
visie iets behoeft te veranderen, noch
dat de elementaire bindingen met het
kerkelijk gezag zouden worden beëin
digd. Waarom zou men dat behoeven
ie veronderstellen?
Dat de KRO autonoom haar werk
kan verrichten, is een even grote van
zelfsprekendheid als dat een dagblad
dat kan doen zonder orders te ontvan
gen. Het gaat om een geestelijk kli
maat en de wijze waarop dat „eigene"
in de praktijk wordt gerealiseerd; meer
j hi.izonder in de programma's.
Op de handhaving van dit eigene, heeft
de nieuwe voorzitter zeer de nadruk ge
legd.
Hoewel mr. Van Doom zich vanzelf
sprekend met kon uitspreken over han
gende vraagstukken, is er veel gewon
nen, dat hij bepaalde hete hangijzers
als bevoegdheid van leiding, verdeling
van taken, de .oördinatie en andere
vraagstukken binnen de KRO ais zoda
nig heeft genoemd en ze in studie heeft.
Mr. Van Doom staat er fris en onbe
schreven tegenover, hetgeen belangrijk
Achter zijn mededeling, dat er in de
KRO-structuur niets zal veranderen,
zouden wij echter wei een groot vraag
teken willen zetten, te meer waar ter
zake toch wel ernstige wensen leven en
zijn voorganger, pater Van Waesbeige,
met een -econstructie der statuten be
zig was. Een lichtpuntje zit er in de
mededeling, dat de leden in de toekomst
meer invloed zullen krijgen.
Wij lezen in Sursum Corda:
Velen zijn in de afgelopen weken ge
schrokken van de alarmerende uitspraak
van prof. Hrns Küng, dat het concilie
zou kunnen mislukken. betreffende
dagblad-publicaties bleken weliswaar
minder schokkend te zijn, dan de kop
pen deden vermoeden. Maar overheer
send is toch de indruk, dat Küng een
zekere onrust in de gelederen gezaaid
heeft. Nu is dit laatste waarschijnlijk
precies zijn bedoeling. Het is hem en
hij is niet de enige te rustig rond het
concilie. De Kerk is, menen zij, zeker in
haar geh 1 nog niet gegrepen door de
heilige onrust. Het concilie houdt de ge
moederen nog e weinig bezig. Paus en
bisschoppen vergaderen wel en wij ge
loven het wel, schijnt Küng ons te wil
len toe roepen. En nu wekt het jongste
persbericht enigszins de indruk alsof hij
onverhoeds en met een fox se zwaai een
forse steen in een rimpeloze vijver heeft
gesmeten. Wij zijn nog maar half weg en
nu spreekt al iemand over mislukken.
Wat hiervan te denken?
Het is een merkwaardig verschijnsel
waarschijnlijk verband houdend met
de opvallende krantenkop dat de ge
dachten van Küng nu pas „gespreks
stof" zijn geworden in ons land. Dat wil
niet zeggen, dat zijn naam niet eerder
gevallen is in onze vaderlandse pers.
Maar net is duidelijk, dat h!j voor brede
kring een onbekende was, die het dan
nu eindelijk maar eens goed gezegd heeft.
Dit waarschijnlijk enigermate tot be
vreemding van onze reformatorische
broeders, van wie velen reeds lang ver
trouwd waren met Küngs gedachten. Het
gesprek met de Duitse journalisten, waar
van de pers dan nu met enige ophef ge
waagde, was het zoveelste dat prof.
Küng de laatste jai-en reeds gehouden
heeft. Van vele van deze gesprekken zijn
reeds in de g"ote katholieke en niet-ka-
tholieke buitenlandse informatiebladen
als Herder-Korrespondenz en Informa
tions Catholique- verslagen gepubli
ceerd. Wie deze verslagen vergelijkt
ontdekt telkens dezelfde gedachten en de
verklaring daarvoor is, dat prof. Küng
reeds geruime tijd geleden (2e druk in
1960) een boek heeft gepubliceerd „Kon-
zü und /■joiVrvereinigung". ondertitel
..Erneuerung als Ruf in die Einheit"
Verschenen Hi de grote katholieke uit
geverij van Herder, met een voorwoord
van de aartsbisschop van Wenen, kardi
naal Konig, die ook reeds naam gemaakt
heeft m de opinie-vorming over het
conci 'e Een Franse uitgave, verschenen
bij Editions du Cerf, kreeg naast het
voorwoord van kardinaal König voor
Frankrijk ook een mthousiast eigen ge
leide mee van kardinaal Liénart van
Lille. Een Nederlandse vertaling (van
J. Loos) is reeds lang aangekondigd,
maar bij ons weten nog niet verschenen.
Juist dank ziin boek is Küng de veel
gevraagde irJeider op studiedagen over
het concilie, vaak samen met een inlei-
Dat was de eis, die een heidense jon
geman aan Cyprianus, de tovenaar
stelde.
Dit is het begin van een oud verhaal,
dat al honderden jaren door vele vrome
christenen aan elkander is oververteld.
Of het echt zo gebeurd is? Wie zal het
zeggen!
Maar Cyprianus heeft bestaan.
Hij was een bekend tovenaar in Ro
me.
De Romeinen van die tijd, zo in de
vierde eeuw, waren zeer bijgelovig. To
venaars waren geziene personen in hun
leven. Men schreef deze mensen aller
lei machten toe. En men had er ook
heel wat geld voor over, om van hun
kunsten te profiteren.
Ook een heidense jongeman kwam bjj
Cyprianus.
„Gij moet me helpen!" sprak hij. „Ik
ken een beeldschoon meisje in de stad.
Ik heb al van alles geprobeerd om b;i
haar in de gratie te komen. Maar ze
wil niets van me weten. Justina heet
ze. Ik wil met die Justina trouwen. Be
proef uw toverkrachten, heer Cypria
nus en zorg, dat ik met haar trouwen
kan!"
„Je zult niet vergeel- mijn hulp in
geroepen hebben, beste vriend. Je zult
met Justina trouwen. Heb nog enkele
dagen geduld!"
Zo dacht Cyprianus. Hij meende vol
doende middelen en invloed te hebben
om een eenvoudig meisje als Justina
zijn wil op te leggen. Maar dat viel hem
leljjk tegen.
Justina trok zich van de toverkunsten
van Cyprianus niets aan. Ze had aan
zijn verlangen voldaan en was in zijn
huis gekomen. Ze had geluisterd naar
zijn toverformules en zijn toverkunsten
over zich heen laten gaan.
Maar... met die heidense jongeman
trouwen: daar dacht zij gewoon niet
aan.
Cyprianus ontdekte spoedig, dat hij
hier machteloos was. Daar begreep hij
niets van. Welke grotere kracht, dan
hij bezat, zat hier achter.
Cyprianus besloot bij de duivel om
raad te gaan.
„Je moet me helpen, duivel. Ik wii
dat meisje onder mijn invloed brengen.
Mijn gewone middelen hebben gefaald.
Zeg me, wat moet ik doen?"
„Je kimt niets doen," was het ant
woord van de duivel. „Ik kan je ook
niet helpen. Dat meisje is Christin. Ze
heeft zich aan Christus toegewijd. Daar
sta ik ook machteloos tegenover!"
Daar begreep Cyprianus niets van.
Welk wezen kon er machtiger zijn dan
hij en de duivel?
Een dienaar van Christina was dat
meisje. Wie was die Christus dan?
Daar wilde Cyprianus meer van weten.
Nu, dat was niet zo moeilijk. Want in
het begin van de vierde eeuw waren er
in Rome en omgeving al heel wat chris
tenen. Zeker, Cyprianus had daar al
van gehoord. Maar als heidens tovenaar
had hy ar zich nooit mee bemoeid. Maar
nu, nu wilde hjj meer van die Christus
weten. En Cyprianus ging op onder
zoek uit. Hij onderzocht eerlijk en nauw
keurig, met geen ander gevolg, dan dat
hij zich weldra tot die Christus voelde
aangetrokken. De leer, die Christus ge
preekt had, moest de ware wezen. Cy
prianus zag in, hoe verkeerd en slecht
zijn leven tot nu toe geweest was. Hjj
hield op met zijn toverkunsten en werd
tenslotte ook christen.
Tevergeefs klopten nu vele Romeinen
bij hem aan, tevergeefs kwam ook die
heidense jongeling dwingen, de zaak met
Justina in orde te brengen. Cyprianus
was geen tovenaar meer. Al heel gauw-
begreep de heidense jongeling, wat hij
wel was. Cyprianus was Christen. En
Justina ook! Daarover zou hij zich wre
ken. Hij bracht beiden voor de rechter.
Een beschuldiging van Christen te
zijn. was in die tijd voldoende, om ge
straft te worden.
En zo werden in het jaar 304 Cypria
nus en Justina beiden ter dood veroor
deeld.
Gezellige bijeenkomst tijdens een klaverjastoernooi.
De oorsprong en afkomst van het
kaartspel liggen vrijwel in het duister.
Het spel is echter zo oud als de wereld
en wellicht is er geen voorwerp, dat
meer verspreid is dan de speelkaarten.
Lange tijd heeft men gemeend, dat
het kaartspel in 1392 in Frankrijk werd
uitgevonden, teneinde de krankzinnige
koning van Frankrijk, Karei VI, een
afleiding te bezorgen. Een zonnesteek
zou de vorst van zijn zinnen hebben be
roofd.
Van Duitsland wordt het jaar van
„invoering" vermeld ongeveer rondom
1300. In ons land zou het kaartspel zijn
intrede hebben gedaan in de tijd van
Albrecht van Beieren, die in 1371 als
graaf van Holland en Zeeland gehul
digd werd. Oude rekeningen laten zien,
dat hem enig geld werd toegezegd om
te „quairten", welke benaming haar
verklaring moet vinden in de vier kleu
ren met welke de prentjes beschilderd
waren.
In Spanje "en Italië schijnt het kaart
spel in 1310 reeds bekend te zijn ge
weest. Vandaar is het gebruik naar
Frankrijk gekomen. Men kan dus alge
meen aannemen, dat de veertiende
eeuw d- geboortetijd is van het kaart
spel, althans in Europa.
Zeker is het wel, dat de speelkaarten
in bepaalde delen van Azië, en speciaal
in India, sinds onheuglijke tijden in ge
bruik zijn geweest. In Indië, vermoede
lijk niet als spel, doch ten behoeve van
de godsdienstige handelingen. Ook
wordt aangenomen, dat de kaarten in
de twaalfde eeuw in China bekend wa
ren.
In het begin van het jaar 1300 duiken
de oorspronkelijke Indische speelkaar
ten in Venetië op, waar het vrij spoedig
tot een algemeen gangbaar spel werd
ingevoerd. Het \iel zo in de smaak, dat
het er na enige tijd niet meer uit te
krijgen was. In Duitsland had het spel
omstreeks 1440 zulk een omvang geno
men, dat het een ware hartstocht was
geworden.
Er ontwikkelde zich een bloeiende
speelkaartenfabrikage. Je moet echter
niet denken, dat het erg vlug en goed-
Schoppen boer,
Franse
1650.
koop was, om destijds speelkaarten te
maken, want die oudste kaarten wer
den geheel uit de hand vervaardigd. Er
werd eerst een tekening op een blok
hout gemaakt, deze tekening werd dan
in het hout gekerfd of de figuur werd in
het hout uitgesneden. Daarna drukte
men (van dat houtblok dus) af. Het
merkwaardige is, dat men de kaarten
al drukte vóór de zogenaamde uitvin
ding van de boekdrukkunst. Na het
drukken werden de kaarten één voor
één beschilderd en moesten dus duur
betaald worden. Later werden ze, mede
door de uitvinding van de boekdruk
kunst, aanmerkelijk goedkoper en kre
gen de kaarten ook de gedaante, welke
zij thans hebben. Men gaf toen aan de
verschillende „kleuren" de namen van
schoppen, klaveren, ruiten en harten.
De figuren hebben ook een hele veran
dering ondergaan. De oudste voorstel
lingen waren zwaard, beker, munt en
knots. Op de oude .".rukte Duitse kaar
ten van 1440 vindt men de figuren van
belletje, hart, blad en eikel. Klaveren
zes geeft bijvoorbeeld enige konijnen of
hazen te zien, welke de jager in eigen
persoon gevangen hebben en hem
nu genoeglijk boven een vuurtje
ronddraaien, tot hij gaar is! De jacht
hond zit ook al stevig vastgebonden in
de soepketel en wacht stil zijn laatste
uur af.
Men neemt aan, dat de harten van
het kaartspel de geestelijkheid, de
schoppen de krijgslieden, de klaveren
de boeren en de ruiten de burgerij zou
den voorstellen, maar hierover lopen de
meningen zeer uiteen. De koningen of
neren zouden afkomstig zjjn van het
Vier Radjah-spel uit Indië. Ook zouden
zij de hoofden van vier vorstendommen
verbeelden: David van Oosterse, Ale
xander van de Griekse, Caesar van de
Romeinse en Karei de Grote van de
Duitse Staat. De koninginnen of vrou
wen zouden vier manieren van regeren
uitdrukken, namelijk door wijsheid,
schoonheid, godsvrucht en liefde. Het
Italiaanse „Fante" (dienaar) werd bij
ons eenvoudig „boer". Het kaartspel
werd reeds in de 15e eeuw door geheel
Europa verbreid. In de 17e en 18e eeuw
was de speelwoede in de verschillende
lagen van de bevolking zo ten top ge
stegen, dat dominees in ons land er
zich tegen kantten als zijnde „een gevaar
voor de goede zeden en welvaart."
Thans denken wij er anders over en al
kaart men nog zo lang,er zal geen mens
een aanmerking maken op een onschul
dig spelletje kaart, of het nu klaverjr
sen, pandoeren, een-en-twintigen of
bridgen en whisten is, want er zijn tal
loos vele kaartspelen op de wereld. Dik
wijls heeft men de meeste pret met de
vreemde gebeur enissen, die uit een
Kaartspel voortvloeien.
Piet Hein die won de Zilvervloot,
En sloeg Spek-Jan. den Spanjaard, dood.
En bracht ons koninklijken buit
Toebak en alderhande fruit,
Limoenen en meer, toen was er geen
nood,
Zijn naam die leeft nog na zijn dood!
speelkaart uit (Zeventiende-ee'-ws opschrift op een
uithangbord).
Het karakter van de vroegere hoofd
stad van het Graafschap Vlaanderen is
uiterst ingewikkeld. De stad bestaat uit
een begrensd centrum, de „oude stad"
of de ,|Kuip van Gent". Dit bevat, ver
zameld rond 's Gravensteen en Stad
huis, het merendeel der historische ge
bouwen. zoals de talrijke kerken, de
gilde- en ambachtshuizen, de patriciërs
woningen, huizen en stapelplaatsen.
De oude stad is omringd door grote fa-
brieks- en nijverheidswijken, waar de
kleine arbeiderswoningen zidh rond de
schoorstenen der grote fabrieken uit
strekken. Gent is niet alleen een parel
van kunst en oudheden, fier op zijn mu
sea en begijnhoven, maar ook een be
langrijk centrum van handel en nijver
heid
Aan de Noordzijde der stad bevinden
zich de uitgebreide installaties van Bel-
gië's tweede haven, verbonden met de
zee door een 32 km lang kanaal, ter
wijl omheen de stad zich zeer talrijke
wereldberoemde bloemenkwekerijen uit
strekken, die hun internationale faam
gekregen hebben door de vijfjaarlijkse
„Gentse Floraliën", de prachtigste bloe
mententoonstellingen, die ooit gezien
werden. Door de talrijke rivieren en
kanalen, die de stad doorkruisen, is de
ze schilderachtige opeenhoping in een
groot aantal eilandjes verdeeld, waar
de mooie trap- en achtergevels zich in
het water weerspiegelen en een drome
rige en poëtische atmosfeer scheppen
die de kunstenaars aanlokt.
vXvlv
Fraai gezicht op de mooie torens van Gent.
der uit reformatorische kring. Ik denk
hier aan iater-confessionele bijeenkom
sten in Würtemberg, in Königstein en
nu pas weer, in mei, in Schlosz Seggau
bij Leibniz voor een kleine honderd ka
tholieke en protestantse journalisten uit
de Duits-sprekende landen, de bijeen
komst die dan met meer nadruk dan an
ders ook in ons land in Je algemene
aandacht is gekomen. Han- Küng pr. is
een jonge Zwitserse theoloog, die na
zijn studie aan de Gregoriana te Rome,
vorig jaar, op 32-jarige leeftijd, werd
benoemd tot professor in de dogmatiek,
aan de katholieke universiteit van Tü-
bingen bij S+uttgart. Hij had toen reeds
naam en gezag do ik citeer hier de
hervormde hoogleraar van Stempvoort
„een met volledig begrip geschreven
boek over de reformatorische leer der
rechtvaardiging". Welnu, spreekt Küng
over kansen op teleurstelling en mis
schien zelfs op mislukking van het con
cilie, dan doet hi' dit zeer zeker niet als
een bi' voorbaat ontgoocheld man, maar
veeleer als iemant wiens verwachtingen
op een bepaald punt zo hoog gespannen
zijn, dat hit. zichzelf en de anderen. lie
met hem mede de kansen wikken en
wegen, moet manen tot nuchterheid. De
titel van zijn boek en van zijn verdere
spreekbeurten zegt reeds op welk
punt Küng vooral df aandacht richt:
Concilie en hereniging. Nu is de kwes
tie van de christelijke hereniging pre
cies de kwestie, die in heel de voorbe
reiding van het concilie nog het moei
lijkst houvas* biedt. Wij zijn geneigd te
vergeten, hoe de eerste aankondiging
van een „oecumenisch concilie" onge
wild evenveel enthousiasme als verwar
ring gewekt heeft. Pas langzaam aan
werd het du'delijk. dat de paus bij de
aankondiging van het concilie niet de
hereniging der christenen als eerste doel
zag, maar een zodanige vernieuwing en
innerlijke hervorming van de Kerk, dat
Zij ook voor „de anderen" weer aantrek
kelijk zou worden. Itts - Iers is, dat
paus Joannes in de twee jaar sinds de
aankondigi g misschien ook is „meege
groeid" met de vraag in hoeverre het
concilie toch ook directe betekenis zou
kunnen en moeten hebben voor de her-
enigmg zonder een uitgesproken „here-
nigings-concilie'' te worden. Om dit te
onderzoeken stelde hij reeds betrekkelijk
spoedig het „secretariaat ter bevorde
ring van de christelijke eenheid" in, dat
zich onder bezielende leiding van kardi
naal Bea en mgr. Willebrands ook on
der de niet r.k. ïhristenheid groot aan
zien heeft verworven. Nog is het' niet
duidelijk cn dat behoeft ook niet
in hoeverre meer dan aanvankelijk voor
zien was het concilie zich toch uitdruk
kelijk met het vraagstuk van de chris
telijke eenheid zal bezighouden.
Maar het is in ieder geval duidelijk,
dat Küng, overigens zelf geen lid of
consultor van het secretariaat of van
een der voorbere.dende commissies, juist
op dit precaire punt wil bijdragen aan
goede opini vorming. Hij heeft gezag in
reformatorische kring, hij weet wat daar
leeft, hij kent er de reserves èn de ver
wachtingen. En juist daarom voelt hij
zich tegenover r'e -'g geloofsgenoten
de profeet, niet in de volkse zin van
voorspeller'' van mislukking of teleur
stelling, maar als waarschuwend „woord
voerder" Gods. ..Het concilie", zegt hij.
„wordt de vervulling van een grote ver
wachting of ren grote teleurstelling. De
vervulling van een kleine verwachting
zou bij de e-nst van de toestand in de
wereld en d nood der christenheid
een grote teleurstelling betekenen". Dat
is de grondgedachte die hem bezighoudt
en op die grondgedachte bouwt hij de
voorsiellcn welke hij werkelijk noodza
kelijk acht, wil de Kerk volgens 's pau
sen bedoeling door het concilie werke
lijk weer voor allen bewounbaar wor
den. Daarom maant hij tot voorzichtig
heid m leerstell'ge kwesties. Daarom
vraagt hij vernieuwing in de Eucharis
tieviering. Daarom bindt „ij alle gelovi
gen op het hart zich ouwmoedig af te
vragen in hoeverre zij zelf door een te
kort aan rouwmoedigheid de Kerk ma
ken tot een ongenaakbare veste. Het is
dus zaak in alle nuchterheid voor ogen
te houden, dat alle kansen voor teleur
stelling aanwezig zijn en dat die kan
sen groter worden naarmate wij passie
ver afwachten wat er gebeuren gaat.
Overigens is het interessant, dat de
paus zich nog onlangs in dezelfde geest
heeft uitgesproken. Men denke hier aan
de toespraak, waarmede hij vorige
maand de eerste vergadering van de
centrale commissie opende. Ook aan wat
hij bijvoorbeeld zei tijdens een audiën
tie, voor de priesters _n het H. Sacra
ment: „Moge God willen, dat de arbeid
voor de aanpassing van de Kerk aan de
wereld van 'andaag na een bestaan van
tweeduizend jaar dat is de hoofdza
kelijke opdracht dank zij de genade
van de Almachtige die zelfs uit stenen
nieuwe uitverkoren zonen kan verwek
ken, ook vergezeld mag g an van het
andere resultaat: de vereniging van de
hele mystieke kudde van Onze Heer".
Maar daarbij aarschuwde de paus ter
stond voor „lichtvaardige illusies", want.
zei hij, „is het volmaakte ideaal bereikt,
dan is ook het zalige uur gekomen waar
in wij alle huisdeuren sluiten en ons ho-
sannah-zingend naar et Paradijs kun
nen begeven.
H. D.
Zondag 16 juli: 8e zondag na Pinksteren:
eigen Mis; credo; pref. v.d. H. Drie
eenheid; groen
Maandag: Mis v.d. zondag: 2e geb.
H. Alexius (Utrecht: 2e geb. Z. Em.
kardinaal-aartsbisschop, verjaardag
van wijding; 3e geb. H. Alexius);
groen
Dinsdag: H. Camillus de Leilis, belijder;
eigen Mis: 2e geb. H.H. Symphorus
en gez.; wit Utrecht, Groningen,,
Rotterdam; H. Fredericus. bisschop
martelaar: Mis Sacerdos; 2e geb. H.
Camillus de Leilis; 3t geb. H.H. Symp
horus en gez.; rood
Woensdag: H. Vincentius a Paulo, be
lijder: eigen Mis: wit Utrecht,
Groningen. Rotterdam: H. Ber-
nulphus, bischop-belijder: Mis Sta
tuit; 2e geb. H. Vincentius a Paulo;
wit
Donderdag: H. Hieronymus Aemilianus,
belijder: eigen Mis; 2e geb. H. Marga
rita; wit
Vrijdag: H. Laurentius van Brindisi, be
lijder-kerkleraar: Mis In medio; 2e
geb. H. Praxedes: wit Haarlem:
H Fredericus, bisschop-belijder: Mis
Statuit; 2e geb. H. Laurentius van
Brindisi; 3e geb. H. Praxedes rood
Breda: Kerkwijdingsfeest: Mis Terri-
bilis; credo; wit Roermond:
H.H. Monulphus en Gondulphus, bis
schoppen-belijders: Mis Sacerdos; 2e
geb. H. Laurentius van Brindisi; 3e
geb. H. Praxedes; wit
Zaterdag: H. Margaretha Magdalena:
eigen Mis; wit
Zondag 23 juli: 9e zondag na Pinkste
ren: eigen Mis; credo; pref. v.d. H.
Drieëenheid; groen