Casino s, paarderennen, loterij Franse volk VERGOKTE in I960 ruim 10 miljard Te grote voortvarendheid sou ernstige schade beteke Maak er alstublieft geen Loosdrecht vam Vooral bij baccarat gaan enorme bedragen om Evolutie en erfelijkheid" EEN COMPONIST OVER ZIJN VAK ZATERDAG 22 JULI 1961 PAGINA 11 Hoog aan de wind op de uitgestrekte plas, waarvan Friesland er zovele telt. Het unieke watersportgebied staat in het middelpunt van de belangstelling nu er plannen bestaan de zeilers toeloop sterk te entameren. DE SLAG OM DE FRIESE WATERSPORTGEBIEDEN Van „de Morra" in het Zuidwesten tot „de Bergumer" in het Noordoosten kab belen de Friese meren. Hemelsbreed ge meten is deze gordel zestig km lang, ter wijl de omvang voortdurend verschilt. Dit fantastisch watergebied kent in de wereld zijn weerga niet. Geen twee van de tientallen meren en plassen, die op elkaar lijken. Zij veranderen naar de vorm en in de tint van het water, in de begroeiing en omgeving. Hoe anders is de dromerige sfeer van een zoele, wind stille middag op Leyen, de plas roerloos als een spiegel en de eilandjes in een geur van munt en rijpend hooi. Hoe wonderlijk blijft de mysterieuze stilte van een maannacht op de Gongarijpster Poel. Hoe fascinerend de fluitende wind en de ruige golfslag op het Sneekermeer, het water smakkend en gulzig omhoog tegen de boeg van het schip, met telkens flarden van fonkelwit schuim. Tot nog toe hebben de watersporters er op een bescheiden wijze van gebruik gemaakt; de Friezen met hun gasten als één select gezelschap van fijnproevers. Er zijn er in in het hoge Noorden, die dat drastisch willen veranderen. Hun wensen over stemmen hen, die waarschuwend de vin ger heffen en onder het motto: Maak er toch in 's Hemels naam geen Loosdrecht van, in de oppositie gaan. Zeilen en varen in Friesland is een •vontuur, dat berust op de grote kracht achter de elleboog. Daarvoor is in Fries land de ruimte. Daarvoor is nog volop de gelegenheid. O zeker, op de hoogtij dagen stuiven de schepen in razende kiellinies over de grote plassen en wordt de blik overheerst door de grillige war reling van witte zeilen. De Friezen aan het water, waarvan gezegd wordt dat zij per vijf gezinnen een eigen boot hebben, doen zelf volop mee. Maar de mogelijk heid blijft open, om aan de drukte te ontkomen, via het labyrint van sloten en vaarten, plotsklaps zoiets te ontdek ken als bijvoorbeeld het Jentjemeer; het water kruimig en blond van zon en wind bewogen dartelheid rond een weelderig eiland met een houten knoesper-knas- perhuisje. In een rapport dat de weidse titel „De toekomst van het Noorden des Lands" draagt, wordt gesteld dat het Noorden een belangrijke bijdrage kan leveren tot de oplossing van het steeds acuter wordende vraagstuk van de recreatie. Het rapport stelt verder dat de popu larisering van de verkeersmiddelen en de verbeteringen der verkeersverbin dingen, zoals een autoweg door de IJs- selmeerpolders, zeer vele Nederlanders de mogelijkheid bieden van dit toeris tische watersportgebied gebruik te ma ken. Indien er in dit vlak een ding is, waar Friesland geen gebrek aan heeft, dan is het water.en ruimte! Nog afge- uiterlijk daarvan. De stormachtige ont wikkeling van de watersport eist dat er meer jachthavens komen". De heer Ruytenschildt wilde best beamen dat er in Friesland nog voldoende ruimte is voor een verdere ontwikkeling van de watersport. „Zo'n ontwikkeling houdt nu eenmaal gelijke tred met de jachthavenaccommodatie, die ter be schikking komt. Maar de jacht havens moeten onder geen beding aan de oevers van de meren worden aange legd. Zijwateren verdienen hier abso luut de voorkeur en dan het liefst in de nabijheid van de bebouwde kommen. Wanneer er in een gebied teveel jacht havens komen, kan het er té druk wor den om prettig te kunnen varen. Zelfs in het ruime Friesland moeten we op passen niet te veel van het goede te krij_ gen". En de heer Ruytenschildt kan voor beelden noemen van plaatsen waar het te veel van het goede reeds overheerste. Hij pleit voor het aanleggen van meerdere ligplaatsen ter bescherming van de oevers. De „marrekrite" is hier tot zijn grote vreugde al op ruime schaal mee bezig. Een felle aanval lanceert hij op de zomerhuisjes, waarvoor' in deze tijd grote belangstelling bestaat. ..Het is onverantwoordelijk deze in lange rijen langs de oevers te bouwen. De huis jes moeten geconcentreerd worden en dan wel op zodanige plaats dat ze het Men zal moeten inzien dat de zeiler en de motorbootvaarder slechts dan zijn sport, zijn vakanties, zijn recreatie zal vinden, als de wijde horizon en de weel derig groene oevers niet bedorven wor den. Friesland Iet op uw saeck! Bedenk het oudg gezegde: „Aldfaers erf, wy weitsje oer dy". HAYE THOMAS van de ontdekkingen. Men vaart door een groen sappig land, door smalle slo ten en vaarten, waarbij de koeien vanaf de wal hoog en somber in de kuipen van de schepen neerkijken. Men. werkt zich moeizaam door nauwe slmgerbochten, om dan ineens geconfronteerd te wor den met de ruimte, de grote plas en de schuifelende schaduwen van het lispend rietveld. De nieuweling ondergaat dit als iets zeer bijzonders, waant zich een Odysee, die telkens nieuwe ontdekkin gen doet. Het fascinerende is dat men die tochten in absolute eenparr^eid kan maken, alleen met de schoten, het klap perende zeil, het vaantje in de mast, een tweeëenheid tussen mens en schip z°^is men die ondergaat met een trillend roer In de Aulareeks van de uitgeverij Het Spectrum te Utrecht verscheen van Th. Dobzkansky „Evolutie en Erfe lijkheid", een vertaling van „Evolu tion, Genetics and Man" door prof, dr. C. E. Bremekamp. In dit hoek wordt een poging gedaan om duidelijk te maken, dat de biologie geen vak is dat zich uitsluitend richt tot specia listen en tot degenen die zich bijzon der tot de studie van de levende na tuur aangetrokken voelen, maar dat het ook een onmisbare draad is in het weefsel van de moderne humanistische denkwijze. De auteur is een der gezaghebbendsten op dit gebied en volle dig geslaagd in zijn opzet. Het boek vereist zorgvuldige bestudering en ie der die de betekenis van de moderne biologie voor onze samenleving ver moedt, kan zjjn inzicht hierdoor belang rijk verdiepen. Het ware te wensen, dat zjj die oordelen over het biologie- on der wijs op onze middelbare scholen eens kennis maken met deze voortref felijke, hoewel allerminst simpele uit eenzettingen. Het naschrift van de ver taler en de vertaling van enkele ter men getuigen van een eigen visie. zien van het ongetelde aantal brede ka nalen. vaarten en andere verbindende wateren, is de oppervlakte van de Frie se meren meer dan 10.000 ha. Ter verge lijking dienen de cijfers van de andere merencomplexen in Nederland. Gronin gen 1190 ha, Overijssel 1680 ha, Holland en Utrecht 6510 ha. Tegen 1980, zegt het rapport zeer nadrukkelijk, zal het Friese merengebied, in vergelijking met nu ten minste op een verdubbeling van het aan tal vakantiegangers moeten rekenen. Het gebruik dat nu van de noordelijke recreatiegebieden gemaakt wordt is, al dus gaat het rapport verder, veel gerin ger dan mogelijk lijkt. Door een aantal beperkte voorzieningen kan op dit ter rein een betere verhouding in de hand worden gewerkt. Dit leidt niet alleen v, benuttmg van lokale potenties, maar bovendien tot een betere situatie voor het land als geheel. Voor het bestuderen van dit probleem steekt men m Friesland overal de hoofden bij elkaar: Burgemeesters en wethouder^ van de verschil lende gemeenten aan het Friese water land, de belanghebbenden, de voor- en tegenstanders van de uitbreidingsplan nen en de specialisten van het recre atieschap „De Marrekrite", dat al zoveel »oeds tot stand gebracht heeft, bestu deren in alle gemoedsrust de voor- en nadelen van de nieuwe plannen, die voor het Friese waterland gelanceerd zijn en die neerkomen op de bouw van meer jachthavens, overdekt zowel als open, botenverhuurderijen, ligplaatsen, toegangswegen picknickplaatsen, rij wielpaden, bungalows en zomerhuisjes etc. De heer Max Ruytenschildt, hoofd van het bureau voor Watertoerisme ANWB- KVNWV-NKB en zelf kenner bij uitne mendheid van het Friese waterland, waarschuwt met klem tegen een al te grote voortvarendheid. „De landelijke schoonheid van het Friese waterland kan aangetast worden, wanneer de ac commodatie voor de watersport niet op de juiste wijze wordt gesitueerd en er te weinig aandacht wordt besteed aan het landschap zo min mogelijk ontsieren. Uiterlijk en beplanting zouden hierbij een belangrijke rol kunnen spelen. De Friezen krijgen van hem een krachtige waarschuwing tot besluit: „Men wake er voor de recreatie niet in de eer ste plaats te zien als een onmisbare bron van inkomsten en dat het commerciële belang gaat prevaleren boven het be lang van de ontspanningzoekenden. Daarvan kan een ernstige aantasting van het Friese landschap het gevolg zijn". De Friese overheid zoekt naar een vorm van compromis. Vasthouden aan de oude situatie zou onzin zijn. De water- sportvloot breidt zich gestadig uit en alleen de opmars van het plastic-schip is al een factor, waarmee ernstig reke ning moet worden gehouden. De Friezen kunnen dit alles een voudig niet negeren. Van de andere kant gezien, heeft ook de opvatting „Wat ko- me dat komt" geen enkele zin. De we reld van de gillende juke-boxes en de voortsuizende waterskiërs achter him glanzende raceboten de mannen in hun formidabele uitrustingen die luidruch tig discussiëren over stuur- en bakboord zonder dat zjj daarvan de betekenis ken nen, is op ons vaderlandse binnenwater al voldoende vertegenwoordigd. De Frie se journalist Sikkema legt er in een klemmend betoog de nadruk op dat de sfeer in dit unieke watersportgebied echt moet blijven. „Richten wij ons naar de smaak van het publiek en offeren wij ons landschap en onze cultuur aan de steeds verder gaande eisen van dat deel der recreanten, dat liefst midden in het recreatiegebied wil wonen, dan mogen wij een publiek verwachten, dat weinig revenrentie toont jegens wat voor ons in Friesland waarde heeft en wat anderen in Friesland kunnen waarderen". De slag om het Friese waterland is be gonnen. De uitslag is van het grootste belang. Met het inzicht van de Friese overheid en de rusteloze arbeid van de „Marrekrite" kan men vertrouwen heb ben in de uitslag. Niettemin is de groot ste voorzichtigheid geboden. Het behoud van het oude is van het grootste belang. (Van onze Parijse correspondent) Het wettelijk geoorloofde gokken geschiedt in Frankrijk in drie grote branches, weliswaar van zeer uiteenlopende betekenis, maar tezamen een zeer bloeiend ge heel vormend. In het afgelopen jaar is er in totaal voor ruim 10 miljard nieu we francs (ongeveer 7,5 miljard gul den) in omgegaan, hetgeen evenveel is als de waarde van de jaarproductie van Frankrijks industrie nummer één: de automobiel. Do takken aan de gok- boom :.ijn: de speeltafels van de ca sino's, de paarderennen en de natio nale loterij. Voetbalpools zijn merk waardigerwijs in Frankrijk (nog) niet toegest m; het heet ervan, dat ze een immorele instelling zijn en bevorder lijk voor sportbederf. Ze zouden natuur lijk ooral ook de reeds wettelijk be staande gokbedrijven concurrentie kun nen aandoen. Een afzonderlijk bekijken van deze bedrijven levert de volgende omzetcij fers op voor het jaar 1960. In de 150 casino's en „cercles" van Frankrijk, de grotere en de kleinere speelpaleizen, zijn tegen de acht miljard nieuwe francs, volgens de grillige beschikkin gen van het kansspel, de ene zak uit en de andere zak ingegaan. Het „Pa lais de la Méditerranée" in Nice aan de Promenade de.. Anglais lag met iets meer dan 1,1 miljard voorop, op de voet gevolgd door het Casino van En- ghien-les-Bains (ten Noorden van Parijs) met een iets minder groot bedrag. De kleinste omzet had het casino van Fort- Mahon-Plage, een uiterst bescheiden badplaats aan de Franse noorderstran- den: de goklust of het gokvermogen kwam daar niet uit boven de 2.125 nieu we francs. Voor wat de gokrazemij in de casino's betreft, verneemt men nog, dat van baccarat de veruit grootste aan trekkingskracht is uitgegaan, te becij feren in rond vijf miljard nieuwe francs; het roulettespel volgt daarop met „slechts" goed twee miljard. Al deze gegevenc hebben, zoals gezegd, betrek king op de Franse casino's. Montecar- lo valt er dus buiten. Daar heeft zich overigens in de afgelopen jaren, met het beheer van het Casino als inzet, zo iets als een revolutie afgespeeld. Wij menen evenwel, dat het een wijze maat regel is, die de burgers van Monaco verbiedt in hun eigen casino te spelen. Zij varen er reeds wel genoeg bij, dat zij grotendeels dank zij hun speelbank gespaard blijven van het betalen van inkomstenbelasting. Gewed op paarden is er in 1960 in Frankrijk voor een bedrag van rond 1,7 milj rd nieuwe francs. Hierbij doet zich de eigenaardigheid voor, dat van dit bedrag slechts 375 miljoen, onge veer 22 procent derhalve, op de ren banen zelf is ingezet. De rest, 1,325 miljard, is vergokt aan de loketten van de P.M.U., de Pari Mutuel Unifié, welke loketten thans in alle Franse plaatsen van enige betekenis ter beschikking van het goklustige volk staan. Men mag zelfs veronderstellen, dat een aantal gokkers op paarden nooit een paard in levende lijve ziet. In ieder geval is in de afgelopen jaren vastge steld, dat, hoewel ook het totaal der inzetten de renbanen zelf toeneemt, het renbaanbezoek zelf neiging tot da len vertoont. Ieder jaar wordt de hoogste totale gokinzet van één zondag behaald bij de race om de Prix de l'Arc de Triom- phe. Vorig jaar oktober vestigde deze wedren het gokrecord van 13 miljoen Even buiten de grenzen van Frankrijk, in het vorstendom Monaco, staat de beroemdste speelbank ter wereld, het Casino van Monte Carlo. De inwoners van Monaco zelf mogen er van prins Rainier niet gokken; het Casino is er alleen voor buitenlandse toeristen. nieuwe francs. De paarderennen in Frankrijk hebben plaats onder het idealistisch motto „pour l'améliora- tion de la race chevaline" (voor de verbetering van het paarderas) met de uitvoering van welke taak de „ha- ras", de paardestoeterijen, zijn belast Hun is dn het afgelopen jaar van het vergokte bedrag een heffing toege vallen van 28,5 miljoen francs. De races worden echter ook dienst baar gemaakt aan de financiering van waterleidingaanleg in de nog talrijke Franse landelijke gemeentes, die van dit gemak nog altijd zijn verstoken. Voor dit doel is in het afgelopen jaar voor een bedrag van 28,5 miljoen uit de zakken van de wedders op paarden in een aantal gemeentekassen terecht gekomen. Weinig valt op te merken bij het, in rangorde van omzet, derde grote gok bedrijf, de nationale loterij. Dit is het meest prozaïsche en tenslotte ook het meest puur-gokkerige gokbedrijf, waar aan niets anders te pas kan komen dan het bijgeloof in cijfers, voor wie dat heeft. De nationale loterij trekking iedere woensdagavond heeft in 1960 voor 6c miljoen aan biljetten verkocht en voor 430 miljoen aan prijzen uitbe taald. Het verschil heeft deels gediend tot dekking van de kosten en werd voor de rest inkomsten van de staat. Vijf tien miljoen personen, op iedere twee volwassenen één, plegen in de loop van Een stevige bries, een wilde lucht en het water kruimig en blond van zon en wind bewogen dartelheid. De romantiek van de watersport, die in Friesland hoogtij viert, maar straks door een te grote drukte wellicht gevaar loopt. een jaar, een of meer keren in de na tionale loterij te spelen. Maar slechts drie procent waagt zijn geluk op een heel biljet; de overigen kopen „tienden." De vooruitzichten voor het gokjaar 1961 zijn: „Verdere vooruitgang". e componist en musicoloog Aaron Copland is het prototype van de goed aangepaste, zich nuttig makende, niet boven de goede middelmaat uitstekende, opti. mistische Amerikaanse musicus. Hij heeft enkele aantrekkelijke en handzame concerten en balletten ge schreven: hij zit in besturen en orga nisaties; hij schrijft over zijn vak in een opgewekte, pretentieloze stijl en verdedigt de moderne muziek en de jonge kunstenaars. Hij is voörzitter van de American Composers Alliance en telt nu 60 jaren. Met zijn boeken „What to listen for in music" en „Our new music" heeft hij het huivering wekkende en esoterische element van de nieuwe muziek trachten weg te nemen en het grote publiek bouwrijp te maken voor serieuze concerten. Zijn eigen muziek is allerminst baan brekend, maar kan min of meer re presentatief geacht worden voor de gemiddelde Amerikaanse productie. Zijn boek „What to listen for in mu sic" is nu in een goede Nederlandse vertaling verschenen onder de titel „Luister zo naar muziek". Het is een verzameling van 15 lezingen, die Cop land hield aan de New School for So cial Research in New York, dus voor een niet vakkundig publiek. Technische E roblemen zijn er in tot een minimum eperkt Heel typerend begint Copland met de opmerkin'. dat de moeilijkhe den van het begrijpend luisteren naar muziek vaak worden overdreven. Elke musicus komt in aanraking met die eer lijke zielen die zeggen: „Ik houd -erg veel van muziek, maar ik begrijp er niets van". Maar een toneel- of ro manschrijver ontmoet nooit mensen, die verklaren niets van romans of toneel te begrijpen. Waarom doet de mens zo bescheiden tegenover muziek? Iedereen heeft het recht om een oordeel te heb ben. Minderwaardigheidsgevoelens op dit punt moet men zo gauw mogelijk kwijt raken. Maar de voorwaarde is dan wel, dat men echt probeert te luis teren. Bij dat luisteren legt Copland veel nadruk op de klank, het fysieke fun dament van de muzikale beleving. Zjjn bladzijden over de instrumentale kleu ren zijn levendig en indringend geschre ven. Hij verdiept zich weinig in geeste lijke achtergronden; hjj heeft daar kennelijk ook geen vat op. Hij wil fei ten aandragen, en dat zijn voor hem de klankschoonheid, de expressie en de emotie. Hij vertelt hoe die tot stand ko men en geeft voorbeelden; ei is een verzameling notenvoorbeelden aan het slot, met excuses aan hen die geen no ten kunnen lezen. Natuurlijk behandelt hij ook de vormenleer; hij vertelt bijv. wat Beethoven en Chopin met de scherzo-vorm deden. Voor de opera breekt hij een lans. De opera, zegt hij, zit met handen en voeten aan conventijs gebonden. Veel mensen vinden de opera maar een ra re vertoning. Maar ook het toneel heeft pretenties, bijv. dat er een vierde wand aan de kamer zit waar wij dwars door- heeri kunnen kijken. Kinderen die naar het toneel gaan, geloven dat alles wat ze zien, echt moet kunnen gebeuren. Maar volwassenen accepteren die con ventie van het toneel zonder moeite.' Zo kunnen ook luisteraars die volwas sen zijn geworden de conventies van de opera vanzelfsprekend accepteren. „Er zijn geen vermoeiender lieden dan zij die alleen maar begrip hebben voor realisme in de kunst", zegt Copland. Over één ding zijn alle opera componisten van heden het eens: zij zijn bereid de toneel-conventies van de ope ra volledig te aanvaarden. Er bestaat nu eenmaal toch geen kans om de ope ra „echt" te maken, zoals kinderen dat zouden willen; daarom hebben de com ponisten van verdere hervormingspo gingen afgezien. Zij gaan nu vanzelf sprekend uit van het feit dat de opera geen realistische kunst kan zijn; en daarin zijn zij heel reëel. Zij zitten niet bij de pakken neer, maar beoefenen de kunst van het opera-schrijven met gro te hartstocht De enorme produktie van nieuwe opera's in alle landën getuigt daarvan. Men is er nu van overtuigd, dat opera vooral muziek-,,theater" is en dus vraagt om componisten die to neelmuziek kunnen schrijven. (Dat is natuurlijk heel iets anders dan illustra tieve muziek bij toneel). v. E. Luister zo naar muziek, door Aaron Copland. Vertaling van A. Teunis. Zo mer en Keunings Uitg. Mij. Wagenin- gen, 1960.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1961 | | pagina 11