Boek moet een miljoen opbrengen
Extra hulp gevraagd voor
Aziatische vluchtelingen
Oecologen zoeken:
Natuurlijk evenwicht
D
Resultaten nuttig voor
insektenbestrijding
H
VRIJDAG 13 OKTOBER 1961
PAGINA 9
SPMM
Pater Werenfried, tweede van rechtsbij een woonfabriekin Hongkong.
Daar zit dan de „Spekpater". Onder het schuin
omlaaglopende boardplafond van een
pijpeja, met aan de wand boven zijn bureau
het dodenmasker van kardinaal Stepinac en naast
hem op een lage muurkast een aangeklede var
kenspop met een Siberische bontmuts op. De zon
valt binnen door een dakraam en via het lage
zijvenster. In het vertrek, dat we bereikt hebben
over een steile trap die uit het pakhuis komt, staan
verder fauteuils in diverse stfjlen, een tafel waarop
wat kledingstukken liggen en een opklapbed.
Pater Werenfried heeft ons in het kantoor van
het pakhuis begroet. Met haast bedeesde stem
heeft hij zijn naam genoemd en hij beantwoordt
in niets aan het beeld van de felle redenaar dat
in onze herinnering is blijven voortleven. Als hij
het schrijfwerk waarmee hij bezig was, heeft
afgemaakt, komt hij, nog altijd even rustig, tegen
over ons zitten. Ja, hij is in Hongkong geweest, in
Saigon en in Calcutta. Hij heeft er vluchtelingen
gezien in een ellende, die alles overtrieft wat hg
in de na-oorlogse jaren in Duitsland heeft meege-
niaakt. Wat hij erover geschreven heeft in de
i.Echo der Liefde", het contactblad voor zijn wel
doeners, is woord voor woord waar; hij heeft n
overdreven om de portemonnaies open te re
Karfotheek wordt aIles over opgebor-
Verder gaat hij er niet op in. Hij heeft het zo
goed hij kon en tamelijk goed, dacht hij zelf
op papier gezet, dus wat zal hij verder nog toevoe
gen. Het werk is niet nieuw, men is er alleen niet
eerder aan toegekomen. Nu de vluchtelingenpro
blemen in Europa hun grimmig karakter verlo
ren hebben, kan Oostpriesterhulp aan de anderen
gaan denken: aan het miljoen daklozen in Cal
cutta, aan de holbewoners van Hongkong en aan
de Noord-Koreaanse vluchtelingen, die samenhok
ken in primitieve hutten. Pater Werenfried heeft
al die ellende gezien op een tocht, die hij gemaakt
heeft voor Oostpriesterhulp en voor Misereor, het
werk van de Duitse bisschoppen tegen honger en
ziekte in de wereld. Hij heeft op diverse plaatsen
beloften gedaan en tracht die nu te vervullen
door het verzamelen van gelden, extra gelden
voor het Aziëfonds, want het gewone werk van
Oostpriesterhulp blijft doorgaan. In de Echo
schrijft hij o.a.: „Morgen komt bij U de vuilniskar
om de etensresten weg te halen; ik heb gezien
dat 'n vuilniskar de lijken der vluchtelingen weg
haalde, die op straat van ellende gestorven waren.
En toen er een hond overreden werd, zag ik de
kinderen vechten om er een stuk vlees van tussen
hun tanden te krijgen."
VenXbb°ek ndtri
?.ee£t °nS al d?ze ^f^orhï dat
hii Uchtere feiten. Hij vertelt er Vb t
che^cj ren"' zegt nauwe J
Vrijwilligers
Krotten in Hongkongwelke om hulp schreeuwen.
Betere toekomst?
De Spekpater" in Hongkongwaar 35 0.000 mensen op wrakke jonken leven.
OOSTPRIESTERHULP
mobiliseert voor een
„betere toekomst"
paren worden gebonden. In het maga-
De Echo verschijnt in diverse lan
den en talen. Dezelfde brief heeft
pater Werenfried ook in het Ita
liaans geschreven, woord voor
Woord, want het moet zijn handschrift
2l3n. Het blad gaat naar een groeiend
aantal weldoeners, wier namen en
?.dressen in eindeloze kartotheken zijn
.bljgezet. Land voor land wordt van tijd
opnieuw bewerkt: dan gaat de
Echo naar een groot aantal nieuwe
pressen en degenen die reageren ko-
definitief in het kaartsysteem. „Ik
?,al hetT laten zien. En straks zal ik
een V ?ar -n> da^en gaan er
"t^ndui keel boek. Deze Vlaamse
Weldoen!nd exempi?rena„tal hebben we
dan nol Is- eenzelfde aantalp<.teiiingen.
Intus reserve voor nabestem g
taaifen is het ook in het Dui«et in
®en Duitsland verschij t
80.000Pr
Italiaanse vertaling".
heeft de Duitse vertaling §a!L„s.
kuul ^dens een recente vermagering^
creat- »le hem toch geen kans of gt
ftant i werk te doen. Hij noemt
Wil u- .kilo's dat hij is kwijtgeraakt,
lijk 3 zich excuseren voor zijn u
j moor 7.0 tOl ut'
een Duitsiana veisw^- van
80.oon ?keteditie met een P,e franse
We zijn nu bezig aan de r
VerKVoorkornen, dat niet meer zo tot
daaro6 g spreekt als zijn voUeg®
Pater va-n enige ü:>d geleden' ?nnh ooh
nip? ls niet echt mager, maar toch
i.et opvallend dik meer. „Ik heb de
j. v Clliciiu um mccA. ---
idenii üjd veel moeite om me
dankt zijn bijnaam aan de
Via,,acties van Oostpriesterhulp, toen
sp .V ren varkens fokte voor de puit-
zi„, v'nchtelingen en pater Werenfried
ziir, eJ fotograferen met biggen op
Ha, hnie. Maar geleidelijk werd de
dm betrokken op zijn eigen postuur...
eT1 -. fondleiding voert ons trappen op
V«JX en het is allemaal zoals hij het
ber heeft. In het pakhuis liggen de
Vriflfn,- kledingstukken huizenhoog.
IjgfJWnlige helpsters en helpers, scho-
ferpn ie een Paar weken vakantie of-
°f ateliermeisjes die hun spaar-
verslv,1?niPPerdagen afstaan, sorteren de
dulrt "lende artikelen. Met engelenge-
Kehl, zoekt iemand in een berg losse
naar bij elkaar horende
naplaren, die dan met de veters tot
ziin wordt alles Y --
gen: jassen, mantels, truien, speel
loed. Maar de vakken worden weer
even vlug leeggehaald: voortdurend
worden pakjes klaargemaakt voor fa
milies met vreemde namen, „EiAtpaar
ieder gaat er iets in het pakket dat
straks, met de naam van'een Belgische
familie als, afzender, het yzef®n ®i-
diin nasseert, om een gezin in moe
lijke omstandigheden weer even uit de
nood te halen.
Oostpriesterhulp helnt niet alleen
helpt niet
handen ^bfedt bij "de bouw van kerken
in communistische landen De verscnu
lende afdelingen worden bemand doo_
vogels van diverse Pj.uin}^f® wprkt is
naliteit. „Niemand die hier w
helemaal normaal", waarschuwt
teur Werenfried van Straaten. „V
ziidp p-ii7Ppft hii her fl.Gr o
nieuwe0 gezichten en dan11 ^oPnlaats-
verlegen lachend vaak, allerlei p
jes van het Vlaamse land. "Werk m
goed door", zegt de Spekpater vad
lijk. Hij laat ons de slaapverbhjv
zien: hokjes van papier, afges1chot 1
de nok van het pakhuis. We kloppen on
willekeurig eens tegen een wandje, „m
Nederland zou zoiets niet kunnen: nei
zou ook niet mogen van de brandmspec-
tie"zegt onze gids en het is woorde
lijk wat we juist gedacht hebben.
De vaste staf kent hij met naam
en voornaam, of misschien alleen met
de laatste. Ze hebben dus gemeen,
dat ze allemaal een beetje gek zijn.
Maar ze hebben ook allemaal dezelf
de heilige ijver en deze blijmoedig
heid. Eén is er die heel het jaar zon
der enige vergoeding werkt en nog
een jaarlijks diner moet geven op de
koop toe. Hij heeft zich enkele jaren
Ereleden gemeld, toen hij 60 was en
niet zo erg best wat zijn gezondheid
hetrof Me" bad hem nog geen ant
woord gestuurd, toen hij al op de
flits van Antwerpen naar Tongerlo
kwam om te vragen of hij kon be
ginnen.
Dp afdelingen waar de kaarten wor-
„ononst en waar de Echo's wor
den en verzonden, werken als in
de" normaal, zakelijk bedrijf. De giro
een norm VOOr sommige landen „in
biljetten worden gedrukt, worden
eigen bene hjne automatisch ingeslo-
door een m dg postzegels worden stuk
ten. Alleen lakt Men wil die niet
voor stuk *j0or stempels, omdat de
vervangen p„ej voor velen een at-
vreemde P°s met alles rekening
tractie is. Je
houden. Voor sommigen begint de ca
ritas met een buitenlandse postzegel...
Als we terug zijn in het „hoofdkwar
tier", valt ons oog op een tamelijk groot
portret van Khroesjtsjev in kleuren.
„Mijn vriend Khroesjtsjev," zegt pater
Werenfried in volle ernst en later be
grijpen we wat hij ermee bedoelt, n.l.
als <ve gevorderd zijn tot pagina 104 van
zijn boek, waar hij schrijft: „Bid niet
slechts voor de vervolgden, maar ook
voor de beulen, die in nog groter gees
telijke nood zijn. Kies er een uit. Neem
er een voor uw rekening. Concentreer
op hem het kruisvuur van uw gebed
en uw liefde." En: „Heb geen angst
voor de sluwe wreedheid in het moor
denaarsgezicht van Khroesjtsjev. God
gebruikt hem een korte wijle om zijn
domme kinderen te kastijden... Spoedig
valt de gesel weer uit Gods hand. zo
als Zjoekov, Maienkov, Beria, Boel-
ganin. Hitier en Napoleon gevallen ver.
dwenen en vergeten zijn." Hij heeft
Khroesjtsjev zelf voor zijn rekening ge
nomen! In het boek vinden we overal
de Spekpater terug van onze herinne
ring: do predikant die spaarvarkens
aan gruizels slaat en spekvarkens doet
opfokken voor de bewoners van de
Hochbunkers, die hij beschrijft met de
ze alinea:
„Treed binnen in dit moordhol, i:
dit zwarte Beest met de witgekalkte
ingewanden. Dring door tot in de diep
ste buikholten vol grauwe mensen-
brokken. Een verslindend dier. Van
ruimte tot ruimte, van verdieping tot
verdieping, omhoog en omlaag, over
al zijn de giftige klieren van het mon
ster in werking, overal speurt ge het
verteringsproces, overal ruikt ge de
ontbinding, overal ziet ge de wan
hoop van de weerlozen die levend
verslonden worden, uitgezogen, leeg-
geperst, tot ze opgelost zijn in een
naamloze en dierlijke mensenbrij."
Dan zegt hij tegen zijn Vlaamse toe
hoorders: „Luister. Als dit westen
nog christelijk is, dan moet de dag
komen dat we met vliegende kolon-
nes vol troost en liefde oostwaarts
trekken".
Het duurde niet lang of het was zo
ver. De Vlaamse schoolkinderen wer
den gemobiliseerd voor de adoptie van
drieduizend „rugzakpriesters t die
maandelijks een levensmiddelenpakket
en een brief van hun kleine bescher
melingen ontvingen. Vijftienduizend ki
lo levensmiddelen per maand werd
die eerste jaren in pakketten naar de
ze priesters gestuurd om henzelf in le
ven te houden en hen tevens in staat
te stellen, hun moeizaam apostolaat on
der wanhopige verjaagden te ondersteu
nen met daden van hulpbetoon. De nood
van de ontheemden en hun priesters
sloeg een storm van naastenliefde los,
ook in Nederland. Het boek haalt er
prachtige staaltjes van aan, zoals dat
van de Hollandse slager, „die het tij
dens de bezetting verdomd had zijn fiets
bij de moffen in te leveren en die na
een preek over Oostpriesterhulp het ve
hikel vloekend afstond voor een rug
zakpriester". Het was een van de hon
derd preken die pater Werenfried van
Straaten maandelijks hield in diverse
landen. De nood leidde uiteindelijk ook
tot de machtige organisatie van de rij
dende kerken, de kapelwagens, die nog
altijd een glorie zijn van de organisa
tie. Daarna volgde de oouw van kloosters
aan het IJzeren gordijn, waar tenslotte
doorheen werd gestoten en waar
door dit jaar voor een bedrag van
1.600.000 dollar wordt „geëxporteerd"
aan kleding, medicamenten, levensmid
delen, theologische handboeken, bre
vieren, auto's, motorfietsen en aller
lei andere dingen, die de mensen en de
Kerk daar op de been moeten helpen
houden tot de „betere toekomst" aan
breekt, waar pater Werenfried zich op
voorbereidt.
De predikant heeft wel eens de in
druk gewekt, als zou daarover in 1960 de
beslissing vallen. Hij bracht dan het
derde geheim van Fntima ter sprake.
„Het mocht in 1960 gepubliceerd wor
den. Dat is niet gebeurd. Maar zo be
langrijk is het niet: hoofdzaak is de
boodschap dat we ons moeten bekeren,
dat we de liefde moeten beoefenen. Dat
is niets nieuws, het staat al in het evan
gelie", zegt hij, als we het onderwerp
aanroeren. En verontschuldigend: „Al
le volkspredikanten hebben met escha
tologische visioenen gewerkt, dat mag
toch gerust?" In zijn boek schrijft hij:
„Fatima staat in verband met de
bekering van Rusland. Als er niet ge
luisterd wordt naar de boodschap van
Fatima, zal Rusland zijn dwalingen
en terreur over heel de wereld uit
breiden. Indien we echter doen wat
Maria in Fatima gevraagd heeft, zal
Rusland zich bekeren. Eerst als Rus
land zich bekeert, kan het vrede wor
den." Wat de toekomst brengt, weet
geen mens. Maar we moeten ons
voorbereiden op de mogelijkheid dat
het gofdijn valt. „Hier ligt een grote
taak voor Oostpriesterhulp: de voor
bereiding voor de betere toekomst, zo
dat de westerse kerk onmiddellijk na
de bevrijding met kolonnes van naas
tenliefde en apostolaat naar de gekwel
de en geschonden broeders in het
oosten kan trekken."
Hij beschrijft ook de - rvaringen die hij
heeft opgedaan tijdens een reis achter
het ijzeren gordijn, waar hi1, uiteraard
incognito!, met bisschoppen en pries
ters gesproken heeft. Het is schokken
de lectuur. Ook de verslagen van zijn
jongste ellende-reis in het verre oosten
zijn in het boek vervat.
Het boek „Oostpriesterhulp" zal bin
nenkort ook in Nederland uitkomen.
Het is de moeite van het lezen - en van
het geven - ruimschoots waard.
VIC LANGENHOFF
(Van een onzer verslaggevers)
e toenemende resistentie van
schadelijke insecten tegen gif
stoffen doet de biologen steeds
intensiever speuren naar moge
lijkheden om het ongedierte te bestrij
den met biologische wapens. In "er-
band daarmee is de oeeologie, die de
onderlinge samenhang bestudeert van
de verschillende componenten in een
levensmilieu, actueler dan ooit: de ken
nis die men vergaart over de manier
waarop vogels en parasieten een insec
tenbevolking reguleren, kan misschien
in de praktijk worden benut. De na
tuurlijke tegenkrachten, die zelfs in
een onnatuurlijk cultuurmilieu nog al
tijd werkzaam zijn, en die door een che
mische bestrijding meestal even rigou
reus worden gedecimeerd als de scha
delijke insecten waar de bestrijding om
begonnen is, kunnen wellicht dusdanig
gemobiliseerd worden, dat de riskante
en steeds minder effectieve gifspuite-
rjj kan worden gestaakt, tenminste in
bepaalde cultures. De tuinbouw zal de
spuiterij nooit helemaal kunnen mis
sen, tenzij men succes heeft met ande
re biologische experimenten, zoals het
kweken van resistente rassen en het
inschakelen van ziektenverwekkende
bacteriën. Er zijn nl. schadelijke in
secten, die zelfs in kleine aantallen
niet kunnen worden geduld, omdat ze
heel de teelt waardeloos maken. Vo
gels en parasieten kunnen hier niet ba
ten, omdat zij een insectenbevolking
wel reguleren, maar nooit uitroeien.
Dat in een natuurlijk milieu ee" bepaald
evenwicht bestaat, is al heel lang be
kend. Elke diersoort kent populatie-
schommelingen. maar t elkens kan
men een terugkeer constateren naar
een gemiddeld niveau. Het is niet een
voudig, de manier waarop het even
wicht in stand gehouden wordt, te ach
terhalen, maar af en toe lichten scherp
zinnige onderzoekers een tipje van de
sluier op. Een van die onderzoekers
is de bekende ornitholoog Luuk Tin
bergen geweest, die in 1955 is overle
den. Hij Jiet vele gegevens en nog
niet gepubliceerd werk achter, speci
aal op oecologisch gebied, en een van
de interessantste studies was die over
de schommelingen van insecten- en vo
gelpopulaties in denncbossen, onlangs
gepubliceerd in het tijdschrift van de
Nederlandse Dierkundige Vereniging
en gerefereerd in Ardea, waarvan
Tinbergen redacteur is geweest.
Tinbergen deed zjjn onderzoek in een
35-jarig dennebos op de Veluwe
waar hij de insectendichtheid vont
door te bepalen hoeveel insecten van
elke soort voorkwamen per 400 loten
dat was het aantal dat gemiddeld te
Observatie-nest least met schuilhut.
voederingen die Tinbergen en zijn
medewerkers van hun schuilhutten
uit konden waarnemen, kon 49177 keer
de prooisoort worden vastgesteld. Het
bleek, dat de vogels van sommige in
sectensoorten een aanzienlijk deel van
de aanwezige voorraad wegvingen, in
een enkel geval zelfs 80 pet, in andere
gevallen echter veel minder.
vinden was boven 1 m2 bosoppervlak
- - 'b:
De vogelstand werd zoals gebruikelijk
bepaald door het tellen van de zingen
de mannetjes: het onderzoek is nl. ver
richt in de tijd van het broedseizoen
Het voedsel van 92 mezenbroedsels
werd bestudeerd in nestkasten met een
achterwand van glas, die werden op
gehangen tegen een schuilhut. De
waarnemers in de hutten konden daar
door op een afstand van 20 cm zien.
welke prooien aan de nestjongen wer
den gebracht. Daar de meeste mezen
ni-t meer dan één prooi tegelijk bren
gen. terwijl hun menu in dennebossen
uit een klein aantal goed herkenbare
prooidieren bestaat, kon het overgrote
deel van de prooien met zekerheid
worden gedetermineerd: bij de 52509
Tinbergen heeft ontdekt, dat de mezen
niet voor de voet weg pakken. Was
dat wel het geval, dan zou het door
de mezen aangebrachte voedsel een
representatieve steekproef moeten vor
men van de insoctenfauna die binnen het
bereik van hun jachtwijze valt. De meest
talrijk voorkomende soorten zouden dan
ook in het mezenvoedsel het meest moe
ten voorkomen. Maar deze „trefkans-hy
pothese" gaat niet op en de onderzoeker
verklaart dat, door allereerst het be
grip risico-index in te voeren. Een grote
rups loopt meer kans om door een mees
te worden opgemerkt dan een kleine en
een opvallend gekleurde of zeer beweeg
lijke meer dan een goed gecamoufleerde
die stil zit. De kans dat een prooidier
door de mees wordt gegrepen noemt
Tinbergen dan het „risico", Dat risico is
niet voor alle stadia van het insect even
groot: de larven van de dennespanner,
ia zich in de grond verpoppen, zijn daar
heel de winter veilig voor de mezen, de
vlinders, die in jun; en juli vliegen, zijn
het veel minder, maar het meest kwets
baar is de soort als de vlinder eind mei
of begin juni oas uit de pop gekomen
zijn en enkele uren op de grond zitten
te wachten tot hun vleugels volledig
ontwikkeld en gedroogd zijn. Dat blijkt
ud het hoge percentage van deze vlin
ders, dat dan aan de jonge mezen ge
vo<_rd wordt. Tinbergen heeft nu voor
de diverse prooisoorten de relatieva ri
sico-index berekend, door de in het me
zenvoedsel aangetroffen aantallen te
delen door de aantallenwaarin ze in de
twijgmonsters voorkomen.
De procentuele samenstelling van het
mezenvoedsel zo wordt dan geconsta
teerd, wordt bepaald door de relatieve
talrijkheid van de prooisoorten èn door
hun relatieve risico-indices.
Het risico wordt volgens Tinbergen
vooral bepaald door de grootte van de
prooi en de smaak. De grotere soorten
rupsen waren ni. in het mezenvoedsel
veel talrijker vertegenwoordigd dan in
de twijgen. De mezen selecteren de gro
tere rupsen, doordat deze gemakkelijker
te vinden zjjn, of doordat de mezen voor
keur hebben voor grote irooien of door
beide factoren. Dr. H. Kluyver vraagt
zich hierbjj echter af, wat de invloed kan
zijn van de door Tinbergen niet genoem
de mogelijkheid, dat de kleine prooien
door de mezen wel gevonden en gegre
pen worden, maar ter plaatse door hen
zelf worden opgegeten: in dat geval zou
het voedsel dat aan de jongen wordt ge
bracht, geen juist beeld geven van de
jachtbuit van de ouden
telijk naar te gaan zoeken; er ontwik
kelt zich geen zoekbeeld zelfs als het een
smakelijk insect betreft. Stijgt het aan
tal insecten tot boven een bepaalde waar
de, dan gaan de mezen ernaar zoeken.
De dichtheid waarbij dit gebeurt is
voor smakelijke insecten lager dan
voor minder smakelijke. Wordt het in
sect zeer talrijk, dan krijgen de vogels
er genoeg van en schakelen na eni
ge tijd weer over op andere insecten:
zelfs de talrijkste soort maakte nooit
meer dan 40 pet. van het voedsel uit.
Waarschijnlijk komt een gemengd
dieet de jongen ten goede.
De tol die de vogels heffen is dus
het grootst als de prooisoort een mati
ge dichtheid bereikt. Tinbergen heeft ge
poogd, na te gaan, wat dit betekent
voor de aantalsregulatie. Aanvanke
lijk kwam hij tot de volgende redene
ring: in een gebied van lage tot mati
ge dichtheid werken de vogels regule
rend. Een prooisoort die tijdelijk schaars
is, wordt gespaard; bii een matige
dichtheid gaan de mezen zich erop
toeleggen. Stijgt de populatie van een
prooi tot meer dan matig, dan houdt
de regulerende werking op: naarmate
de populatie uitgroeit, dalen de procen
tuele verliezen di- de prooi aan de vo
gels lijdt en dit zal een verdere groei
in de hand werken. De regulatie moet
dan kennelijk van andere factoren
uitgaan.
et risico wordt behalve door groot
te en smaak van de prooi ook be
paald door het „zoekbeeld" dat
de vogels hebben. Volgens de
onderzoeker gaan de mezen op
voedsel uit met een bepaald zoek
beeld voor ogen. Uit de studie
is gebleken, dat het een tijd duurt,
voor de mezen een nieuw insect, dat zich
ontwikkeld heeft, gaan vangen: in de
twijgmonsters was het voorkomen van
zulk een soo1" al enige tijd geconstateerd
voor de soort in het mezenvoedsel werd
at zijn oa.. de parasieten, die
eieren leggen in hun slachtof
fers: ieder gelegd parasietenel
betekent de dood van één prooi
dier. Opereert nu de volwassen para
siet in een ijle populatie van prooien
dan heeft hjj voor ieder slachtoffer een
lange zoektijd nodig, waardoor slechts
een geringe nakomelingschap tot ont
wikkeling komt. Werkt de parasiet in
een dichte bevolking, dan is het resul
taat een hoog voortplantingscijfer. Op
grond van theoretische modellen ver
wacht de onderzoeker, dat het samen-
spel van een insect en zijn parasiet
zal leiden tot steeds grotere schomme
lingen in hun populatiedichtheid. Als
echter m het model ook de werking
van de vogels betrokken wordt, blii-
ken de schommelingen te worden af-
gevlakt. Dit is te danken aan het feit,
dat ule prooipopulaties door de vogels
zoveel minder worden aangetast dan
matig dichte bevolkingen.
'f'dt dan tot de hypothese,
dat de insectenetende vogels een be-
angr«ke rol spelen bij de afvlakking
van de prooi- en parasiet-schommelin-
fff'a zouden er dus toe bijdragen,
vnn al lnsectenbevolking zich niet ver
van de normale dichtheid verwijdert
ïllufr de t0PPen en dalen in dé
7pkprp betrekkelÜk beperkt blijven. In
zekere zin dragen ze dus bij tot hand
having van die insectenbevolking, maar
nnmppP,c£n,m.atig niveau- Het is niet
nWpg„ pLdat andere roofvjjanden van
plantenetende insecten, zoals spinnen
en van roof levende insecten, dit even-
2en" Tinbergen was van plan,
S v-l* ek °P basis van deze ge-
dachten voort te zetten en uit te brei
den. Misschien wordt dit door zün leer
lingen nog eens gedaan.
De oeeologie is een studie zonder ein-
ae, maar ze is zo boeiend, dat ze steeds
ierventer beoefend zal worden door bio-
logen, die eenmaal gegrepen zijn door
net wonderlijke samenspel van krach-
dat schuilgaat achter het etiket
„natuurlijk evenwicht". De verwachting
dat die studie bovendien kan lelap„
opgenomen. Voor de regering is dit van prlkt lchp111 bovendien ka" ^iden tot
groot belang. Zolang een inslct schaars ÏÏS wSf'SkiT gr0te ec0"
s, loont het voor de vogels niet, er opzet- fcni jhiteressant aar n0g ex"