Boek moet een miljoen opbrengen Extra hulp gevraagd voor Aziatische vluchtelingen Oecologen zoeken: Natuurlijk evenwicht D Resultaten nuttig voor insektenbestrijding H VRIJDAG 13 OKTOBER 1961 PAGINA 9 SPMM Pater Werenfried, tweede van rechtsbij een woonfabriekin Hongkong. Daar zit dan de „Spekpater". Onder het schuin omlaaglopende boardplafond van een pijpeja, met aan de wand boven zijn bureau het dodenmasker van kardinaal Stepinac en naast hem op een lage muurkast een aangeklede var kenspop met een Siberische bontmuts op. De zon valt binnen door een dakraam en via het lage zijvenster. In het vertrek, dat we bereikt hebben over een steile trap die uit het pakhuis komt, staan verder fauteuils in diverse stfjlen, een tafel waarop wat kledingstukken liggen en een opklapbed. Pater Werenfried heeft ons in het kantoor van het pakhuis begroet. Met haast bedeesde stem heeft hij zijn naam genoemd en hij beantwoordt in niets aan het beeld van de felle redenaar dat in onze herinnering is blijven voortleven. Als hij het schrijfwerk waarmee hij bezig was, heeft afgemaakt, komt hij, nog altijd even rustig, tegen over ons zitten. Ja, hij is in Hongkong geweest, in Saigon en in Calcutta. Hij heeft er vluchtelingen gezien in een ellende, die alles overtrieft wat hg in de na-oorlogse jaren in Duitsland heeft meege- niaakt. Wat hij erover geschreven heeft in de i.Echo der Liefde", het contactblad voor zijn wel doeners, is woord voor woord waar; hij heeft n overdreven om de portemonnaies open te re Karfotheek wordt aIles over opgebor- Verder gaat hij er niet op in. Hij heeft het zo goed hij kon en tamelijk goed, dacht hij zelf op papier gezet, dus wat zal hij verder nog toevoe gen. Het werk is niet nieuw, men is er alleen niet eerder aan toegekomen. Nu de vluchtelingenpro blemen in Europa hun grimmig karakter verlo ren hebben, kan Oostpriesterhulp aan de anderen gaan denken: aan het miljoen daklozen in Cal cutta, aan de holbewoners van Hongkong en aan de Noord-Koreaanse vluchtelingen, die samenhok ken in primitieve hutten. Pater Werenfried heeft al die ellende gezien op een tocht, die hij gemaakt heeft voor Oostpriesterhulp en voor Misereor, het werk van de Duitse bisschoppen tegen honger en ziekte in de wereld. Hij heeft op diverse plaatsen beloften gedaan en tracht die nu te vervullen door het verzamelen van gelden, extra gelden voor het Aziëfonds, want het gewone werk van Oostpriesterhulp blijft doorgaan. In de Echo schrijft hij o.a.: „Morgen komt bij U de vuilniskar om de etensresten weg te halen; ik heb gezien dat 'n vuilniskar de lijken der vluchtelingen weg haalde, die op straat van ellende gestorven waren. En toen er een hond overreden werd, zag ik de kinderen vechten om er een stuk vlees van tussen hun tanden te krijgen." VenXbb°ek ndtri ?.ee£t °nS al d?ze ^f^orhï dat hii Uchtere feiten. Hij vertelt er Vb t che^cj ren"' zegt nauwe J Vrijwilligers Krotten in Hongkongwelke om hulp schreeuwen. Betere toekomst? De Spekpater" in Hongkongwaar 35 0.000 mensen op wrakke jonken leven. OOSTPRIESTERHULP mobiliseert voor een „betere toekomst" paren worden gebonden. In het maga- De Echo verschijnt in diverse lan den en talen. Dezelfde brief heeft pater Werenfried ook in het Ita liaans geschreven, woord voor Woord, want het moet zijn handschrift 2l3n. Het blad gaat naar een groeiend aantal weldoeners, wier namen en ?.dressen in eindeloze kartotheken zijn .bljgezet. Land voor land wordt van tijd opnieuw bewerkt: dan gaat de Echo naar een groot aantal nieuwe pressen en degenen die reageren ko- definitief in het kaartsysteem. „Ik ?,al hetT laten zien. En straks zal ik een V ?ar -n> da^en gaan er "t^ndui keel boek. Deze Vlaamse Weldoen!nd exempi?rena„tal hebben we dan nol Is- eenzelfde aantalp<.teiiingen. Intus reserve voor nabestem g taaifen is het ook in het Dui«et in ®en Duitsland verschij t 80.000Pr Italiaanse vertaling". heeft de Duitse vertaling §a!L„s. kuul ^dens een recente vermagering^ creat- »le hem toch geen kans of gt ftant i werk te doen. Hij noemt Wil u- .kilo's dat hij is kwijtgeraakt, lijk 3 zich excuseren voor zijn u j moor 7.0 tOl ut' een Duitsiana veisw^- van 80.oon ?keteditie met een P,e franse We zijn nu bezig aan de r VerKVoorkornen, dat niet meer zo tot daaro6 g spreekt als zijn voUeg® Pater va-n enige ü:>d geleden' ?nnh ooh nip? ls niet echt mager, maar toch i.et opvallend dik meer. „Ik heb de j. v Clliciiu um mccA. --- idenii üjd veel moeite om me dankt zijn bijnaam aan de Via,,acties van Oostpriesterhulp, toen sp .V ren varkens fokte voor de puit- zi„, v'nchtelingen en pater Werenfried ziir, eJ fotograferen met biggen op Ha, hnie. Maar geleidelijk werd de dm betrokken op zijn eigen postuur... eT1 -. fondleiding voert ons trappen op V«JX en het is allemaal zoals hij het ber heeft. In het pakhuis liggen de Vriflfn,- kledingstukken huizenhoog. IjgfJWnlige helpsters en helpers, scho- ferpn ie een Paar weken vakantie of- °f ateliermeisjes die hun spaar- verslv,1?niPPerdagen afstaan, sorteren de dulrt "lende artikelen. Met engelenge- Kehl, zoekt iemand in een berg losse naar bij elkaar horende naplaren, die dan met de veters tot ziin wordt alles Y -- gen: jassen, mantels, truien, speel loed. Maar de vakken worden weer even vlug leeggehaald: voortdurend worden pakjes klaargemaakt voor fa milies met vreemde namen, „EiAtpaar ieder gaat er iets in het pakket dat straks, met de naam van'een Belgische familie als, afzender, het yzef®n ®i- diin nasseert, om een gezin in moe lijke omstandigheden weer even uit de nood te halen. Oostpriesterhulp helnt niet alleen helpt niet handen ^bfedt bij "de bouw van kerken in communistische landen De verscnu lende afdelingen worden bemand doo_ vogels van diverse Pj.uin}^f® wprkt is naliteit. „Niemand die hier w helemaal normaal", waarschuwt teur Werenfried van Straaten. „V ziidp p-ii7Ppft hii her fl.Gr o nieuwe0 gezichten en dan11 ^oPnlaats- verlegen lachend vaak, allerlei p jes van het Vlaamse land. "Werk m goed door", zegt de Spekpater vad lijk. Hij laat ons de slaapverbhjv zien: hokjes van papier, afges1chot 1 de nok van het pakhuis. We kloppen on willekeurig eens tegen een wandje, „m Nederland zou zoiets niet kunnen: nei zou ook niet mogen van de brandmspec- tie"zegt onze gids en het is woorde lijk wat we juist gedacht hebben. De vaste staf kent hij met naam en voornaam, of misschien alleen met de laatste. Ze hebben dus gemeen, dat ze allemaal een beetje gek zijn. Maar ze hebben ook allemaal dezelf de heilige ijver en deze blijmoedig heid. Eén is er die heel het jaar zon der enige vergoeding werkt en nog een jaarlijks diner moet geven op de koop toe. Hij heeft zich enkele jaren Ereleden gemeld, toen hij 60 was en niet zo erg best wat zijn gezondheid hetrof Me" bad hem nog geen ant woord gestuurd, toen hij al op de flits van Antwerpen naar Tongerlo kwam om te vragen of hij kon be ginnen. Dp afdelingen waar de kaarten wor- „ononst en waar de Echo's wor den en verzonden, werken als in de" normaal, zakelijk bedrijf. De giro een norm VOOr sommige landen „in biljetten worden gedrukt, worden eigen bene hjne automatisch ingeslo- door een m dg postzegels worden stuk ten. Alleen lakt Men wil die niet voor stuk *j0or stempels, omdat de vervangen p„ej voor velen een at- vreemde P°s met alles rekening tractie is. Je houden. Voor sommigen begint de ca ritas met een buitenlandse postzegel... Als we terug zijn in het „hoofdkwar tier", valt ons oog op een tamelijk groot portret van Khroesjtsjev in kleuren. „Mijn vriend Khroesjtsjev," zegt pater Werenfried in volle ernst en later be grijpen we wat hij ermee bedoelt, n.l. als <ve gevorderd zijn tot pagina 104 van zijn boek, waar hij schrijft: „Bid niet slechts voor de vervolgden, maar ook voor de beulen, die in nog groter gees telijke nood zijn. Kies er een uit. Neem er een voor uw rekening. Concentreer op hem het kruisvuur van uw gebed en uw liefde." En: „Heb geen angst voor de sluwe wreedheid in het moor denaarsgezicht van Khroesjtsjev. God gebruikt hem een korte wijle om zijn domme kinderen te kastijden... Spoedig valt de gesel weer uit Gods hand. zo als Zjoekov, Maienkov, Beria, Boel- ganin. Hitier en Napoleon gevallen ver. dwenen en vergeten zijn." Hij heeft Khroesjtsjev zelf voor zijn rekening ge nomen! In het boek vinden we overal de Spekpater terug van onze herinne ring: do predikant die spaarvarkens aan gruizels slaat en spekvarkens doet opfokken voor de bewoners van de Hochbunkers, die hij beschrijft met de ze alinea: „Treed binnen in dit moordhol, i: dit zwarte Beest met de witgekalkte ingewanden. Dring door tot in de diep ste buikholten vol grauwe mensen- brokken. Een verslindend dier. Van ruimte tot ruimte, van verdieping tot verdieping, omhoog en omlaag, over al zijn de giftige klieren van het mon ster in werking, overal speurt ge het verteringsproces, overal ruikt ge de ontbinding, overal ziet ge de wan hoop van de weerlozen die levend verslonden worden, uitgezogen, leeg- geperst, tot ze opgelost zijn in een naamloze en dierlijke mensenbrij." Dan zegt hij tegen zijn Vlaamse toe hoorders: „Luister. Als dit westen nog christelijk is, dan moet de dag komen dat we met vliegende kolon- nes vol troost en liefde oostwaarts trekken". Het duurde niet lang of het was zo ver. De Vlaamse schoolkinderen wer den gemobiliseerd voor de adoptie van drieduizend „rugzakpriesters t die maandelijks een levensmiddelenpakket en een brief van hun kleine bescher melingen ontvingen. Vijftienduizend ki lo levensmiddelen per maand werd die eerste jaren in pakketten naar de ze priesters gestuurd om henzelf in le ven te houden en hen tevens in staat te stellen, hun moeizaam apostolaat on der wanhopige verjaagden te ondersteu nen met daden van hulpbetoon. De nood van de ontheemden en hun priesters sloeg een storm van naastenliefde los, ook in Nederland. Het boek haalt er prachtige staaltjes van aan, zoals dat van de Hollandse slager, „die het tij dens de bezetting verdomd had zijn fiets bij de moffen in te leveren en die na een preek over Oostpriesterhulp het ve hikel vloekend afstond voor een rug zakpriester". Het was een van de hon derd preken die pater Werenfried van Straaten maandelijks hield in diverse landen. De nood leidde uiteindelijk ook tot de machtige organisatie van de rij dende kerken, de kapelwagens, die nog altijd een glorie zijn van de organisa tie. Daarna volgde de oouw van kloosters aan het IJzeren gordijn, waar tenslotte doorheen werd gestoten en waar door dit jaar voor een bedrag van 1.600.000 dollar wordt „geëxporteerd" aan kleding, medicamenten, levensmid delen, theologische handboeken, bre vieren, auto's, motorfietsen en aller lei andere dingen, die de mensen en de Kerk daar op de been moeten helpen houden tot de „betere toekomst" aan breekt, waar pater Werenfried zich op voorbereidt. De predikant heeft wel eens de in druk gewekt, als zou daarover in 1960 de beslissing vallen. Hij bracht dan het derde geheim van Fntima ter sprake. „Het mocht in 1960 gepubliceerd wor den. Dat is niet gebeurd. Maar zo be langrijk is het niet: hoofdzaak is de boodschap dat we ons moeten bekeren, dat we de liefde moeten beoefenen. Dat is niets nieuws, het staat al in het evan gelie", zegt hij, als we het onderwerp aanroeren. En verontschuldigend: „Al le volkspredikanten hebben met escha tologische visioenen gewerkt, dat mag toch gerust?" In zijn boek schrijft hij: „Fatima staat in verband met de bekering van Rusland. Als er niet ge luisterd wordt naar de boodschap van Fatima, zal Rusland zijn dwalingen en terreur over heel de wereld uit breiden. Indien we echter doen wat Maria in Fatima gevraagd heeft, zal Rusland zich bekeren. Eerst als Rus land zich bekeert, kan het vrede wor den." Wat de toekomst brengt, weet geen mens. Maar we moeten ons voorbereiden op de mogelijkheid dat het gofdijn valt. „Hier ligt een grote taak voor Oostpriesterhulp: de voor bereiding voor de betere toekomst, zo dat de westerse kerk onmiddellijk na de bevrijding met kolonnes van naas tenliefde en apostolaat naar de gekwel de en geschonden broeders in het oosten kan trekken." Hij beschrijft ook de - rvaringen die hij heeft opgedaan tijdens een reis achter het ijzeren gordijn, waar hi1, uiteraard incognito!, met bisschoppen en pries ters gesproken heeft. Het is schokken de lectuur. Ook de verslagen van zijn jongste ellende-reis in het verre oosten zijn in het boek vervat. Het boek „Oostpriesterhulp" zal bin nenkort ook in Nederland uitkomen. Het is de moeite van het lezen - en van het geven - ruimschoots waard. VIC LANGENHOFF (Van een onzer verslaggevers) e toenemende resistentie van schadelijke insecten tegen gif stoffen doet de biologen steeds intensiever speuren naar moge lijkheden om het ongedierte te bestrij den met biologische wapens. In "er- band daarmee is de oeeologie, die de onderlinge samenhang bestudeert van de verschillende componenten in een levensmilieu, actueler dan ooit: de ken nis die men vergaart over de manier waarop vogels en parasieten een insec tenbevolking reguleren, kan misschien in de praktijk worden benut. De na tuurlijke tegenkrachten, die zelfs in een onnatuurlijk cultuurmilieu nog al tijd werkzaam zijn, en die door een che mische bestrijding meestal even rigou reus worden gedecimeerd als de scha delijke insecten waar de bestrijding om begonnen is, kunnen wellicht dusdanig gemobiliseerd worden, dat de riskante en steeds minder effectieve gifspuite- rjj kan worden gestaakt, tenminste in bepaalde cultures. De tuinbouw zal de spuiterij nooit helemaal kunnen mis sen, tenzij men succes heeft met ande re biologische experimenten, zoals het kweken van resistente rassen en het inschakelen van ziektenverwekkende bacteriën. Er zijn nl. schadelijke in secten, die zelfs in kleine aantallen niet kunnen worden geduld, omdat ze heel de teelt waardeloos maken. Vo gels en parasieten kunnen hier niet ba ten, omdat zij een insectenbevolking wel reguleren, maar nooit uitroeien. Dat in een natuurlijk milieu ee" bepaald evenwicht bestaat, is al heel lang be kend. Elke diersoort kent populatie- schommelingen. maar t elkens kan men een terugkeer constateren naar een gemiddeld niveau. Het is niet een voudig, de manier waarop het even wicht in stand gehouden wordt, te ach terhalen, maar af en toe lichten scherp zinnige onderzoekers een tipje van de sluier op. Een van die onderzoekers is de bekende ornitholoog Luuk Tin bergen geweest, die in 1955 is overle den. Hij Jiet vele gegevens en nog niet gepubliceerd werk achter, speci aal op oecologisch gebied, en een van de interessantste studies was die over de schommelingen van insecten- en vo gelpopulaties in denncbossen, onlangs gepubliceerd in het tijdschrift van de Nederlandse Dierkundige Vereniging en gerefereerd in Ardea, waarvan Tinbergen redacteur is geweest. Tinbergen deed zjjn onderzoek in een 35-jarig dennebos op de Veluwe waar hij de insectendichtheid vont door te bepalen hoeveel insecten van elke soort voorkwamen per 400 loten dat was het aantal dat gemiddeld te Observatie-nest least met schuilhut. voederingen die Tinbergen en zijn medewerkers van hun schuilhutten uit konden waarnemen, kon 49177 keer de prooisoort worden vastgesteld. Het bleek, dat de vogels van sommige in sectensoorten een aanzienlijk deel van de aanwezige voorraad wegvingen, in een enkel geval zelfs 80 pet, in andere gevallen echter veel minder. vinden was boven 1 m2 bosoppervlak - - 'b: De vogelstand werd zoals gebruikelijk bepaald door het tellen van de zingen de mannetjes: het onderzoek is nl. ver richt in de tijd van het broedseizoen Het voedsel van 92 mezenbroedsels werd bestudeerd in nestkasten met een achterwand van glas, die werden op gehangen tegen een schuilhut. De waarnemers in de hutten konden daar door op een afstand van 20 cm zien. welke prooien aan de nestjongen wer den gebracht. Daar de meeste mezen ni-t meer dan één prooi tegelijk bren gen. terwijl hun menu in dennebossen uit een klein aantal goed herkenbare prooidieren bestaat, kon het overgrote deel van de prooien met zekerheid worden gedetermineerd: bij de 52509 Tinbergen heeft ontdekt, dat de mezen niet voor de voet weg pakken. Was dat wel het geval, dan zou het door de mezen aangebrachte voedsel een representatieve steekproef moeten vor men van de insoctenfauna die binnen het bereik van hun jachtwijze valt. De meest talrijk voorkomende soorten zouden dan ook in het mezenvoedsel het meest moe ten voorkomen. Maar deze „trefkans-hy pothese" gaat niet op en de onderzoeker verklaart dat, door allereerst het be grip risico-index in te voeren. Een grote rups loopt meer kans om door een mees te worden opgemerkt dan een kleine en een opvallend gekleurde of zeer beweeg lijke meer dan een goed gecamoufleerde die stil zit. De kans dat een prooidier door de mees wordt gegrepen noemt Tinbergen dan het „risico", Dat risico is niet voor alle stadia van het insect even groot: de larven van de dennespanner, ia zich in de grond verpoppen, zijn daar heel de winter veilig voor de mezen, de vlinders, die in jun; en juli vliegen, zijn het veel minder, maar het meest kwets baar is de soort als de vlinder eind mei of begin juni oas uit de pop gekomen zijn en enkele uren op de grond zitten te wachten tot hun vleugels volledig ontwikkeld en gedroogd zijn. Dat blijkt ud het hoge percentage van deze vlin ders, dat dan aan de jonge mezen ge vo<_rd wordt. Tinbergen heeft nu voor de diverse prooisoorten de relatieva ri sico-index berekend, door de in het me zenvoedsel aangetroffen aantallen te delen door de aantallenwaarin ze in de twijgmonsters voorkomen. De procentuele samenstelling van het mezenvoedsel zo wordt dan geconsta teerd, wordt bepaald door de relatieve talrijkheid van de prooisoorten èn door hun relatieve risico-indices. Het risico wordt volgens Tinbergen vooral bepaald door de grootte van de prooi en de smaak. De grotere soorten rupsen waren ni. in het mezenvoedsel veel talrijker vertegenwoordigd dan in de twijgen. De mezen selecteren de gro tere rupsen, doordat deze gemakkelijker te vinden zjjn, of doordat de mezen voor keur hebben voor grote irooien of door beide factoren. Dr. H. Kluyver vraagt zich hierbjj echter af, wat de invloed kan zijn van de door Tinbergen niet genoem de mogelijkheid, dat de kleine prooien door de mezen wel gevonden en gegre pen worden, maar ter plaatse door hen zelf worden opgegeten: in dat geval zou het voedsel dat aan de jongen wordt ge bracht, geen juist beeld geven van de jachtbuit van de ouden telijk naar te gaan zoeken; er ontwik kelt zich geen zoekbeeld zelfs als het een smakelijk insect betreft. Stijgt het aan tal insecten tot boven een bepaalde waar de, dan gaan de mezen ernaar zoeken. De dichtheid waarbij dit gebeurt is voor smakelijke insecten lager dan voor minder smakelijke. Wordt het in sect zeer talrijk, dan krijgen de vogels er genoeg van en schakelen na eni ge tijd weer over op andere insecten: zelfs de talrijkste soort maakte nooit meer dan 40 pet. van het voedsel uit. Waarschijnlijk komt een gemengd dieet de jongen ten goede. De tol die de vogels heffen is dus het grootst als de prooisoort een mati ge dichtheid bereikt. Tinbergen heeft ge poogd, na te gaan, wat dit betekent voor de aantalsregulatie. Aanvanke lijk kwam hij tot de volgende redene ring: in een gebied van lage tot mati ge dichtheid werken de vogels regule rend. Een prooisoort die tijdelijk schaars is, wordt gespaard; bii een matige dichtheid gaan de mezen zich erop toeleggen. Stijgt de populatie van een prooi tot meer dan matig, dan houdt de regulerende werking op: naarmate de populatie uitgroeit, dalen de procen tuele verliezen di- de prooi aan de vo gels lijdt en dit zal een verdere groei in de hand werken. De regulatie moet dan kennelijk van andere factoren uitgaan. et risico wordt behalve door groot te en smaak van de prooi ook be paald door het „zoekbeeld" dat de vogels hebben. Volgens de onderzoeker gaan de mezen op voedsel uit met een bepaald zoek beeld voor ogen. Uit de studie is gebleken, dat het een tijd duurt, voor de mezen een nieuw insect, dat zich ontwikkeld heeft, gaan vangen: in de twijgmonsters was het voorkomen van zulk een soo1" al enige tijd geconstateerd voor de soort in het mezenvoedsel werd at zijn oa.. de parasieten, die eieren leggen in hun slachtof fers: ieder gelegd parasietenel betekent de dood van één prooi dier. Opereert nu de volwassen para siet in een ijle populatie van prooien dan heeft hjj voor ieder slachtoffer een lange zoektijd nodig, waardoor slechts een geringe nakomelingschap tot ont wikkeling komt. Werkt de parasiet in een dichte bevolking, dan is het resul taat een hoog voortplantingscijfer. Op grond van theoretische modellen ver wacht de onderzoeker, dat het samen- spel van een insect en zijn parasiet zal leiden tot steeds grotere schomme lingen in hun populatiedichtheid. Als echter m het model ook de werking van de vogels betrokken wordt, blii- ken de schommelingen te worden af- gevlakt. Dit is te danken aan het feit, dat ule prooipopulaties door de vogels zoveel minder worden aangetast dan matig dichte bevolkingen. 'f'dt dan tot de hypothese, dat de insectenetende vogels een be- angr«ke rol spelen bij de afvlakking van de prooi- en parasiet-schommelin- fff'a zouden er dus toe bijdragen, vnn al lnsectenbevolking zich niet ver van de normale dichtheid verwijdert ïllufr de t0PPen en dalen in dé 7pkprp betrekkelÜk beperkt blijven. In zekere zin dragen ze dus bij tot hand having van die insectenbevolking, maar nnmppP,c£n,m.atig niveau- Het is niet nWpg„ pLdat andere roofvjjanden van plantenetende insecten, zoals spinnen en van roof levende insecten, dit even- 2en" Tinbergen was van plan, S v-l* ek °P basis van deze ge- dachten voort te zetten en uit te brei den. Misschien wordt dit door zün leer lingen nog eens gedaan. De oeeologie is een studie zonder ein- ae, maar ze is zo boeiend, dat ze steeds ierventer beoefend zal worden door bio- logen, die eenmaal gegrepen zijn door net wonderlijke samenspel van krach- dat schuilgaat achter het etiket „natuurlijk evenwicht". De verwachting dat die studie bovendien kan lelap„ opgenomen. Voor de regering is dit van prlkt lchp111 bovendien ka" ^iden tot groot belang. Zolang een inslct schaars ÏÏS wSf'SkiT gr0te ec0" s, loont het voor de vogels niet, er opzet- fcni jhiteressant aar n0g ex"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1961 | | pagina 9