Mis ja Mengelberg: jegimt VREEMD GENOEG Louis van Dijk: Blue-note van Bach Rogier van Otterloo: Zoon van m***\ HOE DE BEREMUTSEN IN DE MODE KII I MEN En hoe Teddy Theodoor werd I E ZATERDAG 4 NOVEMBER 1961 PAGINA 15 M WÊÈÊÊËË urt Mis ja Mengelberg (26), telg van een beroemde muzikale familie, voelt zich „De Grote Onbe- frepene" in de Nederlandse Jazz-wereld. Zoals hy daar achterover ligt in zyn ontzag- "Jke fauteuil, die moeiteloos zyn kleine, gedrongen figuur >1 j"ndt> maakt hij een ont redderde indruk. Met een ver foeide blik neemt hij mij op, schenkt af en toe welwillend ,.n begrijpend, rimpelloos glimlachje en staart voor het overige naar het hoge plafond IJ}. zijn ruime werkkamer. ™ISJa zwijgt. Blijft zwijgen, ten tweetal parkieten onder houden kwetterend een tien seconden-dienst tussen de klei ne volière in de hoek en een nauwelijks zichtbare antenne draad aan dtf andere kant van het vertrek. Juist boven onze hoofden passeren de gele en Ee blauwe parkiet elkaar, «aast de piano staat een teken- Jatel, waarachter een zwart harig meisje mooi zit te zijn. j romerig krast zij wat streep jes op het blanke papier. Ongeveer drie jaar geleden Wacht Misja Mengelberg tij- ?,ens een optreden in het Am- frerdamse Concertgebouw de jazzliefhebbers in verrukking hij zijn eigen compositie 4jr°mbi Zua" ten gehore bracht, extreme klankschoonheid °1 dissonantale akkoorden en ^Compliceerde ritmiek; een yaistrik voor een musicus al leen. De lange, magere handen ktn z*cb 'n de Piano- de ru§ hoog opgetrokken, het ex pressieve hoofd omlaag; een roofvogel op de rots klaar voor yn vernietigende attaque. Zo Peelt Misja Mengelberg. Zo Var, ook de „hogepriester" *5, de jazz Thelonious Monk. 0DsJa's muziek lijkt heel veel gem le- van Monk- ••Ik ben wel br spireerd door Monk", ver- Misja plotseling zijn »lna ondraaglijk zwijgen, {•"laar mijn muziek is toch "Cel anders." «Probeer je muziek eens te' Omschrijven", vraag ik. Het hoofd met de diepliggende, donkere ogen buigt naar voren. zijn verdwenen. Ik wil wel en zijn muzikale triomfen in de graag spelen ik verdien er Scheveningse „Cave", is er nu tenslotte geld mee maar ik een moeilijke periode voor de word niet meer gevraagd. Ze jonge musicus aangebroken, vinden mijn muziek te moeilijk. Hij is vergeten. Ergens in een Ik heb een tijdje geleden grote kamer aan de Zwarte- een grammofoonplaat gemaakt. Maar de plaat is nooit uitge bracht. Niet commercieel ge noeg." Te moeilijk. Niet commer cieel. Verleden jaar tijdens de Gaudcamus-muziekweek stuur de Misja Mengelberg een con certstuk in voor 17 instrumen ten. Het werd uitgevoerd door leden van het Utrechts Stedelijk Orkest. „In de kritieken werd mijn stuk gekraakt. Ik moest weg in Den Haag zit Misja op gesloten. Vrijwillig. Hij ont trekt zich aan het Haagse ge zelschapsleven, leest bijna nooit (alleen „de Avonden" heeft een grote indruk op hem ge maakt), hij is niet getrouwd, hij gelooft niets en in het ge sprek komt hij niet uit zijn woorden. Hij leeft in zijn mu ziek. Ten afscheid improviseert hij op Garners „Misty". Het meisje luistert aandachtig. De Hij tuurt naar zijn spelende vingers. „Eehh.... ja.... eehhwat-zal-ik-zeggen. Hij gaat weer verzitten, denkt diep na en staart weer naar het pla fond. Een volle minuut wacht ik zo. Maar er komt niets meer. Ergens slaat een pendule. De blauwe parkiet is iets te vroeg gestart en bereikt de volière als de gele nog moet vertrek ken. Het meisje kijkt even van haar werk op en gaat dan weer verder. Misja Mengelberg ziet ons vragend aan. „Is je muziek Misschien enigszins te om schrijven", herhaal ik. Misja Maakt een gebaar dat zoveel Wil zeggen als: „ach, natuur lijk, je hebt mij een vraag ge steld". Even is het weer stil. „Ja, hoe zou ik mijn muziek kunnen omschrijven", repeteert hij zachtjes. „Eehhtja laten we eens kijken nee... Nee, ik kan het niet." „Treed je nog veel op?" „Nee, nooit meer." „Waarom niet?" „Er is weinig belang stelling voor de jazz op het moment. Een heleboel jazz-clubs llllllllllllllllllilillllllllllllllllllllltlllllllllliiimi MIDDELBARE scholieren i!? „de Dominicaanse hoofd- J 9iudad Trujillo, hebben jachten tegen de politie, ,betoging van de scho lleren tegen het sluiten Van nun school (sio j) wilde op- ruimen De school werd ge sloten nadat de leerlingen het naambord „Presidente Tru jillo" "an de gevel van het febouw hadden gerukt. Hier- ij te bedenken, dat Trujil- lo's ex-stroman, president Balaguer, speciaal naar Ne York gereisd is om de V.N.- Assemblée te vertellen, dat zijn land than> zo'n liberale ko„rs volgt en alle resten van het Trujillisme heeft op geruimd. DIZ TAYLOR, de fi'.m-diva, nog Maar nauwelijks hersteld Van een ernstige ziekte, is M Rome, waar ze vertoeft Wegen haar titelrol in de fum „Cleopatra", welke daar wo dt opgenomen. ;ebeten door een aap. Het was maar aen kleine aap. maar met scherpe tandjes, die de film ster in haar middelvinger beten. Liz raf een gilletje, verplegers snelden toe, onafscheidelijke echtgenoot (zanger) Eddie Fisher (32) weerde hen af en tot aller opluchting bleek, dat aange nomen mocht worden, dat Mevrouw Taylor niet aan de verwonding zou bezwijken, fff' "M ander geschiedde "Jflens een wanaeling in de rouwige Stad, voor de uit stalling van een dierenhan- Wi]\ Wa,ar, Diz het aapje w"de strelen. er hard om lachen. Lachen om parkieten zijn in de volière en al die ouwe sokken van mu- hebben zowaar hun gekwetter ziekrecensenten. Weet u, ik zou mij pas goed ellendig heb ben gevoeld als men mjjn werk nu al geprezen had." Buiten een twintigtal jazz composities als „Jonathan" en „Blues after Pete" heeft hij nog verscheidene klassieke werken gemaakt, waaronder een stuk voor fluit, orgel, gitaar en zestien hoorns. Het werk is nog niet uitgevoerd. Op het Haags conservatorium waar Misja muziektheorie stu deert met piano als bijvak, res ten hem nog twee jaar van hard werken. Wat hij dan gaat doen? Misja weet het niet. „Mu ziek is alles voor mij", zegt hij. Dan is het weer stil. De blauwe en gele parkiet zitten nu samen op het draadje en minnekozen hartstochtelijk. Het meisje heeft zich nu omgedraaid en kijkt Misja biologerend aan. „Jazz", zegt Misja, wanhopig naar woorden zoekend, „jazz is een kwestie van milieu. Wij. blan ken, kunnen geen werkelijke jazz-muziek maken. Dat kun nen alleen de negers. Er be. staat zoiets als een „rode lijn" in de jazz. Onder die lijn spe len de blanken. Sommigen van hen spelen jazz. De meesten niet. Het zijn slechts de negers die boven de rode lijn daar waar de echte jazz geboren wordt uitkomen. Zijn favo rieten zijn Bud Powell, John Coltrane, Bix Beiderbecke (als hij piano speelt) en natuurlijk Thelonios „Sphere" Monk, die Lucebert eens „de duizeling wekkende mandarijn" noemde. In de klassieke muziek waar deert hij vooral Debussy (Jeux), Webern en Strawins- ky (De Japanse Liederen). Als ik de naam Bach noem maakt hij een afwerend gebaar. „Oh. nee", zegt hij. Verder luistert hij graag naar Arabische mu. gestaakt. De sfeer .mistv Misja Mengelberg gaat op in de muziek. mummimmmmmmminn overigens nog steeds betreuren dat ik straks als ik afgestudeerd ben aan het conservatorium de jazz-kant opwandel." Dit jaar is Louis van Dijk dan „doorgebroken". Hij werd winnaar van het Loosdrechtse concours, speelde in het Con certgebouw en trad vele ma len op voor radio en televisie. Iedere zaterdagavond is hij nu bezet. Hij trekt met zijn trio het hele land door en overal zijn de recenties even goed. Louis van Dijk heeft op zijn leeftijd reeds bereikt waar tal rijke veel oudere collega's al jaren naar uitzien. Zijn ouders houden de kranteknipsels bij. Over drie jaar is Louis van Dijk in het bezit van het eind diploma conservatorium piano en orgel. Hij kan dan alle kan ten op. Maar voor Louis bestaat er echter maar éér kant: de jazz. „Ik houd ontzettend veel van klassieke muziek, maar als ik moet kiezen dan wordt het de jazz." „Hij bezit de techniek van Oscar Peterson en de ti- rning van een Bud Powell," van de Matthaus Passion sterk. „Het orgel is een heerlijk schreef eens een recensent. En onder Piet van Egmond instrument" dacht Louis. Op hy had gelijk. Muzikaal-tech- dat moment kon hij niet ver- Louis van Dijk is ook organist van de Rrincessekerk. -sijdens de vele repetities de organist. Het boeide hem zat achter het imposante nlsch bezien kent Louis van ziek op de radio. „Ik vind het orgel van het Concertgebouw moeden dat hij jaren later nog Dijk geen problemen. Zijn in erg opwindend. Ik houd eigen- een vijftienjarig jongetje. Zijn eens in diezelfde kerk als or- medium of in up-tempo uitge- «-=> mist zou optreden. voerde improvisaties doet de De carrière van Louis is tot muziekliefhebber versteld staan, op heden stormachtig verlopen. jn 7jy„ prachtige akkoorden- Acht jaar was hij, toen hij zijn keus en swing herkent men de eerste pianolessen kreeg. 15 begenadigde musicus. lijk niet van een bepaalde com- voeten konden nauwelijks by ganist zou optreden, ponist. Ik hoor muziek van het pedaal komen. Nochtans be- moment tot moment. Er bestaat geleidde by solisten en ko; '-n alleen maar goede en slechte voortreffelijk. In een paar we- muziek. Alles kan op een be- ken had hy de hele orgelparti- paald moment muziek zijn." tuur ingestudeerd en was hij in Hij zwijgt even. ..Nee", zegt staat zonodig als assistent van Misja. „Nu hoor ik geen mu- v. Egmond op te treden. Dat ziek." jongetje was Louis van Dyk, „Wil je nog wat spelen?" zoon van de koster van de Prin- Mis.ia Mengelberg veert over- cessekerk in Amsterdam. Vader eind. „Graag", zegt hij. Het of moeder van Dijk zyn geen toen hij in Bachs Matthaus en Johannes-passion het orgel be- „Jazz zal altijd blijven staan" speelde. Op zijn zestiende jaar zegt Louis. Naast de klassieke na het behalen van het diploma muziek. Jazz is^ een fenomeen 3-jarige H.B.S. meldde hij zich als leerling aan het conserva- dat niet aan de voortdurend wisselende smaak van het pu- CJU„, „„.„as „cm „y. „c, .„„cuc. „y., torium. Een jaar later kreeg de bliek onderhevig is. Altyd zullen spasmodisch naar woorden zoe- van beiden uitzonderiyk muzi- jazz hem te pakken. Hij vorm- de blues, waar het mee be ken is voorbij. Opgelucht kaal. Louis hoeft daar niet rou- de met Tony van Hall en Her- gonnen is, blijven klinken. zijn Zombi Zua", wig om te zijn. Hij heeft nooit man Gest een trio en werd zal proberen straks als Jazz- „..-i1mnc^iic miiri hrnnri vprrOP IS speelt hy zonder dat zijn ouders het wis ten („anders had ik zeker niet gemogen") - tweede in het Loos musicus mijn brood te verdie hen. Daarnaast zal ik ook klas siek blijven spelen. Ik ben op drechtse jazz-concours. kunt het ogenblik helemaal in de zich de verbazing van mijn ouders voorstellen, toen zij mij barok-periode. Bach, Bach en nog eens Bach. Ik kom op dit plotseling als tweede-prijswin- genie maar niet uitgekeken. —ii - i- T_T 1 f /-J n t\ i q ts a q a on valt op de piano aan en van tiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiimimiiiiiimimi grillig van structuur, voort- de druk gevoeld van „ook iets durend kontrasten oproepend te moeten presteren". Zowel en bovenal boeiend. Misja Mengelberg als Rogier Twee jaar geleden won hij van Otterloo hebben ergens die het jazz-concours in Lcos- (vaak onbewus opgelegde) drecht. druk wel degelijk gevoeld. Na zijn successen in het Con- - - certeebouw in Loosdrecht, na Bij Louis van Dijk (19) ging naar op de televisie zagen. Hl. „fiWt v -oritreden in Milo An- dat anders. Hij luisterde tijdens Daarna heb ik noo meer last slaat de beginakkoorden «tndtV Sniecel der Kunsten" de diensten naar het spel van gehad met mijn ouders, die het een gedeelte uit de Johannes- staars „oyicgci uc passie aan. „Wat een smart zit daarin," roept hij opgetogen uit. „Hoe is het in hemelsnaam mo gelijk dat iemand zo iets moois kan schrijven." Hij speelt nog een accoord uit de passie. „Hoort u. Dat is gewoon de blue-note" van Bach. Hoe be- stêat het." „Van welke compo nisten houd je nog meer?" Louis denkt even na en zegt dan resoluut: „Honegger. Die twee oratoria „Le Roi David" en „Jeanne D'Arc" hebben een geweldige indruk op mij ge maakt. Badings waardeer ik ook erg. Ik geloof dat de elek tronische muziek een teken is van gebrek aan muzikale in ventie." Louis heeft zelf ook een aan tal werken geschreven, zowel voor de jazz- als de klassieke muziek. Tijdens een leerlingen uitvoering in de Bachzaal heeft hij een dubbel-fuga voor bas, drums, vibrafoon en piano uit gevoerd. Speciaal voor kerk diensten schreef hij een op John Lewis geïnspireerd thema getiteld „Gods ondoorgronde lijkheid", een warm gedragen stuk, eenvoudig maar verrassend in opzet en uitwerking. Voor zijn trio maakte hij een ballade „Gloomy Eyes" en diverse snel lere stukken. Voor orgel be werkte hij diverse koralen. „Klassiek speel ik het liefst op orgel", zegt Louis even later als wij ons tegen elf uur 's avonds in de half-duistere Princessekerk bevinden. Louis speelt een koraal, hét koraal van César Franck, een fuga van Bach-, een eigen improvisa tie op een bekende psalm en... „Whisper Not" van de ex-Mes- sengers-tenorist Benny Golson. Jazz op het orgel. Op de 23ste december zullen de hoofdste delijke jazz-liefhebbers in het Concertgebouw hem op het or gel kunnen beluisteren. Hij zal dan worden begeleid door Jacq. Schots, bas, en John Engels jr., slagwerk. Eind november kan men Louis van Dijk boren als gast-solist bij de big-band van Boy Edgar voor de VARA-mi- crofoon en over veertien dagen brengt Philips een plaat uit met drie nummers van het trio. Een laatste vraag: Wat den ken je medestudenten op het conservatorium over je jazz- plannen?" „Er zijn drie groepen: De eerste groep zegt bij het beluisteren van jazz-muziek al leen maar: Interessant. De tweede zegt tegen mij: Wat een rot muziek. Maar ik ben er zeker van dat zij dolgraag jazz zouden willen spelen, als zy het zouden kunnen.. Daar zit nu juist de kneep. De derde groep zegt tenslotte onomwon den: „Wij vinden jazz-muziek mooi, wij zouden het erg graag willen spelen". En de leraren? Zij schudden meewarig het hoofd en denken „Zonde toch van zo'n talent". Louis' orgel leraar, Simon C. Jansen, knikt helemaal afkeurend. Hij is met zijn gedachten al bij de 23ste december. FRANS BOELEN t i. - my i> i In enkele jaren werd Rogier van Otterloo jazz-pianist. Z™ VoueH,iUen}7 R°e,er dat hil in "lichte" muziek wilde pr ni S <19) kr'Jgt Rogier ging slagwerk spelen ik kom klMfc^w1 waar en daarna viooL Maar.dat ik kom klinkt het: Zeg, viel hem niet en zo kon het bent u met een zoon van gebeuren dat hij twee jaar ge- jahcna r Sfeks ik dan- leden ZO maar het plan opvatte Dat ben ik. Heus het heeft 0m piano te spelen. „Ik niet alleen -oordelen als je k?n er helemaal niets van, een leroemde vader hebt. Moet maar twee vrienden van het U nu eens zien," zegt Rogier. gymnasTum wilden ook een -Uj laat ons de achterzijde van instrument gaan bespelen. Ock het hoesje zien waarin een zy Sn toen nauwelyks hoe ?ra^lk"nKHktu'LTr0 zo'n instrument eruit zag. Wij v S r' On nian^wï' u besl°ten het „Goldcoast-combo staat het. „On piano we have 0p te richten Na enkele Rogier van Otterloo son of the maanden van hard studeren famous conductor of the Resi- waagden wii het e°ns in het S, n°rCBetrche Z aiïnZ" °Penbaar te treden. Het Otterloo „Belache ijk die flap- glng buiten verwachting goed. teksten. Rogier blokt oor zijn Toen zijn we verde» gegaan." eindexamen Gymnasium Alpha. In plaats var muziekboeken, De drie gymnasiasten sleepten zit 'iH In de laatste weken wat t rijsjes weg op diverse voortdurend met Homerus op concoursen. Al spoedic kregen schoot De jonge musicus ?ij medewerking van een doet erg zijn best. want hij is J°nge vocalist Edwin Rutten in de jerste en tweede klas (zoon van de cineast Gerard n h->t Gvm. biyven zitten Hutten) hij bleek een duidelijke omdat hii zyn aandacht te aanwinst. Tjdens een taienten- veel aan de muziek wijdde. J.acht was hy ontdekt door Maar nu wil ik het halen," i.1"3115 van Schaick. Deze had zegt hij vastbesloten. „Hoe- dfM geadviseerd: „Jongen, je wel.. We moeten nogal eens *UI»' een uitstekend jazz- speléi in het land." |anJfnf worden." Dat Knoopte Edwin goed in zyn oren. De A) heel vroeg werd Rogier gedachte aan een eventuele met de muziek vertrouwd ge- grammofoonplaat kwam hem maakt. Maar „the famous con- even aanlokkelijk als onwaar- ductor" stond wel evei raar te schjnlijk voor. Toch zou het kijken, toen zoonlief op een er m komen. „Een meneer gegeven dag kenbaar maakte -an de platenmaatschappij Delta kwam naar ons toe met het resultaat dat onze hele zomervakantie eraan ging. Iedere dag repeteren. De opna men werden gemaakt en sinds enkele maanden zijn wij al met „Swirgin' Swayers" op de markt." zegt Rogier triomfan telijk. „Overigens heeft deze plaat ervoor gezorgd dat wy niet aan het Loosdrechtse jazz festival konden dee'nemen. Let wedstrijdreglement staat dat alleen combo's die nog geen plaat hebben laten opne men aan het concours kunnen deeln men. Nou, daar zaten wij. Jammer." Rogier is helemaal weg van de jazz, al voegt hij er aan toe: „De jazz verdwynt toch op de duur. Ik heb het er eens met myp vader over ge had, maar die zegt het ook: De jazz is een modeverschynsel. Dat gaat weer voorby." Hij brengt ons in de grote kelder van de woning in de Willem Pyperstraat (in de Am sterdamse „Goudkust". Van daar de naam „Goldcoast- combo"). Op de muren van de kelder staan levensgrote jazz- figuren uitgebeeld: Ella Fitz gerald, Oscar Peterson Lucky Thompson en Gene Krupa. In de ruimte zelf staan een oude, volkomen ontstemde piano, een roestig drumstel en twee ge luidsversterkers. Hij speelt mij zijn plaatjè voor: swingende, happy-jrzz met knappe chorus- sen van de pianist, Rogier van Otterloo, die zich in twee jaar tijd techniek r.n een geheel eigen stijl heeft aangemeten. Zijn spel drukt duidelijk een stempel op de andere leden van het combo. Na de „zwarte" East-Coast, de „blanke" West- Coast nu dus weer een nieuwe richting: De Gold-Coas' Rogier lacht er eens om. „Weet U, wij spelen op deze platen ver boven ons kunnen. Dat zei myn vader ook toen hy de plaat hoorde. Het klinkt nu wel „lekker" maar vraag niet wat wy ervoor hebben moeten doen. Eén nummertje heb ik zelf gecomponeerd. Van de overige nummers heb ik het arrangement gemaakt. Arrangeren doe ik het liefste. Is ik begin volgend jaai ge slaagd ben, dan ga ik waar- schijnlrk naar het conserva torium muziek-theorie stu deren. Ik zou graag acangeur worden." Als grote voorbeel- den noemt hij Pete Rugoio en Stan Kenton. Dat is knap wat die „jongens" dotn. Heei knap. Mijn favoriete pianist? Oscar Peterson. wy.w &>AViVV In een klein huisje, dicht bij het bos, woonde een arme mutsenmaker. Veel werk had die mutsenmaker niet, want de meeste mensen droe- gtn petten en hoeden in plaats van mut sen. En wie niet veel te werken heeft, verdient maar weinig. Nu woonde er in het bos een grote bruine beer. Toen hij nog 'n klein beertje was, hadden zyn ouders hem Teddy genoemd. En zoals dat dikwijls gaat, was het altijd Teddy de beer gebleven, ook toen hy groot was geworden en heel sterk. Teddy de beer vond 't een kinderachtige naam. Hy dacht, dat de bosdieren hem altyd nog voor een klein kinderbeertje ver sleten. Zien ze dan niet, dat ik geen beer meer ben om Teddy te heten? dacht hij. En hy stampte met zyn dikke poten heel hard over het bospad. Maar de dieren die hij tegenkwam, zeiden ge woon dag Teddy de beer tegen hem. En al dat stampen hielp dus niets. Toen ging Teddy de beer heel rechtop lopen, met zyn buik vooruit en met zyn neus in de lucht. Maar de dieren zeiden tóch nog: dag Teddy de beer, en dat hielp dus ook al niet.' Op 'n keer kreeg Teddy het idee, om by de mutsenmaker een mooie bontmuts te laten maken. Een beer met een r uts op kon toch geen klein kinderbeertje meer zyn, vond hij. Kjjk 'ns aan, zei de mutsenmaker, toen hjj de beer zag binnenkomen. Ik hoop niet dat je gekomen bent om me op te eten. Je bent veel te mager voor me, brom de Teddy de beer. Maak maar liever 'n mooie bontmuts voor me. Vooruit dan maar, dacht de mutsen maker. Ik heb toch geen ander werk. Hy nam de maat en zei; over drie da gen is de muts klaar. Komt U hem ha len of moet ik hem bezorgen? Brengt U hem maar bjj mjj thuis, zei de beer. Ik woon in het bos, in het eerste bere- hol achter de kromme denneboom. De mutsenmaker ging dadelijk aan het werk en na drie dagen was de muts kiaar, 't Was een pracht van 'n bont muts geworden. Er zat een blinkende gesp op met n pluim. De mutsenmaker holde ermee naar het bos en bij het eerste bereho) achter de kromme den neboom klopte hij aan. Alsjeblieft beer, zei hy, toen de beer tevoorschyn kwam. Hy zette de muts op zyn kop en hield hem toen een spiegel voor, zodat hy zichzelf bekijken kon. De beer bekeek zich lang en aandachtig. Eerst met zyn éne oog, toen met het andere en ten slotte met allebei zijn ogen tegelyk. Het is heel mooi, zei hy toen. Ik dank je harteiyk, maar ik zal je maar geen poot geven, want dat zou niet zo ple zierig voor je zyn. Nee, laat maar zitten, zei de mutsen maker. Hij keerde zich om en ging naar huis. De beer ging natuurlyk dadelyk uit wandelen. Hij was erg benieuwd wat de bosdieren nu wel tegen hem zouden zeggen. Maar dat viel tegen. Ir, plaats van wat te zeggen, lachten de bosdie ren zich helemaal krom. En ze riepen: Teddy de beer heeft een muts op. Haha, kom eens kijken. Teddy met de bere. muts, Teddy met de beremuts. Ze lie pen allemaal achter hem aan en Teddy vluchtte verschrikt terug naar huis. Nou wordt het nóg erger, bromde Teddy de beer verdrietig. Nu lachen ze me "nog uit ook. En toen het avond geworden was, sloop hy stilletjes uit zijn hol, om de muts naar de mutsenmaker terug te brengen. Nu was het die avond juist groot feest in het dorpje by het bos. De muzikanten trokken door de straten en de tamboer met zijn stok liep voorop. Toen (le beer al die vrolijke muziek hoorde, werd hy nóg verdrietiger. Zy kunnen wel feest vieren, dacht hy. En mij lachen ze Uit. Toen nam hij de muts, drukte die op het hoofd van Ie tamboer en schreeuwde: hier, die lr voor jou Ga jij (laar maar eens mee rondlopen. En doe de complimenten maar aan die mutsenmakcr van jullie. De beremuts was wel 'n beetje groot voor de tamboer. Hf1 zakte helemaal over zijn oren en bijna nog over zyn ogen ook. Maar de tamboer was zó ge senrokken van die brommenae, grote beer. dat hy de muts niet durfde afzet- ten, maar er braaf mee rond bleef lopen. Het vreemde was, dat de mensen van het dorp er helemaal niet om moesten lachen. Ze vonden het juist leuk, dat de tamboer van de muziek zo'n mooie, hoge bontmuts op had. Dat moesten ze in de andere dorpen eens kunnen zien, zeiden ze. Toen marcheerden de muzikanten naar zeven andere dorpen in de omge ving. De tamboer met de bontmuts liep steeds maar voorop. Hij had 't wel wat warm, maar daar kon hy wel tegen. O, wat een mooie beremuts, riepen de men sen van de andere dorpen. Hadden ze by ons ook maar een tamboer met zo'n mooie muts. Dan moet je by ons in het dorp naar de mutsenmaker gaan, zei de tam boer trots. En toen moest hy gauw een paar huppelpasjes maken, want hy was door het praten uit de pas geraakt. Maar de volgende dag kwamen er al drie bestellingen bij de mutsenmaker binnen, voor nóg zo'n beremuts. En 'n dag later kwamen er nog twee bij. De mutsenmaker kreeg volop werk, want het nieuws over de beremuts ging van dorp naar stad en iedereen wilde mee doen met de laatste tamboer-mode. Al gauw was de mutseunaker niet arm meer, want al had hy dan die eer ste muts voor niets moeten maken, voor de andere kreeg hy nai. urlyk flink wat geld. Dat heb ik eigeniyk aan die grote, bruine beer te danken, dacht de mut senmaker. Ik moest hem toch 'ns wat gaan brengen. En op 'n zondag ging de mutsenmaker naar het bos met zeven potten honing, want hij wist dat beren daar dol op zyn. Teddy de beer zat in het eerste bere- hol achter de kromme denneboom en hjj was nog altyd verdrietig over zyn kinderachtige naam. Hoe wil je dan heten? vroeg de mut senmaker, terwijl hy papier en potlood tevoorschijn haalde. Urn um Theo door. byvoorbeeld, bromde de beer. Toen schreef de mutsenmaker op het papier: hier woont Theodoor, de uitvin der van de beremuts. Dat papier spij kerde hij aan de ingang van het hol. Eo je begrypt dat de bosdieren daar van opkeken en dat ze Teddy de beer voortaan heel eerbiedig Theodoor gin gen i.oemen. Hartelyk dank, bromde de beer met de nieuwe naam. Ik zal je maar geen poot geven, want, zoals ik laatst al zei, dat zou wel eens hard aan kunnen ko men. Nee, nee, laat maar zitten, zei de mut senmaker weer. Ik heb mij"' handen te genwoordig veel te hard nodig. En hier mee eindigt de geschiedenis van de mutsenmaker, die 't heel erg druk kreeg, omdat de beremutsen in de mode waren gekomen. LEA SMULDERS DE REDDENDE SCHIM Paul raapte het verbaasd op. Het was een verroest knipdingetje met een zwart geribbeld handvat. „Made in England", stond er op. Hoe was dat mes hier te recht gekomen? Een heel, heel klein vonkje hoop verwarmde Paul's hart. Een mes uit Europa, uit Engeland. Hy legde het voorzichtig in de palm van zyn linkerhand, streelde het alsof het A;,nemarie, zijn ievelingspoe was, ter. wjjl hij het byna met tederheid bekeek. B anke mensen zoals hij hadden het ge maakt en in handen genomen. Zijn wijs vinger gleed over de zwarte ribbels. „O Good gracious an ape. Allemach tig een aap". Vanachter het grote ge bouw kwam een man te voorschyn, een blanke man, die eensklaps veel haast Lid. Twee anderen, ook Manken, renden hem achterna. Dat was Paul te veel. Als een haas sprong hjj op, achter de vluchtende mannen aan, luid roepend: „Wait, wait, please wait". Aarzelend draaiden de vluchters zich om, renden nog een stuk verder, bleven dan beslui teloos staan. De bijna smekende stem van de jongen gaf een der mannen vol doende wilskracht om, zij het tergend langzaam, terug te keren. Wantrouwend bekeek hy Paul van top tot teen, dan hief hij zijn armen in de lucht en riep uit: „Paul...Paul Sanders, jü...jy bent toch Paul Sanders?" De jongen stond paf. „Wie bent U?" sta melde hy. Nauwelijks had hy de woor den uitgebracht of zijn mond viel open van verbazing. Nog kon hy niet gelo ven wat hy meende te zien. De man voor hem moest professjr de Bruyn zijn. Het was moeilijk om in deze fi guur met die lange verwilderde haren en die afgryselijke baard dt man te herkennen, die hy jarer. geleden naar de boot had gebracht. Zijn kleren waren vuil en gescheurd en aan zijn voeten h'ngen een paar lappen leer, die eens zijn schoenen moesten zyn geweest. Zon der een woord te kunnen uitbrengen drukte hij de opgeheven hand van de oude man Toen pas had hij zeker heid. De andere twee mannen, die in tussen ook waren teruggekomen, ver braken de stilte. „Hoe ben jy hier verzeild geraakt? Heb jy die aap mee gebracht?" Ze lieten hem geen tyd om alles te verwerken en dwongen hem zyn belevenissen te vertellen. Hakke lend bracht hy verslag uit van de ver geefse pogingen van zyn vader om zjln vriend terug te vinden. Hij beschreef zo goed als het ging zijn vreemde ont moeting met de aap en de byna onge lofelijke tocht tot in het dorp. Naarma te zijn verhaal vorderde herkreeg hy zyn kalmte. Daarna was het zyn beurt de mannen met vragen te overstelpen. Het relaas, dat hy te horen kreeg, was zeer droevig; zelfs verontrustend. Professor de Bruyn was aanvankelijk met een paar dragers doorgedrongen tot het hoge bergplateau, dat de aap met Paul beklommen had. Omdat de bestyging van de wand voor de man nen onmogelijk bleek, was de profes sor naar de bewoonde wereld terugge gaan om een hefschroefvliegtuig te hu ren. Met een jager en een piloot had hy het dorp zonder enige moeite be- reikt, waar ze op hartelijke wyze ont vangen werden. In optocht hadden de bewoners, die toen nog in schamele, lekke grashutten woonden, hen naar een soort even lekke grastempei gevoerd. Een groot feestmaal werd er aange richt met velerlei vruchten en gedroogd vlees. Tot een studie van de stam was de professor nooit gekomen omdat de inlanders hem daar geen tyd voor lie ten. Weken lang duurde het 'eest, daar na werden ze als een soort tempelgoden te werk gesteld. Ze hoefden en mochten niets anders doen dan geschenken in de vorm van nog meer vruchten en vlees in ontvangst nemen en handen drukken. Want. zo zeiden de dorpelin gen, alleen goden kunnen vliegen en zo'n lichte huidskleur dragen. We hoe ven hen maar hier te houden, het liefst voor altijd, en wy zyn tegen alle ge varen beschermd. Professor de Bruyn, die al gauw de taal meester was, probeerde hun dui delijk te maken wie en wat ze eigeniyk waren. Men achtte het verstandiger daarop niet te reageren. Hoe slim de goden ook waren, ze konden hun af komst met loochenen, aldus het com mentaar. Sedert de komst va.i de grote vogel waren de oogsten der vruchten zoekers en wildjagers goed geweest. Bovendien hadden zich geen wilde die ren meer in het dorp gewaagd. Dus geen flauwe streken, jullie zyn goden en daarmee uit. Over de verzorging hadden de man nen met te klagen. De beste vruchten en de grootste stukken vlees werden hun nadat het dorpshoofd zyn part had ge had, toebedeeld. Maar hun helicopter werd dag en nacht door krijgers be waakt. Trouwens vanaf de eerste dag nl verboden de grote vogel te na deren. Bang als ze geweest waren voor eventuele diefstallen, hadden ze al hun materiaal in de helicopter gelaten. Ta bak, scheermesjes, lucifers, geweren, al moesten ze missen. Over land vluchten was ondenkbaar, alleen de bes te klimmers van de stam waren in staat af te dalen langs de steile berg wand, die het hele dorp omringde. Al heel gauw hadden de mannen dan ook alle hoop laten varen. Uit louter verveling en heimwee had den ze het hele dorp opgebouwd naar een idee van professor de Bruyn, die de Oudhollandse vissersdorpjes niet had kunnen vergeten. Huis voor huis werd uit de grond gestampt. De bouwstenen hadden ze zelf gemaakt, terwyi de in landers voor leem en gevlochten gras matten zorgden. Om de dorpskoning mild te stemmen hadden ze voor hem zelfs een soort kasteel ontworpen met meer dan 20 kamers. Ofschoon de man er maar één gebruikte, was hij er erg mee in zyn schik. Nochtans bleef hij on genaakbaar, al hun smeekbeden en drei gementen ten spyt. Vele maanden waren zo voorby gegaan tot op zekere dag een der zwarte jagers bevend van angst terug in het dorp kwam met verhalen over een monsterachtige aap, die hem had aangevallen. Volgens hem was het dier in gezelschap geweest van een klei ne god, een god zoals hun eigen drie goden, wel van een kleiner formaat. Als een lopend vuurtje verspreidde het verhaal zich door het dorp, werd aangevuld met fantastische verzinsel tjes en bereikte de blanken als een hoopvol fabeltje. Wie had kunnen ver moeden dat er een kern van waarheid in stak? Een blanke jongen met een aap, het was meer iets voor een of an dere dwaze film. Zelfs nu nog scheen het hun bevattingsvermogen te boven te gaan. Midden in hun gesprekken keken ze vaak terloops naar de rus tende aap. Het gaf mets of Paul hen ook telkens weer gerust stelde. Alle drie gaven ze toe nooit zo'n geweldig dier gezien te hebben, ook de jagers. Het was een gorilla volgens de jager. Om de een of andere onverklaarbare reden moest het dier zich aan de jon gen gehecht hebben. Het kon zyn, dat het in het circus, waar het toe behoor de, een kleine jongen als oppasser had gehad, die hem goed verzorgde. Een andere verklaring was er niet voor te vinden. (Wordt vervolgd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1961 | | pagina 15