Mis ja Mengelberg:
jegimt
VREEMD
GENOEG
Louis van Dijk:
Blue-note van Bach
Rogier van Otterloo:
Zoon van
m***\
HOE DE BEREMUTSEN
IN DE MODE KII I MEN
En hoe Teddy Theodoor werd
I
E
ZATERDAG 4 NOVEMBER 1961
PAGINA 15
M WÊÈÊÊËË
urt
Mis ja Mengelberg (26),
telg van een beroemde
muzikale familie, voelt
zich „De Grote Onbe-
frepene" in de Nederlandse
Jazz-wereld. Zoals hy daar
achterover ligt in zyn ontzag-
"Jke fauteuil, die moeiteloos
zyn kleine, gedrongen figuur
>1 j"ndt> maakt hij een ont
redderde indruk. Met een ver
foeide blik neemt hij mij op,
schenkt af en toe welwillend
,.n begrijpend, rimpelloos
glimlachje en staart voor het
overige naar het hoge plafond
IJ}. zijn ruime werkkamer.
™ISJa zwijgt. Blijft zwijgen,
ten tweetal parkieten onder
houden kwetterend een tien
seconden-dienst tussen de klei
ne volière in de hoek en een
nauwelijks zichtbare antenne
draad aan dtf andere kant van
het vertrek. Juist boven onze
hoofden passeren de gele en
Ee blauwe parkiet elkaar,
«aast de piano staat een teken-
Jatel, waarachter een zwart
harig meisje mooi zit te zijn.
j romerig krast zij wat streep
jes op het blanke papier.
Ongeveer drie jaar geleden
Wacht Misja Mengelberg tij-
?,ens een optreden in het Am-
frerdamse Concertgebouw de
jazzliefhebbers in verrukking
hij zijn eigen compositie
4jr°mbi Zua" ten gehore bracht,
extreme klankschoonheid
°1 dissonantale akkoorden en
^Compliceerde ritmiek; een
yaistrik voor een musicus al
leen. De lange, magere handen
ktn z*cb 'n de Piano- de ru§
hoog opgetrokken, het ex
pressieve hoofd omlaag; een
roofvogel op de rots klaar voor
yn vernietigende attaque. Zo
Peelt Misja Mengelberg. Zo
Var, ook de „hogepriester"
*5, de jazz Thelonious Monk.
0DsJa's muziek lijkt heel veel
gem le- van Monk- ••Ik ben wel
br spireerd door Monk", ver-
Misja plotseling zijn
»lna ondraaglijk zwijgen,
{•"laar mijn muziek is toch
"Cel anders."
«Probeer je muziek eens te'
Omschrijven", vraag ik. Het
hoofd met de diepliggende,
donkere ogen buigt naar voren.
zijn verdwenen. Ik wil wel en zijn muzikale triomfen in de
graag spelen ik verdien er Scheveningse „Cave", is er nu
tenslotte geld mee maar ik een moeilijke periode voor de
word niet meer gevraagd. Ze jonge musicus aangebroken,
vinden mijn muziek te moeilijk. Hij is vergeten. Ergens in een
Ik heb een tijdje geleden grote kamer aan de Zwarte-
een grammofoonplaat gemaakt.
Maar de plaat is nooit uitge
bracht. Niet commercieel ge
noeg."
Te moeilijk. Niet commer
cieel. Verleden jaar tijdens de
Gaudcamus-muziekweek stuur
de Misja Mengelberg een con
certstuk in voor 17 instrumen
ten. Het werd uitgevoerd door
leden van het Utrechts Stedelijk
Orkest. „In de kritieken werd
mijn stuk gekraakt. Ik moest
weg in Den Haag zit Misja op
gesloten. Vrijwillig. Hij ont
trekt zich aan het Haagse ge
zelschapsleven, leest bijna nooit
(alleen „de Avonden" heeft
een grote indruk op hem ge
maakt), hij is niet getrouwd,
hij gelooft niets en in het ge
sprek komt hij niet uit zijn
woorden. Hij leeft in zijn mu
ziek. Ten afscheid improviseert
hij op Garners „Misty". Het
meisje luistert aandachtig. De
Hij tuurt naar zijn spelende
vingers. „Eehh.... ja....
eehhwat-zal-ik-zeggen. Hij
gaat weer verzitten, denkt diep
na en staart weer naar het pla
fond. Een volle minuut wacht
ik zo. Maar er komt niets meer.
Ergens slaat een pendule. De
blauwe parkiet is iets te vroeg
gestart en bereikt de volière
als de gele nog moet vertrek
ken. Het meisje kijkt even van
haar werk op en gaat dan weer
verder. Misja Mengelberg ziet
ons vragend aan. „Is je muziek
Misschien enigszins te om
schrijven", herhaal ik. Misja
Maakt een gebaar dat zoveel
Wil zeggen als: „ach, natuur
lijk, je hebt mij een vraag ge
steld". Even is het weer stil.
„Ja, hoe zou ik mijn muziek
kunnen omschrijven", repeteert
hij zachtjes. „Eehhtja
laten we eens kijken nee...
Nee, ik kan het niet."
„Treed je nog veel op?"
„Nee, nooit meer." „Waarom
niet?" „Er is weinig belang
stelling voor de jazz op het
moment. Een heleboel jazz-clubs
llllllllllllllllllilillllllllllllllllllllltlllllllllliiimi
MIDDELBARE scholieren
i!? „de Dominicaanse hoofd-
J 9iudad Trujillo, hebben
jachten tegen de politie,
,betoging van de scho
lleren tegen het sluiten Van
nun school (sio j) wilde op-
ruimen De school werd ge
sloten nadat de leerlingen het
naambord „Presidente Tru
jillo" "an de gevel van het
febouw hadden gerukt. Hier-
ij te bedenken, dat Trujil-
lo's ex-stroman, president
Balaguer, speciaal naar Ne
York gereisd is om de V.N.-
Assemblée te vertellen, dat
zijn land than> zo'n liberale
ko„rs volgt en alle resten
van het Trujillisme heeft op
geruimd.
DIZ TAYLOR, de fi'.m-diva, nog
Maar nauwelijks hersteld
Van een ernstige ziekte, is
M Rome, waar ze vertoeft
Wegen haar titelrol in de
fum „Cleopatra", welke daar
wo dt opgenomen. ;ebeten
door een aap. Het was maar
aen kleine aap. maar met
scherpe tandjes, die de film
ster in haar middelvinger
beten. Liz raf een gilletje,
verplegers snelden toe,
onafscheidelijke echtgenoot
(zanger) Eddie Fisher (32)
weerde hen af en tot aller
opluchting bleek, dat aange
nomen mocht worden, dat
Mevrouw Taylor niet aan de
verwonding zou bezwijken,
fff' "M ander geschiedde
"Jflens een wanaeling in de
rouwige Stad, voor de uit
stalling van een dierenhan-
Wi]\ Wa,ar, Diz het aapje
w"de strelen.
er hard om lachen. Lachen om parkieten zijn in de volière en
al die ouwe sokken van mu- hebben zowaar hun gekwetter
ziekrecensenten. Weet u, ik
zou mij pas goed ellendig heb
ben gevoeld als men mjjn werk
nu al geprezen had."
Buiten een twintigtal jazz
composities als „Jonathan" en
„Blues after Pete" heeft hij
nog verscheidene klassieke
werken gemaakt, waaronder een
stuk voor fluit, orgel, gitaar en
zestien hoorns. Het werk is nog
niet uitgevoerd.
Op het Haags conservatorium
waar Misja muziektheorie stu
deert met piano als bijvak, res
ten hem nog twee jaar van
hard werken. Wat hij dan gaat
doen? Misja weet het niet. „Mu
ziek is alles voor mij", zegt hij.
Dan is het weer stil. De blauwe
en gele parkiet zitten nu samen
op het draadje en minnekozen
hartstochtelijk. Het meisje heeft
zich nu omgedraaid en kijkt
Misja biologerend aan. „Jazz",
zegt Misja, wanhopig naar
woorden zoekend, „jazz is een
kwestie van milieu. Wij. blan
ken, kunnen geen werkelijke
jazz-muziek maken. Dat kun
nen alleen de negers. Er be.
staat zoiets als een „rode lijn"
in de jazz. Onder die lijn spe
len de blanken. Sommigen van
hen spelen jazz. De meesten
niet. Het zijn slechts de negers
die boven de rode lijn daar
waar de echte jazz geboren
wordt uitkomen. Zijn favo
rieten zijn Bud Powell, John
Coltrane, Bix Beiderbecke (als
hij piano speelt) en natuurlijk
Thelonios „Sphere" Monk, die
Lucebert eens „de duizeling
wekkende mandarijn" noemde.
In de klassieke muziek waar
deert hij vooral Debussy
(Jeux), Webern en Strawins-
ky (De Japanse Liederen). Als
ik de naam Bach noem maakt
hij een afwerend gebaar. „Oh.
nee", zegt hij. Verder luistert
hij graag naar Arabische mu.
gestaakt. De sfeer .mistv Misja Mengelberg gaat op in de muziek.
mummimmmmmmminn
overigens nog steeds betreuren
dat ik straks als ik afgestudeerd
ben aan het conservatorium de
jazz-kant opwandel."
Dit jaar is Louis van Dijk
dan „doorgebroken". Hij werd
winnaar van het Loosdrechtse
concours, speelde in het Con
certgebouw en trad vele ma
len op voor radio en televisie.
Iedere zaterdagavond is hij nu
bezet. Hij trekt met zijn trio
het hele land door en overal
zijn de recenties even goed.
Louis van Dijk heeft op zijn
leeftijd reeds bereikt waar tal
rijke veel oudere collega's al
jaren naar uitzien. Zijn ouders
houden de kranteknipsels bij.
Over drie jaar is Louis van
Dijk in het bezit van het eind
diploma conservatorium piano
en orgel. Hij kan dan alle kan
ten op. Maar voor Louis bestaat
er echter maar éér kant: de
jazz.
„Ik houd ontzettend veel van
klassieke muziek, maar als ik
moet kiezen dan wordt het de
jazz." „Hij bezit de techniek
van Oscar Peterson en de ti-
rning van een Bud Powell,"
van de Matthaus Passion sterk. „Het orgel is een heerlijk schreef eens een recensent. En
onder Piet van Egmond instrument" dacht Louis. Op hy had gelijk. Muzikaal-tech-
dat moment kon hij niet ver-
Louis van Dijk is ook organist van de Rrincessekerk.
-sijdens de vele repetities de organist. Het boeide hem
zat achter het imposante
nlsch bezien kent Louis van
ziek op de radio. „Ik vind het orgel van het Concertgebouw moeden dat hij jaren later nog Dijk geen problemen. Zijn in
erg opwindend. Ik houd eigen- een vijftienjarig jongetje. Zijn eens in diezelfde kerk als or- medium of in up-tempo uitge-
«-=> mist zou optreden. voerde improvisaties doet de
De carrière van Louis is tot muziekliefhebber versteld staan,
op heden stormachtig verlopen. jn 7jy„ prachtige akkoorden-
Acht jaar was hij, toen hij zijn keus en swing herkent men de
eerste pianolessen kreeg. 15 begenadigde musicus.
lijk niet van een bepaalde com- voeten konden nauwelijks by ganist zou optreden,
ponist. Ik hoor muziek van het pedaal komen. Nochtans be-
moment tot moment. Er bestaat geleidde by solisten en ko; '-n
alleen maar goede en slechte voortreffelijk. In een paar we-
muziek. Alles kan op een be- ken had hy de hele orgelparti-
paald moment muziek zijn." tuur ingestudeerd en was hij in
Hij zwijgt even. ..Nee", zegt staat zonodig als assistent van
Misja. „Nu hoor ik geen mu- v. Egmond op te treden. Dat
ziek." jongetje was Louis van Dyk,
„Wil je nog wat spelen?" zoon van de koster van de Prin-
Mis.ia Mengelberg veert over- cessekerk in Amsterdam. Vader
eind. „Graag", zegt hij. Het of moeder van Dijk zyn geen
toen hij in Bachs Matthaus en
Johannes-passion het orgel be-
„Jazz zal altijd blijven staan"
speelde. Op zijn zestiende jaar zegt Louis. Naast de klassieke
na het behalen van het diploma muziek. Jazz is^ een fenomeen
3-jarige H.B.S. meldde hij zich
als leerling aan het conserva-
dat niet aan de voortdurend
wisselende smaak van het pu-
CJU„, „„.„as „cm „y. „c, .„„cuc. „y., torium. Een jaar later kreeg de bliek onderhevig is. Altyd zullen
spasmodisch naar woorden zoe- van beiden uitzonderiyk muzi- jazz hem te pakken. Hij vorm- de blues, waar het mee be
ken is voorbij. Opgelucht kaal. Louis hoeft daar niet rou- de met Tony van Hall en Her- gonnen is, blijven klinken.
zijn Zombi Zua", wig om te zijn. Hij heeft nooit man Gest een trio en werd zal proberen straks als Jazz-
„..-i1mnc^iic miiri hrnnri vprrOP
IS
speelt hy
zonder dat zijn ouders het wis
ten („anders had ik zeker niet
gemogen") - tweede in het Loos
musicus mijn brood te verdie
hen. Daarnaast zal ik ook klas
siek blijven spelen. Ik ben op
drechtse jazz-concours. kunt het ogenblik helemaal in de
zich de verbazing van mijn
ouders voorstellen, toen zij mij
barok-periode. Bach, Bach en
nog eens Bach. Ik kom op dit
plotseling als tweede-prijswin- genie maar niet uitgekeken.
—ii - i- T_T 1 f /-J n t\ i q ts a q a on
valt op de piano aan en
van
tiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiimimiiiiiimimi
grillig van structuur, voort- de druk gevoeld van „ook iets
durend kontrasten oproepend te moeten presteren". Zowel
en bovenal boeiend. Misja Mengelberg als Rogier
Twee jaar geleden won hij van Otterloo hebben ergens die
het jazz-concours in Lcos- (vaak onbewus opgelegde)
drecht. druk wel degelijk gevoeld.
Na zijn successen in het Con- - -
certeebouw in Loosdrecht, na Bij Louis van Dijk (19) ging naar op de televisie zagen. Hl.
„fiWt v -oritreden in Milo An- dat anders. Hij luisterde tijdens Daarna heb ik noo meer last slaat de beginakkoorden
«tndtV Sniecel der Kunsten" de diensten naar het spel van gehad met mijn ouders, die het een gedeelte uit de Johannes-
staars „oyicgci uc passie aan. „Wat een smart zit
daarin," roept hij opgetogen uit.
„Hoe is het in hemelsnaam mo
gelijk dat iemand zo iets moois
kan schrijven." Hij speelt nog
een accoord uit de passie.
„Hoort u. Dat is gewoon de
blue-note" van Bach. Hoe be-
stêat het." „Van welke compo
nisten houd je nog meer?"
Louis denkt even na en zegt
dan resoluut: „Honegger. Die
twee oratoria „Le Roi David"
en „Jeanne D'Arc" hebben een
geweldige indruk op mij ge
maakt. Badings waardeer ik
ook erg. Ik geloof dat de elek
tronische muziek een teken is
van gebrek aan muzikale in
ventie."
Louis heeft zelf ook een aan
tal werken geschreven, zowel
voor de jazz- als de klassieke
muziek. Tijdens een leerlingen
uitvoering in de Bachzaal heeft
hij een dubbel-fuga voor bas,
drums, vibrafoon en piano uit
gevoerd. Speciaal voor kerk
diensten schreef hij een op
John Lewis geïnspireerd thema
getiteld „Gods ondoorgronde
lijkheid", een warm gedragen
stuk, eenvoudig maar verrassend
in opzet en uitwerking. Voor
zijn trio maakte hij een ballade
„Gloomy Eyes" en diverse snel
lere stukken. Voor orgel be
werkte hij diverse koralen.
„Klassiek speel ik het liefst op
orgel", zegt Louis even later
als wij ons tegen elf uur
's avonds in de half-duistere
Princessekerk bevinden. Louis
speelt een koraal, hét koraal
van César Franck, een fuga
van Bach-, een eigen improvisa
tie op een bekende psalm en...
„Whisper Not" van de ex-Mes-
sengers-tenorist Benny Golson.
Jazz op het orgel. Op de 23ste
december zullen de hoofdste
delijke jazz-liefhebbers in het
Concertgebouw hem op het or
gel kunnen beluisteren. Hij zal
dan worden begeleid door Jacq.
Schots, bas, en John Engels jr.,
slagwerk. Eind november kan
men Louis van Dijk boren als
gast-solist bij de big-band van
Boy Edgar voor de VARA-mi-
crofoon en over veertien dagen
brengt Philips een plaat uit met
drie nummers van het trio.
Een laatste vraag: Wat den
ken je medestudenten op het
conservatorium over je jazz-
plannen?" „Er zijn drie groepen:
De eerste groep zegt bij het
beluisteren van jazz-muziek al
leen maar: Interessant. De
tweede zegt tegen mij: Wat een
rot muziek. Maar ik ben er
zeker van dat zij dolgraag jazz
zouden willen spelen, als zy
het zouden kunnen.. Daar
zit nu juist de kneep. De derde
groep zegt tenslotte onomwon
den: „Wij vinden jazz-muziek
mooi, wij zouden het erg graag
willen spelen". En de leraren?
Zij schudden meewarig het
hoofd en denken „Zonde toch
van zo'n talent". Louis' orgel
leraar, Simon C. Jansen, knikt
helemaal afkeurend. Hij is met
zijn gedachten al bij de 23ste
december.
FRANS BOELEN
t
i. -
my i> i
In enkele jaren werd Rogier van Otterloo jazz-pianist.
Z™ VoueH,iUen}7 R°e,er dat hil in "lichte" muziek wilde
pr ni S <19) kr'Jgt Rogier ging slagwerk spelen
ik kom klMfc^w1 waar en daarna viooL Maar.dat
ik kom klinkt het: Zeg, viel hem niet en zo kon het
bent u met een zoon van gebeuren dat hij twee jaar ge-
jahcna r Sfeks ik dan- leden ZO maar het plan opvatte
Dat ben ik. Heus het heeft 0m piano te spelen. „Ik
niet alleen -oordelen als je k?n er helemaal niets van,
een leroemde vader hebt. Moet maar twee vrienden van het
U nu eens zien," zegt Rogier. gymnasTum wilden ook een
-Uj laat ons de achterzijde van instrument gaan bespelen. Ock
het hoesje zien waarin een zy Sn toen nauwelyks hoe
?ra^lk"nKHktu'LTr0 zo'n instrument eruit zag. Wij
v S r' On nian^wï' u besl°ten het „Goldcoast-combo
staat het. „On piano we have 0p te richten Na enkele
Rogier van Otterloo son of the maanden van hard studeren
famous conductor of the Resi- waagden wii het e°ns in het
S, n°rCBetrche Z aiïnZ" °Penbaar te treden. Het
Otterloo „Belache ijk die flap- glng buiten verwachting goed.
teksten. Rogier blokt oor zijn Toen zijn we verde» gegaan."
eindexamen Gymnasium Alpha.
In plaats var muziekboeken, De drie gymnasiasten sleepten
zit 'iH In de laatste weken wat t rijsjes weg op diverse
voortdurend met Homerus op concoursen. Al spoedic kregen
schoot De jonge musicus ?ij medewerking van een
doet erg zijn best. want hij is J°nge vocalist Edwin Rutten
in de jerste en tweede klas (zoon van de cineast Gerard
n h->t Gvm. biyven zitten Hutten) hij bleek een duidelijke
omdat hii zyn aandacht te aanwinst. Tjdens een taienten-
veel aan de muziek wijdde. J.acht was hy ontdekt door
Maar nu wil ik het halen," i.1"3115 van Schaick. Deze had
zegt hij vastbesloten. „Hoe- dfM geadviseerd: „Jongen, je
wel.. We moeten nogal eens *UI»' een uitstekend jazz-
speléi in het land." |anJfnf worden." Dat Knoopte
Edwin goed in zyn oren. De
A) heel vroeg werd Rogier gedachte aan een eventuele
met de muziek vertrouwd ge- grammofoonplaat kwam hem
maakt. Maar „the famous con- even aanlokkelijk als onwaar-
ductor" stond wel evei raar te schjnlijk voor. Toch zou het
kijken, toen zoonlief op een er m komen. „Een meneer
gegeven dag kenbaar maakte -an de platenmaatschappij
Delta kwam naar ons toe met
het resultaat dat onze hele
zomervakantie eraan ging.
Iedere dag repeteren. De opna
men werden gemaakt en sinds
enkele maanden zijn wij al met
„Swirgin' Swayers" op de
markt." zegt Rogier triomfan
telijk. „Overigens heeft deze
plaat ervoor gezorgd dat wy
niet aan het Loosdrechtse jazz
festival konden dee'nemen.
Let wedstrijdreglement staat
dat alleen combo's die nog
geen plaat hebben laten opne
men aan het concours kunnen
deeln men. Nou, daar zaten
wij. Jammer."
Rogier is helemaal weg van
de jazz, al voegt hij er aan
toe: „De jazz verdwynt toch
op de duur. Ik heb het er
eens met myp vader over ge
had, maar die zegt het ook: De
jazz is een modeverschynsel.
Dat gaat weer voorby."
Hij brengt ons in de grote
kelder van de woning in de
Willem Pyperstraat (in de Am
sterdamse „Goudkust". Van
daar de naam „Goldcoast-
combo"). Op de muren van de
kelder staan levensgrote jazz-
figuren uitgebeeld: Ella Fitz
gerald, Oscar Peterson Lucky
Thompson en Gene Krupa. In
de ruimte zelf staan een oude,
volkomen ontstemde piano, een
roestig drumstel en twee ge
luidsversterkers. Hij speelt mij
zijn plaatjè voor: swingende,
happy-jrzz met knappe chorus-
sen van de pianist, Rogier van
Otterloo, die zich in twee jaar
tijd techniek r.n een geheel
eigen stijl heeft aangemeten.
Zijn spel drukt duidelijk een
stempel op de andere leden van
het combo. Na de „zwarte"
East-Coast, de „blanke" West-
Coast nu dus weer een nieuwe
richting: De Gold-Coas' Rogier
lacht er eens om.
„Weet U, wij spelen op deze
platen ver boven ons kunnen.
Dat zei myn vader ook toen
hy de plaat hoorde. Het klinkt
nu wel „lekker" maar vraag
niet wat wy ervoor hebben
moeten doen. Eén nummertje
heb ik zelf gecomponeerd. Van
de overige nummers heb ik
het arrangement gemaakt.
Arrangeren doe ik het liefste.
Is ik begin volgend jaai ge
slaagd ben, dan ga ik waar-
schijnlrk naar het conserva
torium muziek-theorie stu
deren. Ik zou graag acangeur
worden." Als grote voorbeel-
den noemt hij Pete Rugoio en
Stan Kenton. Dat is knap wat
die „jongens" dotn. Heei knap.
Mijn favoriete pianist? Oscar
Peterson.
wy.w
&>AViVV
In een klein huisje, dicht bij het bos,
woonde een arme mutsenmaker.
Veel werk had die mutsenmaker
niet, want de meeste mensen droe-
gtn petten en hoeden in plaats van mut
sen. En wie niet veel te werken heeft,
verdient maar weinig. Nu woonde er
in het bos een grote bruine beer. Toen
hij nog 'n klein beertje was, hadden zyn
ouders hem Teddy genoemd. En zoals
dat dikwijls gaat, was het altijd Teddy
de beer gebleven, ook toen hy groot
was geworden en heel sterk. Teddy de
beer vond 't een kinderachtige naam.
Hy dacht, dat de bosdieren hem altyd
nog voor een klein kinderbeertje ver
sleten. Zien ze dan niet, dat ik geen
beer meer ben om Teddy te heten?
dacht hij. En hy stampte met zyn dikke
poten heel hard over het bospad. Maar
de dieren die hij tegenkwam, zeiden ge
woon dag Teddy de beer tegen hem.
En al dat stampen hielp dus niets. Toen
ging Teddy de beer heel rechtop lopen,
met zyn buik vooruit en met zyn neus
in de lucht. Maar de dieren zeiden tóch
nog: dag Teddy de beer, en dat hielp
dus ook al niet.' Op 'n keer kreeg Teddy
het idee, om by de mutsenmaker een
mooie bontmuts te laten maken. Een
beer met een r uts op kon toch geen
klein kinderbeertje meer zyn, vond hij.
Kjjk 'ns aan, zei de mutsenmaker,
toen hjj de beer zag binnenkomen. Ik
hoop niet dat je gekomen bent om me
op te eten.
Je bent veel te mager voor me, brom
de Teddy de beer. Maak maar liever
'n mooie bontmuts voor me.
Vooruit dan maar, dacht de mutsen
maker. Ik heb toch geen ander werk.
Hy nam de maat en zei; over drie da
gen is de muts klaar. Komt U hem ha
len of moet ik hem bezorgen? Brengt
U hem maar bjj mjj thuis, zei de beer.
Ik woon in het bos, in het eerste bere-
hol achter de kromme denneboom.
De mutsenmaker ging dadelijk aan
het werk en na drie dagen was de muts
kiaar, 't Was een pracht van 'n bont
muts geworden. Er zat een blinkende
gesp op met n pluim. De mutsenmaker
holde ermee naar het bos en bij het
eerste bereho) achter de kromme den
neboom klopte hij aan. Alsjeblieft beer,
zei hy, toen de beer tevoorschyn kwam.
Hy zette de muts op zyn kop en hield
hem toen een spiegel voor, zodat hy
zichzelf bekijken kon. De beer bekeek
zich lang en aandachtig. Eerst met zyn
éne oog, toen met het andere en ten
slotte met allebei zijn ogen tegelyk.
Het is heel mooi, zei hy toen. Ik dank
je harteiyk, maar ik zal je maar geen
poot geven, want dat zou niet zo ple
zierig voor je zyn.
Nee, laat maar zitten, zei de mutsen
maker. Hij keerde zich om en ging naar
huis. De beer ging natuurlyk dadelyk
uit wandelen. Hij was erg benieuwd wat
de bosdieren nu wel tegen hem zouden
zeggen. Maar dat viel tegen. Ir, plaats
van wat te zeggen, lachten de bosdie
ren zich helemaal krom. En ze riepen:
Teddy de beer heeft een muts op. Haha,
kom eens kijken. Teddy met de bere.
muts, Teddy met de beremuts. Ze lie
pen allemaal achter hem aan en Teddy
vluchtte verschrikt terug naar huis. Nou
wordt het nóg erger, bromde Teddy de
beer verdrietig. Nu lachen ze me "nog
uit ook. En toen het avond geworden
was, sloop hy stilletjes uit zijn hol, om
de muts naar de mutsenmaker terug
te brengen. Nu was het die avond juist
groot feest in het dorpje by het bos.
De muzikanten trokken door de straten
en de tamboer met zijn stok liep voorop.
Toen (le beer al die vrolijke muziek
hoorde, werd hy nóg verdrietiger. Zy
kunnen wel feest vieren, dacht hy. En
mij lachen ze Uit. Toen nam hij de muts,
drukte die op het hoofd van Ie tamboer
en schreeuwde: hier, die lr voor jou
Ga jij (laar maar eens mee rondlopen.
En doe de complimenten maar aan die
mutsenmakcr van jullie.
De beremuts was wel 'n beetje groot
voor de tamboer. Hf1 zakte helemaal
over zijn oren en bijna nog over zyn
ogen ook. Maar de tamboer was zó ge
senrokken van die brommenae, grote
beer. dat hy de muts niet durfde afzet-
ten, maar er braaf mee rond bleef lopen.
Het vreemde was, dat de mensen van
het dorp er helemaal niet om moesten
lachen. Ze vonden het juist leuk, dat
de tamboer van de muziek zo'n mooie,
hoge bontmuts op had. Dat moesten
ze in de andere dorpen eens kunnen
zien, zeiden ze.
Toen marcheerden de muzikanten
naar zeven andere dorpen in de omge
ving. De tamboer met de bontmuts liep
steeds maar voorop. Hij had 't wel wat
warm, maar daar kon hy wel tegen. O,
wat een mooie beremuts, riepen de men
sen van de andere dorpen. Hadden ze
by ons ook maar een tamboer met zo'n
mooie muts.
Dan moet je by ons in het dorp
naar de mutsenmaker gaan, zei de tam
boer trots. En toen moest hy gauw een
paar huppelpasjes maken, want hy was
door het praten uit de pas geraakt.
Maar de volgende dag kwamen er
al drie bestellingen bij de mutsenmaker
binnen, voor nóg zo'n beremuts. En 'n
dag later kwamen er nog twee bij. De
mutsenmaker kreeg volop werk, want
het nieuws over de beremuts ging van
dorp naar stad en iedereen wilde mee
doen met de laatste tamboer-mode.
Al gauw was de mutseunaker niet
arm meer, want al had hy dan die eer
ste muts voor niets moeten maken, voor
de andere kreeg hy nai. urlyk flink
wat geld.
Dat heb ik eigeniyk aan die grote,
bruine beer te danken, dacht de mut
senmaker. Ik moest hem toch 'ns wat
gaan brengen. En op 'n zondag ging de
mutsenmaker naar het bos met zeven
potten honing, want hij wist dat beren
daar dol op zyn.
Teddy de beer zat in het eerste bere-
hol achter de kromme denneboom en
hjj was nog altyd verdrietig over zyn
kinderachtige naam.
Hoe wil je dan heten? vroeg de mut
senmaker, terwijl hy papier en potlood
tevoorschijn haalde. Urn um Theo
door. byvoorbeeld, bromde de beer.
Toen schreef de mutsenmaker op het
papier: hier woont Theodoor, de uitvin
der van de beremuts. Dat papier spij
kerde hij aan de ingang van het hol.
Eo je begrypt dat de bosdieren daar
van opkeken en dat ze Teddy de beer
voortaan heel eerbiedig Theodoor gin
gen i.oemen.
Hartelyk dank, bromde de beer met
de nieuwe naam. Ik zal je maar geen
poot geven, want, zoals ik laatst al zei,
dat zou wel eens hard aan kunnen ko
men.
Nee, nee, laat maar zitten, zei de mut
senmaker weer. Ik heb mij"' handen te
genwoordig veel te hard nodig. En hier
mee eindigt de geschiedenis van de
mutsenmaker, die 't heel erg druk
kreeg, omdat de beremutsen in de mode
waren gekomen.
LEA SMULDERS
DE REDDENDE SCHIM
Paul raapte het verbaasd op. Het was
een verroest knipdingetje met een zwart
geribbeld handvat. „Made in England",
stond er op. Hoe was dat mes hier te
recht gekomen? Een heel, heel klein
vonkje hoop verwarmde Paul's hart.
Een mes uit Europa, uit Engeland. Hy
legde het voorzichtig in de palm van
zyn linkerhand, streelde het alsof het
A;,nemarie, zijn ievelingspoe was, ter.
wjjl hij het byna met tederheid bekeek.
B anke mensen zoals hij hadden het ge
maakt en in handen genomen. Zijn wijs
vinger gleed over de zwarte ribbels.
„O Good gracious an ape. Allemach
tig een aap". Vanachter het grote ge
bouw kwam een man te voorschyn, een
blanke man, die eensklaps veel haast
Lid. Twee anderen, ook Manken, renden
hem achterna. Dat was Paul te veel.
Als een haas sprong hjj op, achter de
vluchtende mannen aan, luid roepend:
„Wait, wait, please wait". Aarzelend
draaiden de vluchters zich om, renden
nog een stuk verder, bleven dan beslui
teloos staan. De bijna smekende stem
van de jongen gaf een der mannen vol
doende wilskracht om, zij het tergend
langzaam, terug te keren.
Wantrouwend bekeek hy Paul van top
tot teen, dan hief hij zijn armen in de
lucht en riep uit: „Paul...Paul Sanders,
jü...jy bent toch Paul Sanders?" De
jongen stond paf. „Wie bent U?" sta
melde hy. Nauwelijks had hy de woor
den uitgebracht of zijn mond viel open
van verbazing. Nog kon hy niet gelo
ven wat hy meende te zien. De man
voor hem moest professjr de Bruyn
zijn. Het was moeilijk om in deze fi
guur met die lange verwilderde haren
en die afgryselijke baard dt man te
herkennen, die hy jarer. geleden naar de
boot had gebracht. Zijn kleren waren
vuil en gescheurd en aan zijn voeten
h'ngen een paar lappen leer, die eens
zijn schoenen moesten zyn geweest. Zon
der een woord te kunnen uitbrengen
drukte hij de opgeheven hand van de
oude man Toen pas had hij zeker
heid. De andere twee mannen, die in
tussen ook waren teruggekomen, ver
braken de stilte. „Hoe ben jy hier
verzeild geraakt? Heb jy die aap mee
gebracht?" Ze lieten hem geen tyd om
alles te verwerken en dwongen hem
zyn belevenissen te vertellen. Hakke
lend bracht hy verslag uit van de ver
geefse pogingen van zyn vader om zjln
vriend terug te vinden. Hij beschreef
zo goed als het ging zijn vreemde ont
moeting met de aap en de byna onge
lofelijke tocht tot in het dorp. Naarma
te zijn verhaal vorderde herkreeg hy
zyn kalmte. Daarna was het zyn beurt
de mannen met vragen te overstelpen.
Het relaas, dat hy te horen kreeg,
was zeer droevig; zelfs verontrustend.
Professor de Bruyn was aanvankelijk
met een paar dragers doorgedrongen
tot het hoge bergplateau, dat de aap
met Paul beklommen had. Omdat de
bestyging van de wand voor de man
nen onmogelijk bleek, was de profes
sor naar de bewoonde wereld terugge
gaan om een hefschroefvliegtuig te hu
ren. Met een jager en een piloot had
hy het dorp zonder enige moeite be-
reikt, waar ze op hartelijke wyze ont
vangen werden. In optocht hadden de
bewoners, die toen nog in schamele,
lekke grashutten woonden, hen naar een
soort even lekke grastempei gevoerd.
Een groot feestmaal werd er aange
richt met velerlei vruchten en gedroogd
vlees. Tot een studie van de stam was
de professor nooit gekomen omdat de
inlanders hem daar geen tyd voor lie
ten. Weken lang duurde het 'eest, daar
na werden ze als een soort tempelgoden
te werk gesteld. Ze hoefden en mochten
niets anders doen dan geschenken in
de vorm van nog meer vruchten en
vlees in ontvangst nemen en handen
drukken. Want. zo zeiden de dorpelin
gen, alleen goden kunnen vliegen en
zo'n lichte huidskleur dragen. We hoe
ven hen maar hier te houden, het liefst
voor altijd, en wy zyn tegen alle ge
varen beschermd.
Professor de Bruyn, die al gauw de
taal meester was, probeerde hun dui
delijk te maken wie en wat ze eigeniyk
waren. Men achtte het verstandiger
daarop niet te reageren. Hoe slim de
goden ook waren, ze konden hun af
komst met loochenen, aldus het com
mentaar. Sedert de komst va.i de grote
vogel waren de oogsten der vruchten
zoekers en wildjagers goed geweest.
Bovendien hadden zich geen wilde die
ren meer in het dorp gewaagd. Dus geen
flauwe streken, jullie zyn goden en
daarmee uit.
Over de verzorging hadden de man
nen met te klagen. De beste vruchten
en de grootste stukken vlees werden hun
nadat het dorpshoofd zyn part had ge
had, toebedeeld. Maar hun helicopter
werd dag en nacht door krijgers be
waakt. Trouwens vanaf de eerste dag
nl verboden de grote vogel te na
deren. Bang als ze geweest waren voor
eventuele diefstallen, hadden ze al hun
materiaal in de helicopter gelaten. Ta
bak, scheermesjes, lucifers, geweren,
al moesten ze missen. Over land
vluchten was ondenkbaar, alleen de bes
te klimmers van de stam waren in
staat af te dalen langs de steile berg
wand, die het hele dorp omringde. Al
heel gauw hadden de mannen dan ook
alle hoop laten varen.
Uit louter verveling en heimwee had
den ze het hele dorp opgebouwd naar
een idee van professor de Bruyn, die
de Oudhollandse vissersdorpjes niet had
kunnen vergeten. Huis voor huis werd
uit de grond gestampt. De bouwstenen
hadden ze zelf gemaakt, terwyi de in
landers voor leem en gevlochten gras
matten zorgden. Om de dorpskoning
mild te stemmen hadden ze voor hem
zelfs een soort kasteel ontworpen met
meer dan 20 kamers. Ofschoon de man
er maar één gebruikte, was hij er erg
mee in zyn schik. Nochtans bleef hij on
genaakbaar, al hun smeekbeden en drei
gementen ten spyt. Vele maanden waren
zo voorby gegaan tot op zekere dag een
der zwarte jagers bevend van angst
terug in het dorp kwam met verhalen
over een monsterachtige aap, die hem
had aangevallen. Volgens hem was het
dier in gezelschap geweest van een klei
ne god, een god zoals hun eigen drie
goden, wel van een kleiner formaat.
Als een lopend vuurtje verspreidde
het verhaal zich door het dorp, werd
aangevuld met fantastische verzinsel
tjes en bereikte de blanken als een
hoopvol fabeltje. Wie had kunnen ver
moeden dat er een kern van waarheid
in stak? Een blanke jongen met een
aap, het was meer iets voor een of an
dere dwaze film. Zelfs nu nog scheen
het hun bevattingsvermogen te boven
te gaan. Midden in hun gesprekken
keken ze vaak terloops naar de rus
tende aap. Het gaf mets of Paul hen
ook telkens weer gerust stelde. Alle
drie gaven ze toe nooit zo'n geweldig
dier gezien te hebben, ook de jagers.
Het was een gorilla volgens de jager.
Om de een of andere onverklaarbare
reden moest het dier zich aan de jon
gen gehecht hebben. Het kon zyn, dat
het in het circus, waar het toe behoor
de, een kleine jongen als oppasser had
gehad, die hem goed verzorgde. Een
andere verklaring was er niet voor te
vinden.
(Wordt vervolgd