Financiering van olieleveranties aan Europa eist tot 1975 f Westerse olie-industrie moet grootste deel zelf fourneren Verdere prijsdaling zou de zelffinanciering aantasten PRINS BERNHARD TERUG UIT NEW YORK BEN BELLA BEËINDIGT ZIJN HONGERSTAKING DUITSE ENQUÊTE: verwachtingen van ten aanzien van het concilie (II) leken DIRECTEUR VAN DE ..KONINKLIJKE": Brits bezoek aan GHANA voorbij Na negentien dagen Niet te onderschatten effect 5? Opnieuw infiltranten in Nieuw-Guinea DINSDAG 21 NOVEMBER 1961 PAGINA 11 P cv?& 'osr"<1 Werd in Europa (de O.E.S.O.- landen) in 1960 180 mil joen ton olie verbruikt, 2Ünde meer dan 30% van de daar Verbruikte energie, in 1975 meent 'ben dat het gebruik van olie meer dan verdubbeld zal zijn en dat Europa dan waarschijnlijk zelfs ^50 miljoen ton olie meer nodig 2al hebben dan in 1960. Het aan deel van aardolieprodukten in het totale energieverbruik van Europa kan dan de 50% benade len, De totale uitgaven in en voor Europa ter dekking van de uit leiding van de hoeveelheid olie en (je vervanging van oudere in flaties in de eerstvolgende Vijftien jaar kunnen op een bedrag Van circa 100 miljard gulden wor den gesteld (in de afgelopen vjjf- Een jaar 40-45 miljard). Zon der investeringen op deze schaal 'b nieuwe installaties zullen noch de verwachtingen van de produce rende landen, noch de behoeften Van de verbruikers kunnen wor den vervuld. Zelfs al kan de olie- 'ndustrie in toenemende mate ge bruik maken van de ruimere in ternationale geldmarkt en dit hangt af van haar vermogen een behoorlijk rendement te tonen dan moet het grootste gedeelte Van de middelen voor de bouw Van nieuwe installaties en de uit breiding van de bestaande, uit de eigen fondsen der olie-industrie blijven komen. Het financieel wei- Zijn van het aardoliebedrijf is daarom onontbeerlijk, wil deze kunnen voldoen aan de steeds stijgênde oliebehoeften van Euro- en..wil men inderdaad de in- ®tr®e ontwikkeling baseren op in !°enernend verbruik van olie Plaats van op de stimulering an andere, maar kostbaarder er|ergiebronnen. Aldus ir. L. Sche- Pers, directeur van de Koninklijke Nederlandse Petroleum Mij, in een rede gehouden voor het De- Parlement Den Haag van de Nederlandse Mij. voor Nijverheid eb Handel. Voldoende reserves Olie-overschot Regering en olie Russische olie PARIJS, 21 nov. (Rtr) De Algerijnse opstandelingenleider Ben Bella en vier andere minis ters van de „voorlopige Algerijnse regering", die zich in Franse ge vangenschap bevinden, hebben gisteravond hun hongerstaking beëindigd. Zij hebben negentien dagen achtereen geweigerd voed sel tot zich te nemen. Eerder op de dag hadden reeds, zoals in een deel onzer oplaag toen bericht, alle andere Algerijnse gevange nen hun hongerstaking beëindigd, na officiële Franse garanties dat zij als politieke gevangenen zou den worden behandeld. Ëxamens Nieuwe maatschappij Natuurwetenschap iiiiiU* rvfc* Fit; ee" ■ad^: Er bestaat helaas geen reden tot vol ding over de huidige financiële Vol ie van de olie-industrie, aldus ver ve,.6 sPreker. Zoals zoveel in Europa, de ndert ook steeds de structuur van m aardolie-industrie. Er verschijnen Uwe maatschappijen ten tonele, som- "Ue ..daarvan producenten van ruwe e zij op de Europese markt trach- ratjj verkopen; maatschappijen, die in VjeiijJaderij- en verkoopinstallaties nau- Oe of in het geheel niet investeren, toe Jeiging van de Russische olie neemt it) 'JJe Russen investeren geen kapitaal jj? landen waarin zij olie verkopen br0j') garanderen evenmin een ononder- Oge???. aanvoer. „Op elk willekeurig bun i, k, wanneer het de Sovjets in stiYJr kraam te pas komt, kan hun olie- Sa,, JP worden stopgezet door een draai tiit ue politieke kraan, of de dreiging San doen, kan worden aangewend om Wi6 Politieke eisen kracht bij te zetten. dan ook de zwaarste last van de Et,^lering der olie-ontwikkeling van Zal v?a in de eerstvolgende vijftien jaar het 'n°etcn dragen, de Sovjet-Unie zal j^dtet zijn!", aldus ir. Schepers, «ch-l Westerse internationale oliemaat- «Sseilfden daarentegen hebben er een de ',.leel belang bij te garanderen dat ïeike al hun afnemers altijd zal be- *ij u f1. Wegens het enorme kapitaal dat keu ®dhen geïnvesteerd in het ontwik- Van de produktie, alsmede in de veH.'aderijen en in het distributie- en >erp,°Papparaat dat zij over de gehele kebbi hebben opgebouwd. Bovendien kerw.„d zij het bewijs geleverd van hun Wi8i'°iSen, de olie ook in tijden van een ®He leveren, en zo zal ondanks ,d ïJu_1JZ'S'ngen in het beeld dat de olie d d °Pa thans toont, de zwaarste last Wordp® Jnvesteringen wederom moeten ?liedia=tgedraSen door de internationale talg __jtschappijen. Zij vormen een vi- -i'dphT,,Ja- ik mag wel zeggen, onver- h ®Voo^e- schakel in de keten van de de eri dziening, zonder wier aanhouden- W'Qrtjpi ddddhstrevende investeringen, de r's len waaron zowel de verbruiks- waarop zowel de verbruiks- t^crden gerealiseerd. ^h'wbdodukfielanden hopen, niet kun- JdaatsC|^ 0™sten van de voornaamste ti^d zwoPpben zijn echter zelden aan s uds. ï?rdere druk blootgesteld dan h eriit armate de concurrentie ver- fükt tvorden de prijzen meer ge- ,be' ,,rachtpnger'n§en in de produktielanden n,erkrü„„„een steeds groter aandeel te i?aatschT ^an de winsten die door de hM on 1Jen worden gemaakt. En h?arkten sommige van de grootste e, de üit°P, het vasteland van Europa ppfheid ,!i°, n? van de winsten per ri?a,n- On u ,ocht produkt het verst ge kheden °Senblik zijn de omstan- olio 1 V Ult bepaalde gebieden hplJS' en L beschikbaar is tegen lage J{z°nder o„Vr?. ttarieven gedrukt zijn. tip PPiien stj§ voor de kleinere maat- tSe °ndernp -et vasteland van Europa; hf Werko^, gen kunnen zeer selec- m0erkte S op marginale basis, met h|Ssetl on lgav!n en weinig verbinte- hi CI1 on lor,« r v,clin6 vcxumie- oJf^ee wJvf® termijn. In tegenstelling anfhkatschPn 8" grote internationale d? Woordeliftf m het verleden ver- ki® «eh over h® 0nu ?p zich genomen. h®n' en eJn v. ele wereld uitstrek- ti °nnen tï* brfde_, spreiding van hulp- 'bUïteit van gebracht om con- ^eren Vu aanv°er en afzet te ver- Cilj TtP CCftM ntpL t Passen zich aan bij de nieuwe situatie door hun werkzaam heden nog efficiënter te doen verlopen, hun bedrijfskosten te verlagen en hun kapitaaluitgaven te beperken. De financiële middelen die nodig zijn om de olievoorziening aan Europa en aan andere delen der wereld uit te breiden, zullen niet beschikbaar komen noch van deze industrie zelf, noch van daarbuiten tenzij men deze maatschappijen de mogelijkheid laat voldoende winst te maken, teneinde zo wel de aandeelhouders een behoorlijk rendement te kunnen betalen als de door de industrie zelf benodigde fond sen te verkrijgen. Van de uitgaven in de afgelopen vijf tien jaar van ca. 40-45 miljard was on geveer 90% afkomstig van niet-uitge- keerd inkomen der oliemaatschappijen, daar slechts een zeer gering gedeelte kon worden verschaft door de kapitaal markten van de wereld. De vooruit zichten dat deze markten in de eerst volgende vijftien jaar een groter aan deel voor hun rekening nemen geeft wel een kans op verbetering te zien. De aardolie-industrie zal voordeel hebben van de toenemende voortbrenging van kapitaal in de industriële centra van Europa en Noord-Amerika. Voorts is het niet onmogelijk, dat de bijdragen aan de financiering van olie-projecten (pijpleidingen en tankschepen bijv.) door derden in de vóór ons liggende jaren nog wat zullen stijgen. De economische vooruitgang van Eu ropa en de rest van de wereld kan worden belemmerd als men niet ver zekerd is van een ruim aanbod van eneririe tegen een commercieel verant woorde lage prijs. De globale schatting is dat Europa voor elke 1000 calorieën energie van alle soorten die het thans gebruikt, in 1975 anderhalf duizend nodig zal heb ben. Het valt te betwijfelen of steenkool er in belangrijke mate toe kan bijdra gen De mogelijkheden van waterkracht kunnen wellicht nog enigszins worden uitgebreid. Kernenergie kan tegen 1975 nauwelijks meer dan een gering aandeel leveren. Voor aardgas doen zich be langwekkende mogelijkheden voor, zo wel op het vasteland van Europa (met inbegrip van Nederland) als in de Sahara. Algemeen is men echter van mening dat olie in het grootste deel van de stijging in de energiebehoeften van Europa zal moeten voorzien. Het cijfer van 250 miljoen ton voor 1975 houdt in dat aardolie en aardolieprodukten rond 80% van de stijging der energiebehoef ten zullen moeten dekken. De gehele geschiedenis van de aard- olie-industrie door zijn de bewezen reserves, d.w.z. de olie waarvan werke lijk bekend is dat deze in de bodem aanwezig is en die met de thans be schikbare technische middelen op eco nomisch verantwoorde wijze gewonnen kan worden, sneller toegenomen dan het verbruik. In 1938 was voor de gehele wereld de verhouding van de bewezen oliereserves tot de jaarlijkse olieproduk- tie 16 1. In 1959 bedroeg deze verhou ding bij een veel grotere jaarproduktie 40 1. Bovendien worden de reserves door de oliemaatschappijen altijd op een zeer conservatieve basis geschat; de hoeveelheid olie die uiteindelijk kan worden gewonnen, zal daarom waar schijnlijk veel groter zijn. De reeds ge vonden olie-reserves zijn dan ook vol doende om de verwachte toeneming in de vraag gedurende een zeer aanzien lijke tijd in de toekomst op te vangen. Het normale opsporingswerk naar nieuwe olievelden moet echter door gang vinden, ter vervanging van die velden die uitgeput raken. Het succes rijke opsporingswerk over de gehele wereld heeft een grote verscheidenheid verzekerd aan bestaande en potentiële olievelden voor de toekomst. Een groot gedeelte van de hoeveelheden olie die Europa nodig zal hebben, zal uit het Midden-Oosten blijven komen, maar nieuwe bronnen, zoals bijv. in Noord en West-Afrika en in Zuid-Amerika, zullen een steeds grotere bijdrage gaan leveren. Europa's eigen velden kunnen slechts een beperkt aandeel bijdragen, maar zij zullen ten volle tot ontwikke ling moeten worden gebracht, terwijl nieuwe velden dienen te worden opge spoord. Op een drietal problemen, die alle invloed uitoefenen op het financiële welzijn van de aardolie-industrie en als gevolg daarvan op de bijdrage die deze industrie kan leveren aan de economie van de wereld, ging ir. Schepers nader in, t.w. het huidige overschot aan ener gie (met inbegrip van olie), de invloed van de overheidspolitiek op het olie- bedrijf en de Russische olie. De invloed van het overschot aan olie doet zich op de markten in de gehele wereld gevoelen. De oliemaatschappijen hebben eigenlijk te veel succes gehad bij het opsporen van nieuwe oliebron nen. De potentiële produktie is in wezen sneller gegroeid dan de vraag van de markt. Het opleggen van invoer beperkingen door de regering der Ver. Staten, ter bescherming van de binnen landse olie-industrie, heeft ertoe geleid dat een aantal winningsmaatschappijen elders een afzetgebied moesten zoeken. Dit alles komt op een tijdstip waarop de Russische olie met steeds grotere hoeveelheden ten tonele verschijnt. Dit wereldsurplus aan olie drukt het zwaarst op Europa. Hier houden zich ongeveer 140 maatschappijen bezig met de verwerking en verkoop van aard olieprodukten en de concurrentie is fel. Prijzen en winsten zijn gedaald. Men verwacht dat deze situatie van te ruim aanbod nog wel enige jaren zal aan houden. Men hoopt echter dat de prij zen in Europa niet nog verder zullen dalen, aangezien anders het vermogen van de olie-industrie de toenemende behoeften aan olie en olieprodukten te financieren wel eens kon worden aan getast. Zij die menen dat het olie-overschot snel in een tekort kan omslaan, wijzen er met nadruk op dat bescherming van Europa's kolenindustrie op grote schaal noodzakelijk is, om de energiebehoeften op lange termijn veilig te stellen. Ir. Schepers meent, dat deze opvatting mis plaatst is, en de economische vooruit gang van Europa zou kunnen belem meren door de kosten voor energie on nodig op te voeren. Er zal voor vele tientallen jaren voldoende olie zijn en wijziging in de energiekostprijzen zul len op lange termijn eerder in het voordeel zijn van olie dan van steen kool. Het kan echter voor sommige landen zeer wel nodig zijn om hun kolenindustrie op grond van sociale overwegingen te steunen. Wanneer dat het geval is, dient deze hulp erop ge richt te zijn de kolenindustrie een adempauze te verschaffen voor rationa lisering en niet om het huidige produk- tiepeil van steenkool te bestendigen zonder acht te slaan op de kosten. Voorts dient een dergelijke steun een belasting te zijn voor de gehele gemeen schap, en niet de vorm aan te nemen van discriminerende beperkingen ten aanzien van concurrerende vormen van energie, zoals deze jammer genoeg door verscheidene Europese regeringen zijn ingevoerd. De regeringen van zowel produktie- als van verbruikslanden zijn steeds meer geïnteresseerd in olie. „In Nederland zijn wij zo gelukkig de naar onze mening juiste verhouding te hebben tussen de overheid en de industrieën voor de energievoorziening. In enkele andere landen bestaat er, naar mijn mening, behoefte aan een duidelijker omschrijving der wederzijdse verant woordelijkheden. Om de respectieve functies duidelijk van elkaar gescheiden te houden, zal het nodig zijn dat tussen Overheid en olie-industrie voortdurend overleg wordt gepleegd die vorm van overleg waarmee wij ons in Nederland gelukkig mogen prijzen zodat men tot beter wederzijds begrip komt", aldus spreker Elk jaar in toenemende mate hebben de Russen een overschot aan olie, boven de binnenlandse behoefte van het com munistisch blok. Hun doel is, naar zij zeggen, hun aandeel in de wereldmarkt voor olie, dat zij ca. dertig jaar geleden gedurende enkele jaren bezaten, te her overen. „Ei staat hun", aldus spreker, „waarschijnlijk ook wel een economisch doel voor ogen in de zin van behoefte aan deviezen. Maar politieke overwe gingen schijnen heel vaak een rol te spelen, en soms, zoals bijv. op Cuba, zijn deze ongetwijfeld van primaire bete kenis". Zelfs het economisch spel wordt vol gens Russische spelregels gespeeld. Aan bod en prijzen zijn niet afhankelijk van normale economische overwegingen. De Russen berekenen hoge prijzen op de volledig door hen beheerste markten in de satellietlanden en verkopen aan an deren tegen veel lagere prijzen, wat ge heel strookt met de politieke en econo mische doelstellingen van de Sovjet- Unie. In tegenstelling tot de particuliere oliemaatschappijen hebben de Russen geen verplichtingen tegenover de rege ringen in de produktielanden, investeren zij niet in de Europese markten en hebben zij in de regel geen belangen ge meen met de economie der vrije landen waarmee zij handel drijven. Verleden jaar voorzag Rusland ln meer dan 8% van de totale ollebehoef- ten van Europa. In sommige landen, met name Italië, was het percentage veel hoger. Er bestaat bezorgdheid dat Italië steeds meer verwikkeld raakt in de plannen voor olieleveranties der Russen, hetgeen een risico met zich brengt t.a.v. de continuïteit van aanvoer in tUden van crisis. Dit is een abnormale vorm van handel, waarin politieke overwe gingen de boventoon voeren; een soort handel die de fundamenten waarop de zekerheid van de olie-aanvoer van Eu ropa uiteindelijk rust, ernstig zou kun nen ondermanen. Men maakt zich vooral zorgen om de aanzienlijke uitvoer in hoofdzaak naar Europese landen van oliepro dukten afkomstig van Italiaanse raffi naderijen die Russische olie verwerken. De E.N.I., het Italiaanse staatsbedrijf, is bovendien bezig aanzienlijke bedragen te investeren in gebieden buiten Italië, meer nog in raffinage en distributie dan in produktie, terwijl het tevens doende is zijn werkzaamheden in Italië zelf uit te breiden. Bijna iedere ton Russische olie in Europa gaat ten koste van de olie en de inkomsten van het Midden-Oosten. Deze Russische olie kan, wanneer de Sovjet-regering maar wil. van de ver bruikslanden worden afgesneden. „De risico's zijn maar al te duidelijk en wij hopen dan ook, aldus ir. Schepers, dat de afhankelijkheid van Europa van Russische olie althans niet groter zal worden dan zij nu is". HOLLANDIA, 21 nov. (UPI) Het voorlichtingsbureau van het gouverne ment op Nieuw-Guinea heeft meege deeld dat zich 10 november een uitge putte infiltrant heeft gemeld in een dorp ten noorden van Sorong. De plaat selijke bevolking dwong de man, alvo rens hem over te dragen aan de politie, zijn in het bos verborgen vuurwapens aan te wijzen. Enkele dagen daarna heeft de bevolking van de zuidpunt van Straat Sele vijf ontmoedigde infiltran ten aangehouden en opgebracht. Men verwacht dat twee nog voortvluchtige infiltranten spoedig zullen worden aan gehouden. TAKORADI (Ghana), 21 nov. (UPI) Koningin Elizabeth II en prins Philip hebben hun twaalfdaags bezoek aan Ghana afgesloten. Aan boord van het koninklijk jacht Britannia vertrokken z(j naar Liberie. Het staatsiebezoek aan Ghana is een groot succes gebleken. Bij het afscheid vertelde de koningin dat het haar speet te moeten vertrekken en president Nkroemah antwoordde dat het tem ook speet dat het bezoek nu al weer tot het verleden behoorde. HU Koningin Elizabeth danst tijdens haar staatsbezoek aan Ghana met de president, sprak de hoop uit dat men er meer aan Kwame Nkroemah; prins Philip, de hertog van Edinburgh, voert de (van origine zou overhouden dan een goede herinne- Egyptische) echtgenote van de president (tweede van rechts op dz foto, haar ge- ring: versterking van de betrekkingen laat ten dele schuilgaand achter het koninklijk kapsel) ten dans. Allen geven er tussen Ghana en Engeland en in het blijk van zich ten zeerste te amuseren. Gemenebest. Prins Bernhard die in New York een bijeenkomst heeft geleid van de advies commissie der Bilderberg-conferenties, is afstegen uit Amerika op Schiphol aangekomen. De prins na zijn aankomst op de luchthaven in gesprek met (links) ir E Besancon. plaatsvS'vangend president-directeur van de K.L.M. en (rechts) de heer C. C. Steensma, directeur K.L.M Schiphol. De advocaten van de gevangen Alge rijnse leiders hadden verklaard, dat de staking de aandacht heeft willen vesti gen op het feit dat Ben Bella c.s. gevan- DEN HAAG, 20 nov. Ex. wiskunde M.O.-A.: G. C. Jansen, Den Haag; A. A. Pleters, Vlissingen; R. E. Gerritsen, Velp; J. Groothuis, Meppel; H. J. K. Hissink, Alkmaar; M. G. J. G. Goris, Heerlen; J. H. L. Amkreutz, Kerkrade; R. F. R. Harms, Voorburg en A. W. Drop, Den Haag ex. wiskunde k 1: H. Mackaü, Rotterdam, ex. wiskunde k 5; M. Plantinga, Enschede. Mej. H. J. Dengerink .Amsterdam; F. Faber, Bloemendaal. A. G. Heinen, Nieuwen- jagen en A. Kelfkens, Den Haag. UTRECHT, 20 nov. Kand. ex. rechts geleerdheid: F. J. M. van Acker, Sit- rard en P. Hendriks, Arnhem. Doet. ex. vrjje studierichting; A. Verstijnen, Til burg (cum l&ude). Dierenarts: H. B. F. Arink Lichtenvoorde en G. J. J. Snelder, Laren. Doet. ex. Duitse taai en letterkunde: Z. van Diermen, Bun schoten. Semi-arts: M. Rietberg, Zwol le en W. A. J. Starmans, De Bilt. Arts; D. W. Buitenweg, Utrecht; J. M. B. V. de Jong, Heerlen; J. P. C. Moors, Roggelmej. C. J. Stiphout, Utrecht en A. van der Vliet, Oldenzaal. Tandarts: T. H. Khouw, Utrecht en C. U. W. Wiers, Heemstede. ALLE CHRISTENEN SAMEN Père Couturier S.J. heeft eens gezegd: „Le Christ ne s'adapte pas aux fidèles, il s'adapte les fidèles". Hiervan uitgaande is in de Duitse enquête, gepubliceerd in „Wort und Wahrheit" de opmerking gemaakt, dat „aanpassing" aan de eisen van de tijd niet het uitgangspunt mag zUn van het Concilie. Aanpassing is een kwestie van secundaire aard. Het voornaamste blijft steeds het oog op Christus te richten en te onderzoeken, of de Kerk in haar herders en gelovigen, in haar verhou ding tot God en de wereld zich wel voldoende openstelt voor de genadewer king van Christus. Men leeft, zegt men, niet genoeg vanuit de kern van het ge loof, vanuit Christus' verlossing. Men is diep in zijn hart niet meer gelovig genoeg. Zoals de toestand nu is, ver dienen de Christenen beslist niet „het zout der aarde" genoemd te worden. Geloof is weliswaar wezenlijk genade, en derhalve uitsluitend van God afhan kelijk, maar toch bestaat er een „be- middelingsinstituut"het priesterschap, eerst natuurlijk dat van Christus, maar evenzeer dat van de Kerk, uiteraard verenigd met het Zijne. Men wijst daar om op een revaluatie van het priester schap als een eerste, centrale eis, waardoor de priesterlijkheid van het Lichaam van Christus dogmatisch en praktisch weer geheel tot haar recht komt. Hierdoor kan een innerlijke een heid worden gebracht in de op het eer ste gezicht onderscheiden en verschil lende themata van het Concilie: ge loofsverkondiging, eredienst, vooral het vieren van de H. Eucharistie, de taak van bisschoppen en priesters, lekenspi ritualiteit, de heiliging der wereld, hu welijk en gezin. In de veranderde wereld ontbreekt het geloof. Men herinnert aan Goethes woord: „Het eigenlijke probleem van de geschiedenis ligt in het conflict tus sen geloof en ongeloof." Toch mag men, gelukkig, met een gerechtvaar digde, optimistische hoop constateren, dat „het ontwaken van de Kerk in de zielen een teken is van een nieuwe godsdienstige belangstelling, die begint te ontkiemen onder de oppervlakte van onze technische beschaving." Met klem wordt ertegen gewaar schuwd het wezenlijke overgangskarak ter van de veranderingen in de huidige wereld vooral niet uit het oog te verlie zen. Van een eindfase is hierbij nog lang geen sprake; een voortdurende ontwikkeling blijft zich voorlopig nog voltrekken. Daarom mag onder geen voorwaarde iets gefixeerd of geblok keerd worden. Nieuwe stromingen en initiatieven behoren een ruimhartige en welwillende belangstelling van de Con cilievaders te genieten, pioniers moe ten worden aangemoedigd en er dient ruimte geschapen te worden voor expe rimenten, onderzoekingen en controver sen, met het uitdrukkelijk recht op menselijke vergissingen. De groei naar de eenheid der wereld is een grandioos en soms vreesaanjagend proces; voor lopig is het wereldbeeld nog niet anders dan chaotisch. De „Orbis christianus" bestaat niet meer; de hele Kerk is missiekerk en de hele wereld diaspora geworden! Alles, wat zich als „Westers" aandient, is verdacht, vooral de Kerk, overal waar het communisme zijn in vloed Leeft uitgestrekt. Als uitgangspunten voor een ge- meenschappelijk-acceptabele aanpak wordt in de Duitse enquête genoemd de waardering van het menselijke, het natuurrecht. Men wijst erop, dat prediking en zielzorg gelijke tred die nen te houden met de opbouw van een nieuwe maatschappijorde. De er kenning van de waarde van de men selijke persoon moet bij dit alles vooropstaan. Dit behoort te geschie den vanuit het Evangelie en een christelijke anthropologie, waarop die waardigheid gebaseerd is Natuur en geschiedenis zijn niet in staat de hele mens te verklaren; zijn betekenis gaat daar ver bovenuit en leidt on vermijdelijk tot God. Het Concilie moge zich niet dit is een vrö algemeen geuite wens ver genoegen met theoretische verklaringen. Er moeten daden komen: in organi satie en structuur moet de Kerk als de Wereldkerk voor ieder herkenbaar wor den. Men koestere evenwel niet de il lusie, dat dit „in grossartigem Allein- gang" verwezenlükbaar is. Samenwer king van alle mensen van goede wil is daarvoor onontbeeriykReeds Pius XII heeft erop gewezen, dat daarvoor de solidariteit van alle Katholieken met alle Christenen en godsdienstig voelen de mensen nodig is. Al is de definitieve hereniging van alle Christenen voorlo pig ook nog niet mogelqk, toch is men algemeen van oordeel, dat men ais één man gezamenlijk op de bres behoort te staan ter verdediging van het. geloof tegen het politieke atheïsme. Dat het ware Christendom slechts in vervolging zou kunnen gedijen is een misvatting van spiritualistische dwepers. Het ko mende Concilie heeft de plicht, stelt men, de gemeenschap der Christenen te bewerken als een ordenende macht. De tegenwoordige samenleving is plu ralistisch; de Kerk wordt niet meer al gemeen als levensbeginsel erkend. Dat is een feit, dat men heeft te aanvaar den evenals het streven naar een ver enigde wereld. Anders is het eenvoudig onmogelijk met kans op een gunstig re sultaat de gemeenschap van alle chris telijke volkeren, van alle goedwillenden, van allen, die in God geloven, te ver wezenlijken. Dat betekent niet meer of minder dan dat alles in het werk wordt festeld om de dogmatische aanspraak er Kerk op uitsluitende legitimiteit met de door Pius XII officieel erkende plicht tot verdraagzaamheid geloofwaar dig en concreet in overeenstemming te brengen. Daarom zal de Kerk welbe wust en radicaal afstand moeten doen van elk wereldlijk middel om haar zen ding te kunnen uitvoeren. Tenslotte werd in dit verband nog gewezen op het feit, dat het moderne wereldbeeld bepaald wordt door een naturalistisch denken, m.a.w. door de natuurwetenschap. De geestelijke si tuatie van onze tijd heeft men aldus gekenmerkt: De huidige jeugd, en ze ker die van morgen, erkent geen oud testamentische „stammen-God" meer, noch een middeleeuwse koninklijke God, noch een God, die boven de wolken troont. Zij zal zich onder het begrip God slechts een geest voorstel len, tenminste als men het woord „voorstellen" al niet als iets onbe hoorlijks, niet bij Gods majesteit pas send, aanvoelt. God als de absoluut Andere, als de oneindig boven de he le schepping Verhevene is voor de moderne jeugd alleen aanvaardbaar. Dit is een niet hoog genoeg te waar deren winst, waarmee het Concilie bij de verkondiging van de leer zeker rekening moet houden. Het natuurwetenschappelijk denken is ook voor velen nog oorzaak, dat men niet geringe moeite heeft met wat men nog steeds, hoewel minder dan eertijds, het conflict tussen geloof en weten schap noemt. Een gelovig mens moet afstand doen van zyn verstand, zegt men. Ten onrechte, natuurlijk. Maar het valt niet te ontkennen, dat het ter rein, waarop de hedendaagse mens voelt, dat zijn verstandelijk inzicht ge weld wordt aangedaan, al moet men eigenlijk wel toegeven, dat ons intellect in dergelijke gevallen juist onderschei dend moest werken zich uitstrekt van de bedevaartsindustrie over de daarmee verbonden wonderen tot escha tologische opvattingen in beelden, die uit de Middeleeuwen dateren. Mag men dan niet verwachten, dat het Concilie grondig het snoeimes zet in deze en dergelijke uitwassen, die de ware gods dienstigheid eerder in de weg staan dan dat ze deze bevorderen? Het sa mengaan van geloof en wetenschap moet op overtuigende wijze verkondigd en aangetoond worden speciaal op het gebied van exegese en ethiek zo niet, dan staat het vast, dat velen de leer dei Kerk, het Evangelie als onge loofwaardig en in strijd met de verwor venheden der moderne wetenschap pen uiteindelijk geheel zullen afwijzen. (Wordt vervolgd). gen werden gehouden na een daad van piraterij, toen het vliegtuig waarin zij reisden gedwongen werd in Algiers te landen, alsook uit solidariteit met de overige Algerijnse gevangenen. Het Franse ministerie van justitie maakte bekend, dat de vier mannen van het ziekenhuis, waar zij thans ver blijven, zullen worden overgebracht naar een herstellingsoord bi) Parijs. Zij zullen daar worden verzorgd door Franse en Marokkaanse artsen Hierover is gedurende enkele dagen door de Franse en Marokkaanse rege ringen onderhandeld. In Parijs is men van mening, dat mei het einde van de hongerstaking een be langrijke hinderpaal voor een spoedige voortzetting van de besprekingen over Algerije uit de weg is geruimd De on derhandelingen waren in juli van dit jaar afgebroken. De Marokkaanse ambassadeur in Pa rijs, Mohammed Cherkaoui, deelde aan verslaggevers mee, dat de vijf Algerijn se leiders zo spoedig als hun gezond heidstoestand het toelaat naar een her stellingsoord zullen worden vervoerd. Hij zei dat de overeenstemming over het in een sfeer was bereikt. einde van de hongerstaking van begrip en hartelijkheid De behandeling van de controverse tussen Nederland en Indonesië over Nieuw-Guinea in de Algemene Ver gadering van de U.N.O. heelt na de uiteenzettingen van de Nederlandse en Indonesische delegaties geleid tot de volgende situatie. Nederland Houdt vast aan zijn standpunt, waarop hel plan-Luns is gebaseerd, n.l. het recht op zelfbeschikking van de Papoea s moet worden erkend en gewaarborgd. Soebandrio, die zijn eigen Indone sische opvatting heeft over „het wel zijn" van de Papoea-bevolking, heelt een zogenaamd constructief plan ter tafel gebracht, waarvan ondanks alle gematigd klinkende bewoordingen de kern blijft, dat Nieuw-Guinea uitein delijk tot Indonesië dient terug te ke ren. Indië heeft nu een resolutie inge diend, waarin Nederland en Indonesië gevraagd worden onder de U.N.O.- Ieiding rechtstreekse onderhandelin gen te gaan voeren over hun geschil. Indië vraagt dat op een moment, waarop de Assemblee van de V.N, nog geen uitspraak over het plan- Luns heeft gedaan. Voor minister Luns zou aanvaarding van deze reso lutie betekenen, dat deze Assemhlée zijn plan dit jaar wellicht niet meer afhandelt. Soebandrio echter heeft zich in principe bereid verklaard tot directe onderhandelingen met Neder land onder auspiciën van de Ver enigde Naties. Met deze houding Heeft Soebandrio zeker het psycholo gische effect bereikt, dat vele van zijn Aziatische en Afrikaanse vrienden in de V.N. méér genegen zullen zijn de resolutie van Indië dan Het principieel op de dekolonisatie-resolutie van de V.N. gebasseerde plan-Luns te steu nen. Tegenover deze psychologische winst kan de onwrikbare weigering van minister Luns een even groot psychologisch nadeel blijken op te leveren. Door al te nadrukkelijk te betogen, dat er met de Indonesiërs toch niet te praten valt, wekken de Nederlanders wellicht de indruk, dat hel plan-Luns bedoeld zou zijn als een dictaat, dat de Assemhlée geacht wordt de Indonesiërs op te leggen. Men zou de vraag kunnen stellen of Het opgeven van Het plan-Luns ipso facto het onvermijdelijke gevolg zou zijn van het ingaan op recht streekse onderhandelingen met Indo nesië, zoals Indië zonder zich uit te spreken over de .heart of the matter Heeft voorgesteld. Onderhandelingen aanvaarden is niet synoniem met capi tuleren. Of moet Het plan-Luns eersi verworpen zijn voordat onderhande Iingen worden aanvaard?

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1961 | | pagina 11