LUDWIG BERGER
ZEVENTIG JAAR
Stijl van Saint-Simon op het
huidige regime toegepast
Historische vermomming in
satyriek meesterstuk
DE KONING VAN DE
VREEMDE RAAMPJES
AL VOORJAAR IN ROME?
mam
FILMER, SCHRIJVER, MUSICUS
LV.l
jciint Suljiice ,priez iuntr0fjuj
Dodendans op Bali
ZATERDAG 6 JANUARI 1962
(Van onze Parijse correspondent)
AI heel spoedig na generaal De
Gaulle's terugkomst aan de
macht werd het satyriek ge>
bruik om over hem te schrijven en
te spreken als „onze als president
der republiek vermomde nieuwe mo
narch". En men insinueerde, dat hij
zich min of meer beschouwde als een
soort dubbele reïncarnatie van Lo-
dewijk XIV en Jeanne d'Arc tege
lijk. Deze visie gaf eind zomer 1960
het aanschijn aan een hoogtepunt in
de contemporaine beoefening van het
politiek-satyrieke genre en wel in de
vorm van een gloednieuwe rubriek
In het „Le Canard Enchainé" gehe
ten weekblad, dat overigens meer
een, zeer republikeinse en niet te ver
geten anti-klerikale overtuigde, uni
versele spotvogel is. De rubriek heet
te „La Cour" (Het Hof) en de „Ca
nard" verwierf er onmiddellijk een
doorslaand succes mee en tal van
nieuwe lezers. Ruim een jaargang
van deze opstellen zijn thans gebun
deld en enigszins herschreven, ver
schenen in boekvorm onder de titel
„La Cour - Cronique du Royaume".
Het boek is hard op weg een van
Frankrijks jongste „best-sellers" te
worden, mede omdat de spotprenten
van Moisan met de bijbehorende on
derschriften op zichzelf ook al een
bron van vreugde zijn.
Meesterlijke nabootsing
's Konings Duitse neef
Na de revue
Wreed portret
De kunstminnaar
rtiuuuiiuutiffl^a
„LA COUR" PORTRETTEERT
CHARLES DE.GAULLE
LUDWIG BERGER
diet en wijs en goed man, die op
zwierige maar bescheiden toon spreekt
over zichzelf en anderen. Beide boe
ken hebben in Duitsland bovenaan
op de lijst van meest gelezen boeken
gestaan.
Behalve door het toneel, de film, de
televisie en het schrijven van boeken
wordt Berger nog dagelijks geobse
deerd door de muziek en de schilder
kunst. Hij speelt, componeert en schil
dert in zijn v rije uren. Onvermoeibaar
werkt hij dag aan dag en vele nachten.
Als gezegd: Ludwig Berger heeft na
de oorlog vooral zijn heil gezocht in
Duitsland. Toch hebben we van hem en
kele jaren geleden in Amsterdam een
meesterlijke voorstelling gezien van Der
Schwierige van Hugo von Hofmannstahl,
waarvan de critiek getuigde, dat het
stuk en de voorstelling mee" van Ber
ger dan van de auteur waren. En over
een paar weken zal hij weer naar Pa
rijs moeten, waar vrienden een film-
week hebben georganiseerd, die geheel
aan de stomme films en de geluidsfilms
van Ludwig Berge" zal gewijd zijn.
T~W ijn ideaal zou zijn, nog éénmaal
0 een film te maken, en wel een
t-i film over muziek. Het is een
oude droom. Onder een „film over
muziek" verstaat Berger geen film
over een of meer componisten, maar
een film, die een soort eenheid vormt
van muzikale en filmische expressie.
Een stoutmoedig voornemen, misschien,
maar tevens een soort belijdenis, die
de opvattingen van Berger over die twee
kunstvormen zou kunnen demonstreren.
In afwachting van die toekomstmuziek
mogen we vandaag in alle geval vast
stellen, dat dr. Ludwig Berger voor de
ontwikkeling van de Nederlandse film
cultuur zeer veel heeft gedaan in een
tijd, dat de Nederlandse film een zo
bewogen talent broodnodig had.
Dbg.
(Advertentie)
VERZEKERT ZIEKENHUISKOSTEN
„Koning" de Gaulle in gebed verzonken. Deze illustratie komt voor in het hoofd
stuk, waarin wordt verhaald, hoe M. Ie Prince (Debré) de monarch betrapte, toen
hij tot de hemel de smeekbede richtte vertrouwen in hem te stellen.
De kroniek is ontsproten aan een
denkbeeld, dat volgens sommigen de
grote eenvoud heeft van het geniale:
indien men De Gaulle mag zien als
een nieuw soort liberaal en verlicht
despoot, genre Lodewijk XIV, middel
punt an de staat en het openbare le
ven om wie alles draait, dan is het
E.ysée „Het hof' De Gaulle's eivthou-
rage zijn „hofhouding" ofwel „hovelin
gen" en verdient het geheel in het
brandpunt te staan van de belangstel
ling des olks, van het volk des ko
ning:,. En weg met de republikeinse
vewiiomming: Het is wel pikant te
weten, dat deze kroniek geschreven
wordt onder de schuilnaam André
Ribaud door een gezaghebbend par
lementair redacteur, die er zijn ont
spanning in heet te vinden, maar die
uit hoofde van zijn specialiteit ook goed
geplaatst is om zich rekenschap te ge
ven van de gewichtsverschuivingen, die
er met De Gaulle in het Franse staats
bestel hebben plaats gehad en die de
parlementaire redacteuren meer tijd
voor andere bezigheden laten dan voor
dien.
Een geniaal denkbeeld is echter prak
tisch met van zo heel grote waarde
als het niet tenminste een talentvolle
uitwerking knjgi. De uitwerking nu is
uiterntete talentvol, een mengeling van
fictie en realiteit, zeer geestig in el
kaar geschoven. De fictie zit, zoals voor
de hand ligt, vooral in de vorm. Deel
ervan maakt uit, dat de kroniekschrij
ver zelf tot de personages behoort,
die in de door hem beschreven „in-
wendigste cirkel" van het koninkrijk
wente-.en om het centrale punt, De
Zon, zij het dan voor wat hem betreft,
om zo te zeggen tegen de draad in.
Tot de vorm behoort ook, dat de
kronieken gesteld zijn in een Frans,
geheel ontleend aan de „grand siècle"
(Frankrijks gouden eeuw), met een
bijzonder geslaagde, geraffineerde
woordkeus, zeer vloeiend, helder en
rond van stijl. Zo, wat de vorm be
treft, André Ribaud schrijvers als
Sain'-Simon en kardinaal De Retz tot
voorbeeld heeft gekozen, de naboot
sing is meesterlijk geslaagd. Zijn
„pastiche" is een kunstwerk.
Maar de schrijver had ook te maken
en zeer mooi verhaa; rond zulk
een vliegende koets heeft het ge
ruchtmakende Frans-Russisch in
cident opgeleverd, dat zich voor
deed toen de president van de Sovjet-
Unie onderweg was naar Rabat. De
lezer krijgt het opgediend onder de
titel: „Verbitterde twist met de Tsaar
over een bagatel met een vliegende
koets. Het praaien in de lucht ter hoog
te van de Barbarijse kusten van een
Russische koets, die met een groot
hertog van Moskou op weg was naar
de sultan".
Men heeft in dit citaat tevens een
amusant staal van het transfiguratie-
procéde, dat Ribaud, eveneens om in
de stijl van zijn fictie te blijven, toe
past op de aktuele personages, die zijn
kroniek en de daarin verhaalde gebeur
tenissen, anekdotes en grappen bevol
ken.
Nog enkele andere voorbeelden. Ge
neraal De Gaulle's echtgenote wordt,
bijzonder geestig gevonden, madame
de Maintenant.
Premier Debré „monsieur le Prince",
met een zinspeling op een door Debré
gepubliceerd pamflet toen hij nog in
oppositie was tegen de Vierde Republiek
.,ces princes, qui nous gouvernent".
Georges Bidault, een der aanvoerders
van de anti-koningspartij wordt „le com-
te Bi d'O".
Guy Mollet krijgt verschillende be
titelingen, „Guy d'Arras" of „comte
Mollet".
Minister van binnenlandse zaken Frey
wordt Baron Frey, ook wel genoemd
..monsieur du dedans" (mijnheer van
het binnenland).
Bourguiba is natuurlijk „mijnheer
van Tunis" of ook wel de Bey.
Adenauer is „Konradijn van Duits
land", een van 's konings „neven". Er
zwerft eveneens een mijnheer de ex-
dauphin (mijnheer de ex-troonopvolger)
door de kroniek, het is Antoine Pinay.
Er is natuurlijk ook Chaban-Delmas,
voorzitter van 's konings Assemblée
en een der aanvoerders van de „parti des
„chevaulégers" (de partij der lichte
ruiters; aanduiding van de Gaullisti
sche Unie voor de Nieuwe Republiek).
Deze wordt „markies" en het blijft niet
zonder aantekening, dat ook hij aspi
reert naar het dauphinschap, maar,
zo heet het, het personage is werkelijk
al te licht, meer geschikt „voor het
uitvoeren van luchtsprongen en het
maken van kuiteflikkers".
met de werkelijkheid, de materie en
die is natuurlijk volkomen hedendaags:
al de grote en kleine gebeurtenissen,
behorend tot het openbaar domein,
maar zoals zij beleefd worden aan
„het hof", en al de echte of vermeen
de voorvallen en intriges, eigen aan
„het hof".
Die realiteit steekt ook vol met mo
derniteiten, waarvoor de kroniekschrij
ver bij zijn grote-eeuwse modellei.
geen termen kon aantreffen. Hoogst
vermakelijk zijn de vondsten, waarme
de hij, om in de stijl te blijven, een
aantal uit dien hoofde zich voordoend':,
moeilijkheden heeft opgelost.
Zo gewaagt hij van de grote neiging
die de koning aan de dag pleegt te
leggen om te verschijnen voor de
„étranges lucarnes", de „vreemde
raampjes" (De Gaulle voor de televi
sie). Een grote rol spelen ook in het
regeren van het koninkrijk de „boite..
a babil de Terrenoire", de „babbel
dozen", d.w.z. de radio beheerd dooi
de minister van informatie. Wanneer
De Gaulle te Rambouillet mijnheel
Macmillan „de eerste minister va
hare bevallige Majesteit, de koningii
van Engeland" op bezoek heeft en h
deze 's avonds enige ontspanning w„
bezorgen, wordt dat: „er was kleine
muziek en spel met de toverlantaarn"
(film). Vliegtuigen worden „vliegende
koetsen".
ver de markies Chaban-Delmas
doet de kroniek het verhaal van
diens „dubbel en plezant opstaan"
(genre „lever du roi") op de
dag, dat de „partij der lichte ruiters"
gende morgen, op het uur van negen,
hadden te bevinden in de hof van het
Hotel de Rohan waar hij zelf zou sla
pen, met macht van soldaten, vlaggen,
trompetten om hem in staatsie te be
groeten. Ook dat zij de gazettiers (de
journalisten) zouden gelasten op tijd
aanwezig te zijn om het prachtvol
schouwspel te zien en er verslag van uit
te brengen. Alles werd verricht, zoals
hij er bevel toe had geg'even.
Te negen uur, temidden van de ont
plooiing van dit luisterrijk apparaat,
verscheen hij op het bordes van het
Hotel de Rohan, nam de revue af van
alles wat men aan musketiers 'te voet
bijeengebracht had, en haar afgeno
men hebbend, deed hij alsof hij zich
repte naar zaken van staat, maar in
werkelijkheid keerde hij door een ver
borgen deur terug naar zijn apparte
menten, om er zich onmiddellijk weer
te bed te begeven, want hij had nog
helemaal niet genoeg geslapen".
Zo staat de kroniek vol van merk
waardige anekdotes, waa-rin de persona
ges op grond van een of andere lach
wekkende trek in hun karakter, in de
maling worden genomen; of juister,
waarin zij door die karaktertrek zelf in
de maling worden genomen, want veel
van die anekdotes zijn gegarandeerd
historisch. Andere berusten daarentegen
goeddeels op het onvermijdelijke gerod
del. De meeste hebben een politieke in-
Malrot knipperde niet met z(jn ogen
en evenmin Barrault, die niettemin
een zo terneergeslagen uitdrukking
vertoonde, dat Vilar in aller tegen
woordigheid bijna zijn adem kwijt
raakte van het lachen".
r wordt wel beweerd, met name
door de „Canard" zelf, dat de
slachtoffers van de satyrische ver
ve van „La Cour", president De
Gaulle voorop, groot vermaak scheppen
in deze rubriek. Het klinkt aanneme
lijk: de slachtoffers hebben bijna allen
zelf ook enig gevoel voor humor; er
steekt bovendien bij alle satyrische
scherpte in de kroniek veel goede luim;
en tenslotte: ieder van de op de hak
genomenen kan zich troostend wijs ma
ken, dat de anderen er nog meer toege
takeld afkomen.
Het lijkt niettemin weinig waarschijn
lijk, dat president De Gaulle werkelijk
vermaak heeft kunnen scheppen in het
uitvoerige „portret des konings" dat de
auteur als inleidend hoofdstuk vooraf
heeft doen gaan aan zijn gebundelde 1
kronieken. Dit. nnrtret" is in vpIo nn. i
kronieken. Dit „portret" is in vele op
zichten verregaand wreed en mogelijk
zeer onrechtvaardig waar het De Gaulle
kraakt als mens.
Men leest in dit „portret" o.m. het
volgende. „Weinig bevalligheid van hou
ding, maar een voornaam gelaat, hoe
wel stuurs en hooghartig. Het oog, heel
kort van zicht, was van een vreemde
rondheid als van een olifant, onder zwa
re oogleden, midden in een diepe zwarte
kring, altijd de indruk .wekkend, dat het
met het restant dér menselijke wezens
de spot dreef, wanneer het tenminste
niet zonder meer gedoofd was door de
onverschilligheid of de verveling van
naar ze te moeten kijken. Het ontstak
zich slechts, maar dan vloog het ook in
brand, aan die hartstocht voor zichzelf,
of zij nu hoogmoed was, woede of genot,
die de koning verteerde: want het was
een man, uitsluitend gericht op zijn eigen
persoon en die de anderen, wie zij ook
waren, slechts telde met betrekking tot
zichzelf; bereid om duizendmaal de
Staat op het spel te zetten voor enkel
zijn eigen grootheid. Niets in dat oog,
dat ooit op goedheid wees, tederheid,
mededogen, of ook maar eenvoudigweg
consideratie voor anderen. Verzot op de
humaniora, liet de koning zich heel wei
nig gelegen liggen aan het humane en
de vervoeringen van zijn hart hielden
hem altijd verre van de plaatsen, in
wier nabijheid hem de bewegingen van
zijn welsprekendheid uit zucht om te
paraderen, uit politieke berekening
somtijds brachten. Zijn roem, zijn ijdel-
reid, want dat zijn twee zaken, waren
n hem ten top gevoerd".
Verderop heet het nog, dat „slechts
v zijn haatgevoelens authentiek overan-
LE SACRE derlijk waren evenals zjjn goede dunk
Door artikel 16 van de grondwet van toepassing te verklaren kroont de Gaulle van zichzelf". Hetgeen de auteur echter
zichzelf tot koning. ook weern iet verhindert om te schrij-
te Straatsburg haar samenspraak (con
gres) hield. „Dit personage, het vierde
in rang van het koninkrijk, arriveerde
per vliegende koets zeer laat in de
Elzas. Er was om hem op te wachten
en te eskorteren slechts een klein ge
zelschap met heel weinig flambouwen
en lakeien. Deze binnenkomst in de
stad, waar alles gedompeld was in de
slaap, kon zijn grote goesting in eer
bewijzen en parades, met vertoon aan
allen van hun verblindende pracht, niet
verzadigen.
Chaban-Delmas schreef derhalve aan
de intendant en de gouverneur van
Straatsburg voor, dat zij zich de 'Cl
slag en illustreren op genoeglijke wijze
overbekende gebeurtenissen, die zwaar
dramatisch leken.
r zijn er uiteraard weinig, waarbij
het personage van De Gaulle zelf
niet betrokken is. De volgende is
een anekdote van niet-politieke in
houd, waarin koning De Gaulle in zijn
rol is van beschermer der kunsten en
letteren en hun beoefenaars. Het loopt
tegen Nieuwjaar en: „ook Clément Mal-
rot (Malraux, de minister voor culture
le zaken), opperintendant der Letteren
en Schone Kunsten, bezocht de koning
in staatsie met de intendanten van de
koninklijke theaters; die van de Opéra,
Julien; van het Théatre Populaire, Vi
lar: van het Théatre de France, Bar
rault. Escande, die over de „Comédiens
Frangais" de scepter zwaaide, kon niet
aanwezig zijn en had zich deswege ver
ontschuldigd.
MASTRATÉGIE
De koning ais strateeg: „Daar ciue cavalerie, monsieur ftier mij.
grenadiers en voorop de trommelaars des konings! En wat de Tartaren betreft, daar
maken we biefstuk van!"
De koning trad binnen, met het air
van hoogheid en losheid van degene die
meester is in zijn salon, en ging ver
volgens bij iedereen langs. Aan Vilar
en Julien reikte hij slechts een afgeme
ten hand, zonder dat hij zich enig blijk
van achting liet ontsnappen. Maar voor
Barrault had hjj met groot gemak een
stroom van woorden met de voordracht
van iemand, die wil doen merken, dat
hij zijn eeuw en zijn schone kunsten
kent. Hij verkondigt hem, hoezeer hij
'rem bewondert en stelt hem twintig vra
gen over zijn toekomstplannen. Barrault
ntwoordt met verwarde stamelingen,
aheel verblind door zoveel eer en bij-
mdere consideratie.
De koning vangt opnieuw aan: Mijn
heer, gij moet wel zeer gelukkig zijn,
en gij hebt er reden toe, met het goed
succes van „Le Cardinal d'Espagne".
Het gelaat van Barrault kleurde zich
met een soort van vermiljoen. De ko
ning had hem gewoonweg verwisseld
met Escande en het „théatre de
France" met dat van de „Comédiens
ven: „Hij voelde wei, dat hij zijn volken
meer verscheurd, gekleineerd en ver
morzeld zou achterlaten dan hij ze had
aangetroffen, want, zo hij het voorkomen
had van een groot koning, hij had er
niet het spel van. Misschien was hij uit
het hout gesneden van de grote kapi
teins: hij was er slechts een in de boe
ken".
Grote intelligentie is zo ongeveer de
enige deugd, die de vervaardiger van
dit portret zijn geportretteerde niet be
twist. En welk intelligent persoon zou
behagen of vermaak erin kunnen schep
pen, zich aldus afgeschilderd te zien?
Maar misschien heeft de schrijver van
„La Cour" met dit portret zich vooral
willen ontlasten van een flinke portie
gal, die zijn republikeinse lever dwars
zat.
„La Cour Chronique du Royaume",
tekst van André Ribaud en tekeningen
van Moisan (uitgeverij René Julliard,
Parijs 1961).
1 1 EN Nederlandse bewerking door
|-4 Cornelius Conyn van de dit jaar
J_j verschenen oorspronkelijke uitga
ve „The Bali Ballet Murder"
(van de hand van de zelfde Cornelius
Conyn in samenwerking met Jon. C.
Marten) is zojuist uitgekomen onder de
titel „Dodendans op Bali."
Het is een detectiveverhaal waarin
geen detective voorkomt maar wel een
scherpzinnige en met veel geluk naar
een oplossing van de moord werkende
politie-chef op het Indonesische eiland
Bali.
De
een 5
raad van de directeur van het kleine
Australische balletgezelschap dat, om
enkele dagen rust te. nemen, bij deze
moord is gepleegd ten huize van
Zwitserse schilder, een schoolkame-
i van de directer
:ralische balletgez
Francaise", waar in werkelijkheid „Le enkele dagen rust te
Cardinal d'Espagne" gespeeld werd. schilder in huis trekt.
Draagstoel en „vreemde raampjes" door
de tekenaar vernuftig gecombineerd.
Konradin van Duitsland, „neef" des
konings.
Dr. L. Bamberger, zich noe
mende Ludwig Berger, wordt
vandaag 70 jaar. Hij woont in
Schlangenbad, Taunis, of in
Berlijn, of soms in Keulen of Ham
burg. Men weet het nooit zeker. Hij
zelf trouwens ook niet. Nog even rus
teloos als voorheen, toen hij in Am
sterdam woonde (hij woont nog een
beetje in Amsterdam, zij het niet meer
Vondelstraat 99), trekt hij van de
ene stad naar de andere om toneel
voorstellingen te leiden of televisie te
regisseren met hetzelfde vuur en even
groot succes als waarmede hij destijds
zijn films voor de dag toverde. Hij
vindt het geweldig, dat hij zich via
de televisie tot niet minder dan 8
miljoen kijkers kan wenden om b.v.
zijn visie op Shakespeare kenbaar te
maken. Ook op het toneel maakt hij
het zich niet gemakkelijk: zijn jong
ste onderneming is Goethe's Hermann
und Dorothea in een uiterst verzorgde
voorstelling, die veel lof oogst in de
Duitse pers. Ludwig Berger's naam
zal voor altijd verbonden blijven met
de ontwikkeling van de Nederlandse
speelfilm. Hij is de eerste buitenland
se regisseur geweest, die een vaste
lijn in de produktie begon te trekken,
in samenwerking met zijn vriend Ru-
dolf Meijer, die echter in Nederland
is gebleven en. zijn verdienstelijk werk
in onze filmproduktie voortzet.
Ludwig Berger behoort tot de be
langrijkste Duitse filmpioniers. Gebo
ren in Mainz, waar hij het gymnasium
afmaakte, studeerde hij aan de univer
siteiten van München en Heidelberg,
promoveerde tot dr. in de filologie, e-
gisseerde opera- en toneelvoorstellin
gen en ging over naar de film. Reeds in
1922 maakte hij „De rechter van Zala-
mea". Daarna volgde een indrukwek
kende reeks: „Ein Glas Wasser", „Der
verlorene Schuh", „Die Meistersinger".
„The woman from Moscow" (in Holly
wood gemaakt), gevolgd door „The sins
of the fathers", „The vagabond king"
e.a. Dan weer in Berlijn: „Walzer-
krieg", nadat hij tevoren Walzertraum
had vervaardigd. Walzertraum is van
1933. Hij komt naar Nederland en ver
filmt Shaw's Pygmalion in 1936, het
jaar, waarin Max de Haas zijn Ballade
maakt, zodat men dat jaar het begin
kon noemen van een vernieuwing in
de documentaire en de speelfilm.
Pygmalion is destijds bijzonder gun
stig ontvangen in de Nederlandse pers.
Men vroeg om méér. Berger maakte
„Ergens in Nederland". In beide films
viel het op, dat onze acteurs beheer
sing aan de dag legden tegenover de
camera, want eindelijk hadden ze een
autoriteit tegenover zich, zoals Boost
opmerkt in zijn boek Film. Het publie
ke succes van Pygmalion was niet ge
ring, en als de Duitsers niet op bezoek
waren gekomen, zou ook Ergens in
Nederland zich hebben laten gelden. De
film is echter slechts een paar maal
vertoond. Intussen was Berger naar Pa
rijs vertrokken, waar hij „Trois valses"
tot stand bracht, een operettefilm, die
veel minder waardering heeft gekregen
dan hij krachtens zijn dynamische aan
stekelijkheid verdiende. Daarna maakte
hij in Londen „De dief van Bagdad".
a de oorlog is Berger naar
zijn vaderland teruggegaan, niet
zonder heimwee en vol herinne
ringen aan het onvergetelijke
Amsterdam, waar hij dan ook nu en
dan terug zou keren. Maar in West-
Duitsland heeft hij een zo breed werk
terrein gevonden, dat hij niet veel
tijd overhoudt voor nakaarten over de
mooie jaren, die hij in zijn tweede
vaderland heeft doorgebracht. In de
oorlog, toen het filmen er aan ge
geven moest worden, heeft Berger een
dik boek geschreven over Shakespea
re en een boeiend werk over de film,
getiteld Das Unsichtbare im Film,
na de oorlog in een vertaling van on
dergetekende verschenen in het maand
blad Filmforum. In zijn huis regis
seerde hij bovendien Shakespeare's
Midsummernightsdream in de oor
spronkelijke tekst en met een groep
je jeugdige acteurs. Het was een on
gekend genot, deze voorstellingen bij
te wonen en de enorme kamer in de
Vondelstraat te zien vervagen in het
droombos, dat de tekst opriep.
Maar na de oorlog in Duitsland ver
schenen van Berger's hand twee best
sellers: Wir sind aus dem Stoff aus
dem unsre Traume sind en Wenn die
Musik der Liebe Nahrurag ist... Twee
titels, aan Shakespeare ontleend, zo
als men ziet. Het eerste boek bevat
de levensgeschiedenis van de schrij
ver zelf, het tweede filosofeert over
grote componisten. In beide boeken
leert men Berger kennen als een eru-
Hoe bar en koud de winter m noordelijke streken ook mag zijn, in Rome hebben
alweer tientallen mensen plaats genomen op de voetstukken van de pilaren, die
het grote plein voor de St, Pieter omringen, om er te genieten van de zon.
AAN: "VEZENO" - ZAANDAM
Westzijde 212 Tel (02980) 6 34 41 I
i j
Ik zou gaarne_ inlichtingen -over verzekering i
J tegen ziekenhuisVoperatiekosten ontvangen.
naam
V/ adres:
vwoonpl./.tel.: