LUDWIG BERGER ZEVENTIG JAAR Stijl van Saint-Simon op het huidige regime toegepast Historische vermomming in satyriek meesterstuk DE KONING VAN DE VREEMDE RAAMPJES AL VOORJAAR IN ROME? mam FILMER, SCHRIJVER, MUSICUS LV.l jciint Suljiice ,priez iuntr0fjuj Dodendans op Bali ZATERDAG 6 JANUARI 1962 (Van onze Parijse correspondent) AI heel spoedig na generaal De Gaulle's terugkomst aan de macht werd het satyriek ge> bruik om over hem te schrijven en te spreken als „onze als president der republiek vermomde nieuwe mo narch". En men insinueerde, dat hij zich min of meer beschouwde als een soort dubbele reïncarnatie van Lo- dewijk XIV en Jeanne d'Arc tege lijk. Deze visie gaf eind zomer 1960 het aanschijn aan een hoogtepunt in de contemporaine beoefening van het politiek-satyrieke genre en wel in de vorm van een gloednieuwe rubriek In het „Le Canard Enchainé" gehe ten weekblad, dat overigens meer een, zeer republikeinse en niet te ver geten anti-klerikale overtuigde, uni versele spotvogel is. De rubriek heet te „La Cour" (Het Hof) en de „Ca nard" verwierf er onmiddellijk een doorslaand succes mee en tal van nieuwe lezers. Ruim een jaargang van deze opstellen zijn thans gebun deld en enigszins herschreven, ver schenen in boekvorm onder de titel „La Cour - Cronique du Royaume". Het boek is hard op weg een van Frankrijks jongste „best-sellers" te worden, mede omdat de spotprenten van Moisan met de bijbehorende on derschriften op zichzelf ook al een bron van vreugde zijn. Meesterlijke nabootsing 's Konings Duitse neef Na de revue Wreed portret De kunstminnaar rtiuuuiiuutiffl^a „LA COUR" PORTRETTEERT CHARLES DE.GAULLE LUDWIG BERGER diet en wijs en goed man, die op zwierige maar bescheiden toon spreekt over zichzelf en anderen. Beide boe ken hebben in Duitsland bovenaan op de lijst van meest gelezen boeken gestaan. Behalve door het toneel, de film, de televisie en het schrijven van boeken wordt Berger nog dagelijks geobse deerd door de muziek en de schilder kunst. Hij speelt, componeert en schil dert in zijn v rije uren. Onvermoeibaar werkt hij dag aan dag en vele nachten. Als gezegd: Ludwig Berger heeft na de oorlog vooral zijn heil gezocht in Duitsland. Toch hebben we van hem en kele jaren geleden in Amsterdam een meesterlijke voorstelling gezien van Der Schwierige van Hugo von Hofmannstahl, waarvan de critiek getuigde, dat het stuk en de voorstelling mee" van Ber ger dan van de auteur waren. En over een paar weken zal hij weer naar Pa rijs moeten, waar vrienden een film- week hebben georganiseerd, die geheel aan de stomme films en de geluidsfilms van Ludwig Berge" zal gewijd zijn. T~W ijn ideaal zou zijn, nog éénmaal 0 een film te maken, en wel een t-i film over muziek. Het is een oude droom. Onder een „film over muziek" verstaat Berger geen film over een of meer componisten, maar een film, die een soort eenheid vormt van muzikale en filmische expressie. Een stoutmoedig voornemen, misschien, maar tevens een soort belijdenis, die de opvattingen van Berger over die twee kunstvormen zou kunnen demonstreren. In afwachting van die toekomstmuziek mogen we vandaag in alle geval vast stellen, dat dr. Ludwig Berger voor de ontwikkeling van de Nederlandse film cultuur zeer veel heeft gedaan in een tijd, dat de Nederlandse film een zo bewogen talent broodnodig had. Dbg. (Advertentie) VERZEKERT ZIEKENHUISKOSTEN „Koning" de Gaulle in gebed verzonken. Deze illustratie komt voor in het hoofd stuk, waarin wordt verhaald, hoe M. Ie Prince (Debré) de monarch betrapte, toen hij tot de hemel de smeekbede richtte vertrouwen in hem te stellen. De kroniek is ontsproten aan een denkbeeld, dat volgens sommigen de grote eenvoud heeft van het geniale: indien men De Gaulle mag zien als een nieuw soort liberaal en verlicht despoot, genre Lodewijk XIV, middel punt an de staat en het openbare le ven om wie alles draait, dan is het E.ysée „Het hof' De Gaulle's eivthou- rage zijn „hofhouding" ofwel „hovelin gen" en verdient het geheel in het brandpunt te staan van de belangstel ling des olks, van het volk des ko ning:,. En weg met de republikeinse vewiiomming: Het is wel pikant te weten, dat deze kroniek geschreven wordt onder de schuilnaam André Ribaud door een gezaghebbend par lementair redacteur, die er zijn ont spanning in heet te vinden, maar die uit hoofde van zijn specialiteit ook goed geplaatst is om zich rekenschap te ge ven van de gewichtsverschuivingen, die er met De Gaulle in het Franse staats bestel hebben plaats gehad en die de parlementaire redacteuren meer tijd voor andere bezigheden laten dan voor dien. Een geniaal denkbeeld is echter prak tisch met van zo heel grote waarde als het niet tenminste een talentvolle uitwerking knjgi. De uitwerking nu is uiterntete talentvol, een mengeling van fictie en realiteit, zeer geestig in el kaar geschoven. De fictie zit, zoals voor de hand ligt, vooral in de vorm. Deel ervan maakt uit, dat de kroniekschrij ver zelf tot de personages behoort, die in de door hem beschreven „in- wendigste cirkel" van het koninkrijk wente-.en om het centrale punt, De Zon, zij het dan voor wat hem betreft, om zo te zeggen tegen de draad in. Tot de vorm behoort ook, dat de kronieken gesteld zijn in een Frans, geheel ontleend aan de „grand siècle" (Frankrijks gouden eeuw), met een bijzonder geslaagde, geraffineerde woordkeus, zeer vloeiend, helder en rond van stijl. Zo, wat de vorm be treft, André Ribaud schrijvers als Sain'-Simon en kardinaal De Retz tot voorbeeld heeft gekozen, de naboot sing is meesterlijk geslaagd. Zijn „pastiche" is een kunstwerk. Maar de schrijver had ook te maken en zeer mooi verhaa; rond zulk een vliegende koets heeft het ge ruchtmakende Frans-Russisch in cident opgeleverd, dat zich voor deed toen de president van de Sovjet- Unie onderweg was naar Rabat. De lezer krijgt het opgediend onder de titel: „Verbitterde twist met de Tsaar over een bagatel met een vliegende koets. Het praaien in de lucht ter hoog te van de Barbarijse kusten van een Russische koets, die met een groot hertog van Moskou op weg was naar de sultan". Men heeft in dit citaat tevens een amusant staal van het transfiguratie- procéde, dat Ribaud, eveneens om in de stijl van zijn fictie te blijven, toe past op de aktuele personages, die zijn kroniek en de daarin verhaalde gebeur tenissen, anekdotes en grappen bevol ken. Nog enkele andere voorbeelden. Ge neraal De Gaulle's echtgenote wordt, bijzonder geestig gevonden, madame de Maintenant. Premier Debré „monsieur le Prince", met een zinspeling op een door Debré gepubliceerd pamflet toen hij nog in oppositie was tegen de Vierde Republiek .,ces princes, qui nous gouvernent". Georges Bidault, een der aanvoerders van de anti-koningspartij wordt „le com- te Bi d'O". Guy Mollet krijgt verschillende be titelingen, „Guy d'Arras" of „comte Mollet". Minister van binnenlandse zaken Frey wordt Baron Frey, ook wel genoemd ..monsieur du dedans" (mijnheer van het binnenland). Bourguiba is natuurlijk „mijnheer van Tunis" of ook wel de Bey. Adenauer is „Konradijn van Duits land", een van 's konings „neven". Er zwerft eveneens een mijnheer de ex- dauphin (mijnheer de ex-troonopvolger) door de kroniek, het is Antoine Pinay. Er is natuurlijk ook Chaban-Delmas, voorzitter van 's konings Assemblée en een der aanvoerders van de „parti des „chevaulégers" (de partij der lichte ruiters; aanduiding van de Gaullisti sche Unie voor de Nieuwe Republiek). Deze wordt „markies" en het blijft niet zonder aantekening, dat ook hij aspi reert naar het dauphinschap, maar, zo heet het, het personage is werkelijk al te licht, meer geschikt „voor het uitvoeren van luchtsprongen en het maken van kuiteflikkers". met de werkelijkheid, de materie en die is natuurlijk volkomen hedendaags: al de grote en kleine gebeurtenissen, behorend tot het openbaar domein, maar zoals zij beleefd worden aan „het hof", en al de echte of vermeen de voorvallen en intriges, eigen aan „het hof". Die realiteit steekt ook vol met mo derniteiten, waarvoor de kroniekschrij ver bij zijn grote-eeuwse modellei. geen termen kon aantreffen. Hoogst vermakelijk zijn de vondsten, waarme de hij, om in de stijl te blijven, een aantal uit dien hoofde zich voordoend':, moeilijkheden heeft opgelost. Zo gewaagt hij van de grote neiging die de koning aan de dag pleegt te leggen om te verschijnen voor de „étranges lucarnes", de „vreemde raampjes" (De Gaulle voor de televi sie). Een grote rol spelen ook in het regeren van het koninkrijk de „boite.. a babil de Terrenoire", de „babbel dozen", d.w.z. de radio beheerd dooi de minister van informatie. Wanneer De Gaulle te Rambouillet mijnheel Macmillan „de eerste minister va hare bevallige Majesteit, de koningii van Engeland" op bezoek heeft en h deze 's avonds enige ontspanning w„ bezorgen, wordt dat: „er was kleine muziek en spel met de toverlantaarn" (film). Vliegtuigen worden „vliegende koetsen". ver de markies Chaban-Delmas doet de kroniek het verhaal van diens „dubbel en plezant opstaan" (genre „lever du roi") op de dag, dat de „partij der lichte ruiters" gende morgen, op het uur van negen, hadden te bevinden in de hof van het Hotel de Rohan waar hij zelf zou sla pen, met macht van soldaten, vlaggen, trompetten om hem in staatsie te be groeten. Ook dat zij de gazettiers (de journalisten) zouden gelasten op tijd aanwezig te zijn om het prachtvol schouwspel te zien en er verslag van uit te brengen. Alles werd verricht, zoals hij er bevel toe had geg'even. Te negen uur, temidden van de ont plooiing van dit luisterrijk apparaat, verscheen hij op het bordes van het Hotel de Rohan, nam de revue af van alles wat men aan musketiers 'te voet bijeengebracht had, en haar afgeno men hebbend, deed hij alsof hij zich repte naar zaken van staat, maar in werkelijkheid keerde hij door een ver borgen deur terug naar zijn apparte menten, om er zich onmiddellijk weer te bed te begeven, want hij had nog helemaal niet genoeg geslapen". Zo staat de kroniek vol van merk waardige anekdotes, waa-rin de persona ges op grond van een of andere lach wekkende trek in hun karakter, in de maling worden genomen; of juister, waarin zij door die karaktertrek zelf in de maling worden genomen, want veel van die anekdotes zijn gegarandeerd historisch. Andere berusten daarentegen goeddeels op het onvermijdelijke gerod del. De meeste hebben een politieke in- Malrot knipperde niet met z(jn ogen en evenmin Barrault, die niettemin een zo terneergeslagen uitdrukking vertoonde, dat Vilar in aller tegen woordigheid bijna zijn adem kwijt raakte van het lachen". r wordt wel beweerd, met name door de „Canard" zelf, dat de slachtoffers van de satyrische ver ve van „La Cour", president De Gaulle voorop, groot vermaak scheppen in deze rubriek. Het klinkt aanneme lijk: de slachtoffers hebben bijna allen zelf ook enig gevoel voor humor; er steekt bovendien bij alle satyrische scherpte in de kroniek veel goede luim; en tenslotte: ieder van de op de hak genomenen kan zich troostend wijs ma ken, dat de anderen er nog meer toege takeld afkomen. Het lijkt niettemin weinig waarschijn lijk, dat president De Gaulle werkelijk vermaak heeft kunnen scheppen in het uitvoerige „portret des konings" dat de auteur als inleidend hoofdstuk vooraf heeft doen gaan aan zijn gebundelde 1 kronieken. Dit. nnrtret" is in vpIo nn. i kronieken. Dit „portret" is in vele op zichten verregaand wreed en mogelijk zeer onrechtvaardig waar het De Gaulle kraakt als mens. Men leest in dit „portret" o.m. het volgende. „Weinig bevalligheid van hou ding, maar een voornaam gelaat, hoe wel stuurs en hooghartig. Het oog, heel kort van zicht, was van een vreemde rondheid als van een olifant, onder zwa re oogleden, midden in een diepe zwarte kring, altijd de indruk .wekkend, dat het met het restant dér menselijke wezens de spot dreef, wanneer het tenminste niet zonder meer gedoofd was door de onverschilligheid of de verveling van naar ze te moeten kijken. Het ontstak zich slechts, maar dan vloog het ook in brand, aan die hartstocht voor zichzelf, of zij nu hoogmoed was, woede of genot, die de koning verteerde: want het was een man, uitsluitend gericht op zijn eigen persoon en die de anderen, wie zij ook waren, slechts telde met betrekking tot zichzelf; bereid om duizendmaal de Staat op het spel te zetten voor enkel zijn eigen grootheid. Niets in dat oog, dat ooit op goedheid wees, tederheid, mededogen, of ook maar eenvoudigweg consideratie voor anderen. Verzot op de humaniora, liet de koning zich heel wei nig gelegen liggen aan het humane en de vervoeringen van zijn hart hielden hem altijd verre van de plaatsen, in wier nabijheid hem de bewegingen van zijn welsprekendheid uit zucht om te paraderen, uit politieke berekening somtijds brachten. Zijn roem, zijn ijdel- reid, want dat zijn twee zaken, waren n hem ten top gevoerd". Verderop heet het nog, dat „slechts v zijn haatgevoelens authentiek overan- LE SACRE derlijk waren evenals zjjn goede dunk Door artikel 16 van de grondwet van toepassing te verklaren kroont de Gaulle van zichzelf". Hetgeen de auteur echter zichzelf tot koning. ook weern iet verhindert om te schrij- te Straatsburg haar samenspraak (con gres) hield. „Dit personage, het vierde in rang van het koninkrijk, arriveerde per vliegende koets zeer laat in de Elzas. Er was om hem op te wachten en te eskorteren slechts een klein ge zelschap met heel weinig flambouwen en lakeien. Deze binnenkomst in de stad, waar alles gedompeld was in de slaap, kon zijn grote goesting in eer bewijzen en parades, met vertoon aan allen van hun verblindende pracht, niet verzadigen. Chaban-Delmas schreef derhalve aan de intendant en de gouverneur van Straatsburg voor, dat zij zich de 'Cl slag en illustreren op genoeglijke wijze overbekende gebeurtenissen, die zwaar dramatisch leken. r zijn er uiteraard weinig, waarbij het personage van De Gaulle zelf niet betrokken is. De volgende is een anekdote van niet-politieke in houd, waarin koning De Gaulle in zijn rol is van beschermer der kunsten en letteren en hun beoefenaars. Het loopt tegen Nieuwjaar en: „ook Clément Mal- rot (Malraux, de minister voor culture le zaken), opperintendant der Letteren en Schone Kunsten, bezocht de koning in staatsie met de intendanten van de koninklijke theaters; die van de Opéra, Julien; van het Théatre Populaire, Vi lar: van het Théatre de France, Bar rault. Escande, die over de „Comédiens Frangais" de scepter zwaaide, kon niet aanwezig zijn en had zich deswege ver ontschuldigd. MASTRATÉGIE De koning ais strateeg: „Daar ciue cavalerie, monsieur ftier mij. grenadiers en voorop de trommelaars des konings! En wat de Tartaren betreft, daar maken we biefstuk van!" De koning trad binnen, met het air van hoogheid en losheid van degene die meester is in zijn salon, en ging ver volgens bij iedereen langs. Aan Vilar en Julien reikte hij slechts een afgeme ten hand, zonder dat hij zich enig blijk van achting liet ontsnappen. Maar voor Barrault had hjj met groot gemak een stroom van woorden met de voordracht van iemand, die wil doen merken, dat hij zijn eeuw en zijn schone kunsten kent. Hij verkondigt hem, hoezeer hij 'rem bewondert en stelt hem twintig vra gen over zijn toekomstplannen. Barrault ntwoordt met verwarde stamelingen, aheel verblind door zoveel eer en bij- mdere consideratie. De koning vangt opnieuw aan: Mijn heer, gij moet wel zeer gelukkig zijn, en gij hebt er reden toe, met het goed succes van „Le Cardinal d'Espagne". Het gelaat van Barrault kleurde zich met een soort van vermiljoen. De ko ning had hem gewoonweg verwisseld met Escande en het „théatre de France" met dat van de „Comédiens ven: „Hij voelde wei, dat hij zijn volken meer verscheurd, gekleineerd en ver morzeld zou achterlaten dan hij ze had aangetroffen, want, zo hij het voorkomen had van een groot koning, hij had er niet het spel van. Misschien was hij uit het hout gesneden van de grote kapi teins: hij was er slechts een in de boe ken". Grote intelligentie is zo ongeveer de enige deugd, die de vervaardiger van dit portret zijn geportretteerde niet be twist. En welk intelligent persoon zou behagen of vermaak erin kunnen schep pen, zich aldus afgeschilderd te zien? Maar misschien heeft de schrijver van „La Cour" met dit portret zich vooral willen ontlasten van een flinke portie gal, die zijn republikeinse lever dwars zat. „La Cour Chronique du Royaume", tekst van André Ribaud en tekeningen van Moisan (uitgeverij René Julliard, Parijs 1961). 1 1 EN Nederlandse bewerking door |-4 Cornelius Conyn van de dit jaar J_j verschenen oorspronkelijke uitga ve „The Bali Ballet Murder" (van de hand van de zelfde Cornelius Conyn in samenwerking met Jon. C. Marten) is zojuist uitgekomen onder de titel „Dodendans op Bali." Het is een detectiveverhaal waarin geen detective voorkomt maar wel een scherpzinnige en met veel geluk naar een oplossing van de moord werkende politie-chef op het Indonesische eiland Bali. De een 5 raad van de directeur van het kleine Australische balletgezelschap dat, om enkele dagen rust te. nemen, bij deze moord is gepleegd ten huize van Zwitserse schilder, een schoolkame- i van de directer :ralische balletgez Francaise", waar in werkelijkheid „Le enkele dagen rust te Cardinal d'Espagne" gespeeld werd. schilder in huis trekt. Draagstoel en „vreemde raampjes" door de tekenaar vernuftig gecombineerd. Konradin van Duitsland, „neef" des konings. Dr. L. Bamberger, zich noe mende Ludwig Berger, wordt vandaag 70 jaar. Hij woont in Schlangenbad, Taunis, of in Berlijn, of soms in Keulen of Ham burg. Men weet het nooit zeker. Hij zelf trouwens ook niet. Nog even rus teloos als voorheen, toen hij in Am sterdam woonde (hij woont nog een beetje in Amsterdam, zij het niet meer Vondelstraat 99), trekt hij van de ene stad naar de andere om toneel voorstellingen te leiden of televisie te regisseren met hetzelfde vuur en even groot succes als waarmede hij destijds zijn films voor de dag toverde. Hij vindt het geweldig, dat hij zich via de televisie tot niet minder dan 8 miljoen kijkers kan wenden om b.v. zijn visie op Shakespeare kenbaar te maken. Ook op het toneel maakt hij het zich niet gemakkelijk: zijn jong ste onderneming is Goethe's Hermann und Dorothea in een uiterst verzorgde voorstelling, die veel lof oogst in de Duitse pers. Ludwig Berger's naam zal voor altijd verbonden blijven met de ontwikkeling van de Nederlandse speelfilm. Hij is de eerste buitenland se regisseur geweest, die een vaste lijn in de produktie begon te trekken, in samenwerking met zijn vriend Ru- dolf Meijer, die echter in Nederland is gebleven en. zijn verdienstelijk werk in onze filmproduktie voortzet. Ludwig Berger behoort tot de be langrijkste Duitse filmpioniers. Gebo ren in Mainz, waar hij het gymnasium afmaakte, studeerde hij aan de univer siteiten van München en Heidelberg, promoveerde tot dr. in de filologie, e- gisseerde opera- en toneelvoorstellin gen en ging over naar de film. Reeds in 1922 maakte hij „De rechter van Zala- mea". Daarna volgde een indrukwek kende reeks: „Ein Glas Wasser", „Der verlorene Schuh", „Die Meistersinger". „The woman from Moscow" (in Holly wood gemaakt), gevolgd door „The sins of the fathers", „The vagabond king" e.a. Dan weer in Berlijn: „Walzer- krieg", nadat hij tevoren Walzertraum had vervaardigd. Walzertraum is van 1933. Hij komt naar Nederland en ver filmt Shaw's Pygmalion in 1936, het jaar, waarin Max de Haas zijn Ballade maakt, zodat men dat jaar het begin kon noemen van een vernieuwing in de documentaire en de speelfilm. Pygmalion is destijds bijzonder gun stig ontvangen in de Nederlandse pers. Men vroeg om méér. Berger maakte „Ergens in Nederland". In beide films viel het op, dat onze acteurs beheer sing aan de dag legden tegenover de camera, want eindelijk hadden ze een autoriteit tegenover zich, zoals Boost opmerkt in zijn boek Film. Het publie ke succes van Pygmalion was niet ge ring, en als de Duitsers niet op bezoek waren gekomen, zou ook Ergens in Nederland zich hebben laten gelden. De film is echter slechts een paar maal vertoond. Intussen was Berger naar Pa rijs vertrokken, waar hij „Trois valses" tot stand bracht, een operettefilm, die veel minder waardering heeft gekregen dan hij krachtens zijn dynamische aan stekelijkheid verdiende. Daarna maakte hij in Londen „De dief van Bagdad". a de oorlog is Berger naar zijn vaderland teruggegaan, niet zonder heimwee en vol herinne ringen aan het onvergetelijke Amsterdam, waar hij dan ook nu en dan terug zou keren. Maar in West- Duitsland heeft hij een zo breed werk terrein gevonden, dat hij niet veel tijd overhoudt voor nakaarten over de mooie jaren, die hij in zijn tweede vaderland heeft doorgebracht. In de oorlog, toen het filmen er aan ge geven moest worden, heeft Berger een dik boek geschreven over Shakespea re en een boeiend werk over de film, getiteld Das Unsichtbare im Film, na de oorlog in een vertaling van on dergetekende verschenen in het maand blad Filmforum. In zijn huis regis seerde hij bovendien Shakespeare's Midsummernightsdream in de oor spronkelijke tekst en met een groep je jeugdige acteurs. Het was een on gekend genot, deze voorstellingen bij te wonen en de enorme kamer in de Vondelstraat te zien vervagen in het droombos, dat de tekst opriep. Maar na de oorlog in Duitsland ver schenen van Berger's hand twee best sellers: Wir sind aus dem Stoff aus dem unsre Traume sind en Wenn die Musik der Liebe Nahrurag ist... Twee titels, aan Shakespeare ontleend, zo als men ziet. Het eerste boek bevat de levensgeschiedenis van de schrij ver zelf, het tweede filosofeert over grote componisten. In beide boeken leert men Berger kennen als een eru- Hoe bar en koud de winter m noordelijke streken ook mag zijn, in Rome hebben alweer tientallen mensen plaats genomen op de voetstukken van de pilaren, die het grote plein voor de St, Pieter omringen, om er te genieten van de zon. AAN: "VEZENO" - ZAANDAM Westzijde 212 Tel (02980) 6 34 41 I i j Ik zou gaarne_ inlichtingen -over verzekering i J tegen ziekenhuisVoperatiekosten ontvangen. naam V/ adres: vwoonpl./.tel.:

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1962 | | pagina 10