Noodtoestand in Den Haag
in impasse
Weinig hoop
op spoedige
realisering
JEUGDMISDADIGHEID?
Jeugd veroordeelt de
huidige maatschappij
Erfelijke aanleg
en milieu
DE OORZAKEN ZIJN
VRIJWEL ALTIJD
WISSELWERKINGEN
lÏlftlIP'
i;V;:
Plan Wilsveen
(Van onze Haagse redactie)
Zoals ook Wilsveen zelf In
sombere, winterse dagen
schuilgaat in een natte mist,
zo is het ook met de stoutmoe
dige plannen, die rondom dit pol
dergehucht zijn gemaakt het
voornemen om in de weilanden
tussen Leidschendam en Zoeter
meer een compleet nieuwe stad
te bouwen voor 100.000 mensen:
die plannen gaan ook schuil en
wel in een ondoorzichtige nevel
van onzekerheid. Velen vragen
zich zelfs af of deze mist nog wel
ooit zal optrekken, met andere
woorden, of dit planologische
wonder, om in tien jaar tijd een
stad te bouwen groter dan Leiden,
wel ooit verricht zal worden. Er
zijn er niet veel meer die in „Wils
veen" geloven, wat gelijk bete
kent dat er nog nauwelijks hoop
is dat er op korte termijn een op
lossing wordt gevonden voor het
ruimtegebrek, waarvoor Den
Haag zich gesteld ziet. Het is er
(bijna) vol en zelfs is er geen
bouwgrond genoeg meer om aan
de normale woningbehoefte we
gens uitbreiding van het aantal
gezinnen te voldoen, laat staan
dat iets gedaan kan worden aan
de reeds bestaande woningnood.
En nu dus ook Wilsveen als uit
wijkmogelijkheid voor de Hage
naars geen oplossing lijkt te gaan
bieden, is Den Haag, de dichtst
bevolkte gemeente van het land,
ten einde raad.
Het gebeurt niet sporadisch dat jonge
ren zeven tot tien films per week zien.
Van hun zakgeld? Er zijn véél jonge
ren die hun vrije tijd met niets anders beste
den dan met slenteren over straat, lege,
echoloze weekeinden lang. Op de lagere
scholen al zijn kinderen te vinden die voor
de weg van en naar hun schoolgebouw
andermans ergens neergezette fiets „lenen
Net als in sommige groezelige cafétaria's en
snackbars, vormen zich soms zelfs in club
huizen „gangs" die regelmatig op roof uit
gaan. Er zijn jongens die elkaar de loef
afsteken met joy-riding in zoveel mogelijk
verschillende merken auto's. Er zijn meisjes
in opvoedingstehuizen die zich totaal onhan
delbaar gedragen om te bewerken dat de
directeur zegt: „Ga maar weg jij, er is niets
met je te beginnen". Er zijn ook jongens en
meisjes die onder elkaar striptease-concour-
sen organiseren. Zo kan men verder bloem
lezen tot de verhalenbundel „Jeugdmisdadig
heid" gilt van sensatie. Maar de wereld kan
zo oud niet zijn of men heeft altijd van der
gelijke bundels kunnen samenstellen. Alleen
in deze tijd echter zijn er uitgevers; zij weten
zich verzekerd van een gretig publiek. Voor
de overtrokken belangstelling moet een
oorzaak zijn. Misschien heeft deze oorzaak
wel een directe binding met de oorzaken
voor de jeugdcriminaliteit? Velen beweren
dat de samenleving schuldig is aan de mis
dragingen van de jeugd. Deze kreet heeft op
menige lezing en in menige zgn. probleem
film groot succes geoogst. In dezelfde ge-
dachtengang wordt ook met een j'accuse-vin-
ger gewezen naar de ouders die in hun opvoe
ding gefaald zouden hebben.
ZATERDAG 6 JANUARI 1962
PAGINA 11
De noodtoestand zal binnen afzien
bare tijd nog erger worden. De buur
gemeenten Rijswijk en Voorburg kun
nen nu nog enig soelaas bieden, maar
over enkele jaren zal het ook daar
„vol" zijn. Het nijpende van deze situa
tie is het scherpst onderkend door de
gemeenteraadsleden N. Vugts (KVP) en
G. Hjjlkema (PvdA), die als leden van
de commissie voor huisvestingszaken
telkens weer geconfronteerd worden met
de ellende van de groeiende woningnood.
Gezamenlijk hebben zij over deze kwes
tie een interpellatie aangevraagd, die
op 15 januari in de gemeenteraad be
handeld zal worden.
Den Haag, ingeklemd als het ligt tus
sen de zee, de duinen met het water
wingebied, de kostbare tuingrond van
het Westland en de buurgemeenten Rijs
wijk en Voorburg, ondervindt niet al
leen de gevolgen van zijn ruimteproble
men in de woningbouw. Zij komen op
velerlei gebied tot uiting. Zo is er bij
voorbeeld geen plaats meer voor nieu
we industrieën en zelfs kunnen er geen
begraafplaatsen meer worden aange
legd. Om moeilijkheden op dit gebied
te voorkomen, heeft men onlangs de
termijn waarbinnen gehuurde graven
weer moeten worden opgeleverd, ver
kort, zodat er een intensiever gebruik
gemaakt kan worden van de graven.
Ook de sport ondervindt de kwalijke
gevolgen van het grondgebrek: alleen
al de voetbalclubs hebben een tekort
van vijftig velden.
Dit alles is reden genoeg om de
noodklok te luiden en alhoewel dit
herhaaldelijk gedaan is met name
burgemeester Kolfschoten hangt re
gelmatig aan het touw zijn de auto
riteiten die moeten beslissen steeds
doof gebleven voor de urgentie van
het probleem, waarbij men zich wel
licht onvoldoende realiseerde, dat het
vanaf de aanvang nog minstens vijf
jaar zou duren voor de eerste „Haag
se Wilsvener" een dak boven zijn
hoofd zou hebben.
Het lijkt vreemd, maar het ziet er
«aar uit, dat men op dit ogenblik ver
der van verwezenlijking van het plan
Wilsveen is dan vier jaar geleden, toen
het met zoveel enthousiasme door bur-
gemeester Kolfschoten en zijn ambtge
noten uit Voorburg, Rijswijk, Leidschen
dam en Nootdorp bij de regering aan
hangig werd gemaakt. Sindsdien is er
honderden uren over vergaderd door
de vele betrokkenen, duizenden woor
den zijn erover op schrift gesteld, het
„dossier Wilsveen" neemt schrikbaren
de vormen aan. Maar bereikt is er nog
niet veel. Zelfs is men nog niet veel
opgeschoten met de vorming van een
district, een nieuw bestuurslichaam,
bestaande uit vertegenwoordigers van
de verschillende gemeenten, een soort
super-gemeenteraad dus. Zoveel hoof
den, zoveel zinnen bleek ook hier weer
toen de diverse gemeenten hun stand
punt over dit district nader moesten
bepalen. Een zeldzame verscheiden-
Nog geen verkeersproblemen
heid van meningen was het resultaat
en zelfs Den Haag, de grootst belang
hebbende, was niet meer unaniem. De
V.V.D. stond niet meer achter de plan
nen omdat men deze door de tijd
drie jaar ongeveer achterhaald acht
te, wat de onderhandelingscommissie
van de hofstad in niet geringe mate
verzwakte.
Het plan was voordien in andere
kringen ook al met de nodige scepsis
ontvangen Tot de felste tegenstanders
hoorden direct al Gedeputeerde Staten
van Zuid-Holland, die tot op de dag
van vandaag een niet aflatende strijd
tegen Wilsveen voeren. Aanvankelijk
waren zij voor „het plan Reijens",dat
een sterke uitbouw van Ppnacker in
hield en dus meer in de Rotterdamse
sfeer werd getrokken, wat op bezwaren
W<wr nu nna de rust van het land heerst wordt misschien in enkele jaren tijd
Z^Lee Z grootste stad van Zuid-Holland uit de grond gestampt.
stuitte bij Den Haag. Later, spraken
G.S. zich uit voor „verdikking van de
bestaande kernen", zoals in het onwel
luidende jargon van de planologen de
uitbouw van de kleinere gemeenten in
Zuid-Holland als Bodegraven, Alphen
aan den Rijn, Leiderdorp, Waddmxveen
genoemd wordt. En ook nu nog staan
G.S. dit voor. Deze ontwikkeling is in
tussen al geruime tijd bezig: de bjd
werkt in het voordeel van G.S. Het
was ook daarom dat een ietwat ver
bolgen burgemeester Kolfschoten in zijn
nieuwjaarsrede 1961 geïrriteerd uitriep:
Een veldheer wint al veel, al wint hu
niets dan tijd..." Daarom ook dat er
weieens geschreven is: waar wordt nu
gGTGgGcrd*^ Op het Binnenhof of op het
Voorhout? (waar G.S. zetelen). Deze
vraag is ook dezer dagen fluisterend,
en hier en daar ook hardop, weer ge
steld, toen G.S, de verdeling van de
woningbouwcontingenten bekend had
den gemaakt. Er waren twaalf procent
minder huizen te verdelen, maar „be
staande kernen" als Leiden en Delft
gingen er niet op achteruit. Ze bleven
zelfs niet gelijk, maar kregen nog meer
huizen toegewezen dan het jnar daar-
voor „Universiteit en hogeschool en
een oud stadscentrum", noemden G.S.
als argument, maar velen trokken hier
op veelbetekenend de wenkbrauwen op.
Ook de andere, zojuist genoemde ge
meenten hadden geen klagen. Wel te
klagen had de agglomeratie Den Haag,
die verleden jaar een contingent kreeg
toegewezen, dat meer dan twintig pro
cent hoger was dan het aantal huizen
dat in 1962 gebouwd kan worden.
Intussen maken de kleinere gemeen
ten tussen Gouda en Leiden opgewekt
grote uitbreidingsplannen, die alleen
nog niet verwezenlijkt kunnen worden
door de rem in de bouwsector. Dit al
les heeft de hoop op de totstandkoming
van Wilsveen tot het nulpunt doen da
len. Daarom dat met groeiende belang
stelling wordt uitgezien naar de beslis
sing van de instanties die het ten slot
te voor het zeggen hebben: de ministe
ries van Binnenlandse Zaken en van
Volkshuisvesting en Bouwnijverheid.
„Op korte termijn" is deze beslissing
toegezegd, maar wie geen vreemdeling
is in Den Haag weet hoe lang hier
„kort" kan zij"- Daarna zal het parle
ment er zich over moeten uitspreken
en blijkens de reactie in de Tweede
Kamer tydens de reeds eerder behandelde
„nota Wilsveen" weet men daar ook
nog niet goed wat met het ruimtepro
bleem aan te vangen. Enthousiast voor
Wilsveen was men echter geenszins,
eerder afwijzend.
Hoe de beslissing dan uit zal vallen
In het „dossier Wilsveen" bevindt zich
nog een nota die de gemeente Zoeter
meer in '59 aan de Tweede Kamer
heeft gezonden en waarin het '-anbiedt
25.000 inwoners van de Haagse oggio-
meratie op te nemen. Gewezen werd
op de gunstige ligging ten opzichte van
Den Haag, waar men vanuit Zoeter
meer in een kwartier rijden kan kooien.
Deze oplossing zou de bouw van Wils
veen mogelijk blijven maken en het
voordeel hebben dat men weer enige
jaren soelaas heeft, zodat de beslissing
over deze zo moeilijke zaak nog enige
jaren kan worden aangehouden. Het
zou ons niet verbazen wanneer de nai-
nister deze haast wel enige uitweg te
baat neemt om uit de huidige impasse
te komen, ook al zou ook deze oplos
sing de nodige moeilijkheden geven.
Want is het bijvoorbeeld mogelijk een
vrij kleine gemeente zo snel zo sterk
uit te bouwen zonder dat het stede
bouwkundig „een kind met een water
hoofd" wordt? Ook zouden er bestuur
lijke problemen Ontstaan. Want welke
zou bijvoorbeeld de rol zijn van D?n
Haag bij die ontwikkeling? Een rol die
haast wel onvermijdelijk lijkt omdat
het sommige gemeentelijke diensten
van Zoetermeer bij die overrompelende
hoeveeheid werk weieens over het
hoofd zou kunnen groeien. Zoetermeer
intussen, vooral de middenstand, wacht
in spanning af, want hier ligt een on
gedachte kans om tot grote bloei te
komen, mits men de kans ziet oud en
nieuw Zoetermeer tot één geheel sa
men te smelten. Wat een stedebouw-
kundige, maar ook een sociologische
opgave is.
En Wilsveen zelf? Het is op het
ogenblik niet meer dan polders, een
kerkhofje en een handvol boerenhoe
ves, mooi op rij langs een kaarsrech
te weg op enkele minuten ryden van
Leidschendam. De rust van het land
heerst er nog, slechts af en toe ver
stoord door een boer op een brom
mer of een voortjakkerende veewagen
Op een paal staat aangekondigd dat
er binnenkort een dijk- en water-
schouw gehouden zal worden. Jonge
tjes vermaken zich met een groot
vuur dat zij langs de weg stoken. In
de nevelige weilanden wat varkens
en een troep schapen. De vele koeien
die hier thuishoren staan nu op stal.
Links van de weg, als op een oud
schilderij, drie molens naast elkaar.
„Die blijven gespaard, daar moet het
recreatiegebied komen zegt Piet
Olsthorn, veehouder op Wilsveen. Hy
maakt zich nauwelijks ongerust °ver
zijn toekomst, in de wetenschap dat
ambtelijke molens langzamer malen
dan windmolens. Hij is nog met zo
oud maar zegt toch: ,,Ik zal hier mijn
tijd wel uitdienen".
De misdaden van de j'eugd ontstaan echter in
de meeste gevallen uit combinaties of liever nog:
wisselwerkingen van erfelijke (psycho-biologische)
factoren en milieu- of gezinsfactoren.
Natuurlijk: waar de erfelijke aanleg aanwezig is
en ten grondslag ligt aan aangeboren verwerkings
moeilijkheden, onevenwichtigheid etc. hebben ge
breken in de opvoeding, evenals die in de maat
schappij een vergrote uitwerking. Bovendien stelt
die ingewikkelde, op drift geraakte maatschappij
zoveel mogelijke en onmogelijke eisen, dat het
voor iedereen moeilijk is het er steeds weer voor
beeldig af te brengen.
De „jeugd van tegenwoordig" heeft haar speciale
kenmerken. In de Duitse studie van Schelsky staat
ze beschreven als „de sceptische generatie", welke
karakteristiek door tal van moderne Nederlandse
pedagogen, sociologen en kinderpsychologen wordt
onderschreven.
De jeugd veroordeelt de huidige maatschappij,
zegt drs. M. van der Dungen, psycholoog van het
Rljksobservatiehuis in Zeist, ze voelt zich er niet
thuis. De wereld der volwassenen komt de jeugd
voor als een rariteitenkabinet van o n persoonlijk
heden, is de mening van dr. N. Beets, van het
Pedagogisch Instituut te Utrecht.
Het is de vraag in hoeverre zij iets nieuws be
weren. Heeft de jeugd niet altijd de rol der revol
terenden gespeeld? Ik aarzel dan eigenlijk ook een
actueel „jeugdportret" te schetsen als ik daarmee
de jongeren zou stijven in hun idee dat ze mis
plaatst in de gemeenschap staan en zich moeten
verweren tegen de wereld der volwassenen, en als
ik ouderen zou voorhouden, dat hun kinderen een
onhandelbare, onbegrijpelijke en losgeslagen groep
vormen waarvoor men beducht moet zijn. Door
„anders" te zijn onderscheidt de jeugd van van
daag zich in niets van alle voorgaande generaties
jongeren. Maar de spanningen tussen jong en oud
zijn nu wel groot. En voor het verkrijgen van een
hernieuwde harmonie tussen de partijen, die toch
samen de gemeenschap vormen, is het goed te
weten waar de moeilijkheden liggen.
Voor de jeugd is ongeveer iedereen een „waar
deloze figuur", de vader, de leraar, de geestelijke,
het kamerlid en de rechter. Als ze vaak uitdagend
doet, dan is dat om te ontdekken of er nog tegen
spelers van gehalte zijn. Maar die vindt ze zo wei
nig want vele volwassenen staan wankelmoedig in
het' leven. De ouderen zijn behept met een gebrek
aan geloof in de eigen maatschappij, de eigen
normen en waarden. Opvoeden gebeurt met wei
nig overtuiging. Het besef van wat hoort en niet
hoort, is verre van levend. Het mankeert niet zo
zeer aan de methoden voor opvoeding, maar ze
worden zonder overtuiging aangewend. Toezicht
wordt veronachtzaamd. Om een eenvoudig voor
beeld aan te halen, men geeft een film de kwali
ficatie „Strikt volwassenen" (dat men een soort
aanprijzing heeft laten worden die geen enkele
reclametekstschrijver zou verbeteren,, maar men
let er nauwelijks op als jongeren een toegangs
kaartje voor de film kopen. Erger dan een onvol
maakte methode is een gebrek aan geloof m het
te bereiken doel! Het de jeugd aanpraten van nor
men waaraan men zelf twijfelt is zinloos.
Vele jongeren zijn eigenlijk slechte opmerkers
en wat ze waarnemen verdrinkt chaotisch in een
bodemloze put. Men zou ervan versteld staan als
men wist hoe weinig jongeren de films begrijpen,
die ze zo veelvuldig zien, al is die film nog zo
simpel. Voor hen is de hele wereld een vaag iets.
Vage opmerkers hebben sterke prikkels nodig n
krijgen een vertekende voorstelling van zaken. Chess
man heeft de jeugd sterk aangepakt, vamvege de
sensatie allereerst. Ze bewonderde het bijna heroïsch
pogen waarmee hij zijn vonnis trachtte te ontgaan
en merkte nauwelijks de misdadiger op, die Chess
man ook was. Voor de jeugd speelde de samen-
dr. Beets), hoge snelheden, stoere daden en sexuele
avonturen. Overigens valt het met het gebruik van
verdovende middelen en het roken van marihuana-
sigaretten door de jongeren erg mee.
Inbraken en diefstallen zijn vaak „stoere daden",
zoals van die „gang" jongens die grammofoon
platen stalen, ze stuk sloegen en de etiketjes aan
de wand van hun kamer hingen. Joy-riding Is
vaak niet anders, gepaard aan de roes van de
hoge snelheid. Vernielingen en gewelddaden komen
vaak uit verveling voort en zijn beproevingen van
het energieke lichaam, dat door de goede voeding
van tegenwoordig eerder dan vroeger het stadium
van de lichamelijke puberteit heeft bereikt, maar
dat door de vertraagde geestelijke puberteit tot
groter onevenwichtigheid leidt. Uit de eenzaamheid
en het „displaced"-zijn wordt het gelanterfanter over
straat geboren, het hangen in cafetaria's en snack
bars, de „gang"-vorming, waarvan steeds meer
sprake is.
Men bespeurt soortgelijke neigingen in de on
schuldigste verschijnselen, in de belangstelling voor
judo en ballet, de behoefte aan veel mosterd bij
de patates frites, het knallend lawaai van brom
fietsen, in welke „akoestische aanranding" de jon
gen „zijn leeuw laat brullen", zoals Carmiggelt heeft
geschreven. Men merkt ook dat de jongeren de
televisie ontvluchten, niet doordat ze de program
ma's te stom en te geleerd vinden, maar doordat
er een afkeer is gegroeid voor dat ongerimpelde
„burgerlijke gedoe" van ouders, 'die de hele avond
niets anders doen dan kijken, zwelgend kijken.
Door hun lang niet altijd ongerechtvaardigde
scepticisme hebben de jongeren vanzelf een kast
vol vooroordelen opgeruimd. Ze zijn dan ook zeer
aanspreekbaar. Ze zijn ook lang niet allen emotio
neel gestoord of arm aan gevoelens. Toch hebben
ze te lijden van een vertechniseerde samenleving,
die ze affectief verwaarloost en hen opsluit tussen
„In de bromfiets laat de jongen zijn leeuw brullen
leving de kwade rol en deze beperkte, gevaarlijke
zienswijze kreeg iets funest toen de „maatschappij"
de fout beging Chessman alsnog te vergassen.
„De jeugd krijgt een scheve wereld te zien; krant,
film en televisie putten zich uit in het weergeven
van ellende en hebben geringe aandacht voor het
gelukkigmakende," zo meent prof. dr. R. Rijksen,
criminoloog van de Rijksuniversiteit van Utrecht.
Bij zijn vele ontmoetingen met jongeren heeft
drs. Van der Dungen heel weinig gemerkt van ver
afgoding van jeugd-idolen, zelfs niet voor Elvis
Presley. „Ze zijn er te sceptisch voor". Toch zoe
ken zij volgens dr. Beets naar voorbeelden, maar
vooral onder hun leeftijdgenoten. Wat ze echter
vinden zijn geen avonturen in het grote. Al die
teenager-rages, zo zou men kunnen zeggen, zijn
avonturen in het kleine. Ze gaan gepaard met de
prikklok en arbeidsfluit, met c.a.o. en a.o.w., z.f.
en w.w. En thuis, waar de vader vaak op stap is
en moeder misschien evenzeer voor bijverdienste
of sociaal werk, komen ze soms wel het nodige
tekort. Maar dat hoeft nog niet noodlottig te wor
den.
De jeugdvereniging heeft ze niet zo veel meer
te zeggen, maar daar staan weer veel rijkere moge
lijkheden tegenover op het gebied van sport, dan
sen, kunst en onderwijs. Hiermee wil maar gezegd
zijn, dat men niet direct alle verdacht lijkende ten-
denzen in de tegenwoordige samenleving als betreu
renswaardig moet kenschetsen. Kwalijke invloed
wordt er ook wel toegekend aan vele films. Maar
ook dat moet men niet overschatten. Het is nog
maar weinig geconstateerd, althans in Nederland,
dat films rechtstreeks tot misdaden geïnspireerd
hebben. Een film, zo zegt prof. Rijksen, kan door-
uitgelokte behoefte in de maatschappij frontposities gaans niet meer geven dan een impuls in een totaal
in te nemen. En daar komen af en toe grensover- - j.-- ,f -i
schrijdingen van.
Die grensoverschrijdingen doen zich des te vaker
voor, zo zegt een jeugdzor_-werker in de hoofdstad,
nu de speelruimte tussen wat wél en niet mag zo
krap is geworden, nu wij zo boordevol (verwar
complex. Labiele figuren die, zoals Raskolnikov, al
met de gedachte van een misdaad spelen, kunnen
door zo'n impuls tot daden overgaan. Doch ander
zijds moet men wel beducht zijn voor de invloed
van de film op langere duur. Prof. dr. F. Buyten-
dijk heeft daar kort geleden nog de aandacht op
rende) normen zitten. Is het een wonder dat de gevestigd. Al te vaak geeft de film een onware
benard geraakte jongeren juist boven alles vrijheid levenswijze weer. Heel ongenuanceerd ook worden
verlangen, de vrijblijvende situatie, zonder de bedil- zaken als sexualiteit en agressiviteit benadrukt,
i J J jj J N - VN
zucht, zonder de pottekijkersogen der ouderen, die
voorkauwen: „Zó moet je het zien, zó moet je het
doen." De jongeren zijn duidelijk zelf op zoek naar
een minder bloedeloze, zakelijke en technische maat
schappij dan de onze.
Sommige karaktertrekken van de jeugd van
vandaag treden het sterkst naar voren bij de
jongeren, die onder de zorg van de Kinderbe
scherming (moeten) vallen. De onvolkomenheid
van de maatschappij heeft hen het hevigst aan
gegrepen. Ze zijn eenzaam. Dat kan bijvoorbeeld
leiden tot nozemdom. Ouderen hebben dat no-
zemdom jammer
genoeg meer als
sensatie dan als een
uiting van mense
lijke nood opgevat.
Eenzaam, dat wil
gedeeltelijk ook
zeggen: sterk op
zichzelf betrokken
zonder dat daar iets tegenover gesteld wordt van
uit religieuze, ethische en sociale normen. Deze
voorstelling van zaken blijkt bij voortdurende ex-
positie een gemene, verborgen werkende macht, die
egowntrisch zeker het bewustzijn van een kind in zijn netten
hiin'a Prof dr. J. kan verstrikken.
w„Hii? de kinder- Het politioneel optreden bij nozemrelletjes getuigt
rAchtlr van Rotter- ook lang niet altijd van veel begrip voor hun van
v, heeft ai zo nature uitdagende houding. Natuurlijk kan men
vaak eezien hoe de niet goedvinden, dat nozems de straat onveilig ma-
iJmrpren in opvoe- ken en met fietskettingen ten tonele verschijnen,
aino-atpihuizen het Maar dan moet de politie net zo goed optreden tegen
Hrwar hun ouders onbehoorlijke studentenstreken.
mepsebraohte Er is vastgesteld, dat vele inbraken door jon-
snoepgoed altijd geren vergezeld gaan van zinloze vernielingen van
kilo's, waarom in
hemelsnaam?")
achter elkaar zelf
opeten, zonder een
ogenblik te beden
ken, dat ze er een
ander misschien jok
instrumenten, radio's en kantoormachines, het be-
kladderen van het behang en het bevuilen van
vertrekken. „Die vernielzuchtige baldadigheid", zo
zegt prof. Hudig, „is een merkwaardig soort uiting
van vitaliteit, een kennelijk Nederlandse eigenschap
en een speciaal probleem."
Zo zijn er tal van verschijnselen in dc samen-
een plezier mee leving waardoor de jeugdcriminaliteit wordt gecon-
kunnen doen. Ach- ditioneerd. In de geestelijke en lichamelijke toerus-
ter elkaar ook, ting waarmee men geboren wordt, kunnen, zoals
want de jeugd gezegd, eveneens allerlei ontkiemingsvoorwaarden
schuilen die de mens crimineel vatbaar maken.
Dit betekent echter geenszins dat al die condities
onherroepelijk tot misdadigheid moeten leiden. Het
is geen optelsom, en men heeft zowel te maken
met een bepaalde autonomie i het handelen van
de mens als met een ondefinieerbaar stnk mense
lijk mysterie.
Altijd hebben de jongeren tegen de ouderen gerevolteerd.
duldt geen uitstel
van bevrediging van
haar behoefte. Mis
schien hangt dat sa
men met hun al
dikwijls geconsta
teerde gebrek aan
toekomstperspectief.
De toekomst, de be
roepskeuze al, is
iets onzekers: een
keuze tussen vage
begrippen als naar
fabriek of studeren.
Zeer diep leeft in
hen de angst voor
de toekomst, die
verlammend werkt.
Ze kunnen niet
meer alleen-zijn,
zich ontspannen. Ze
zoeken de roes
(„daarin zijn nog
grote gevoelens en
grote mogelijkheden
voorhanden", aldus
En zonder nog over mysteries te spreken valt
het op te merken, dat de jeugdcriminaliteit nog
een vrij summier onderzocht verschijnsel is. De
heel belangrijke vraag aangaande het percentage
recidive-gevallen (10 percent?) onder de jeugdmis-
drijven bijvoorbeeld, is nog steed„ niet bevredigend
beantwoord. En wat betekent het voor de jeugd
criminaliteit dat het aantal kinderen dat voor neu
rotische en psychosomatische klachten moet wor
den verpleegd, duidelijk stijgt? Enfin, men kan een
lijst van klemmende vragen opstellen die stuk voor
tuk moeten worden onderzocht eer men een diag
nose wil opmaken. „Er is echter", zo zegt de heer
Van der Dungen, „onder de deskundigen wel dege
lijk een fundamenteel inzicht betreffende de tegen
woordige „sceptische generatie". Het moet thans
verder worden uitgewerkt."
HENK SUtR