Het plattelandwaar armoede en
rijkdom nog erfelijk zijn
De aanklacht van Chili
hoerenvolk
Ulbricht eist
erkenning van
de D.D.R.
Visa nodis voor
Oost-Berlijn
Pathet Lao weer
aan het vechten
POTTERS
„LINIA"
WYBERT geven verlichting
bij heesheid en hoest
Laotiaanse regering
beweert van wel
Geen sancties meer
jegens Dominicaanse
Republiek
ZATERDAG 6 JANUARI 1962
PAGINA 9
MENTHOLPELLETS
Tegen hoest en Keelpij
Uitwerking frappantj
DE BENAUWENDE WERKELIJKHEID
VAN CHÉPICA
AMSTERDAM, januari. Chépica
ls een dorp op een paar honderd kilo
meter afstand ten zuiden van Santia
go. De enige reden, waarom ik het
koos, was de aanwezigheid van enkele
Nederlandse paters. Voor de rest had
ik geen voorkeur. Ik zocht een wille
keurig dorp en wat hier volgt over Ché
pica, mag gelden voor Chili. Het plat
teland is uitgemergeld en die regel
wordt door enkele gunstige uitzonde
ringen alleen maar bevestigd.
Toch ljjkt op het eerste gezicht alles
beter. Chili is mooi. Overal domineren
de sneeuwtoppen van de Andes en in
de lente is de wereld daaronder groen
en zonnig. De armoede wordt daar
door verborgen. Ze is niet grauw als
in de callampas, ze is niet duizend
voudig, ze is verspreid en individueel.
De vraag kan zelfs opkomen waarom
mensen van hier wegtrekken naar de
steden. Is honger tussen bloeiende bo
men niet beter dan ellende in het stof?
Die vraag lijkt theoretisch. Maar
feit is. dat men wegtrekt. Feit is, dat
èn in Chili èn in Peru om maar een
paar landen te noemen miljoenen
mensen ,,de armoe in geborgenheid"
hebben verlaten voor een nog duister
der lot rond de steden. Feit is, dat ook
nu nu zelfs de traagsten weten, dat
het perspectief even somber is als het
verleden die trek aanhoudt en groeit.
Dat wijst op twee dingen. Op de
eerste plaats moet er in de gruwelijke
callampas een aantrekkingskracht
schuilen, die zo sterk is, dat zij alle
angsten overwint. Die aantrekkings
kracht heet vrijheid. Want wat de cal-
lampa-bewoner ook ontbreekt en ik
hoop dat ik er in geslaagd ben duide
lijk te maken dat hem vrijwel alles
ontbreekt hij is een vrij man. Hij
is niet langer de slaaf, die zijn voor
ouders eeuwenlang geweest zijn en die
de huidige plattelander nóg is. Dat hij
daarom en daarom alleen weg
trekt, wijst op een tweede omstandig
heid en dat is misschien wel het aller
belangrijkste van alles wat er op het
ogenblik in Zuid-Amerika gebeurt. Het
continent ontwaakt. De oude dagen zijn
voorbij. En ook op het platteland, ook
in de naar aard en traditie meest
slaafse samenleving treedt een kente
ring op. Vroeger was de patroon god.
Door een raadselachtige wilsbeschik
king was hij de man, aan wie alle
macht en alle rijkdom toekwam. Van
hem was men afhankelijk. Voor hem
moest men werken. En de Kerk ge
steund door hem en vertegenwoordigd
door zijn zonen beperkte zich ertoe
een uitzicht te bieden op het hierna
maals. waar alle leed en ellende in
eeuwige glorie zal worden vergoed.
Ik realiseer mij, dat deze taal in een
Nederlandse katholieke krant opvalt.
Ik realiseer mij, dat ze goedkoop kan
schijnen, als ware ze overgenomen uit
een handboek voor anticlericalisme. Ik
zie echter geen andere weg. Als wij
niet willen vervallen in de fout met
een dekmantel te bedekken, wat de lief
de moet opengooien, dan dienen wy te
erkennen, dat de Kerk in Zuid-Ameri
ka gefaald heeft in de opdracht haar
wereld te kerstenen. Men kan hiervoor
velerlei verklaringen aanvoeren en ik
heb in een vorig artikel al gesteld, dat
ik het niet waag een subjectief schul
dig uit te spreken. Ik wil daaraan nog
toevoegen, dat ik met het begrip Kerk
clerus èn leken bedoel, maar dat
neetut niet weg, dat de bittere waar
heid moet worden gezegd. Al in 1941
schreef de charismatisch begaafde
Jezuïet Alberto Hurtardo zijn schok
kende boek ,,Is Chili een katholiek
land?" Die vraag geldt ook vandaag.
Ook nu, in 1962, is het niet de Kerk
die de stoot heeft gegeven tot het ont
waken van het platteland. Dat de
uiterst simpele fundo-arbeider .ik
kom op dat begrip nog terug zijn
lijfeigenschap niet langer als vanzelf
sprekend aanvaardt, is geen gevolg
van de prediking, waarin menige so
ciale encycliek werd en wordt verzwe
gen.
Het zijn de nagalm van onze indus
triële revolutie, de invloed van twee
wereldoorlogen en het openbarsten van
ongekende verkeersmogelijkheden, die
deze beweging op gang hebben ge
bracht. In een luttel aantal jaren heb
ben zich rond Lima een half miljoen
paupers gevestigd in cerro's, voor
Santiago rekenen wij op 6 a 700.000
mensen in de callampas en het weelde
rige Rio de Janeiro kent 900.000 fa-
velha-bewoners. Deze cijfers zijn ont
stellend en ik acht mij verplicht ze toe
te lichten. Ik doe dat, ook al weet ik,
dat mijn vorige feitenrelaas over de
Chileense callampas enkele missiona
rissen in moeilijkheden heeft gebracht.
Sommige Chileense autoriteiten schij
nen de waarheid nu eenmaal slecht te
kunnen verdragen, maar dat mag mij
niet verhinderen haar te schrijven.
Wie hierover zwijgt bevordert im
mers een ,,wir haben es nicht gewusst"
en ik geloof dat wij moeten weten. We
ten, opdat wij ondanks alles
kunnen helpen zoals sommige lezers
spontaan hebben gedaan. En al wil ik
voor deze zaak niet bedelen omdat
men voor een recht niet bedelen mag
ik wil wel herhalen, dat het gironum
mer van N.V. De Tijd, 22884, open
blijft voor hulp.
Hulp, die men geve, omdat men me
de verantwoordelijk is voor onze „huis
genoten des geloofs" een verant
woordelijkheid dus, die blijft en geen
hulp, die wordt ingegeven door kort
stondige ontroeringen. Het gaat niet
om melkblikjes of broden, het gaat om
een leer te effectueren, die zegt dat
iedere pauper Christus is en ik vrees,
dat velen buiten de Kerk eerder heb
ben begrepen, dat daaraan dagelijks
gewerkt moet worden.
Maar goed, Ik ben de lezer na mijn
Verhaal over de callampas een rapport
Verschuldigd over het platteland, waar
van nu al miljoenen letterlijk „in ar
ren moede" zijn weggetrokken. Voor
mij is dat platteland Chépica. Ik heb
or rondgereden in de jeep van pater G.
Thysen uit Aalst. De wegen zal ik niet
beschrijven, want ik weet uit ervaring,
dat zo'n beschrijving niet begrepen kan
worden. Laat ik mij dus beperken tot
de vermelding, dat wij zelfs met een
Jeep meerdere malen zijn vastgelopen,
wat heb ik gezien? Wel, ik begin bij
het liefelijke. Ik arriveerde in de
avond. We hadden na een verrukkelijke
tocht van een paar honderd kilometer
de grote weg verlaten. Met de laag in
vallende zon op de voorruit hadden wij
meer dan een uur door landwegen ge
ploeterd, waarbij ik voortdurend vrees
de, dat wij werkelijk per ongeluk
®en kind zouden doodrijden. Of omdat
wij het niet konden zien, of omdat een
slippende wagen de bestuurder uit de
hand kan lopen. Over doodgereden kip-
Pen spreek ik niet.
Toen kwam Chépica. Een verade-
imig. Goed verlicht. Goed geasphal-
®erd en in het centrum een pleintje,
mooi en zo romantisch, dat ik er in
De getekende werkelijkheid, die nog iets romantisch heeft.
Vlucht naar steden
teken van ontwaken
de late avond een kwartiertje heb rond
gewandeld. Zo moet de verre vreemde
ling zich Zuid-Amerika voorstellen.
Mannen, die na gedane arbeid op een
bank zitten en praten. Grote ronde
hoeden op het hoofd, een poncho om
de schouders en een vriendelijke groet,
die in de stilte de klank heeft van een
zegenwens. Soms passeerde er een te
paard. Zyn grote sporen blonken in het
licht. Een droom eigenlijk, goed voor
het begin van een heerlijke, sentimen
tele film.
De volgende morgen eerste vrij
dag was al even zonnig. Een kerk,
net als hier, vol kinderen en alle pries-
ters, met wie ik tot diep m de nacht
had gesproken, volop in de bediening
van hun ambt. Mislezen, biechthoren,
Communie uitreiken en na de mis dat
toneel, dat ik ook uit Afrika zo goed
ken. „Kom even mee", zei pater Ma-
teo van den Hombergh uit Arcen. „Ze
willen weten wie je bent. Vreemdelin
gen zijn hier schaars." Ik ging mee
en trof vöor de pastorie alle kinderen
en onderwijzeressen. Een lacherige be
doening.
„Dit is een journalist uit Holland, uit
mijn vaderland dus, die hier gekomen
is om over Chili te schrijven." Kan hij
fotograferen? Ja? Wilt u van mij een
plaatje maken? Van mij? Ik knipte
plichtsgetrouw. En dan begint de uit
deling, waarvoor en ik citeer de pas
toor niet weinigen naar de kerk ge
komen zijn. Door de hulp van „Caritas
International" delen de onderwijzeres
sen warme melk uit en hompen brood.
Er wordt niet om gevochten. Iedereen
komt ordelijk naar voren. En daarna
is het volledig stil. Als katjes muizen-
Vervolgens moet ik de school bezoe
ken. Twee klaslokalen. Ik geloof, dat
ik in Nederland aardig wat scholen ge
zien heb. Ik weet, dat wij grote ruimte
problemen kennen, doch dit kennen wy
niet. Ik wil de paters niet beledigen,
maar hun school bestond uit twee grote
donkere holen. Ze zijn lelijk en onher
bergzaam en ik vraag me af wat een
meisje beweegt om hier dag in dag uit
les te geven. Vnor mij betekent dat een
heldhaftigheid, die ik niet zou opbren
gen.
Vervolgens ga ik met pater Thijsen
op stap. Eerst naar die plattelanders,
die boven de middelmaat uitsteken.
Kleine zelfstandige boeren, zouden wij
zeggen. Hun „boerderijen" zijn in Ne
derland echter ondenkbaar. Klein, vuil
en van een primitiviteit, die .k niet kan
vertalen. Men maakt vuur op de grond
zonder schoorsteen. Het kost een akte
van nederigheid om op een stoel te
gaan zitten en wat men hier slaapka
mer noemt, kan in Nederland met niets
worden vergeleken. Een laag, donker
hol, zonder vloer natuurlijk, en in iede
re hoek een hoop vodden, die men bed
den noemt. De kinderen zijn angstig en
de pater moet een leugentje verzinnen
om mij werkelijk alles te laten zien
wat ik zien moet. Soms is het iets be
ter. Dan staat er zelfs e°n naaimachi
ne en is er vlak voor het huis iets
te zien van een begin van een tuin. Ik
herinner mij het huis, waar pater Thij
sen mij met een zekere trots binnenleid
de. De weduwe, die er woonde, was een
van de steunpilaren van zijn sociale
actie. Een voorbeeldig huis. Alleen als
het in ons vaderland zou staan, waar
dan ook, zou het gelden al-, een voor
beeld van bittere ellende. Zo kan ik
doorgaan en ik herhaal nog maar eens,
dat ik niet overdrijf. Ik ben immers pas
aan het begin van mijn verhaal. De
werkelijke ellende komt nog. Die be
gon, toen wij een fundo binnenreden,
waar onmiddellijk mijn aandacht werd
getrokken door een prachtige, grote
bungalow, die ook in het Gooi bewon
derd zou worden. Dat was het huis van
de eigenaar. Dat wil zeggen, het huis
waar de eigenaar woont als hij inder
daad de stad verlaat om zijn bezitting
ten plattelande te controleren. Want
hier raak ik aan hèt euvel van de Chi
leense samenleving, het grootgrondbe
zit. Een fenomeen, dat even reëel als
afschuwelijk is. Een klein aantal puis
sant rijke Chileense families beheert
landerijen, niet zelden ter grootte van
halve Nederlandse provincies. Wat zij
er nu aan doen, moge veel zijn in ver
gelijking met enkele tientallen jaren ge
leden, het is in feite nog volstrekt on
voldoende. Grondbezit is van gewicht,
zo lang het de eigenaar in staat stelt
zijn leven voort te zetten zoals hij dat
van vader op zoon geleerd heeft. Hij
pen voor een eindeloze modderpoel,
bedekt met takken, waarover ik mij
sprongsgewijze heb voortbewogen. Na
ongeveer een kilometer vond ik de
eerste arbeiderswoningen. De eigenaar
zelf was er nooit geweest. Na de
pater was ik misschien de eerste
vreemdeling die er kwam en ik zal
het nooit vergeten. Ik herinner mij de
vrouw. Ze zal veertig geweest zijn. Ze
was volgens onze begrippen te vies om
aan te pakken en dit is haar verhaal.
Ze had veertien kinderen gehad. Er
waren er acht dood en zes in leven.
Ze was duidelijk in verwachting van
de vijftiende en desniettemin moest ze
iedere dag om drie uur op om de
koeien te melken voor de verre eige
naar. Alle kinderen moesten ook
werken en de opbrengst daarvan be
droeg een gulden per dag. Ze was
daarmee tevreden. Haar heer was
haar heer. Het verdriette haar alleen,
dat ze nu al een paar maanden lang
geen geld had ontvangen. Chileense
landeigenaren vergeten vaak op tijd
te betalen. Hoe hun mensen ondertus
sen leven moeten, schijnt geen vraag.
Hetzelfde geldt trouwens ook voor de
kinderbijslag. Ook Chili kent zo'n wet.
Ze wordt alleen niet uitgevoerd. Het
geld verdwijnt en ik hoop, dat hel
witboek, dat daarover dezer dagen
moet verschijnen (of inmiddels reed:
verschenen is) sommigen de ogen zal
openen. Miljoenen aan kinderbjjsla:
voelt zich de „heer", hij is tevreden zo
lang zijn landerijen hem de inkomsten
opleveren, die hij behoeft en verder
gaat zijn belangstelling niet. Ook dat
heeft natuurlijk zijn geschiedenis. Ze
gaat terug tot de tijd der Spaanse con
quistadores. Aan hen werden grote be
zittingen in eigendom geschonken met
de vanzelfsprekende consequentie, dat
alle daarop wonende arbeiders slaven
werden, hun gezinnen incluis. Mis
schien is dit ooit vanzelfsprekend ge
weest. De plattelandsbevolking was en
is voorzover ze niet is weggetrokken
van nature onderdanig. Ze was on
wetend. Ze had geen initiatief en iede
re beslissing moest van de eigenaar ko
men. Door die beslissing zijn ze ook ge
kerstend. Hij katholiek, dan zij ook. Hij
bouwde hun een kapel, hij zorgde voor
een fundo-priester en alle levensproble
men werden door hem geleid en gere
geld.
Nogmaals, het is mogelijk dat dit
ooit begrijpelijk was. Ik weet dat niet.
Ik kan niet oordelen over tijden,
waarin zelfs christenen slavernij
accepti vden. Ik kwam echter in het
najaar van 1961. De jeep moest stop-
steed aan het leven van de man. Hy
was aan het werk natuurlyk. Niet
hard, want wie zo leeft kan niet hard
werken. Maar goed, hy was op het
veld. Hy verzorgde de gewassen van
de eigenaar. Dat kostte de gehele dag.
Hy kwam overdag niet thuis, maar dat
is een omstandigheid, die my niet zo
tragisch leek. Dat werd anders toen
ik weg van de vrouw, weg van hun
holen en weg van de ellende de keu
ken bezocht waar zyn dagelijks eten
op het loon in mindering gebracht
werd klaargemaakt. Die keuken was
een morsig dak, gedragen door vier
palen. Op de grond een houtvuur en
daarop stond een oude teerton. Ik heb
er in gekeken. Een vies kooksel van
bonen met water, waarvan ik met
durfde proeven. Is dit het maal van
vandaag? heb ik gevraagd. Ja. Het
enige? Ja! En morgen? Hetzelfde. En
overmorgen? Idem. Het hele jaar dus.
Water en bonen. Ook het volgend jaar.
Het jaar daarop, enz. Ik heb pater
Thysen aangekeken en hem gevraagd
of hy een stunt uithaalde. Hy heeft
gelachen. Hy is een jonge man vol
nuchter idealisme en niet voor een gat
te vangen. Of ik dan nog meer wilde
zien, heeft hy gevraagd. Ik heb ge
weigerd. Ik kon niet meer en ben met
hem teruggegaan naar het liefelijke
pleintje van Chépita, dat zo mooi is en
idyllisch. Ik heb bij de hoefsmederij
staan kijken naar het altyd boeiende
bedrijf van het beslaan der paarden
en in de soezende warmte van de
middag heb ik overdacht, wat ik
onderweg nog allemaal gehoord had.
Dat negentig procent van de platte
landsbevolking ondervoed is. Dat dus
bijna iedereen in dit land, dat mij
zyn verdwenen bij hen die noch g- iu
noch goed behoeven.
Ik ben ook in het huis van de vrouvv
geweest. Geloof me als ik zeg. dat hel
gehele huisraad in een 'fatsoenlijke te
zou kunnen worden meegenomen. Gt
loof me, dat een van de kinderei
gierend van het huilen wegrende, oi
dat ik aankwam. Een vreemdeling
Een welgeklede man. zo'n beest hac
het kind niet eerder gezien. Ik heb de
vrouw ook nog gevraagd of ze wel eens
in Chépica zelt kwam. Ik schat de af
stand op vyf kilometer. Ze zei nee.
„Wat moet ik er doen. Hoe moat ik
er komen. Ik heb geen tijd." Ik heb
ook in haar huis God vergeve mij
het woord rondgelopen. Een hol.
een duister hol. Nergens iets, dat
zelfs een begin van een gezinsleven
zou kunnen mogelijk maken. En op het
gevaar af voor sentimenteel te worden
versleten, wil ik hier schrijven dat
ik op dat ogenblik gedacht heb aan
mijn gezin in Nederland. Ik heb me
zelf afgevraagd, hoe mijn kinderen hier
zouden leven en ik weet geen ant
woord.
Vervolgens heb ik mijn aandacht be-
I Advertentie}
Alleen in dozen met de naam Wybert
verrukt heeft door zijn weelderig bloei
ende bomen, honger lijdt in de striktste
zin van het woord. Dat kinderen ster
ven omdat de moeder geen melk heeft
en dat de gezinnen bovendien nog be
stolen worden door rondtrekkende
kooplui, die ook voor de meest belache
lijke kledingstukken prijzen vragen,
die de koopkracht verre te boven gaan.
Ik heb gedacht over het feit, dat
deze jonge Nederlandse pater de
fundo-arbeiders eens heeft toegespro
ken en hen heeft gewezen op het ge
brek aan solidariteit. Daaruit is een
kortstondige staking geresulteerd. Een
staking, die de bladen van Santiago
bereikt heeft en die geldt als een
ongehoord fenomeen, dat de betrok
ken priester geen goed zal doen.
Dit in a nutshell is mijn verhaal
over Chépica. Er ontbreken nog een
paar details. Hier zijn ze. Punt 1 is
natuurlijk het drankmisbruik. De pau
pers, die zo moeten leven, besteden
hun eerste geld aan de vlucht, de
vlucht uit de werkelijkheid, die goed
kope drank voor enkele uren mogelijk
maakt. Punt 2 is de positie van vrou
wen en meisjes. Ze zijn het eigendom
van de man, zoals hij het eigendom
is van de landeigenaar. Hij mag alles,
zij mogen niets. Het lust mij niet hier
verder op in te gaan. Ik weiger
mensen te veroordelen om hun gebrek
aan liefde, als zij zelf schim noch
schaduw daarvan ondervinden. Punt 3
is een verheugend teken. Het is het
„Instituto de educacion rural", een
jonge beweging, met steun van de re
gering, die probeert in de duisternis
van het Chileense platteland enig licht
te ontsteken. Het systeem is eenvou
dig. Men probeert uit de geteisterde
plattelandsbevolking die jongemannen
op te leiden van wie men mag ver
wachten, dat zjj hun eigen omgeving
gunstig kunnen beïnvloeden. Eind 1963
moeten daarvoor ongeveer zestig cen
tra gereed zijn. In die centra wordt
gratis onderricht gegeven in de meest
elementaire vakken. Ik heb er een
paar van bezocht en ik moet zeggen
dat ik respect heb voor de poging, die
daar wordt ondernomen. Men pro
beert jongens en meisjes aan te trek
ken vooral uit die streken, waar te
gelijkertijd ook langs andere wegen
wordt gepoogd het plattelandsleven te
verheffen. Dit streven is moeilijk, maar
ik zou de waarheid te kort doen als
ik niet ook zei, dat het met enthousias
me en kundigheid wordt ondernomen.
Desniettemin is het een druppel op een
gloeiende plaat. Het verzengt. En ik
vraag me af, of deze prachtige poging
niet te laat komt.
Nog een ding. Dezer dagen reed ik
met myn oudste zoon van Den Bosch
naar Amsterdam. Wij passeerden vlak
voorby de brug van Hedel een complex
noodwoningen. „Kjjk papa", zei hy,
,,is dat wat U callampas noemt?". Kin
deren weten niet beter, dacht ik eerst.
Maar ik ben bang, dat ik my vergis.
Ik ben bang, dat dit een natuurlijke
reactie is. Men probeert het onbekende
in bekende termen te vatten en zo
vrees ik, dat men de ellende van Chili
wil vergelijken met iets, dat ergens in
Nederland toch ook wel voorkomt. Ge
loof me, dat is niet waar. Wij hebben
hiervan geen voorbeelden. Het is on
voorstelbaar erger. Er is gebrek aan
alles en het wordt tjjd, dat wij de
weinige priesters, die het gelaat van
Christus proberen te zuiveren, te hulp
komen. Ik bedoel met offers en niet
met giften.
ALBERT WELLING
(Advertentie)
BERLIJN, 5 jan. (UPI) De leider
van de Oostduitse communisten, Wal
ter Ulbricht, heeft vandaag gedreigd
met totale scheiding van Berlijn in twee
helften en een toegangsverbod voor de
westelijke geallieerden tot Oost-Berlijn,
als zjj zich geen Oostduitse visa aan
schaffen.
In een interview met de Amerikaanse
TV-maatschappij Columbia Broadcas
ting System veroordeelde Ulbricht de
Amerikaanse legerkonvooien van en
naar Berlijn, dus door de DDR als ..pro
vocerend." Hij eiste dat de Westelijke
gealliëerden overeenkomsten aangaan
met Oost-Duitsland over het gebruik van
de routes te land, ter zee en in de lucht
naar Berlijn, en dat ze zich onderwerpen
aan Oostduitse controlemaatregelen.
Ulbricht waarschuwde dat hij maar
één resultaat van een viermogendheden-
conferentie over Berlijn zou aanvaar
den beëindigdiging van de Westelijke
rechten in de stad.
Als het westen weigert een oplossing
in deze zin te aanvaarden, aldus de Oost
duitse communistenleider, dan zal de
Sovjet-Unie een afzonderlijk vredesver
drag met Oost-Duitsland sluiten, het
geen aan de westelijke rechten een einde
zou maken.
(Reuter) De muur tussen Oost-Ber
lijn en de Franse sector van West-Ber-
lijn is vanmorgen door de vorst bezwe
ken. Er ontstond een gat van één meter.
Onmiddellijk schoten Oostduitse gewa
pende grenswachters toe om het gat te
bewaken. Negen andere Vopo's kwamen
later aan met arbeiders, die het gat
gingen dichtmetselen. Terwijl zij hier
mee bezig waren, viel een eind verder,
eveneens in de Franse sector, een ande
deel van de muur in elkaar.
VIENTIANE, 5 jan. (ATP) Gene
raai Phoemi Nosavan. vice-voorzitter
van de minsterraad van Loas. heeft per
communiqué bekendgemaakt, dat de op
standelingen van de Pathet Lao de vij
andelijkheden hebben hervat. Op 2 ja
nuari is Moeong Peun, ten zuidwesten
van Sam Neua, aangevallen, aldus het
communiqué. Bij de rivier Namllk zijn
op 3 januari gevechten uitgebroken tus
sen regeringstroepen en rebellen, die de
rivier wilden oversteken. De aanval
werd afgeslagen. Volgens het commu
niqué staat een divisie van de Vietminh
aan de grens klaar om zich in de strijd
te mengen.
Amerikaanse militaire kringen in Laos
twijfelen sterk aan de waarheid van ge
neraal Phoemi's mededelingen.~Zy heb
ben geen aanwijzingen over ongebruike
lijke militaire activiteiten. Volgens hen
is de publicatie van het communiqué
een psychologische maatregel, ter recht
vaardiging van het beleid van prins
Boen Oem. de door de Verenigde Sta
ten gesteunde premier van Laos, die
elk vergelijk met de beide andere poli
tieke leiders van het koninkrijk, prins
Soevannovong en prins Soevanna Phoe-
ma, afwijst.
Zoals bekend zijn alle pogingen om de
drie prinsen tot een vergelijk te bren
gen tot op heden mislukt door de on
verzettelijke houding van Boen Oem. De
Verenigde Staten, die werkelijk een neu
traal bewind in Laos wensen, voelen
zich nogal opgelaten omdat juist de door
hen altijd gesteunde politicus op/ het
laatste moment roet in het eten gooit.
WASHINGTON, 5 jan. (UPI) De
Organisatie van Amerikaanse Staten
(OAS) heeft gisteren met 20 tegen 0
stemmen te Washington besloten, de
diplomatieke en economische sancties
tegen de Dominikaanse Republiek op
te heffen. Cuba onthield zich van stem
ming.
De sancties werden in augustus 19b0
door de O.A.S. gelast, toen de voorma
lige Dominicaanse leider, Rafael Tru-
jillo, genoemd werd bij een complot te
gen het leven van president Betancourt
van Venezuela. Alle sprekers in het de
bat verwelkomden het nieuwe tijdelijke
bewind in de republiek, dat tot aan de
algemene verkiezingen het bestuur in
handen heeft.
Het Amerikaanse ministerie van bui
tenlandse zaken maakte later bekend,
dat de Verenigde Staten hun betrekkin
gen met de Dominicaanse Republiek
zullen hervatten. Het land krijgt
tevens toestemming in het komende
halfjaar een extra hoeveelheid van
421.000 ton suiker aan de Verenigde Sta
ten te leveren.
De keuken, waar het eten voor de man bereid werd.