Het plattelandwaar armoede en rijkdom nog erfelijk zijn De aanklacht van Chili hoerenvolk Ulbricht eist erkenning van de D.D.R. Visa nodis voor Oost-Berlijn Pathet Lao weer aan het vechten POTTERS „LINIA" WYBERT geven verlichting bij heesheid en hoest Laotiaanse regering beweert van wel Geen sancties meer jegens Dominicaanse Republiek ZATERDAG 6 JANUARI 1962 PAGINA 9 MENTHOLPELLETS Tegen hoest en Keelpij Uitwerking frappantj DE BENAUWENDE WERKELIJKHEID VAN CHÉPICA AMSTERDAM, januari. Chépica ls een dorp op een paar honderd kilo meter afstand ten zuiden van Santia go. De enige reden, waarom ik het koos, was de aanwezigheid van enkele Nederlandse paters. Voor de rest had ik geen voorkeur. Ik zocht een wille keurig dorp en wat hier volgt over Ché pica, mag gelden voor Chili. Het plat teland is uitgemergeld en die regel wordt door enkele gunstige uitzonde ringen alleen maar bevestigd. Toch ljjkt op het eerste gezicht alles beter. Chili is mooi. Overal domineren de sneeuwtoppen van de Andes en in de lente is de wereld daaronder groen en zonnig. De armoede wordt daar door verborgen. Ze is niet grauw als in de callampas, ze is niet duizend voudig, ze is verspreid en individueel. De vraag kan zelfs opkomen waarom mensen van hier wegtrekken naar de steden. Is honger tussen bloeiende bo men niet beter dan ellende in het stof? Die vraag lijkt theoretisch. Maar feit is. dat men wegtrekt. Feit is, dat èn in Chili èn in Peru om maar een paar landen te noemen miljoenen mensen ,,de armoe in geborgenheid" hebben verlaten voor een nog duister der lot rond de steden. Feit is, dat ook nu nu zelfs de traagsten weten, dat het perspectief even somber is als het verleden die trek aanhoudt en groeit. Dat wijst op twee dingen. Op de eerste plaats moet er in de gruwelijke callampas een aantrekkingskracht schuilen, die zo sterk is, dat zij alle angsten overwint. Die aantrekkings kracht heet vrijheid. Want wat de cal- lampa-bewoner ook ontbreekt en ik hoop dat ik er in geslaagd ben duide lijk te maken dat hem vrijwel alles ontbreekt hij is een vrij man. Hij is niet langer de slaaf, die zijn voor ouders eeuwenlang geweest zijn en die de huidige plattelander nóg is. Dat hij daarom en daarom alleen weg trekt, wijst op een tweede omstandig heid en dat is misschien wel het aller belangrijkste van alles wat er op het ogenblik in Zuid-Amerika gebeurt. Het continent ontwaakt. De oude dagen zijn voorbij. En ook op het platteland, ook in de naar aard en traditie meest slaafse samenleving treedt een kente ring op. Vroeger was de patroon god. Door een raadselachtige wilsbeschik king was hij de man, aan wie alle macht en alle rijkdom toekwam. Van hem was men afhankelijk. Voor hem moest men werken. En de Kerk ge steund door hem en vertegenwoordigd door zijn zonen beperkte zich ertoe een uitzicht te bieden op het hierna maals. waar alle leed en ellende in eeuwige glorie zal worden vergoed. Ik realiseer mij, dat deze taal in een Nederlandse katholieke krant opvalt. Ik realiseer mij, dat ze goedkoop kan schijnen, als ware ze overgenomen uit een handboek voor anticlericalisme. Ik zie echter geen andere weg. Als wij niet willen vervallen in de fout met een dekmantel te bedekken, wat de lief de moet opengooien, dan dienen wy te erkennen, dat de Kerk in Zuid-Ameri ka gefaald heeft in de opdracht haar wereld te kerstenen. Men kan hiervoor velerlei verklaringen aanvoeren en ik heb in een vorig artikel al gesteld, dat ik het niet waag een subjectief schul dig uit te spreken. Ik wil daaraan nog toevoegen, dat ik met het begrip Kerk clerus èn leken bedoel, maar dat neetut niet weg, dat de bittere waar heid moet worden gezegd. Al in 1941 schreef de charismatisch begaafde Jezuïet Alberto Hurtardo zijn schok kende boek ,,Is Chili een katholiek land?" Die vraag geldt ook vandaag. Ook nu, in 1962, is het niet de Kerk die de stoot heeft gegeven tot het ont waken van het platteland. Dat de uiterst simpele fundo-arbeider .ik kom op dat begrip nog terug zijn lijfeigenschap niet langer als vanzelf sprekend aanvaardt, is geen gevolg van de prediking, waarin menige so ciale encycliek werd en wordt verzwe gen. Het zijn de nagalm van onze indus triële revolutie, de invloed van twee wereldoorlogen en het openbarsten van ongekende verkeersmogelijkheden, die deze beweging op gang hebben ge bracht. In een luttel aantal jaren heb ben zich rond Lima een half miljoen paupers gevestigd in cerro's, voor Santiago rekenen wij op 6 a 700.000 mensen in de callampas en het weelde rige Rio de Janeiro kent 900.000 fa- velha-bewoners. Deze cijfers zijn ont stellend en ik acht mij verplicht ze toe te lichten. Ik doe dat, ook al weet ik, dat mijn vorige feitenrelaas over de Chileense callampas enkele missiona rissen in moeilijkheden heeft gebracht. Sommige Chileense autoriteiten schij nen de waarheid nu eenmaal slecht te kunnen verdragen, maar dat mag mij niet verhinderen haar te schrijven. Wie hierover zwijgt bevordert im mers een ,,wir haben es nicht gewusst" en ik geloof dat wij moeten weten. We ten, opdat wij ondanks alles kunnen helpen zoals sommige lezers spontaan hebben gedaan. En al wil ik voor deze zaak niet bedelen omdat men voor een recht niet bedelen mag ik wil wel herhalen, dat het gironum mer van N.V. De Tijd, 22884, open blijft voor hulp. Hulp, die men geve, omdat men me de verantwoordelijk is voor onze „huis genoten des geloofs" een verant woordelijkheid dus, die blijft en geen hulp, die wordt ingegeven door kort stondige ontroeringen. Het gaat niet om melkblikjes of broden, het gaat om een leer te effectueren, die zegt dat iedere pauper Christus is en ik vrees, dat velen buiten de Kerk eerder heb ben begrepen, dat daaraan dagelijks gewerkt moet worden. Maar goed, Ik ben de lezer na mijn Verhaal over de callampas een rapport Verschuldigd over het platteland, waar van nu al miljoenen letterlijk „in ar ren moede" zijn weggetrokken. Voor mij is dat platteland Chépica. Ik heb or rondgereden in de jeep van pater G. Thysen uit Aalst. De wegen zal ik niet beschrijven, want ik weet uit ervaring, dat zo'n beschrijving niet begrepen kan worden. Laat ik mij dus beperken tot de vermelding, dat wij zelfs met een Jeep meerdere malen zijn vastgelopen, wat heb ik gezien? Wel, ik begin bij het liefelijke. Ik arriveerde in de avond. We hadden na een verrukkelijke tocht van een paar honderd kilometer de grote weg verlaten. Met de laag in vallende zon op de voorruit hadden wij meer dan een uur door landwegen ge ploeterd, waarbij ik voortdurend vrees de, dat wij werkelijk per ongeluk ®en kind zouden doodrijden. Of omdat wij het niet konden zien, of omdat een slippende wagen de bestuurder uit de hand kan lopen. Over doodgereden kip- Pen spreek ik niet. Toen kwam Chépica. Een verade- imig. Goed verlicht. Goed geasphal- ®erd en in het centrum een pleintje, mooi en zo romantisch, dat ik er in De getekende werkelijkheid, die nog iets romantisch heeft. Vlucht naar steden teken van ontwaken de late avond een kwartiertje heb rond gewandeld. Zo moet de verre vreemde ling zich Zuid-Amerika voorstellen. Mannen, die na gedane arbeid op een bank zitten en praten. Grote ronde hoeden op het hoofd, een poncho om de schouders en een vriendelijke groet, die in de stilte de klank heeft van een zegenwens. Soms passeerde er een te paard. Zyn grote sporen blonken in het licht. Een droom eigenlijk, goed voor het begin van een heerlijke, sentimen tele film. De volgende morgen eerste vrij dag was al even zonnig. Een kerk, net als hier, vol kinderen en alle pries- ters, met wie ik tot diep m de nacht had gesproken, volop in de bediening van hun ambt. Mislezen, biechthoren, Communie uitreiken en na de mis dat toneel, dat ik ook uit Afrika zo goed ken. „Kom even mee", zei pater Ma- teo van den Hombergh uit Arcen. „Ze willen weten wie je bent. Vreemdelin gen zijn hier schaars." Ik ging mee en trof vöor de pastorie alle kinderen en onderwijzeressen. Een lacherige be doening. „Dit is een journalist uit Holland, uit mijn vaderland dus, die hier gekomen is om over Chili te schrijven." Kan hij fotograferen? Ja? Wilt u van mij een plaatje maken? Van mij? Ik knipte plichtsgetrouw. En dan begint de uit deling, waarvoor en ik citeer de pas toor niet weinigen naar de kerk ge komen zijn. Door de hulp van „Caritas International" delen de onderwijzeres sen warme melk uit en hompen brood. Er wordt niet om gevochten. Iedereen komt ordelijk naar voren. En daarna is het volledig stil. Als katjes muizen- Vervolgens moet ik de school bezoe ken. Twee klaslokalen. Ik geloof, dat ik in Nederland aardig wat scholen ge zien heb. Ik weet, dat wij grote ruimte problemen kennen, doch dit kennen wy niet. Ik wil de paters niet beledigen, maar hun school bestond uit twee grote donkere holen. Ze zijn lelijk en onher bergzaam en ik vraag me af wat een meisje beweegt om hier dag in dag uit les te geven. Vnor mij betekent dat een heldhaftigheid, die ik niet zou opbren gen. Vervolgens ga ik met pater Thijsen op stap. Eerst naar die plattelanders, die boven de middelmaat uitsteken. Kleine zelfstandige boeren, zouden wij zeggen. Hun „boerderijen" zijn in Ne derland echter ondenkbaar. Klein, vuil en van een primitiviteit, die .k niet kan vertalen. Men maakt vuur op de grond zonder schoorsteen. Het kost een akte van nederigheid om op een stoel te gaan zitten en wat men hier slaapka mer noemt, kan in Nederland met niets worden vergeleken. Een laag, donker hol, zonder vloer natuurlijk, en in iede re hoek een hoop vodden, die men bed den noemt. De kinderen zijn angstig en de pater moet een leugentje verzinnen om mij werkelijk alles te laten zien wat ik zien moet. Soms is het iets be ter. Dan staat er zelfs e°n naaimachi ne en is er vlak voor het huis iets te zien van een begin van een tuin. Ik herinner mij het huis, waar pater Thij sen mij met een zekere trots binnenleid de. De weduwe, die er woonde, was een van de steunpilaren van zijn sociale actie. Een voorbeeldig huis. Alleen als het in ons vaderland zou staan, waar dan ook, zou het gelden al-, een voor beeld van bittere ellende. Zo kan ik doorgaan en ik herhaal nog maar eens, dat ik niet overdrijf. Ik ben immers pas aan het begin van mijn verhaal. De werkelijke ellende komt nog. Die be gon, toen wij een fundo binnenreden, waar onmiddellijk mijn aandacht werd getrokken door een prachtige, grote bungalow, die ook in het Gooi bewon derd zou worden. Dat was het huis van de eigenaar. Dat wil zeggen, het huis waar de eigenaar woont als hij inder daad de stad verlaat om zijn bezitting ten plattelande te controleren. Want hier raak ik aan hèt euvel van de Chi leense samenleving, het grootgrondbe zit. Een fenomeen, dat even reëel als afschuwelijk is. Een klein aantal puis sant rijke Chileense families beheert landerijen, niet zelden ter grootte van halve Nederlandse provincies. Wat zij er nu aan doen, moge veel zijn in ver gelijking met enkele tientallen jaren ge leden, het is in feite nog volstrekt on voldoende. Grondbezit is van gewicht, zo lang het de eigenaar in staat stelt zijn leven voort te zetten zoals hij dat van vader op zoon geleerd heeft. Hij pen voor een eindeloze modderpoel, bedekt met takken, waarover ik mij sprongsgewijze heb voortbewogen. Na ongeveer een kilometer vond ik de eerste arbeiderswoningen. De eigenaar zelf was er nooit geweest. Na de pater was ik misschien de eerste vreemdeling die er kwam en ik zal het nooit vergeten. Ik herinner mij de vrouw. Ze zal veertig geweest zijn. Ze was volgens onze begrippen te vies om aan te pakken en dit is haar verhaal. Ze had veertien kinderen gehad. Er waren er acht dood en zes in leven. Ze was duidelijk in verwachting van de vijftiende en desniettemin moest ze iedere dag om drie uur op om de koeien te melken voor de verre eige naar. Alle kinderen moesten ook werken en de opbrengst daarvan be droeg een gulden per dag. Ze was daarmee tevreden. Haar heer was haar heer. Het verdriette haar alleen, dat ze nu al een paar maanden lang geen geld had ontvangen. Chileense landeigenaren vergeten vaak op tijd te betalen. Hoe hun mensen ondertus sen leven moeten, schijnt geen vraag. Hetzelfde geldt trouwens ook voor de kinderbijslag. Ook Chili kent zo'n wet. Ze wordt alleen niet uitgevoerd. Het geld verdwijnt en ik hoop, dat hel witboek, dat daarover dezer dagen moet verschijnen (of inmiddels reed: verschenen is) sommigen de ogen zal openen. Miljoenen aan kinderbjjsla: voelt zich de „heer", hij is tevreden zo lang zijn landerijen hem de inkomsten opleveren, die hij behoeft en verder gaat zijn belangstelling niet. Ook dat heeft natuurlijk zijn geschiedenis. Ze gaat terug tot de tijd der Spaanse con quistadores. Aan hen werden grote be zittingen in eigendom geschonken met de vanzelfsprekende consequentie, dat alle daarop wonende arbeiders slaven werden, hun gezinnen incluis. Mis schien is dit ooit vanzelfsprekend ge weest. De plattelandsbevolking was en is voorzover ze niet is weggetrokken van nature onderdanig. Ze was on wetend. Ze had geen initiatief en iede re beslissing moest van de eigenaar ko men. Door die beslissing zijn ze ook ge kerstend. Hij katholiek, dan zij ook. Hij bouwde hun een kapel, hij zorgde voor een fundo-priester en alle levensproble men werden door hem geleid en gere geld. Nogmaals, het is mogelijk dat dit ooit begrijpelijk was. Ik weet dat niet. Ik kan niet oordelen over tijden, waarin zelfs christenen slavernij accepti vden. Ik kwam echter in het najaar van 1961. De jeep moest stop- steed aan het leven van de man. Hy was aan het werk natuurlyk. Niet hard, want wie zo leeft kan niet hard werken. Maar goed, hy was op het veld. Hy verzorgde de gewassen van de eigenaar. Dat kostte de gehele dag. Hy kwam overdag niet thuis, maar dat is een omstandigheid, die my niet zo tragisch leek. Dat werd anders toen ik weg van de vrouw, weg van hun holen en weg van de ellende de keu ken bezocht waar zyn dagelijks eten op het loon in mindering gebracht werd klaargemaakt. Die keuken was een morsig dak, gedragen door vier palen. Op de grond een houtvuur en daarop stond een oude teerton. Ik heb er in gekeken. Een vies kooksel van bonen met water, waarvan ik met durfde proeven. Is dit het maal van vandaag? heb ik gevraagd. Ja. Het enige? Ja! En morgen? Hetzelfde. En overmorgen? Idem. Het hele jaar dus. Water en bonen. Ook het volgend jaar. Het jaar daarop, enz. Ik heb pater Thysen aangekeken en hem gevraagd of hy een stunt uithaalde. Hy heeft gelachen. Hy is een jonge man vol nuchter idealisme en niet voor een gat te vangen. Of ik dan nog meer wilde zien, heeft hy gevraagd. Ik heb ge weigerd. Ik kon niet meer en ben met hem teruggegaan naar het liefelijke pleintje van Chépita, dat zo mooi is en idyllisch. Ik heb bij de hoefsmederij staan kijken naar het altyd boeiende bedrijf van het beslaan der paarden en in de soezende warmte van de middag heb ik overdacht, wat ik onderweg nog allemaal gehoord had. Dat negentig procent van de platte landsbevolking ondervoed is. Dat dus bijna iedereen in dit land, dat mij zyn verdwenen bij hen die noch g- iu noch goed behoeven. Ik ben ook in het huis van de vrouvv geweest. Geloof me als ik zeg. dat hel gehele huisraad in een 'fatsoenlijke te zou kunnen worden meegenomen. Gt loof me, dat een van de kinderei gierend van het huilen wegrende, oi dat ik aankwam. Een vreemdeling Een welgeklede man. zo'n beest hac het kind niet eerder gezien. Ik heb de vrouw ook nog gevraagd of ze wel eens in Chépica zelt kwam. Ik schat de af stand op vyf kilometer. Ze zei nee. „Wat moet ik er doen. Hoe moat ik er komen. Ik heb geen tijd." Ik heb ook in haar huis God vergeve mij het woord rondgelopen. Een hol. een duister hol. Nergens iets, dat zelfs een begin van een gezinsleven zou kunnen mogelijk maken. En op het gevaar af voor sentimenteel te worden versleten, wil ik hier schrijven dat ik op dat ogenblik gedacht heb aan mijn gezin in Nederland. Ik heb me zelf afgevraagd, hoe mijn kinderen hier zouden leven en ik weet geen ant woord. Vervolgens heb ik mijn aandacht be- I Advertentie} Alleen in dozen met de naam Wybert verrukt heeft door zijn weelderig bloei ende bomen, honger lijdt in de striktste zin van het woord. Dat kinderen ster ven omdat de moeder geen melk heeft en dat de gezinnen bovendien nog be stolen worden door rondtrekkende kooplui, die ook voor de meest belache lijke kledingstukken prijzen vragen, die de koopkracht verre te boven gaan. Ik heb gedacht over het feit, dat deze jonge Nederlandse pater de fundo-arbeiders eens heeft toegespro ken en hen heeft gewezen op het ge brek aan solidariteit. Daaruit is een kortstondige staking geresulteerd. Een staking, die de bladen van Santiago bereikt heeft en die geldt als een ongehoord fenomeen, dat de betrok ken priester geen goed zal doen. Dit in a nutshell is mijn verhaal over Chépica. Er ontbreken nog een paar details. Hier zijn ze. Punt 1 is natuurlijk het drankmisbruik. De pau pers, die zo moeten leven, besteden hun eerste geld aan de vlucht, de vlucht uit de werkelijkheid, die goed kope drank voor enkele uren mogelijk maakt. Punt 2 is de positie van vrou wen en meisjes. Ze zijn het eigendom van de man, zoals hij het eigendom is van de landeigenaar. Hij mag alles, zij mogen niets. Het lust mij niet hier verder op in te gaan. Ik weiger mensen te veroordelen om hun gebrek aan liefde, als zij zelf schim noch schaduw daarvan ondervinden. Punt 3 is een verheugend teken. Het is het „Instituto de educacion rural", een jonge beweging, met steun van de re gering, die probeert in de duisternis van het Chileense platteland enig licht te ontsteken. Het systeem is eenvou dig. Men probeert uit de geteisterde plattelandsbevolking die jongemannen op te leiden van wie men mag ver wachten, dat zjj hun eigen omgeving gunstig kunnen beïnvloeden. Eind 1963 moeten daarvoor ongeveer zestig cen tra gereed zijn. In die centra wordt gratis onderricht gegeven in de meest elementaire vakken. Ik heb er een paar van bezocht en ik moet zeggen dat ik respect heb voor de poging, die daar wordt ondernomen. Men pro beert jongens en meisjes aan te trek ken vooral uit die streken, waar te gelijkertijd ook langs andere wegen wordt gepoogd het plattelandsleven te verheffen. Dit streven is moeilijk, maar ik zou de waarheid te kort doen als ik niet ook zei, dat het met enthousias me en kundigheid wordt ondernomen. Desniettemin is het een druppel op een gloeiende plaat. Het verzengt. En ik vraag me af, of deze prachtige poging niet te laat komt. Nog een ding. Dezer dagen reed ik met myn oudste zoon van Den Bosch naar Amsterdam. Wij passeerden vlak voorby de brug van Hedel een complex noodwoningen. „Kjjk papa", zei hy, ,,is dat wat U callampas noemt?". Kin deren weten niet beter, dacht ik eerst. Maar ik ben bang, dat ik my vergis. Ik ben bang, dat dit een natuurlijke reactie is. Men probeert het onbekende in bekende termen te vatten en zo vrees ik, dat men de ellende van Chili wil vergelijken met iets, dat ergens in Nederland toch ook wel voorkomt. Ge loof me, dat is niet waar. Wij hebben hiervan geen voorbeelden. Het is on voorstelbaar erger. Er is gebrek aan alles en het wordt tjjd, dat wij de weinige priesters, die het gelaat van Christus proberen te zuiveren, te hulp komen. Ik bedoel met offers en niet met giften. ALBERT WELLING (Advertentie) BERLIJN, 5 jan. (UPI) De leider van de Oostduitse communisten, Wal ter Ulbricht, heeft vandaag gedreigd met totale scheiding van Berlijn in twee helften en een toegangsverbod voor de westelijke geallieerden tot Oost-Berlijn, als zjj zich geen Oostduitse visa aan schaffen. In een interview met de Amerikaanse TV-maatschappij Columbia Broadcas ting System veroordeelde Ulbricht de Amerikaanse legerkonvooien van en naar Berlijn, dus door de DDR als ..pro vocerend." Hij eiste dat de Westelijke gealliëerden overeenkomsten aangaan met Oost-Duitsland over het gebruik van de routes te land, ter zee en in de lucht naar Berlijn, en dat ze zich onderwerpen aan Oostduitse controlemaatregelen. Ulbricht waarschuwde dat hij maar één resultaat van een viermogendheden- conferentie over Berlijn zou aanvaar den beëindigdiging van de Westelijke rechten in de stad. Als het westen weigert een oplossing in deze zin te aanvaarden, aldus de Oost duitse communistenleider, dan zal de Sovjet-Unie een afzonderlijk vredesver drag met Oost-Duitsland sluiten, het geen aan de westelijke rechten een einde zou maken. (Reuter) De muur tussen Oost-Ber lijn en de Franse sector van West-Ber- lijn is vanmorgen door de vorst bezwe ken. Er ontstond een gat van één meter. Onmiddellijk schoten Oostduitse gewa pende grenswachters toe om het gat te bewaken. Negen andere Vopo's kwamen later aan met arbeiders, die het gat gingen dichtmetselen. Terwijl zij hier mee bezig waren, viel een eind verder, eveneens in de Franse sector, een ande deel van de muur in elkaar. VIENTIANE, 5 jan. (ATP) Gene raai Phoemi Nosavan. vice-voorzitter van de minsterraad van Loas. heeft per communiqué bekendgemaakt, dat de op standelingen van de Pathet Lao de vij andelijkheden hebben hervat. Op 2 ja nuari is Moeong Peun, ten zuidwesten van Sam Neua, aangevallen, aldus het communiqué. Bij de rivier Namllk zijn op 3 januari gevechten uitgebroken tus sen regeringstroepen en rebellen, die de rivier wilden oversteken. De aanval werd afgeslagen. Volgens het commu niqué staat een divisie van de Vietminh aan de grens klaar om zich in de strijd te mengen. Amerikaanse militaire kringen in Laos twijfelen sterk aan de waarheid van ge neraal Phoemi's mededelingen.~Zy heb ben geen aanwijzingen over ongebruike lijke militaire activiteiten. Volgens hen is de publicatie van het communiqué een psychologische maatregel, ter recht vaardiging van het beleid van prins Boen Oem. de door de Verenigde Sta ten gesteunde premier van Laos, die elk vergelijk met de beide andere poli tieke leiders van het koninkrijk, prins Soevannovong en prins Soevanna Phoe- ma, afwijst. Zoals bekend zijn alle pogingen om de drie prinsen tot een vergelijk te bren gen tot op heden mislukt door de on verzettelijke houding van Boen Oem. De Verenigde Staten, die werkelijk een neu traal bewind in Laos wensen, voelen zich nogal opgelaten omdat juist de door hen altijd gesteunde politicus op/ het laatste moment roet in het eten gooit. WASHINGTON, 5 jan. (UPI) De Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) heeft gisteren met 20 tegen 0 stemmen te Washington besloten, de diplomatieke en economische sancties tegen de Dominikaanse Republiek op te heffen. Cuba onthield zich van stem ming. De sancties werden in augustus 19b0 door de O.A.S. gelast, toen de voorma lige Dominicaanse leider, Rafael Tru- jillo, genoemd werd bij een complot te gen het leven van president Betancourt van Venezuela. Alle sprekers in het de bat verwelkomden het nieuwe tijdelijke bewind in de republiek, dat tot aan de algemene verkiezingen het bestuur in handen heeft. Het Amerikaanse ministerie van bui tenlandse zaken maakte later bekend, dat de Verenigde Staten hun betrekkin gen met de Dominicaanse Republiek zullen hervatten. Het land krijgt tevens toestemming in het komende halfjaar een extra hoeveelheid van 421.000 ton suiker aan de Verenigde Sta ten te leveren. De keuken, waar het eten voor de man bereid werd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1962 | | pagina 9