MET BLOED, ZWEET EN ENZIAN Wacht u voor de .GIPSKONING" Idiotengang op 2000 m hoogte Ook verantwoordelijkheidszin 1moet groeien1 mmm Als ganzen Stijging van welvaart niet voldoende Sociaal commentaar HET FUNDAMENT VAN UW VERMOGEN ZATERDAG 13 JANUARI 1962 PAGINA 9 m&msm «gyp In het skispoor van de oermens Hubert controleert de ski's, voor een tocht in de Alpenketen rond het ötztal. uit het Ötztal goed kon ons toe. Hij zei erbij dat dit een vlotte manier van omdraaien was. In zijn gavê demonstratie zwaaide hij de rechter-ski krachtig omhoog, zodat deze loodrecht voor hem in de sneeuw kwam te staan. Terwijl hij steunde op zijn beide skistokken liet hij de rechter- ski vervolgens omklappen, zodat deze in omgekeerde richting naast de lin- ker-ski kwam te staan. Door deze eenvoudig bij te brengen, voltooide hij een draai van 180 graden en daarmee begon het drama. Zolang we met beide benen maar stevig op de grond konden blijven, was er geen vuil tje aan de lucht. Doch nauwelijks wa ren wij een van onze steunpilaren kwijt, owe begonnen aan een hele reeks zitpartijen in allerlei gecompli ceerde houdingen. De vrouwen in ons idiotengroepje losten dat heel charmant op met: ,,o jeetje" of ,,wat naar nu" en het dient gezeohd dat de jonge Oos tenrijker zich'opvallend geduldig bereid toonde heur opgewekt weer omhoog te trekken. Wij mannen hadden wat dat betreft heel wat minder belangstelling. Daar komt nog bij dat we ons op éen lijn met de zwakke sexe eenvoudig dood geneerden, helemaal uit de rol vielen van de superieuren en ons derhalve ook al heel snel anders begonnen uit te drukken dan ,,o jeetje" of ,,wat naar nu". De conclusie was dan ook niet anders dan dat het begin ronduit ont moedigend bleek, fnuikend onder ons gezegd. Bloed en zweet op de helling van de Gaislachalm. De tranen ontbre ken, zult u zeggen. Natuurlijk, als man hou je je goed en bovendien stond na iedere les Hubert Gstrein blozend van weelde achter zijn morsige toog om ons de Enzian te offreren, het medicijn om vol te houden, het middel om te blijven meedoen aan het vreemde spel van vallen en opstaan. Enzian is in zekere zin de vloeibare geest van de Oosten rijkers. Als je dit rijkelijk van alcohol voorziene vocht goed drinkt, dien je het met één teug door het keelgat te koersen, vervolgens even de adem in te houden en met de ogen dicht de korte, maar hevige explosie in de buik holte te verwerken. Dan stijgen er in derdaad allerlei prettige oprispingen naar boven, waartussen geen plaats is voor diepe neerslachtigheid en allerlei sombere overpeinzingen over de waar de van het skiën. De Enzian houdt je niet alleen op de been en op de ski's, hij vertroebelt ook de vreselijke visioe nen van ledematen die breken met het geluid van knappende tafelpoten, de karrevrachten gips, die nodig zijn om uitgerekend jou weer enigszins op peil te brengen. De Enzian dus heeft ons erdoor ge haald, dwars door de hel van Huberts idiotengang, waarbij de ski's als enor me blokken aan de benen hingen, nu eens dwars tegen elkaar inliepen zodat je met de voeten in een pijnlijke om helzing voorover in het stugge sneeuw tapijt dook, dan weer heel uitbundig uit elkaar gingen, een soort definitief afscheid in de geest van: ieder een kant uit. Wij bezitten lange benen en kunnen op dit punt heel wat aan, maar er zijn natuurlijk grenzen en niet ieder een is in de wieg gelegd voor het maken van een stevig doorgevoerde spagaat. En dat zijn dan nog maar enkele details. Wat dacht u bijvoorbeeld van onze eerste helling, die wij iets te veel zo vertelde de leraar ons later voorover gebogen namen, waarbij we al heel gauw ook op de handen gingen steunen. We hebben eerlijk geprobeerd het tempo met de handen bij te houden. De voeten heerlijk glijdend op de lange latten, de handen in gestrekte draf er aan vooraf. Heus, geloof ons, er was geen houden aan, een wilde onverant woorde salto werd ons lot. Maar de jonge Oostenrijker met zijn fijne, sjieke sjaaltje boven op de trui en zijn hese, broeierige stem bleef vrolijk en gedul dig. Je zou hem haast gaan haten, ware het niet dat je toch langzaam maar zeker vorderingen bespeurde, wat meer „Schwum zum Hang" in de afdaling, het steeds beter belasten van de dalski, en het nu al een paar maal achter elkaar naar voren duwen van de goede schouder. Van verschijnselen als stijve armen en benen of kramp in de kuiten moest men op de Gais lachalm niets hebbèn. In beweging blijven, adviseerde Hubert, en om er hier het zijne toe bij te dragen haalde hij op een winderige avond een paar craks in het zogenaamde Schuhplattlen naar boven, een groep Oostenrijkers in costuum, d.w.z. de vrouwen jodelend in hun bonte Dirndls, de mannen ruig en opgewonden in hun stugge Lederho- sen. Zij sprongen en dansten door de berghut en schopten elkaar enorm hard tegen het zitvlak; uit louter plezier daarover sloegen zij zich stevig op de bovenbenen, waarop deze met rode plekken krachtig begonnen te proteste ren. In zo'n Alpengasthof is het dan al gauw de bedoeling dat je meedoet, springend en dansend, strafschoppen nemend en incasserend al naar gelang het uitkomt. De zin van dit alles is voor de buitenstaander wat moeilijk te begrijpen, maar op zo'n avondje zal hij zich daarover echt niet druk ma ken. En de andere morgen weer op de ski's zal hij bemerken dat het hem deugd heeft gedaan, hij wat losser en soepeler op de latten omlaag schuift, meer durft en derhalve ook meer kan. De angst om te vallen en de boze ge dachten aan het breken van een arm of been nemen af. Je voelt je zeker der en dat is dan de juiste stemming om vol goede moed door te gaan en te geloven in het feit dat je het goede begin nu binnen je bereik hebt. Hoor je in deze gelukzalige stemming naast je iemand kreunen of steunen, kijk dan niet. Vraagt er iemand met huilerige stem: „Zeg kom eens, ik ge loof dat ik wat gebroken heb" wend je eenvoudig af. Het klinkt hard, maar het is een goede raadgeving. Laat het helpen aan de geroutineerden over. Aan hen die niets meer te verliezen hebben. Ga als beginner-met-mogelijk- heden ook nooit mee naar de dokter. Zoiets werkt eenvoudig vernietigend vooral wanneer de i an in het onschul dige wit een praktijk heeft als dokter K. Praxmarer, die de illustere bijnaam heeft van de „gipskoning uit Solden". In het seizoen werkt hij continu, put tend uit de onvermoeibare bron van de ongevallenverzekering, gehard door en gespecialiseerd in de open en geslo ten breuken, waarmee hij wel raad weet. Zittend in zijn stampvolle wacht kamer, tussen zachtjes kreunende en kermende patiënten, zal je dat onmid dellijk moeten beamen. Van onder de deur van zijn spreekkamer worden de meest ontmoedigende geluiden hoor baar, van het heel zachte, hulpeloos protesterende „niet doen" tot het lang gerekte, barbaarse protest. De sfeer in zo'n volle wachtkamer wisselt van koele, moedige berusting tot een stem ming van: zal ik dan maar gaan. ij schoot als een donkere schicht uit de grauwe mistflarden, de rug ietwat gebogen, de knalrode kaboutermuts zwiepend in de wind. De sneeuw wervelde omhoog langs de enorme ski's, waarop hij de steile bergwand afsuisde, een zo op het oog roekeloze glijvlucht over het knob belige, witte vlak. En hij zong er bij, uitdagend hard alsof het zo hoorde, een onmisbaar onderdeel van een ritueel voor: je kunt skiën of je kunt het niet. Voor de Tirolers is hij Hubert Gstrein, het „schi-kanon" uit Innerwald. Voor de vreemdeling is hij echter méér: de oer-mens van het Ötztal, de breedge schouderde man met de boeren-onver- zettelijkheid, de slimheid en kracht, een beetje Andreas Hofer als het zou moe ten. De vrijheidsdrang van Zuid-Tirol heeft zijn aandacht, maar meer niet. Zijn wereld ligt tussen de schrille, angstaanjagende pijnkreten bij de gips- dokter en de zilveren en gouden ere- speldjes van de Oostenrijkse skischool: het leren skiën aan hen die zich daar toe geroepen voelen, het grote avon tuur op de lange latten, zoals dat va rieert van „reine Schneeflug" tot de lastige techniek van het „wedeln mit quersprung". De opmars van de skisport neemt nog steeds grotere vormen aan. De sluiers rond het dure, exclusieve privé- vermaak van de high-society, „les liai sons dangereuses" en alle romantische verwikkelingen zijn opgetrokken. Ieder een kan naar de wintersport en er zijn prijzen, die geen noemenswaardig ver schil vertonen met de kosten van de zomerreis. Zwitserland en Oostenrijk en in wat mindere mate ook Frankrijk en Italië bieden grote mogelijkheden. Zij bezitten naast tal van uitgebreide wintersportcentra met luxueuze en een voudige hotels, skischolen en skiliften, dancings en bars, ook plaatsen waar men voor minder geld de gebenedijde skisport kan beoefenen. Zo'n plaats vonden wij in de Oostenrijkse Alpen, in het Gasthof van Hubert Gestrein. een tot hotelletje uitgebouwde berghut op de Gaislachalm, meer dan tweeduizend meter boven de toeristische drukte van het ötztal. Een bevoorrecht plekje voor hen die de dagelijkse sleur willen ont vluchten, geïsoleerd als men is na een moeizame klim- en klauterpartij van twee en een half uur met kramp in de kuiten en een dikke, opgezette tong. Het zou onzin zijn om het Gasthof van Hubert hiervoor het alleenrecht toe te kennen. Op vele plaatsen in Oostenrijk en ook elders kan men zulke afgelegen wintersportdomeinen aantreffen. Ze lig gen ietwat verloren in de witte wereld van de grote stilte en vinden hun kracht in een bijzondere sfeer, de huiselijke gezelligheid in de goede betekenis van het woord. Je bent er uitsluitend op elkaar aangewezen en op het samen iets doen en bereiken ligt de klemtoon. Dat vereist uiteraard wel enig aanpas singsvermogen, het kunnen meedoen aan een gezamenlijk initiatief. Maar wie het plezier daarvan heeft onder vonden, zal direct toegeven dat zoiets toch grote voldoening kan schenken. Wij hebben als volkomen beginneling de Gaislachalm beklommen, een zoon van de lage landen omhoog in de einde loze klim van het hooggebergte, de hij gende adem verloren in een ijzige eeuwigheid. Hier was het ook dat we voor het eerst op de lange latten stap ten en onmiddellijk konden zien en er varen wie nu wel en wie geen beginner was. De geraffineerde wintersportkle- dij, de enorme schoenen, de uitdagende bril en bonte mutsjes sluiten voordien iedere juiste veronderstelling op dat punt uit. Eenmaal op de ski's wordt als vanzelf meedogenloos geselecteerd. De beginner sluit zich maar al te graag aan in het rijtje van zoals dat heet de „idioten", de stumperds van het eerste uur, die als goedige ganzen achter el kaar aan waggelen, gehoorzaam en ge dwee op de geduldige aanwijzingen van de Ieraar. De kleine skischool van Hu- bert telde drie leerkrachten. De man die ons de eerste geheimen zou moeten onthullen, was een jonge Oostenrijker met een hese, broeierige stem. Hij keek ons stuk voor stuk lang en somber in de ogen, alsof hij daarmee zeggen wil de: „Wie bq mij begint, laat de hoop maar varen." Daar had het in het be gin overigens echt niet de schijn van. Geheel in de stijl van het alom be wierookte Oostenrijkse skileerplan, zo als dat na uitgebreide studies en expe rimenten is samengesteld door prof. Stefan Kruckenhauser, begonnen ook wij aan het zogenaamde gehen, laufen en wenden, voornamelijk het lopen du> op de ski's. Om alvast een beetje ver trouwd te raken, er wat aan te wennen. Dat lopen ging ons groepje voortreffe lijk af. Wij mensen van de Vierdaagse verstaan de kunst van de ferme tred en op het rechte vlak, met steun van de skistokken, bracht iedereen het er goed van af. Gehen en laufen waren dus al geen problemen meer en men zou geneigd zijn te geloven in de kreet: „Skiën is eenvoudiger dan u denkt". Laten we u echter geruststel len. Bij het wenden kwam de omme keer: hard en meedogenloos op zijn zachtst gezegd. „Jetzt machen wir Spitzkehre," dreunde de man die het allemaal zo «ij In het rijtje voor de les, klaar voor het leren skiën volgens het Oostenrijkse leerplan van professor Kruckenhaueer. De zon als een voortdurende troost voor de vermoeide ski-enthousiast. Want men wéét het, dokter K. Praxma rer is een buitengewoon kundig man, de röntgenfoto's wijzen dat iedere keer weer duidelijk uit. Maar van wegma ken, een spuitje tegen dit of dat, moet hij eenvoudig niets hebben. Hij behan delt op zijn manier, kort en bondig en zijn vrouw heeft ondertussen het gips verband al klaar, precies op de maat die nodig is. Vandaar dus deze waar schuwing om als beginner-met-mogelijk- heden niet mee naar de dokter te gaan. Het ondermijnt eenvoudig het zelfver trouwen, doet de zorgvuldig gekweekte banden van moed en volharding zo dun als herfstdraden schijnen. Wij die de fout wel gemaakt hebben, kunnen het weten. Opeens waren we in de ban van de dikke, witte benen, de mensen die in het drukke woelige Solden „rondhin- kepinkten" met sombere, mistroostige fezichten, moedeloos hangend aan de ars, of zielig achterover op een van de vele terrasjes rondom de reusach tige oefenpiste waar tientallen zwoe- fende skiërs van „idioten" tot gevor- erden zich wijdden aan de wijze les sen. En als je er eenmaal oog voor hebt, laat het je ook niet meer los. Wij verzekeren u dat we alle gebro ken benen hebben gezien die er op dat moment in het gips zaten, tot dat van die jonge Australiër toe. Hij vertelde ons zijn droevig relaas, was van ver fekomen om de edele skisport te gaan eoefenen, had zijn dure hotelkamer betreden, zijn schoenen aangepast en zijn ski's gehuurd en om zich wat moed in te drinken een borreltje genomen. Nee, dat kleine trapje aan het einde van de gelagkamer had hij niet gezien... Wij hebben samen nog maar een En zian gedronken en zoals het medeleven in skiërskringen dat bepaalt, netjes on ze handtekening geplaatst op zijn bijna volgeschreven gipsbeen. Zijn geval was er dan ook wel een dat aansprak. Terug op de reuzenstulp bij Hubert Gstrein met enorme gipscomplexen. Hubert heeft het fijn met ons uitge praat. Op zqn rustige, zangerige toon stelde hij voorop dat het skiën echt niet geheel gevaarloos is. Maar, zo voegde hij eraan toe, vrijwel iedere breuk is uiteindelijk te wijten aan een menselijke fout. Het percentage onge vallen echter, valt altijd nog bijzonder mee als men in aanmerking neemt dat zich iedere keer steeds meer en meer ski-enthousiasten op de latten wagen, en het enorme aantal kilometers dat zjj daarbij afleggen. Op het totaal van de mensen die het skiën leren, zich vrijelijk kunnen bewegen op de lange, smalle latten, het enorme plezier on dervinden van de vrije vaart over het witte vlak, vormen de breuken maar een zeer gering percentage, ook al doet het continubedrijfje van dr. Praxma rer anders denken. Wij hebben Hu- bert Gstrein oprechtbeluisterd, de zor gen van ons af gezet en op de laatste dag van de cursus rustig meegedaan aan de jacht op de zilveren beginnersspeld. Daarvoor werd er op een der oefen hellingen een parcours met verschillen de poortjes uitgezet, een heel kleine slalom die je moest afleggen met toe passing van de Stemmbogen-techniek: het draaien door middel van het ge wicht verplaatsen van de ene ski op de andere. De bedoeling is dan dat de leraar het parcours voorrijdt, zo snel als hij kan. De dames mogen dan zus en de heren zoveel onder zijn tijd blij ven om het speldje te halen. Dat is dan het moment van de leraar, de uren waaruit blijkt wat de idioten nu wel van hem geleerd hebben, de „jour- de-gloire" waar echter nooit ,,wa_t van komt. Vol verwachting stelt hij zich op aan de finish, de stopwatch klaar in de hand. Hij brult luidkeels en hoopvol: „Los", bij elkeen weer opnieuw, al ziet hij tot zijn groeiende ergernis dat er van „Schwum zum Hang" en het be lasten van de dalski etc. vrijwel geen sprake meer is. Op de een of andere manier komen ze toch in de vereiste houding over de eindstreep. De een wan kelend, de ander correct. En in vele gevallen is de tijd niet eens een teleur stelling. En dat vormt dan eigenlijk de basis waarop men het leren skiën gaat beginnen. Men kan nu deelnemen aan actie, meedoen aan het spel, waarin, zoals de Oostenrijkers zeggen, men al ioende leert. Hubert Gstrein, die zich ontfermde over de gevorderden, liet dat duidelijk zien. Hü wees hun onge merkt de weg naar de romantiek van het skiën, speelde hoog in de Alpen keten rond het ötztal zijn spel van klimmen, dalen en wenden. En zoals gezegd, hij zong erbij, uit volle borst, met af en toe een hand vol sneeuw die hij speels fijn wreef tussen de vingers, "lij klom met zijn volgelingen naar gro te hoogten, koos met zorg de afdaling, rok een strak en duidelijk spoor door -en wilde en ongenaakbare, maar toch mitengewoon boeiende natuur, diep oorovergebogen, de knieën en de ski's ■orrect bü elkaar, de stokken achteruit imlaag. Een donkere schim, nu eens in le gouden schijnwerper van het zon- 'icht, dan weer opgenomen in de scha duw van een bergtop. Zo'n afdaling lost de belofte in, vervult de verwach ting bij hem of haar die de romantiek van het skiën zoekt. Het doet de bloed-, zweet- en Enzian-herinneringen vervan gen en rekent grondig af met de ver maledijde invloed van het gipscomplex. HAYE THOMAS. (Advertentie) Er is een oud spreekwoord dat zegt, dat adeldom bepaalde verplichtin gen met zich meebrengt. Het wordt tijd, dat we ook zo'n uit drukking gaan vinden voor de nieuwe toestand, waarin in toenemende mate de vroegere onderdrukten en bezitlozen komen te verkeren, zo iets van „hoe hoger welvaart, hoe hoger verantwoor delijkheid". Onder welvaart of welzijn verstaan we dan iets meer dan het gestegen loonpeil en de toegenomen sociale ze kerheid. We verstaan daar beslist ook onder de gestegen kansen, om verstan delijke ontwikkeling te vergroten. Wie kon de proletariër van voorheen, die ternauwernood kon lezen en schrij ven, er een verwijt van maken, wan neer hij onvoldoende inzicht had in on derlinge menselijke verplichtingen? Dat grauwe verleden kende als voornaamste typering een streven naar recht voor alln. Maar dat recht werd feitelijk uit sluitend beperkt tot recht op een enigs zins redelijk bestaan. Eerst in veel la- etre urgentieprogramma's van sociale organisaties werd ook het recht bepleit op een aandeel in de culturele rijkdom van ons land Recht en onderwijs van de lagere school tot de universiteit. Er is zowel in stoffelijk als in gees telijk opzicht veel bereikt. Er is geen redelijk mens, die dat kan ontkennen. Maar is, alles bij elkaar genomen, de culturele emancipatie van de arbeiders niet achtergebleven bij de materiële? Men hoort die vraag wel eens ontken nend beantwoorden. Men verwijst dan naar de deelneming van werknemers kinderen aan het middelbaar en hoger onderwijs; er zijn onderzoekingen ge weest, die aantonen dat het bezoek aan musea, schouwburg- en concertzalen ook in toenemende mate door arbeiders plaatsvindt. En de conclusie van deze ons wat al te korte redenering is dan: laat het nu maar rustig op z'n beloop, het komt allemaal in orde. Deze redenering is ons wat al te kort, omdat het begrip cultuur hier onvolledig wordt gehanteerd. Wanneer we over culturele eman cipatie van werknemers spreken, wil len we het begrip cultuur niet beper ken tot actief of passief cultuur genie ten in de engere zin van dat woord, maar dan willen we met name ook letten op karakteruitingen. En in dat opzicht zijn we bepaald niet zo gerust. Laten we maar meteen met enkele voorbeelden verduidelijken wat we be doelen. Bij mer dan één gelegenheid hebben we dat trouwens al gedaan, bijvoor beeld als we de gemakkelijkheid signa leerden, waarmee werknemers van de ene baas naar de andere gaan, eenvou dig om enkele guldens per week toon verschil. We kunnen ons begrijpen, dat, wanneer een werkgever aan een werk nemer zwart loon biedt, die laatste het niet weigert. Het loon in Nederland is waarachtig nog niet zo, dat een tientje per week extra niet welkom is. Voor het zwarte loon is beslist de werkne mer niet de eerst-verantwoordelijke. Dat alles vinden we nog verklaarbaar en zeer vergeeflijk. Maar wat we de laatste tijd telkens weer opnieuw horen is een gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel, dat zich bij meerderen, natuurlijk niet bij allen, demonstreert, wanneer het op uitvoeren van werkzaamheden aankomt. Een paar jaar geleden hebben we eens op verzoek van een aantal arbei ders een proces moeten voeren tegen een aannemer, die een aantal arbei derswoningen op een verschrikkelijk slordige wijze had afgeleverd, waardoor voor de nieuwe huiseigenaren grote kosten dreigden te ontstaan. Het pro ces werd voor de arbeiders gewonnen. De zaak was duidelijk: loodstrippen, die voor waterdichtheid moesten worden aangebracht, waren niet aangebracht, spouwmuren waren volgestort met des avonds overgebleven metselkalk (om er maar vanaf te zijn) en lieten dienten gevolge vocht door, balken waren niet goed ingemetseld, enz. We hebben na afloop van dat proces eens een avond de arbeiders bijeenge roepen, die in dienst waren geweest van de betrokken aannemer en hebben hun toen ronduit gezegd, dat zij zelf naar onze mening evenzeer voor de rechtbank hadden behoren te komen. Hier waren timmerlieden en metselaars bezig geweest huisjes te bouwen voor mede-arbeiders, maar, om maar meer te kunnen verdienen hadden ze op een verschrikkelijke wijze geknoeid. Een ander geval is een collega van ons overkomen. Hij betrok in de zomer een nieuw gebouwd huis, wilde in het najaar voor het eerst de kachel aan steken met als gevolg dat een kolen- dampontwikkeling zijn jonge vrouw bij na het leven kostte. Een onderzoek toonde aan, dat een arbeider, alleen maar om zijn baas dwars te zitten, zo vriendelijk was geweest de schoorsteen dicht te metselen. Het -Kamerlid Van der Ploeg (KVP) heeft enige tijd geleden aan de minis ter van Sociale Zaken vragen gesteld in verband met een serie dodelijke on gelukken op een bepaalde fabriek. De staatssecretaris, die deze vragen be antwoordde, moest in één geval toege ven, dat onvoorzichtig afwerken van een bepaalde reparatie-opdracht de dood van een mede-arbeider had ver oorzaakt. Nu moeten we natuurlijk oppassen voor generalisering. Het is waar achtig niet zo. dat alle arbeiders onverantwoordelijke individuen zijn, die slechts één ideaal kennen: zo veel mogelijk geld verdienen in zo kort mogelijke tijd, ook al wordt aan een an der schade toegebracht. Maar aan de andere Kant staat onomstotelijk vast, dat bh bepaalde minder gunstige typen arbeiders een mentaliteit is te consta teren van: als ik maar geld verdien kan de rest me niks schelen. Op twee gespreksavonden, die we in de afgelo pen week met groepen arbeiders had den, werd dit ook onomwonden toege geven, juist natuurlijk door arbeiders, die zich daar zelf aan dood ergeren. Eigenlijk ligt in dezelfde orde ook het nog regelmatig te constateren pogen om misbruik te maken van sociale ver zekeringswetten. Dank zij een uitsteken de controle loopt het met dit misbruik niet de spuigaten uit. Maar we hebben met de feiten te maken. We willen naar gezonde verhoudin gen. We willen samen een wereld bou wen, waarin in elk opzicht aan de rechtvaardigheid wordt voldaan. We zijn het met iedereen eens die stelt, dat de bezitsverhoudingen nog scheef liggen, dat die dus structureel gewijzigd moe ten worden. We zijn het eens met de genen die zeggen, dat de gezagsverhou dingen nog teveel aan de zijde van het „kapitaal" liggen, en dat dus de mede zeggenschap via p.b.o. en ondernemings raad moet worden bevorderd. Maar dat alles is niet afdoende te verbeteren, wanneer de groeiende materiële wel stand niet gepaard gaat met een sterke groei van het verantwoordelijkheidsbe sef. Richtte vroeger de verant woordelijkheid zich op een in stand hou den van het naakte bestaan, nu de so ciale zorgen veel minder zijn geworden dient deze zin voor verantwoordelijk heid zich vooral te richten op de groei van de volledige menselijke persoonlijk heid.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1962 | | pagina 9