MET BLOED, ZWEET EN ENZIAN
Wacht u voor de
.GIPSKONING"
Idiotengang op
2000 m hoogte
Ook verantwoordelijkheidszin
1moet groeien1
mmm
Als ganzen
Stijging van welvaart niet voldoende
Sociaal
commentaar
HET FUNDAMENT
VAN UW
VERMOGEN
ZATERDAG 13 JANUARI 1962
PAGINA 9
m&msm
«gyp
In het skispoor
van
de
oermens
Hubert controleert de ski's, voor een tocht in de Alpenketen rond het ötztal.
uit het Ötztal
goed kon ons toe. Hij zei erbij dat dit
een vlotte manier van omdraaien was.
In zijn gavê demonstratie zwaaide hij
de rechter-ski krachtig omhoog, zodat
deze loodrecht voor hem in de sneeuw
kwam te staan. Terwijl hij steunde op
zijn beide skistokken liet hij de rechter-
ski vervolgens omklappen, zodat deze
in omgekeerde richting naast de lin-
ker-ski kwam te staan.
Door deze eenvoudig bij te brengen,
voltooide hij een draai van 180 graden
en daarmee begon het drama. Zolang
we met beide benen maar stevig op de
grond konden blijven, was er geen vuil
tje aan de lucht. Doch nauwelijks wa
ren wij een van onze steunpilaren
kwijt, owe begonnen aan een hele
reeks zitpartijen in allerlei gecompli
ceerde houdingen. De vrouwen in ons
idiotengroepje losten dat heel charmant
op met: ,,o jeetje" of ,,wat naar nu"
en het dient gezeohd dat de jonge Oos
tenrijker zich'opvallend geduldig bereid
toonde heur opgewekt weer omhoog te
trekken. Wij mannen hadden wat dat
betreft heel wat minder belangstelling.
Daar komt nog bij dat we ons op éen
lijn met de zwakke sexe eenvoudig dood
geneerden, helemaal uit de rol vielen
van de superieuren en ons derhalve
ook al heel snel anders begonnen uit
te drukken dan ,,o jeetje" of ,,wat naar
nu". De conclusie was dan ook niet
anders dan dat het begin ronduit ont
moedigend bleek, fnuikend onder ons
gezegd. Bloed en zweet op de helling
van de Gaislachalm. De tranen ontbre
ken, zult u zeggen. Natuurlijk, als man
hou je je goed en bovendien stond na
iedere les Hubert Gstrein blozend van
weelde achter zijn morsige toog om ons
de Enzian te offreren, het medicijn om
vol te houden, het middel om te blijven
meedoen aan het vreemde spel van
vallen en opstaan. Enzian is in zekere
zin de vloeibare geest van de Oosten
rijkers. Als je dit rijkelijk van alcohol
voorziene vocht goed drinkt, dien je
het met één teug door het keelgat te
koersen, vervolgens even de adem in
te houden en met de ogen dicht de
korte, maar hevige explosie in de buik
holte te verwerken. Dan stijgen er in
derdaad allerlei prettige oprispingen
naar boven, waartussen geen plaats is
voor diepe neerslachtigheid en allerlei
sombere overpeinzingen over de waar
de van het skiën. De Enzian houdt je
niet alleen op de been en op de ski's,
hij vertroebelt ook de vreselijke visioe
nen van ledematen die breken met het
geluid van knappende tafelpoten, de
karrevrachten gips, die nodig zijn om
uitgerekend jou weer enigszins op peil
te brengen.
De Enzian dus heeft ons erdoor ge
haald, dwars door de hel van Huberts
idiotengang, waarbij de ski's als enor
me blokken aan de benen hingen, nu
eens dwars tegen elkaar inliepen zodat
je met de voeten in een pijnlijke om
helzing voorover in het stugge sneeuw
tapijt dook, dan weer heel uitbundig
uit elkaar gingen, een soort definitief
afscheid in de geest van: ieder een
kant uit. Wij bezitten lange benen en
kunnen op dit punt heel wat aan, maar
er zijn natuurlijk grenzen en niet ieder
een is in de wieg gelegd voor het
maken van een stevig doorgevoerde
spagaat. En dat zijn dan nog maar
enkele details. Wat dacht u bijvoorbeeld
van onze eerste helling, die wij iets te
veel zo vertelde de leraar ons later
voorover gebogen namen, waarbij we
al heel gauw ook op de handen gingen
steunen. We hebben eerlijk geprobeerd
het tempo met de handen bij te houden.
De voeten heerlijk glijdend op de lange
latten, de handen in gestrekte draf er
aan vooraf. Heus, geloof ons, er was
geen houden aan, een wilde onverant
woorde salto werd ons lot. Maar de
jonge Oostenrijker met zijn fijne, sjieke
sjaaltje boven op de trui en zijn hese,
broeierige stem bleef vrolijk en gedul
dig. Je zou hem haast gaan haten,
ware het niet dat je toch langzaam
maar zeker vorderingen bespeurde,
wat meer „Schwum zum Hang" in de
afdaling, het steeds beter belasten van
de dalski, en het nu al een paar maal
achter elkaar naar voren duwen van
de goede schouder. Van verschijnselen
als stijve armen en benen of kramp
in de kuiten moest men op de Gais
lachalm niets hebbèn. In beweging
blijven, adviseerde Hubert, en om er
hier het zijne toe bij te dragen haalde
hij op een winderige avond een paar
craks in het zogenaamde Schuhplattlen
naar boven, een groep Oostenrijkers in
costuum, d.w.z. de vrouwen jodelend
in hun bonte Dirndls, de mannen ruig
en opgewonden in hun stugge Lederho-
sen. Zij sprongen en dansten door de
berghut en schopten elkaar enorm hard
tegen het zitvlak; uit louter plezier
daarover sloegen zij zich stevig op de
bovenbenen, waarop deze met rode
plekken krachtig begonnen te proteste
ren. In zo'n Alpengasthof is het dan al
gauw de bedoeling dat je meedoet,
springend en dansend, strafschoppen
nemend en incasserend al naar gelang
het uitkomt. De zin van dit alles is
voor de buitenstaander wat moeilijk te
begrijpen, maar op zo'n avondje zal
hij zich daarover echt niet druk ma
ken. En de andere morgen weer op
de ski's zal hij bemerken dat het hem
deugd heeft gedaan, hij wat losser en
soepeler op de latten omlaag schuift,
meer durft en derhalve ook meer kan.
De angst om te vallen en de boze ge
dachten aan het breken van een arm
of been nemen af. Je voelt je zeker
der en dat is dan de juiste stemming
om vol goede moed door te gaan en
te geloven in het feit dat je het goede
begin nu binnen je bereik hebt.
Hoor je in deze gelukzalige stemming
naast je iemand kreunen of steunen,
kijk dan niet. Vraagt er iemand met
huilerige stem: „Zeg kom eens, ik ge
loof dat ik wat gebroken heb" wend
je eenvoudig af. Het klinkt hard, maar
het is een goede raadgeving. Laat het
helpen aan de geroutineerden over.
Aan hen die niets meer te verliezen
hebben. Ga als beginner-met-mogelijk-
heden ook nooit mee naar de dokter.
Zoiets werkt eenvoudig vernietigend
vooral wanneer de i an in het onschul
dige wit een praktijk heeft als dokter
K. Praxmarer, die de illustere bijnaam
heeft van de „gipskoning uit Solden".
In het seizoen werkt hij continu, put
tend uit de onvermoeibare bron van
de ongevallenverzekering, gehard door
en gespecialiseerd in de open en geslo
ten breuken, waarmee hij wel raad
weet. Zittend in zijn stampvolle wacht
kamer, tussen zachtjes kreunende en
kermende patiënten, zal je dat onmid
dellijk moeten beamen. Van onder de
deur van zijn spreekkamer worden de
meest ontmoedigende geluiden hoor
baar, van het heel zachte, hulpeloos
protesterende „niet doen" tot het lang
gerekte, barbaarse protest. De sfeer
in zo'n volle wachtkamer wisselt van
koele, moedige berusting tot een stem
ming van: zal ik dan maar gaan.
ij schoot als een donkere schicht
uit de grauwe mistflarden, de
rug ietwat gebogen, de knalrode
kaboutermuts zwiepend in de
wind. De sneeuw wervelde omhoog
langs de enorme ski's, waarop hij de
steile bergwand afsuisde, een zo op het
oog roekeloze glijvlucht over het knob
belige, witte vlak. En hij zong er bij,
uitdagend hard alsof het zo hoorde, een
onmisbaar onderdeel van een ritueel
voor: je kunt skiën of je kunt het niet.
Voor de Tirolers is hij Hubert Gstrein,
het „schi-kanon" uit Innerwald. Voor
de vreemdeling is hij echter méér: de
oer-mens van het Ötztal, de breedge
schouderde man met de boeren-onver-
zettelijkheid, de slimheid en kracht, een
beetje Andreas Hofer als het zou moe
ten. De vrijheidsdrang van Zuid-Tirol
heeft zijn aandacht, maar meer niet.
Zijn wereld ligt tussen de schrille,
angstaanjagende pijnkreten bij de gips-
dokter en de zilveren en gouden ere-
speldjes van de Oostenrijkse skischool:
het leren skiën aan hen die zich daar
toe geroepen voelen, het grote avon
tuur op de lange latten, zoals dat va
rieert van „reine Schneeflug" tot de
lastige techniek van het „wedeln mit
quersprung".
De opmars van de skisport neemt
nog steeds grotere vormen aan. De
sluiers rond het dure, exclusieve privé-
vermaak van de high-society, „les liai
sons dangereuses" en alle romantische
verwikkelingen zijn opgetrokken. Ieder
een kan naar de wintersport en er zijn
prijzen, die geen noemenswaardig ver
schil vertonen met de kosten van de
zomerreis. Zwitserland en Oostenrijk
en in wat mindere mate ook Frankrijk
en Italië bieden grote mogelijkheden.
Zij bezitten naast tal van uitgebreide
wintersportcentra met luxueuze en een
voudige hotels, skischolen en skiliften,
dancings en bars, ook plaatsen waar
men voor minder geld de gebenedijde
skisport kan beoefenen. Zo'n plaats
vonden wij in de Oostenrijkse Alpen, in
het Gasthof van Hubert Gestrein. een
tot hotelletje uitgebouwde berghut op
de Gaislachalm, meer dan tweeduizend
meter boven de toeristische drukte van
het ötztal. Een bevoorrecht plekje voor
hen die de dagelijkse sleur willen ont
vluchten, geïsoleerd als men is na een
moeizame klim- en klauterpartij van
twee en een half uur met kramp in de
kuiten en een dikke, opgezette tong.
Het zou onzin zijn om het Gasthof van
Hubert hiervoor het alleenrecht toe te
kennen. Op vele plaatsen in Oostenrijk
en ook elders kan men zulke afgelegen
wintersportdomeinen aantreffen. Ze lig
gen ietwat verloren in de witte wereld
van de grote stilte en vinden hun kracht
in een bijzondere sfeer, de huiselijke
gezelligheid in de goede betekenis van
het woord. Je bent er uitsluitend op
elkaar aangewezen en op het samen
iets doen en bereiken ligt de klemtoon.
Dat vereist uiteraard wel enig aanpas
singsvermogen, het kunnen meedoen
aan een gezamenlijk initiatief. Maar
wie het plezier daarvan heeft onder
vonden, zal direct toegeven dat zoiets
toch grote voldoening kan schenken.
Wij hebben als volkomen beginneling
de Gaislachalm beklommen, een zoon
van de lage landen omhoog in de einde
loze klim van het hooggebergte, de hij
gende adem verloren in een ijzige
eeuwigheid. Hier was het ook dat we
voor het eerst op de lange latten stap
ten en onmiddellijk konden zien en er
varen wie nu wel en wie geen beginner
was. De geraffineerde wintersportkle-
dij, de enorme schoenen, de uitdagende
bril en bonte mutsjes sluiten voordien
iedere juiste veronderstelling op dat
punt uit. Eenmaal op de ski's wordt als
vanzelf meedogenloos geselecteerd. De
beginner sluit zich maar al te graag
aan in het rijtje van zoals dat heet de
„idioten", de stumperds van het eerste
uur, die als goedige ganzen achter el
kaar aan waggelen, gehoorzaam en ge
dwee op de geduldige aanwijzingen van
de Ieraar. De kleine skischool van Hu-
bert telde drie leerkrachten. De man
die ons de eerste geheimen zou moeten
onthullen, was een jonge Oostenrijker
met een hese, broeierige stem. Hij keek
ons stuk voor stuk lang en somber in
de ogen, alsof hij daarmee zeggen wil
de: „Wie bq mij begint, laat de hoop
maar varen." Daar had het in het be
gin overigens echt niet de schijn van.
Geheel in de stijl van het alom be
wierookte Oostenrijkse skileerplan, zo
als dat na uitgebreide studies en expe
rimenten is samengesteld door prof.
Stefan Kruckenhauser, begonnen ook
wij aan het zogenaamde gehen, laufen
en wenden, voornamelijk het lopen du>
op de ski's. Om alvast een beetje ver
trouwd te raken, er wat aan te wennen.
Dat lopen ging ons groepje voortreffe
lijk af. Wij mensen van de Vierdaagse
verstaan de kunst van de ferme tred
en op het rechte vlak, met steun van
de skistokken, bracht iedereen het er
goed van af. Gehen en laufen waren
dus al geen problemen meer en men
zou geneigd zijn te geloven in de
kreet: „Skiën is eenvoudiger dan u
denkt". Laten we u echter geruststel
len. Bij het wenden kwam de omme
keer: hard en meedogenloos op zijn
zachtst gezegd.
„Jetzt machen wir Spitzkehre,"
dreunde de man die het allemaal zo
«ij
In het rijtje voor de les, klaar voor het leren skiën volgens het Oostenrijkse leerplan van professor Kruckenhaueer.
De zon als een voortdurende troost voor de vermoeide ski-enthousiast.
Want men wéét het, dokter K. Praxma
rer is een buitengewoon kundig man,
de röntgenfoto's wijzen dat iedere keer
weer duidelijk uit. Maar van wegma
ken, een spuitje tegen dit of dat, moet
hij eenvoudig niets hebben. Hij behan
delt op zijn manier, kort en bondig en
zijn vrouw heeft ondertussen het gips
verband al klaar, precies op de maat
die nodig is. Vandaar dus deze waar
schuwing om als beginner-met-mogelijk-
heden niet mee naar de dokter te gaan.
Het ondermijnt eenvoudig het zelfver
trouwen, doet de zorgvuldig gekweekte
banden van moed en volharding zo dun
als herfstdraden schijnen. Wij die de
fout wel gemaakt hebben, kunnen het
weten. Opeens waren we in de ban van
de dikke, witte benen, de mensen die
in het drukke woelige Solden „rondhin-
kepinkten" met sombere, mistroostige
fezichten, moedeloos hangend aan de
ars, of zielig achterover op een van
de vele terrasjes rondom de reusach
tige oefenpiste waar tientallen zwoe-
fende skiërs van „idioten" tot gevor-
erden zich wijdden aan de wijze les
sen. En als je er eenmaal oog voor
hebt, laat het je ook niet meer los.
Wij verzekeren u dat we alle gebro
ken benen hebben gezien die er op dat
moment in het gips zaten, tot dat van
die jonge Australiër toe. Hij vertelde
ons zijn droevig relaas, was van ver
fekomen om de edele skisport te gaan
eoefenen, had zijn dure hotelkamer
betreden, zijn schoenen aangepast en
zijn ski's gehuurd en om zich wat moed
in te drinken een borreltje genomen.
Nee, dat kleine trapje aan het einde
van de gelagkamer had hij niet gezien...
Wij hebben samen nog maar een En
zian gedronken en zoals het medeleven
in skiërskringen dat bepaalt, netjes on
ze handtekening geplaatst op zijn bijna
volgeschreven gipsbeen. Zijn geval was
er dan ook wel een dat aansprak.
Terug op de reuzenstulp bij Hubert
Gstrein met enorme gipscomplexen.
Hubert heeft het fijn met ons uitge
praat. Op zqn rustige, zangerige toon
stelde hij voorop dat het skiën echt
niet geheel gevaarloos is. Maar, zo
voegde hij eraan toe, vrijwel iedere
breuk is uiteindelijk te wijten aan een
menselijke fout. Het percentage onge
vallen echter, valt altijd nog bijzonder
mee als men in aanmerking neemt dat
zich iedere keer steeds meer en meer
ski-enthousiasten op de latten wagen,
en het enorme aantal kilometers dat
zjj daarbij afleggen. Op het totaal van
de mensen die het skiën leren, zich
vrijelijk kunnen bewegen op de lange,
smalle latten, het enorme plezier on
dervinden van de vrije vaart over het
witte vlak, vormen de breuken maar
een zeer gering percentage, ook al doet
het continubedrijfje van dr. Praxma
rer anders denken. Wij hebben Hu-
bert Gstrein oprechtbeluisterd, de zor
gen van ons af gezet en op de laatste dag
van de cursus rustig meegedaan aan
de jacht op de zilveren beginnersspeld.
Daarvoor werd er op een der oefen
hellingen een parcours met verschillen
de poortjes uitgezet, een heel kleine
slalom die je moest afleggen met toe
passing van de Stemmbogen-techniek:
het draaien door middel van het ge
wicht verplaatsen van de ene ski op
de andere. De bedoeling is dan dat de
leraar het parcours voorrijdt, zo snel
als hij kan. De dames mogen dan zus
en de heren zoveel onder zijn tijd blij
ven om het speldje te halen. Dat is
dan het moment van de leraar, de
uren waaruit blijkt wat de idioten nu
wel van hem geleerd hebben, de „jour-
de-gloire" waar echter nooit ,,wa_t van
komt. Vol verwachting stelt hij zich op
aan de finish, de stopwatch klaar in
de hand. Hij brult luidkeels en hoopvol:
„Los", bij elkeen weer opnieuw, al ziet
hij tot zijn groeiende ergernis dat er
van „Schwum zum Hang" en het be
lasten van de dalski etc. vrijwel geen
sprake meer is. Op de een of andere
manier komen ze toch in de vereiste
houding over de eindstreep. De een wan
kelend, de ander correct. En in vele
gevallen is de tijd niet eens een teleur
stelling. En dat vormt dan eigenlijk de
basis waarop men het leren skiën gaat
beginnen. Men kan nu deelnemen aan
actie, meedoen aan het spel, waarin,
zoals de Oostenrijkers zeggen, men al
ioende leert. Hubert Gstrein, die zich
ontfermde over de gevorderden, liet
dat duidelijk zien. Hü wees hun onge
merkt de weg naar de romantiek van
het skiën, speelde hoog in de Alpen
keten rond het ötztal zijn spel van
klimmen, dalen en wenden. En zoals
gezegd, hij zong erbij, uit volle borst,
met af en toe een hand vol sneeuw die
hij speels fijn wreef tussen de vingers,
"lij klom met zijn volgelingen naar gro
te hoogten, koos met zorg de afdaling,
rok een strak en duidelijk spoor door
-en wilde en ongenaakbare, maar toch
mitengewoon boeiende natuur, diep
oorovergebogen, de knieën en de ski's
■orrect bü elkaar, de stokken achteruit
imlaag. Een donkere schim, nu eens in
le gouden schijnwerper van het zon-
'icht, dan weer opgenomen in de scha
duw van een bergtop. Zo'n afdaling
lost de belofte in, vervult de verwach
ting bij hem of haar die de romantiek
van het skiën zoekt. Het doet de bloed-,
zweet- en Enzian-herinneringen vervan
gen en rekent grondig af met de ver
maledijde invloed van het gipscomplex.
HAYE THOMAS.
(Advertentie)
Er is een oud spreekwoord dat zegt,
dat adeldom bepaalde verplichtin
gen met zich meebrengt. Het
wordt tijd, dat we ook zo'n uit
drukking gaan vinden voor de nieuwe
toestand, waarin in toenemende mate
de vroegere onderdrukten en bezitlozen
komen te verkeren, zo iets van „hoe
hoger welvaart, hoe hoger verantwoor
delijkheid".
Onder welvaart of welzijn verstaan
we dan iets meer dan het gestegen
loonpeil en de toegenomen sociale ze
kerheid. We verstaan daar beslist ook
onder de gestegen kansen, om verstan
delijke ontwikkeling te vergroten.
Wie kon de proletariër van voorheen,
die ternauwernood kon lezen en schrij
ven, er een verwijt van maken, wan
neer hij onvoldoende inzicht had in on
derlinge menselijke verplichtingen? Dat
grauwe verleden kende als voornaamste
typering een streven naar recht voor
alln. Maar dat recht werd feitelijk uit
sluitend beperkt tot recht op een enigs
zins redelijk bestaan. Eerst in veel la-
etre urgentieprogramma's van sociale
organisaties werd ook het recht bepleit
op een aandeel in de culturele rijkdom
van ons land Recht en onderwijs van
de lagere school tot de universiteit.
Er is zowel in stoffelijk als in gees
telijk opzicht veel bereikt. Er is geen
redelijk mens, die dat kan ontkennen.
Maar is, alles bij elkaar genomen, de
culturele emancipatie van de arbeiders
niet achtergebleven bij de materiële?
Men hoort die vraag wel eens ontken
nend beantwoorden. Men verwijst dan
naar de deelneming van werknemers
kinderen aan het middelbaar en hoger
onderwijs; er zijn onderzoekingen ge
weest, die aantonen dat het bezoek aan
musea, schouwburg- en concertzalen
ook in toenemende mate door arbeiders
plaatsvindt. En de conclusie van deze
ons wat al te korte redenering is dan:
laat het nu maar rustig op z'n beloop,
het komt allemaal in orde.
Deze redenering is ons wat al te
kort, omdat het begrip cultuur
hier onvolledig wordt gehanteerd.
Wanneer we over culturele eman
cipatie van werknemers spreken, wil
len we het begrip cultuur niet beper
ken tot actief of passief cultuur genie
ten in de engere zin van dat woord,
maar dan willen we met name ook
letten op karakteruitingen. En in dat
opzicht zijn we bepaald niet zo gerust.
Laten we maar meteen met enkele
voorbeelden verduidelijken wat we be
doelen.
Bij mer dan één gelegenheid hebben
we dat trouwens al gedaan, bijvoor
beeld als we de gemakkelijkheid signa
leerden, waarmee werknemers van de
ene baas naar de andere gaan, eenvou
dig om enkele guldens per week toon
verschil. We kunnen ons begrijpen, dat,
wanneer een werkgever aan een werk
nemer zwart loon biedt, die laatste het
niet weigert. Het loon in Nederland is
waarachtig nog niet zo, dat een tientje
per week extra niet welkom is. Voor
het zwarte loon is beslist de werkne
mer niet de eerst-verantwoordelijke.
Dat alles vinden we nog verklaarbaar
en zeer vergeeflijk.
Maar wat we de laatste tijd telkens
weer opnieuw horen is een gebrek aan
verantwoordelijkheidsgevoel, dat zich
bij meerderen, natuurlijk niet bij allen,
demonstreert, wanneer het op uitvoeren
van werkzaamheden aankomt.
Een paar jaar geleden hebben we
eens op verzoek van een aantal arbei
ders een proces moeten voeren tegen
een aannemer, die een aantal arbei
derswoningen op een verschrikkelijk
slordige wijze had afgeleverd, waardoor
voor de nieuwe huiseigenaren grote
kosten dreigden te ontstaan. Het pro
ces werd voor de arbeiders gewonnen.
De zaak was duidelijk: loodstrippen, die
voor waterdichtheid moesten worden
aangebracht, waren niet aangebracht,
spouwmuren waren volgestort met des
avonds overgebleven metselkalk (om er
maar vanaf te zijn) en lieten dienten
gevolge vocht door, balken waren niet
goed ingemetseld, enz.
We hebben na afloop van dat proces
eens een avond de arbeiders bijeenge
roepen, die in dienst waren geweest
van de betrokken aannemer en hebben
hun toen ronduit gezegd, dat zij zelf
naar onze mening evenzeer voor de
rechtbank hadden behoren te komen.
Hier waren timmerlieden en metselaars
bezig geweest huisjes te bouwen voor
mede-arbeiders, maar, om maar meer
te kunnen verdienen hadden ze op een
verschrikkelijke wijze geknoeid.
Een ander geval is een collega van
ons overkomen. Hij betrok in de zomer
een nieuw gebouwd huis, wilde in het
najaar voor het eerst de kachel aan
steken met als gevolg dat een kolen-
dampontwikkeling zijn jonge vrouw bij
na het leven kostte. Een onderzoek
toonde aan, dat een arbeider, alleen
maar om zijn baas dwars te zitten, zo
vriendelijk was geweest de schoorsteen
dicht te metselen.
Het -Kamerlid Van der Ploeg (KVP)
heeft enige tijd geleden aan de minis
ter van Sociale Zaken vragen gesteld
in verband met een serie dodelijke on
gelukken op een bepaalde fabriek. De
staatssecretaris, die deze vragen be
antwoordde, moest in één geval toege
ven, dat onvoorzichtig afwerken van
een bepaalde reparatie-opdracht de
dood van een mede-arbeider had ver
oorzaakt.
Nu moeten we natuurlijk oppassen
voor generalisering. Het is waar
achtig niet zo. dat alle arbeiders
onverantwoordelijke individuen
zijn, die slechts één ideaal kennen: zo
veel mogelijk geld verdienen in zo kort
mogelijke tijd, ook al wordt aan een an
der schade toegebracht. Maar aan de
andere Kant staat onomstotelijk vast,
dat bh bepaalde minder gunstige typen
arbeiders een mentaliteit is te consta
teren van: als ik maar geld verdien
kan de rest me niks schelen. Op twee
gespreksavonden, die we in de afgelo
pen week met groepen arbeiders had
den, werd dit ook onomwonden toege
geven, juist natuurlijk door arbeiders,
die zich daar zelf aan dood ergeren.
Eigenlijk ligt in dezelfde orde ook het
nog regelmatig te constateren pogen
om misbruik te maken van sociale ver
zekeringswetten. Dank zij een uitsteken
de controle loopt het met dit misbruik
niet de spuigaten uit. Maar we hebben
met de feiten te maken.
We willen naar gezonde verhoudin
gen. We willen samen een wereld bou
wen, waarin in elk opzicht aan de
rechtvaardigheid wordt voldaan. We zijn
het met iedereen eens die stelt, dat de
bezitsverhoudingen nog scheef liggen,
dat die dus structureel gewijzigd moe
ten worden. We zijn het eens met de
genen die zeggen, dat de gezagsverhou
dingen nog teveel aan de zijde van het
„kapitaal" liggen, en dat dus de mede
zeggenschap via p.b.o. en ondernemings
raad moet worden bevorderd. Maar dat
alles is niet afdoende te verbeteren,
wanneer de groeiende materiële wel
stand niet gepaard gaat met een sterke
groei van het verantwoordelijkheidsbe
sef. Richtte vroeger de verant
woordelijkheid zich op een in stand hou
den van het naakte bestaan, nu de so
ciale zorgen veel minder zijn geworden
dient deze zin voor verantwoordelijk
heid zich vooral te richten op de groei
van de volledige menselijke persoonlijk
heid.