Sociaal commentaar Het gaat om amusement voor spelers en publiek maar ik ben de baas „Het kippie" van Sir Stanley Rous, begonnen als scheidsrechter bij oprecht boerenfluitjes-voetbal Meer leider dan spelregelkenner TEMPO DOELOE Confrontatie met het Indische verleden Bedrijfswinst is nodig voor uitbreiding werkgelegenheid Reactie op reacties ZATERDAG 27 JANUARI 1962 PAGINA 11 kateno Liturgische weekkalender In Se kwartaal Inter-Europese lucht vervoer toegenomen 11 1 V.': Op onze beschouwing over pater Hoefnagels' artikel „Nederland geen sociaal paradijs" kwamen nogal .wat reacties van lezers binnen. Het lijkt ons goed op deze reacties in te gaan, omdat weer eens blijkt dat we nog niet duidelijk genoeg zijn geweest. Men verwijt ons deze krant co*- servatism.e en waarschuwt ervoor, pa ter Hoefnagels niet voor gek te verkla ren, zoals met andere sociale voorvech ters is gebeurd, op welk voorbarig oor deel later, veel later, moet worden te ruggekomen. Wel moet worden gezegd dat de be zwaren tegen ons artikel worden geïl lustreerd met meerdere voorbeelden, waaruit duidelijk blijkt, dat er 'in Ne derland op sociaal gebied nog heel wat te verbeteren valt. Een lezeres onder tekent met „een huismoeder die iedere dag met de werkelijkheid van een laag loon te kampen heeft." Een lezer ver telt van een chef in een fabriek, die, invalide geworden, moet zien rond te komen met de schrale uitkering krach tens de Invaliditeitswet, aangevuld door een uitkering van Sociale Zaken. Waar naast op diezelfde fabriek een directeur invalide werd, maar als directeur ge handhaafd bleef en derhalve z'n volle salaris plus emolumenten bleef ontvan gen. Een andere lezer attendeert op het jongste schrijven van de staatsse cretaris van Sociale Zaken over de in komstenverlaging van invaliditeitsrente- trekkers, die geplaatst zijn in een werk plaats voor gehandicapten, een aange legenheid, waarop we volgende week hopen terug te komen. We mogen om te beginnen er aan herinneren, dat onzerzijds beslist niet is gesteld, dat pater Hoefnagels ongelijk zou hebben indien hij sociale tekortko mingen in onze Nederlandse samenle ving signaleert. Integendeel, wij hebben gezegd, dat pater Hoefnagels hiermee een open deur intrapt. We durven een stap verder te gaan en te beweren dat onze sociale en politieke leiders, zeker zij die zelf uit de arbeiderswereld stammen, beter op de hoogte zijn met die sociale noden dan pater Hoefnagels. We durven eveneens de bewering aan, dat de sociale bewogenheid bij deze lei ders niet onderdoet voor die van pater Hoefnagels. Wanneer een lezer er ons een verwijt van maakt (en ook al een aanval op pater Hoefnagels ziet in onze stelling) dat de eerwaarde criticus o.i. niet ver genoeg gaat wanneer hij spreekt over de verhouding loon-bedrijfswinsten. dan willen we nog wel even verduidelijken wat wjj bedoelden. Het artikel van pater Hoefnagels wekte de indruk, alsof hij de ho ge bedrijfswinsten uitsluitend of vrijwel uitsluitend mede aan de arbeiders ten goede wilde laten komen via een hoger loon. Dat zouden wij fa taal vinden. Er is de laatste jaren voor miljarden uit de grote bedrijfswinsten aangewend om diezelfde bedrijven of ondernemingen uit te breiden en/of te moderniseren. We moeten daar op zich LEO HORN: Als scheidsrechter", zegt Deo Horn, „heb je de even beden kelijke als aangename taak een wedstrijd goed te doen verlo pen, en zó, dat tweeëntwintig jongens en het publiek zich goed amuseren. Daarom wil ik bij voorkomende gele genheden de eerste tien minuten nog wel eens bewust doodfluiten. Bij der- bies bijvoorbeeld, wanneer het meest al hard tegen hard gaat. Ik laat even duidelijk zien dat ik er bén, de ken nismaking is hernieuwd en die kna pen weten weer dat ze bij mij geen rottigheid hoeven uit te halen. Voor de rest zitten we dan meestal wel met Z'n allen op rozen. U heeft zondag Sparta-Feyenoord in Rotterdam ge zien? Welnu dan weet u hoe ik het bedoel. Spelers wegsturen doe ik niet graag. Tien tegen elf of negen tegen tien? Daar is immers geen aardigheid meer aan. En bovendien moet ik ook de belangen van de jongens in het oog houden. Het gaat tegenwoordig om de centen. Daarom kan ik mij ook nauwelijks meer foutieve beslis singen veroorloven. Kampioenschap of degradatie zijn vandaag tonnen- affaires." Leo Horn is nu 44 jaar, daarvan •dheidsreehtert hij er 27. „Ik voetbal de destijds zélf", vertelt hij, „bij AFC, nee, niet in het eerste. Toen ik 17 was kreeg ik een knietje en ik gaf mij bij de Amsterdamse Voetbal Bond op als candidaat-scheidsrechter. Ik moest een cursus doen, slaagde en werd de jongste scheidsrechter van de AVB. Jedenktdan dat je er alles van weet, dat is natuur lijk niet zo. maar een speler van acht mille weet er tegenwoordig ook geen donder van. Ja, ik weet het, ik ben een verschrikkelijke kletsmajoor. Enfin de eerste wedstrijd, die ik floot was die van Blauw Wit 9 tegen Taba 2. Ik had als speler altijd de pest gehad aan scheidsrechters. Maar toen leerde ik het moeilijke vak kennen. Ik kwam in die dagen wel eens thuis en dacht: dat doe ik nóóit meer. Maar dan ging je het natuurlijk tóch weer doen. Het kwam zelfs wel eens voor dat ik zondags twee wedstrijden floot en ergens anders ging kijken of er soms een scheids rechter niet was opgekomen. Dan floot ik drie wedstrijden op één dag.-Ik wil de op een gegeven moment alles berei ken. U weet dat ik de enige Neder landse scheidsrechter ben, die straks in mei naar Chili gaat om er de wereld kampioenschappen te fluiten. Toen ik 22 jaar was kreeg ik in Amsterdam een wedstrijd met 8.000 mensen en 22 voetballers natuurlijk en ik dacht: nou heb ik alles bereikt. Maar ineens wist ik dat ik het nou in Amsterdam wel had gezien. En ik gaf my op ais scheidsrechter voor de KNVB. Ik moest weer een nieuw examen doen in spei- regeltechniek. Ik slaagde weer en ik kreeg dus die Oranje-badge. Toen dacht ik wéér: nou bèn je er. En ik zag mezelf al in het Ajax-stadion. Maar daar begon het gedonder opnieuw. Niks Ajax-stadion, maar Ajax 9. Het ge beurde in die dagen wel eens dat je na de wedstrijd het veld afliep en dat je een spelertje hoorde zeggen. „Nóu hebben we effe een rot-seheidsrechter gehad." En dan ging je op zo'n snot neus af en vroeg: „Heb je er wel eens over gedacht hoe de scheidsrechter jóu vindt?" Dat hielp meestal wel. Je had destijds het districtenstelsel en mijn district was Amsterdam en de kop van Noordholland. Ik heb echt leren scheids rechteren in Nieuwe Niedorp en Beha gen. Boerenf luitjesvoetbal maar eer- fjjk gemeend. Dat wel. Maar dan komt er natuurlijk het moment dat je in de bus zit en je tot jezelf zegt: ik hou er mee op. Dat doe je dan natuurlijk toch weer niet. Goed. Ik zat in treinen en in bussen en aan het station werd ik afgehaald met de fiets, met de sjees of met de mestkar. En het was ver kleden in kroegen, stinken naar de je never; lekker. Maar toen ik laatst m Engeland door de voorzitter van Man chester United met een pracht van een Rolls Royce werd afgehaald moest ik wél even terugdenken aan die mest kar in Nieuwe Niedorp. Op een gegeven moment las ik in de „Sportkroniek" het of ficiële orgaan van de KNVB dat ik in de vierde klasse mocht fluiten. Dat begon er op te lijken. Maar toen ik las dat ik naar de derde klasse mocht, voelde ik mij al heel gecharmeerd. In 1948 betrad ik het voetbal-Walhalla. Mijn eerste wedstrijd was 't Gooi—DOS. Na 14 jaar had ik de top bereikt. Ik was toen 30 jaar. Dat is nog wel een beet je jong om leiding te geven in het topvoetbal. Tja, die spelers moeten ook maar tegen zo'n melkmuil aan keken. Toen ik drie jaar aan de gang was, rik het wel gezien in Nederland, wilde op de internationale lijst. Nu waren wij met zijn zesduizend en iedereen voelde zich internationaal. Dat kon je die jongens moeilijk kwa lijk nemen. Daar was in die dagen nogal wat onderlinge naijver tassen Nederlandse scheidsrechters. Sinds het COVS is opgericht, dat meer coördi neert en meer vriendschap aan kweekt, meer saamhorigheidsgevoel, is dat wel ten goede veranderd. Enfin, er stonden vijf Nederlanders Op de internationale lijst. Op een gege ven moment ging er één af: Dirk Nys. En toen kreeg ik een brief van de FIFA thuis, dat ik er op stond. De FIFA stuurt geregeld overal commissa rissen rond, die jongens maken rap- n op en zij hadden gezegd: Horn ki aanmerking. Ik hefe een tesrtied- LEO HORN groothandel, zoals u weet, en dan moet je uiteraard een beetje op de hoogte zijn van de internationale omstandig heden. Mijn eerste interland viel in Londen. Op Wembley nog wel. Engeland-België. Sir Stanley Rous zag mij fluiten en kreeg er plezier in. Hij mocht en mag mij persoonlijk ook wel, geloof ik. Maar zoiets weet je natuurlijk nooit zeker. In ieder geval noemen ze mij tegenwoordig wel eens „het hippie van Sir Stanley Rous", om het op zjjn Am sterdams te zeggen. Laatst mocht ik. samen met een Schot, op een scheids- rechterscursus in Florence een refe raat houden over het scheidsrechteren. Toen kwam in 1953 Engeland-Honga- rtje. De wedstrijd van de eeuw. Toen ik gekozen werd hing de volgende dag meteen de „Daily Express" aan de telefoon. En ik werd van alle kanten geïnterviewd. Dat zwiepte me wel een beetje op. Die wedstrijd heeft natuur lijk mijn naam gemaakt, ik heb inmid dels 104 keer in het buitenland geflo ten. Maar een moeilijke wedstrijd was het wèl. Het stond 0-1 voor Hongarije en toen keurde ik een doelpunt van Engeland af; mijn vriend Bronkhorst, die grensrechter was, had trouwens duidelijk gevlagd. Maar dat zijn dan wèl momenten. Ik blééf de hele wed strijd optreden en de spelers kregen respect voor mij. Ook Puskas, ik mag wel zeggen, mijn vriend Puskas. Het viel mij op, dat Sir Stanley Rous na de wedstrijd tóch nog vriendelijk tegen mij Weef, ofschoon Engeland voor het eerst in de geschiedenis op eigen veld had verloren; met 6-3 nog wel. U vraagt mij naar de 'deale scheidsrechter? Wel, hg moet om te beginnen en voor alles persoonlijkheid hebben. Hy moet een geboren leider zijn en vooral niet bang wezen. Hy moet meer leider zijn dan spelregelkenner. U moet maar eens opletten: geheide spelregelkenners doen het op het veld nooit zo best. (Overigens heb ik nog nooit een spel regelprotest gehad. Maar als ik deel neem aan een wedstrgd in spelregel kennis verlies ik altjjd. Ze vragen dan dingen, die op het veld nooit voorval len. Daar loopt een hondje het veld op en werkt de bal in het doel. Zit die? De bal vliegt tegen de paal, de paal breekt, de bal komt in het doel te recht. Zit die? De bal zal nèt het doel invliegen, daar stormt de voorzitter van de gedupeerde vereniging naar voren en grypt het ding. Zit die? In het laatste geval natuurlgk niet. Dan is het een scheidsrechterbal, ja juist, vroeger heette dat opgooibal. Maar voor de rest geef ik altijd de gekste antwoorden, dan versier ik het wel. Is scheidsrechteren vermoeiend? Een scheidsrechter loopt aan meters méér dan een voetballer; ongeveer 10 kilo meter in anderhalf uur. Dat is meer dan bijvoorbeeld Coentje Moulijn, die wil nog wel eens stilstaan. Of ik mij wel eens vergis? Zal ik de gouden tientjes in mjjn zak hebben voor iedere keer dat ik mij heb vergist. Maar als ik mjjn vergissing ter plaatse inzie, neem ik mijn beslissing onmiddellijk terug. Je moet de moed hebben om een fout te herstellen. Maar als ik ge lijk heb, laat ik nóóit los, al is de duvel er mee gemoeid. Dat weten ze bij Feyenoord wel. Ofschoon ik daar liever niet meer over praat. Ze hebben hun excuses aanboden. En men moet kunnen vergeten. Neen, ik rook niet; af en toe een sigaar, nóóit sigaretten. Ik drink ook niet; soms een glas op een of ander feestje. Ik train éénmaal per week met een voetbalelubje. Dan doe ik de vrije oefeningen mee en de loopoefeningen. En ik voetbal een kwartiertje om gijn te maken. Ja, ik heb eens ooit een grijs, mo dieus scheidsrechterspak aangetrok ken. Dat vond ik nou aardig om te doen en bovendién komt er een tijd dat je van gekkigheid niet meer weet wat je doet. Nu heb ik een glimmend, zwart pakje aan; dat heb ik van de Engelsen overgenomen. Straks ga ik er ook Glasgow Rangers-Standard Luik in blazen. Ik heb inmiddels wel zo ongeveer de hele wereld afgereisd. Zo ben ik een keer of vier, vijf In Griekenland ge weest. Het mooie is dat je overal wordt afgehaald door iemand die écht wat weet van de plaatselijke omstandighe den. En ik heb in de loop van de jaren koningen de hand gedrukt en die van prins Bernhard, Franco, Tito, Mont gomery, die van de burgemeester van Athene, die van Willy Brandt en weet ik veel. Daar had je vroeger eenvoudig niet van gedróómd. Scheidsrechteren is mijn hobby. Maar mijn grootste hobby is jagen. Mijn grootste jachtvriend is Gerrit Schulte. Ik jaag met het geweer en met de meute en in 1955 was ik kampioen van Nederland in het paardspringen, in het springen over natuurlijke hindemissen dus. Amusement voor spelers, publiek en ook een beetje voor de scheidsrechter. Of ik by het scheidsrechteren wel eens moeilijkheden heb meegemaakt? Ik denk aan die wedstrgd Real Madrid tegen Santos (Brazilië) om het clubwereld kampioenschap in Madrid, 's Avonds om tien uur, 135.000 toeschouwers. Stel je voor, 135.000 Spaanse toeschouwers. Santos stond met 1-0 voor. Maar Real Madrid ik heb er tien keer voor gefloten is niet gewend achter te staan. Ik keurde een goal van Puskas af. Daar begon me de hele tent te loeien. Dat geloei duurde vijf minu ten. Toen viel er een góéd doelpunt voor Real Madrid. Een mens moet ook een beetje geluk hebben. Het ge loei hield op. Dat vond ik onzin, want als je vgf minuten loeit kun je ook een hele wedstrgd loeien. Maar ik wil maar zeggen: je moet je als scheidsrechter door zo'n geloei niet uit je evenwicht laten brengen. Je moet weten: ik ben de baas. Als je door zoiets als geloei je moreel laat aantasten, zak je als een plum pudding in elkaar. In 1954 floot ik in Lausanne de wed strijd Hongarije-Uruguay in .het ka der van de wereldkampioenschappen. Op een gegeven moment haalde Miquez, de Uruguese midvoor, een gijntje uit en ik moest hem wel het veld uitsturen. Dat doe ik niet graag, maar het moest. De vent ging niet en er kwam een hele kloppartij van. Ik stond op een afstand je de zaak te bekijken en toen de he ren uitgevochten waren begonnen ze weer te voetballen. En die Miguez deed net of er niets aan de hand was geweest én speelde gewoon weer me Ik dacht een ogenblik „ach, zal ik die knaap maar weer mee laten spelen?" Maar meteen schoot het door mij heen: „Ver dorie, natuurlijk niet. D'r uit is d'r uit." En ik maakte dus het gebaar van „d'r uit!" Daar kwam me die kerel in boks houding op me af. Precies op dat mo ment renden twee Uruguese trainers het veld op en sloegen de vent voor mijn ogen knock-out. Niettemin kreeg ik na afloop van het tournooi een uitnodiging om drie maanden in Uruguay te ko men fluiten. Ik had mjjn koffers al ge pakt toen ik een brief ontving, waarin mij werd gevraagd een contract voor zes maanden te tekenen. Toen heb ik die koffers maar weer uitgepakt. Ach ja, moeilijkheden. Op de Ne derlandse voetbalvelden zeg ik wel eens tegen een speler: „Als je dat nóg eens doet krijg je een pak voor je broek." Een scheidsrechter is géén vent. die bekeuringen uitdeelt Opschrijven en wegsturen is de min ste kunst. Je moet feeling hebben en dan krijg je ook veel gedaan. Voor komen is beter dan genezen. En het is voor die jongens per slot van reke ning hun eigen belang." Aldus Leo Hom, internationaal scheidsrechter, die overal ter wereld op voetbalvelden fluitend en terecht wijzend rondgaat. Om het amusement van tweeëntwintig spelers en een dui zendkoppig publiek te waarborgen. En natuurlijk ook wel een beetje om zijn eigen amusement veilig te stellen. HERMAN HOFHUIZEN De gehele Europese gemeenschap i/n Rangkas Betoeng vierde in 1897 feest toen de spoorlijn Serang-Batavia, waardoor ook Rangkas uit zijn isolement werd verlost, voor h$t publiek werd opengesteld. Rangkas Betoeng, hoofdplaats van Debak, residentie Bantam, is bekend door de Max Hazelaar. Hier speelde zich in 1856 de ,^aak van Lebak" af. Mat wioJtMe gabaar. Tat.rt.TK zijn de reacties, die de heer R. Nieuwenhuys ontving na het verschijnen van zijn documen tair foto-boek „Tempo Doeloe." En nog dagelijks ontvangt de auteur brieven van kijkers en lezers, die hem dank zeggen voor de verrukkelijke ogenblikken welke het boek deze confrontatie met het In dische verleden hun heeft bezorgd. Toen wij een aantal maanden vóór het verschijnen uit het toen reeds aanwezi ge fotomateriaal enkele foto's publiceer den (8 okt. '60) schreven wij de ver wachting neer, dat de auteur (pseudo niem E. Breton de Nijs) het Indische Indische belletrie, verrassend onthul lend, voor ogen kregen. De onderwerpen die Nieuwenhuys in beeld en woord heeft behandeld, gaan zowel het huiselijke als het openbare leven in de „tempo doeloe" alle recht wedervaren. Vele van de in groot for maat prachtig gereproduceerde foto's (koper diepdruk) logenstraffen de denk beelden van hen, die het koloniale ver leden willen zien als een dagelijks voort gezet exces van uitbuiting en onderdruk king. En toch is de auteur bij de keuze foto's er niet voor terugge- ook het gruwelijke aspect te tonen van militaire botsingen tijdperk 1870 - 1914 op boeien^.- wijze zo., doen herleven. Nu het reeds ernge tijd op de markt is, blijkt met hoe grote waardering het cultuur-historisch docu ment in grote kring is ontvangen. Naast de lovende recensies in de lan delijke en tal van regionale bladen zijn er de brieven, waarin relaties en totaal onbekenden ongevraagd hun mening ge ven over het boek. Het is naar gezag hebbend goede beoordelingen, minder verzorgd geformuleerde maar spontane lof voor het indringend beeld dat het boek brengt en de knappe, verbindende tekst. Merkwaardig genoeg zijn er ook brieven van lezers, die generlei bin ding of contact hebben met het vroe gere Indië. Mensen, die door dit foto boek een groot aantal facetten van de „Indische samenleving" in dat tijd perk echt leerden zien en het decor van menig verhaal uit de Ooefc- In een bespreking van het boek zegt Hella Haasse, dat ook in de jaren van haar jeugd de typische sfeer van dat voorbije leven nog duidelijk voelbaar was. Vooral in de oude huizen en in terieurs en in bepaalde gewoonten en gebruiken. Zij noemt het boek, „een monument van een vorm van leven met een geheel eigen karakter, uit de meest heterogene, de meest tegenstrij dige elementen samengesteld, en dank zjj de versmelting of aanpassing onge meen levendig en boeiend en vol mogelijkheden." Aya Zikken, die de schrijver alle lof toezwaait, noemt het boek eenfantas tische prestatie. De verwachting, die wij uitspraken na het gesprek met de auteur en na inzage van het fotomate riaal, lang voor het ter perse gaan van „Tempo Doeloe," is tenvolle bewaar heid. dHs. (Advertentie) Zondag 28 januari: 4e Zondag na Drie koningen j eigen Mis; credo: pref v. d. H. Drie-eenheid —groen— Maandag: H. Franclscus van Sales. Oisschop- belijder-kerkleraar; Mis In Medio wit Dinsdag: R. Martina, weduwe-martelares; Mis Loquebar rood Woensdag: H. Johannes Bosco, belijder: eigen Mis wit— Donderdag: H. Ignatius, bisschop-martelaar: eigen Mis rood Vrijdag: Zuivering van de H. Maagd Maria; eigen Mis; credo; pref. v. Kerstmis wit— Zaterdag: Mis v. d. H. Maagd Maria op Zaterdag; 2e geb H. Blasius; pref. v. d. H. Maagd Maria wit— Zondag 4 februari: 5e Zondag na Drie koningen; eigen Mis; credo; pref. d. H. Drie-eenheid —groen— MONTREAL, 26 jan. Uit statistie ken van de International Air Transport Association (I.A.T.A.) blijkt, dat met de geprogrammeerde inter-Europese luchtdiensten in het derde kwartaal van 1961 31 procent meer vracht en 9,1 pro cent meer passagiers zijn vervoerd dan in de overeenkomstige periode van het voorafgaande jaar. De bg de I.A.T.A. aangesloten lucht vaartmaatschappijen hebben in het der de kwartaal 3.786.600 sectorpassagiers op de binnen Europa gelegen routes vervoerd, alsmede 43.519 ton vracht en 6.619 ton post. De statistieken zijn opgesteld aan de hand van gegevens, die zijn verstrekt door de volgende maatschappijen: Aer Lingus, Air France, Alitaliea. British European Airways, British Overseas Airways Corporation, Lufthansa, Finn- air, de Spaanse Iberia, de IJslandse Loftleidir. K.L.M., Scandinavian Airlines System, Sabena en Swissain. Inde cijfers is niet het binnenlandse vervoer van deze maatschappijen op genomen, maar zij werden geacht een aanwijzing te zijn voor de ontwikkeling van het luchtvervoer in Europa, zo deelde de LA.T.A. mede. heel erg blij mee zijn, want dat is de belangrgkste weg om de groeiende be hoefte aan werkgelegenheid bij te hou den. Elke nieuwe arbeidersplaats die wordt bezet kost vaak tienduizenden guldens aan te investeren kapitaal voor nieuwe fabrieksgebouwen, nieuwe machines enz. Hieruit moge duidelijk zjjn, dat wij het maken van grote winsten noodzakelijk achten. Als wjj nu zeggen, dat pater Hoefnagels verder had moeten gaan, dan bedoelen wij, dat hij de vraag had behoren te stellen van wie nu het eigendomsrecht is van deze kapitaal goederen. Naar onze mening behoort elf factor arbeid, in evenredigheid aan de factor kapitaal, mede heT eigendoms recht over de kapitaalsgoederen te ver werven. Dat betekent, dat de bedrijfsuitkom- sten, dat wil zeggen overwinst niet op de eerste plaats in de vorm van loon moet worden uitgekeerd. Dat zou im mers het gevaar oproepen van een zo sterke consumptieve aanwending van het geldinkomen, dat: a. investeringen voor nieuwe werkgelegenheid in be langrijke mate achterwege zouden blij ven en b. overbesteding onafwendbaar zou worden. Daarom zien wij liever een systeem bevorderd, waardoor de werknemers aandeel in de winst ontvangen in de vorm van obligaties of nog Bever aan delen, die b.v. door een beleggings maatschappij onder medebestuur van de arbeiders zelf worden beheerd. D; komen we tot een wezenlijke, tot een structuele, verandering van de bezits- verhoudïngen, waarnaar al lang wordt gestreefd. We denken, dat pater Hoefnagels niet afwijzend tegenover deze gedachte zal staan. En toch blijft tussen het denken van pa ter Hoefnagels en ons een verschil. Dat verschil gaat niet over de vraag erf er sociale noden en wensen zijn, maar over de weg en het tempo, waarlangs en waarin de noden en behoeften wor den weggewerkt. En dan zegt pater Hoefnagels: „Ga er desnoods voor sta ken. Geef aan de arbeiders de kans om dat ook in het wilde weg te gaan doen". En dan is ons standpunt, dat dit een volkomen verouderd begrip is. Men moet zich de betekenis van een staking realiseren. Dat is altijd een tweesnijdend zwaard, dat zowel de sta ker als het getroffen bedrijf wondt. Niet dat de staking uitgesloten is, dat is twee jaar geleden wel gebleken, toen in de bouwvakwereld iets door een sta king moest worden afgedwongen. Alle drie de bonafide vakcentrales beschik ken nog altijd over zeer behoorlijke weerstandskassen. Die hebben ze waar achtig niet om zo nu en dan eens een persbneelsuitstapje te organiseren. Nog altijd geldt in de vakbeweging het oude Romeinse gezegde: Zo gij de "rede wilt, bereidt u ten oorlog. Maar zoals in een echte strijd de wapens allang zijn gemoderniseerd en langs de weg van wetenschappelijke waameming< n verder worden aangepast, zo kent oo'< de moderne vakbeweging nieuwe, op wetenschappelijke waarneming gefun deerde, strijdmethodes. Waar we pater Hoefnagels tenslotte wel in willen bijvallen is aat mede ten gevolge van die modernisering ook een centralisering is ontstaan, waardoor de strijd van de vakbeweging zich steeds meer aan de waarneming van de leden en van de arbeiders in het algemeen onttrekt. En we willen toegeven, d: het de vakbeweging niet, althans zeer onvoldoende lukt om deze groter wor dende afstand tussen leiding en leden behoorlijk te overbruggen. Vandaar, dat het zo belangrijk is dat in rubrieken als deze toch een gedach- tenwisseling kan plaatsvinden en dat door middel van kaderscholing dat con tact zo intens mogelijk wordt bevor derd. Zo gezien hebben puölikaties als die van pater Hoefnagels wel degelijk betekenis. «iHiiiiiiimiiiiiHiiiiiiimiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1962 | | pagina 11