Sociaal
commentaar
Het gaat om amusement
voor spelers en publiek
maar ik ben de baas
„Het kippie" van Sir Stanley Rous,
begonnen als scheidsrechter bij
oprecht boerenfluitjes-voetbal
Meer leider dan
spelregelkenner
TEMPO DOELOE
Confrontatie met het
Indische verleden
Bedrijfswinst is nodig voor
uitbreiding werkgelegenheid
Reactie op reacties
ZATERDAG 27 JANUARI 1962 PAGINA 11
kateno
Liturgische weekkalender
In Se kwartaal
Inter-Europese lucht
vervoer toegenomen
11 1
V.':
Op onze beschouwing over pater
Hoefnagels' artikel „Nederland
geen sociaal paradijs" kwamen
nogal .wat reacties van lezers
binnen.
Het lijkt ons goed op deze reacties in
te gaan, omdat weer eens blijkt dat we
nog niet duidelijk genoeg zijn geweest.
Men verwijt ons deze krant co*-
servatism.e en waarschuwt ervoor, pa
ter Hoefnagels niet voor gek te verkla
ren, zoals met andere sociale voorvech
ters is gebeurd, op welk voorbarig oor
deel later, veel later, moet worden te
ruggekomen.
Wel moet worden gezegd dat de be
zwaren tegen ons artikel worden geïl
lustreerd met meerdere voorbeelden,
waaruit duidelijk blijkt, dat er 'in Ne
derland op sociaal gebied nog heel wat
te verbeteren valt. Een lezeres onder
tekent met „een huismoeder die iedere
dag met de werkelijkheid van een laag
loon te kampen heeft." Een lezer ver
telt van een chef in een fabriek, die,
invalide geworden, moet zien rond te
komen met de schrale uitkering krach
tens de Invaliditeitswet, aangevuld door
een uitkering van Sociale Zaken. Waar
naast op diezelfde fabriek een directeur
invalide werd, maar als directeur ge
handhaafd bleef en derhalve z'n volle
salaris plus emolumenten bleef ontvan
gen. Een andere lezer attendeert op
het jongste schrijven van de staatsse
cretaris van Sociale Zaken over de in
komstenverlaging van invaliditeitsrente-
trekkers, die geplaatst zijn in een werk
plaats voor gehandicapten, een aange
legenheid, waarop we volgende week
hopen terug te komen.
We mogen om te beginnen er aan
herinneren, dat onzerzijds beslist niet
is gesteld, dat pater Hoefnagels ongelijk
zou hebben indien hij sociale tekortko
mingen in onze Nederlandse samenle
ving signaleert. Integendeel, wij hebben
gezegd, dat pater Hoefnagels hiermee
een open deur intrapt. We durven een
stap verder te gaan en te beweren dat
onze sociale en politieke leiders, zeker
zij die zelf uit de arbeiderswereld
stammen, beter op de hoogte zijn met
die sociale noden dan pater Hoefnagels.
We durven eveneens de bewering aan,
dat de sociale bewogenheid bij deze lei
ders niet onderdoet voor die van pater
Hoefnagels.
Wanneer een lezer er ons een verwijt
van maakt (en ook al een aanval op
pater Hoefnagels ziet in onze stelling)
dat de eerwaarde criticus o.i. niet ver
genoeg gaat wanneer hij spreekt over
de verhouding loon-bedrijfswinsten. dan
willen we nog wel even verduidelijken
wat wjj bedoelden.
Het artikel van pater Hoefnagels
wekte de indruk, alsof hij de ho
ge bedrijfswinsten uitsluitend of
vrijwel uitsluitend mede aan de
arbeiders ten goede wilde laten komen
via een hoger loon. Dat zouden wij fa
taal vinden. Er is de laatste jaren voor
miljarden uit de grote bedrijfswinsten
aangewend om diezelfde bedrijven of
ondernemingen uit te breiden en/of te
moderniseren. We moeten daar op zich
LEO HORN:
Als scheidsrechter", zegt Deo
Horn, „heb je de even beden
kelijke als aangename taak een
wedstrijd goed te doen verlo
pen, en zó, dat tweeëntwintig jongens
en het publiek zich goed amuseren.
Daarom wil ik bij voorkomende gele
genheden de eerste tien minuten nog
wel eens bewust doodfluiten. Bij der-
bies bijvoorbeeld, wanneer het meest
al hard tegen hard gaat. Ik laat even
duidelijk zien dat ik er bén, de ken
nismaking is hernieuwd en die kna
pen weten weer dat ze bij mij geen
rottigheid hoeven uit te halen. Voor
de rest zitten we dan meestal wel met
Z'n allen op rozen. U heeft zondag
Sparta-Feyenoord in Rotterdam ge
zien? Welnu dan weet u hoe ik het
bedoel. Spelers wegsturen doe ik niet
graag. Tien tegen elf of negen tegen
tien? Daar is immers geen aardigheid
meer aan. En bovendien moet ik ook
de belangen van de jongens in het
oog houden. Het gaat tegenwoordig
om de centen. Daarom kan ik mij
ook nauwelijks meer foutieve beslis
singen veroorloven. Kampioenschap
of degradatie zijn vandaag tonnen-
affaires."
Leo Horn is nu 44 jaar, daarvan
•dheidsreehtert hij er 27. „Ik voetbal
de destijds zélf", vertelt hij, „bij AFC,
nee, niet in het eerste. Toen ik 17 was
kreeg ik een knietje en ik gaf mij bij
de Amsterdamse Voetbal Bond op als
candidaat-scheidsrechter. Ik moest een
cursus doen, slaagde en werd de jongste
scheidsrechter van de AVB. Jedenktdan
dat je er alles van weet, dat is natuur
lijk niet zo. maar een speler van acht
mille weet er tegenwoordig ook geen
donder van. Ja, ik weet het, ik ben
een verschrikkelijke kletsmajoor. Enfin
de eerste wedstrijd, die ik floot was die
van Blauw Wit 9 tegen Taba 2. Ik had
als speler altijd de pest gehad aan
scheidsrechters. Maar toen leerde ik
het moeilijke vak kennen. Ik kwam in
die dagen wel eens thuis en dacht: dat
doe ik nóóit meer. Maar dan ging je
het natuurlijk tóch weer doen. Het kwam
zelfs wel eens voor dat ik zondags
twee wedstrijden floot en ergens anders
ging kijken of er soms een scheids
rechter niet was opgekomen. Dan floot
ik drie wedstrijden op één dag.-Ik wil
de op een gegeven moment alles berei
ken. U weet dat ik de enige Neder
landse scheidsrechter ben, die straks in
mei naar Chili gaat om er de wereld
kampioenschappen te fluiten. Toen ik
22 jaar was kreeg ik in Amsterdam een
wedstrijd met 8.000 mensen en 22
voetballers natuurlijk en ik dacht:
nou heb ik alles bereikt. Maar ineens
wist ik dat ik het nou in Amsterdam
wel had gezien. En ik gaf my op ais
scheidsrechter voor de KNVB. Ik moest
weer een nieuw examen doen in spei-
regeltechniek. Ik slaagde weer en ik
kreeg dus die Oranje-badge. Toen dacht
ik wéér: nou bèn je er. En ik zag
mezelf al in het Ajax-stadion. Maar
daar begon het gedonder opnieuw. Niks
Ajax-stadion, maar Ajax 9. Het ge
beurde in die dagen wel eens dat je
na de wedstrijd het veld afliep en dat
je een spelertje hoorde zeggen. „Nóu
hebben we effe een rot-seheidsrechter
gehad." En dan ging je op zo'n snot
neus af en vroeg: „Heb je er wel eens
over gedacht hoe de scheidsrechter
jóu vindt?" Dat hielp meestal wel. Je
had destijds het districtenstelsel en mijn
district was Amsterdam en de kop van
Noordholland. Ik heb echt leren scheids
rechteren in Nieuwe Niedorp en Beha
gen. Boerenf luitjesvoetbal maar eer-
fjjk gemeend. Dat wel. Maar dan komt
er natuurlijk het moment dat je in de
bus zit en je tot jezelf zegt: ik hou er
mee op. Dat doe je dan natuurlijk toch
weer niet. Goed. Ik zat in treinen en
in bussen en aan het station werd ik
afgehaald met de fiets, met de sjees
of met de mestkar. En het was ver
kleden in kroegen, stinken naar de je
never; lekker. Maar toen ik laatst m
Engeland door de voorzitter van Man
chester United met een pracht van een
Rolls Royce werd afgehaald moest ik
wél even terugdenken aan die mest
kar in Nieuwe Niedorp.
Op een gegeven moment las ik
in de „Sportkroniek" het of
ficiële orgaan van de KNVB
dat ik in de vierde klasse
mocht fluiten. Dat begon er op te
lijken. Maar toen ik las dat ik naar
de derde klasse mocht, voelde ik mij
al heel gecharmeerd. In 1948 betrad
ik het voetbal-Walhalla. Mijn eerste
wedstrijd was 't Gooi—DOS. Na 14
jaar had ik de top bereikt. Ik was
toen 30 jaar. Dat is nog wel een beet
je jong om leiding te geven in het
topvoetbal. Tja, die spelers moeten
ook maar tegen zo'n melkmuil aan
keken.
Toen ik drie jaar aan de gang was,
rik het wel gezien in Nederland,
wilde op de internationale lijst.
Nu waren wij met zijn zesduizend en
iedereen voelde zich internationaal.
Dat kon je die jongens moeilijk kwa
lijk nemen. Daar was in die dagen
nogal wat onderlinge naijver tassen
Nederlandse scheidsrechters. Sinds het
COVS is opgericht, dat meer coördi
neert en meer vriendschap aan
kweekt, meer saamhorigheidsgevoel,
is dat wel ten goede veranderd.
Enfin, er stonden vijf Nederlanders
Op de internationale lijst. Op een gege
ven moment ging er één af: Dirk Nys.
En toen kreeg ik een brief van de
FIFA thuis, dat ik er op stond. De
FIFA stuurt geregeld overal commissa
rissen rond, die jongens maken rap-
n op en zij hadden gezegd: Horn
ki aanmerking. Ik hefe een tesrtied-
LEO HORN
groothandel, zoals u weet, en dan moet
je uiteraard een beetje op de hoogte
zijn van de internationale omstandig
heden.
Mijn eerste interland viel in Londen.
Op Wembley nog wel. Engeland-België.
Sir Stanley Rous zag mij fluiten en
kreeg er plezier in. Hij mocht en mag
mij persoonlijk ook wel, geloof ik.
Maar zoiets weet je natuurlijk nooit
zeker. In ieder geval noemen ze mij
tegenwoordig wel eens „het hippie van
Sir Stanley Rous", om het op zjjn Am
sterdams te zeggen. Laatst mocht ik.
samen met een Schot, op een scheids-
rechterscursus in Florence een refe
raat houden over het scheidsrechteren.
Toen kwam in 1953 Engeland-Honga-
rtje. De wedstrijd van de eeuw. Toen
ik gekozen werd hing de volgende dag
meteen de „Daily Express" aan de
telefoon. En ik werd van alle kanten
geïnterviewd. Dat zwiepte me wel een
beetje op. Die wedstrijd heeft natuur
lijk mijn naam gemaakt, ik heb inmid
dels 104 keer in het buitenland geflo
ten. Maar een moeilijke wedstrijd was
het wèl. Het stond 0-1 voor Hongarije
en toen keurde ik een doelpunt van
Engeland af; mijn vriend Bronkhorst,
die grensrechter was, had trouwens
duidelijk gevlagd. Maar dat zijn dan
wèl momenten. Ik blééf de hele wed
strijd optreden en de spelers kregen
respect voor mij. Ook Puskas, ik mag
wel zeggen, mijn vriend Puskas. Het
viel mij op, dat Sir Stanley Rous na
de wedstrijd tóch nog vriendelijk tegen
mij Weef, ofschoon Engeland voor
het eerst in de geschiedenis op eigen
veld had verloren; met 6-3 nog wel.
U vraagt mij naar de 'deale
scheidsrechter? Wel, hg moet
om te beginnen en voor alles
persoonlijkheid hebben. Hy moet
een geboren leider zijn en vooral niet
bang wezen. Hy moet meer leider zijn
dan spelregelkenner. U moet maar eens
opletten: geheide spelregelkenners
doen het op het veld nooit zo best.
(Overigens heb ik nog nooit een spel
regelprotest gehad. Maar als ik deel
neem aan een wedstrgd in spelregel
kennis verlies ik altjjd. Ze vragen dan
dingen, die op het veld nooit voorval
len. Daar loopt een hondje het veld op
en werkt de bal in het doel. Zit die?
De bal vliegt tegen de paal, de paal
breekt, de bal komt in het doel te
recht. Zit die? De bal zal nèt het doel
invliegen, daar stormt de voorzitter
van de gedupeerde vereniging naar
voren en grypt het ding. Zit die? In
het laatste geval natuurlgk niet. Dan
is het een scheidsrechterbal, ja juist,
vroeger heette dat opgooibal. Maar
voor de rest geef ik altijd de gekste
antwoorden, dan versier ik het wel.
Is scheidsrechteren vermoeiend? Een
scheidsrechter loopt aan meters méér
dan een voetballer; ongeveer 10 kilo
meter in anderhalf uur. Dat is meer
dan bijvoorbeeld Coentje Moulijn, die
wil nog wel eens stilstaan. Of ik mij
wel eens vergis? Zal ik de gouden
tientjes in mjjn zak hebben voor iedere
keer dat ik mij heb vergist. Maar als
ik mjjn vergissing ter plaatse inzie,
neem ik mijn beslissing onmiddellijk
terug. Je moet de moed hebben om
een fout te herstellen. Maar als ik ge
lijk heb, laat ik nóóit los, al is de
duvel er mee gemoeid. Dat weten ze
bij Feyenoord wel. Ofschoon ik daar
liever niet meer over praat. Ze hebben
hun excuses aanboden. En men moet
kunnen vergeten.
Neen, ik rook niet; af en toe een
sigaar, nóóit sigaretten. Ik drink ook
niet; soms een glas op een of ander
feestje. Ik train éénmaal per week met
een voetbalelubje. Dan doe ik de vrije
oefeningen mee en de loopoefeningen.
En ik voetbal een kwartiertje om gijn
te maken.
Ja, ik heb eens ooit een grijs, mo
dieus scheidsrechterspak aangetrok
ken. Dat vond ik nou aardig om te
doen en bovendién komt er een tijd dat
je van gekkigheid niet meer weet wat
je doet. Nu heb ik een glimmend,
zwart pakje aan; dat heb ik van de
Engelsen overgenomen. Straks ga ik
er ook Glasgow Rangers-Standard Luik
in blazen.
Ik heb inmiddels wel zo ongeveer de
hele wereld afgereisd. Zo ben ik een
keer of vier, vijf In Griekenland ge
weest. Het mooie is dat je overal wordt
afgehaald door iemand die écht wat
weet van de plaatselijke omstandighe
den. En ik heb in de loop van de jaren
koningen de hand gedrukt en die van
prins Bernhard, Franco, Tito, Mont
gomery, die van de burgemeester van
Athene, die van Willy Brandt en weet
ik veel. Daar had je vroeger eenvoudig
niet van gedróómd.
Scheidsrechteren is mijn hobby. Maar
mijn grootste hobby is jagen. Mijn
grootste jachtvriend is Gerrit Schulte.
Ik jaag met het geweer en met de
meute en in 1955 was ik kampioen van
Nederland in het paardspringen, in het
springen over natuurlijke hindemissen
dus.
Amusement voor spelers, publiek en ook een beetje voor de scheidsrechter.
Of ik by het scheidsrechteren
wel eens moeilijkheden heb
meegemaakt? Ik denk aan die
wedstrgd Real Madrid tegen
Santos (Brazilië) om het clubwereld
kampioenschap in Madrid, 's Avonds om
tien uur, 135.000 toeschouwers. Stel
je voor, 135.000 Spaanse toeschouwers.
Santos stond met 1-0 voor. Maar Real
Madrid ik heb er tien keer voor
gefloten is niet gewend achter te
staan. Ik keurde een goal van Puskas
af. Daar begon me de hele tent te
loeien. Dat geloei duurde vijf minu
ten. Toen viel er een góéd doelpunt
voor Real Madrid. Een mens moet
ook een beetje geluk hebben. Het ge
loei hield op. Dat vond ik onzin, want
als je vgf minuten loeit kun je ook
een hele wedstrgd loeien. Maar ik
wil maar zeggen: je moet je als
scheidsrechter door zo'n geloei niet
uit je evenwicht laten brengen. Je
moet weten: ik ben de baas. Als
je door zoiets als geloei je moreel
laat aantasten, zak je als een plum
pudding in elkaar.
In 1954 floot ik in Lausanne de wed
strijd Hongarije-Uruguay in .het ka
der van de wereldkampioenschappen.
Op een gegeven moment haalde Miquez,
de Uruguese midvoor, een gijntje uit en
ik moest hem wel het veld uitsturen.
Dat doe ik niet graag, maar het moest.
De vent ging niet en er kwam een hele
kloppartij van. Ik stond op een afstand
je de zaak te bekijken en toen de he
ren uitgevochten waren begonnen ze
weer te voetballen. En die Miguez deed
net of er niets aan de hand was geweest
én speelde gewoon weer me Ik dacht
een ogenblik „ach, zal ik die knaap
maar weer mee laten spelen?" Maar
meteen schoot het door mij heen: „Ver
dorie, natuurlijk niet. D'r uit is d'r uit."
En ik maakte dus het gebaar van „d'r
uit!" Daar kwam me die kerel in boks
houding op me af. Precies op dat mo
ment renden twee Uruguese trainers het
veld op en sloegen de vent voor mijn
ogen knock-out. Niettemin kreeg ik na
afloop van het tournooi een uitnodiging
om drie maanden in Uruguay te ko
men fluiten. Ik had mjjn koffers al ge
pakt toen ik een brief ontving, waarin
mij werd gevraagd een contract voor
zes maanden te tekenen. Toen heb ik die
koffers maar weer uitgepakt.
Ach ja, moeilijkheden. Op de Ne
derlandse voetbalvelden zeg ik wel
eens tegen een speler: „Als je dat
nóg eens doet krijg je een pak voor
je broek." Een scheidsrechter is
géén vent. die bekeuringen uitdeelt
Opschrijven en wegsturen is de min
ste kunst. Je moet feeling hebben en
dan krijg je ook veel gedaan. Voor
komen is beter dan genezen. En het
is voor die jongens per slot van reke
ning hun eigen belang."
Aldus Leo Hom, internationaal
scheidsrechter, die overal ter wereld
op voetbalvelden fluitend en terecht
wijzend rondgaat. Om het amusement
van tweeëntwintig spelers en een dui
zendkoppig publiek te waarborgen. En
natuurlijk ook wel een beetje om zijn
eigen amusement veilig te stellen.
HERMAN HOFHUIZEN
De gehele Europese gemeenschap i/n Rangkas Betoeng vierde in 1897 feest toen de spoorlijn Serang-Batavia, waardoor
ook Rangkas uit zijn isolement werd verlost, voor h$t publiek werd opengesteld. Rangkas Betoeng, hoofdplaats van Debak,
residentie Bantam, is bekend door de Max Hazelaar. Hier speelde zich in 1856 de ,^aak van Lebak" af.
Mat wioJtMe gabaar.
Tat.rt.TK zijn de reacties, die de
heer R. Nieuwenhuys ontving na
het verschijnen van zijn documen
tair foto-boek „Tempo Doeloe."
En nog dagelijks ontvangt de
auteur brieven van kijkers en
lezers, die hem dank zeggen voor de
verrukkelijke ogenblikken welke het
boek deze confrontatie met het In
dische verleden hun heeft bezorgd.
Toen wij een aantal maanden vóór het
verschijnen uit het toen reeds aanwezi
ge fotomateriaal enkele foto's publiceer
den (8 okt. '60) schreven wij de ver
wachting neer, dat de auteur (pseudo
niem E. Breton de Nijs) het Indische
Indische belletrie, verrassend onthul
lend, voor ogen kregen.
De onderwerpen die Nieuwenhuys in
beeld en woord heeft behandeld, gaan
zowel het huiselijke als het openbare
leven in de „tempo doeloe" alle recht
wedervaren. Vele van de in groot for
maat prachtig gereproduceerde foto's
(koper diepdruk) logenstraffen de denk
beelden van hen, die het koloniale ver
leden willen zien als een dagelijks voort
gezet exces van uitbuiting en onderdruk
king. En toch is de auteur bij de keuze
foto's er niet voor terugge-
ook het gruwelijke aspect te
tonen van militaire botsingen
tijdperk 1870 - 1914 op boeien^.- wijze
zo., doen herleven. Nu het reeds ernge
tijd op de markt is, blijkt met hoe grote
waardering het cultuur-historisch docu
ment in grote kring is ontvangen.
Naast de lovende recensies in de lan
delijke en tal van regionale bladen zijn
er de brieven, waarin relaties en totaal
onbekenden ongevraagd hun mening ge
ven over het boek. Het is naar gezag
hebbend goede beoordelingen, minder
verzorgd geformuleerde maar spontane
lof voor het indringend beeld dat het
boek brengt en de knappe, verbindende
tekst.
Merkwaardig genoeg zijn er ook
brieven van lezers, die generlei bin
ding of contact hebben met het vroe
gere Indië. Mensen, die door dit foto
boek een groot aantal facetten van de
„Indische samenleving" in dat tijd
perk echt leerden zien en het decor
van menig verhaal uit de Ooefc-
In een bespreking van het boek zegt
Hella Haasse, dat ook in de jaren van
haar jeugd de typische sfeer van dat
voorbije leven nog duidelijk voelbaar
was. Vooral in de oude huizen en in
terieurs en in bepaalde gewoonten en
gebruiken. Zij noemt het boek, „een
monument van een vorm van leven
met een geheel eigen karakter, uit de
meest heterogene, de meest tegenstrij
dige elementen samengesteld, en dank
zjj de versmelting of aanpassing onge
meen levendig en boeiend en vol
mogelijkheden."
Aya Zikken, die de schrijver alle lof
toezwaait, noemt het boek eenfantas
tische prestatie. De verwachting, die
wij uitspraken na het gesprek met de
auteur en na inzage van het fotomate
riaal, lang voor het ter perse gaan van
„Tempo Doeloe," is tenvolle bewaar
heid.
dHs.
(Advertentie)
Zondag 28 januari: 4e Zondag na Drie
koningen j eigen Mis; credo: pref v. d.
H. Drie-eenheid —groen—
Maandag: H. Franclscus van Sales. Oisschop-
belijder-kerkleraar; Mis In Medio wit
Dinsdag: R. Martina, weduwe-martelares;
Mis Loquebar rood
Woensdag: H. Johannes Bosco, belijder:
eigen Mis wit—
Donderdag: H. Ignatius, bisschop-martelaar:
eigen Mis rood
Vrijdag: Zuivering van de H. Maagd Maria;
eigen Mis; credo; pref. v. Kerstmis
wit—
Zaterdag: Mis v. d. H. Maagd Maria op
Zaterdag; 2e geb H. Blasius; pref. v. d.
H. Maagd Maria wit—
Zondag 4 februari: 5e Zondag na Drie
koningen; eigen Mis; credo; pref. d.
H. Drie-eenheid —groen—
MONTREAL, 26 jan. Uit statistie
ken van de International Air Transport
Association (I.A.T.A.) blijkt, dat met
de geprogrammeerde inter-Europese
luchtdiensten in het derde kwartaal van
1961 31 procent meer vracht en 9,1 pro
cent meer passagiers zijn vervoerd dan
in de overeenkomstige periode van het
voorafgaande jaar.
De bg de I.A.T.A. aangesloten lucht
vaartmaatschappijen hebben in het der
de kwartaal 3.786.600 sectorpassagiers
op de binnen Europa gelegen routes
vervoerd, alsmede 43.519 ton vracht en
6.619 ton post.
De statistieken zijn opgesteld aan de
hand van gegevens, die zijn verstrekt
door de volgende maatschappijen: Aer
Lingus, Air France, Alitaliea. British
European Airways, British Overseas
Airways Corporation, Lufthansa, Finn-
air, de Spaanse Iberia, de IJslandse
Loftleidir. K.L.M., Scandinavian Airlines
System, Sabena en Swissain.
Inde cijfers is niet het binnenlandse
vervoer van deze maatschappijen op
genomen, maar zij werden geacht een
aanwijzing te zijn voor de ontwikkeling
van het luchtvervoer in Europa, zo
deelde de LA.T.A. mede.
heel erg blij mee zijn, want dat is de
belangrgkste weg om de groeiende be
hoefte aan werkgelegenheid bij te hou
den.
Elke nieuwe arbeidersplaats die wordt
bezet kost vaak tienduizenden guldens
aan te investeren kapitaal voor nieuwe
fabrieksgebouwen, nieuwe machines enz.
Hieruit moge duidelijk zjjn, dat wij het
maken van grote winsten noodzakelijk
achten. Als wjj nu zeggen, dat pater
Hoefnagels verder had moeten gaan,
dan bedoelen wij, dat hij de vraag had
behoren te stellen van wie nu het
eigendomsrecht is van deze kapitaal
goederen. Naar onze mening behoort elf
factor arbeid, in evenredigheid aan de
factor kapitaal, mede heT eigendoms
recht over de kapitaalsgoederen te ver
werven.
Dat betekent, dat de bedrijfsuitkom-
sten, dat wil zeggen overwinst niet op
de eerste plaats in de vorm van loon
moet worden uitgekeerd. Dat zou im
mers het gevaar oproepen van een zo
sterke consumptieve aanwending van
het geldinkomen, dat: a. investeringen
voor nieuwe werkgelegenheid in be
langrijke mate achterwege zouden blij
ven en b. overbesteding onafwendbaar
zou worden.
Daarom zien wij liever een systeem
bevorderd, waardoor de werknemers
aandeel in de winst ontvangen in de
vorm van obligaties of nog Bever aan
delen, die b.v. door een beleggings
maatschappij onder medebestuur van
de arbeiders zelf worden beheerd. D;
komen we tot een wezenlijke, tot een
structuele, verandering van de bezits-
verhoudïngen, waarnaar al lang wordt
gestreefd.
We denken, dat pater Hoefnagels
niet afwijzend tegenover deze
gedachte zal staan. En toch
blijft tussen het denken van pa
ter Hoefnagels en ons een verschil. Dat
verschil gaat niet over de vraag erf er
sociale noden en wensen zijn, maar
over de weg en het tempo, waarlangs
en waarin de noden en behoeften wor
den weggewerkt. En dan zegt pater
Hoefnagels: „Ga er desnoods voor sta
ken. Geef aan de arbeiders de kans om
dat ook in het wilde weg te gaan doen".
En dan is ons standpunt, dat dit een
volkomen verouderd begrip is.
Men moet zich de betekenis van een
staking realiseren. Dat is altijd een
tweesnijdend zwaard, dat zowel de sta
ker als het getroffen bedrijf wondt. Niet
dat de staking uitgesloten is, dat is
twee jaar geleden wel gebleken, toen
in de bouwvakwereld iets door een sta
king moest worden afgedwongen. Alle
drie de bonafide vakcentrales beschik
ken nog altijd over zeer behoorlijke
weerstandskassen. Die hebben ze waar
achtig niet om zo nu en dan eens een
persbneelsuitstapje te organiseren. Nog
altijd geldt in de vakbeweging het oude
Romeinse gezegde: Zo gij de "rede
wilt, bereidt u ten oorlog. Maar zoals
in een echte strijd de wapens allang
zijn gemoderniseerd en langs de weg
van wetenschappelijke waameming< n
verder worden aangepast, zo kent oo'<
de moderne vakbeweging nieuwe, op
wetenschappelijke waarneming gefun
deerde, strijdmethodes.
Waar we pater Hoefnagels tenslotte
wel in willen bijvallen is aat mede ten
gevolge van die modernisering ook een
centralisering is ontstaan, waardoor de
strijd van de vakbeweging zich steeds
meer aan de waarneming van de leden
en van de arbeiders in het algemeen
onttrekt. En we willen toegeven, d:
het de vakbeweging niet, althans zeer
onvoldoende lukt om deze groter wor
dende afstand tussen leiding en leden
behoorlijk te overbruggen.
Vandaar, dat het zo belangrijk is dat
in rubrieken als deze toch een gedach-
tenwisseling kan plaatsvinden en dat
door middel van kaderscholing dat con
tact zo intens mogelijk wordt bevor
derd. Zo gezien hebben puölikaties als
die van pater Hoefnagels wel degelijk
betekenis.
«iHiiiiiiimiiiiiHiiiiiiimiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii