In oude school aan vordert men één cm Leidseplein uur ff M Gouden H.T.C. met klinkende namen C. Lynzaad, sociaal ingenieur De verfijnde stemmingen van H. F. Boot H „Valkenjacht" over enkele dagen klaar Toegankelijk voor groot publiek Kleur keerde terug m i mm Werkplaats voor herstel antieke textiel: NIEUWBOUW HELAAS VAN DE BAAN, UITBREIDING THANS IN ZICHT Ontstellend Het begi Langdurig „Valkenjacht" ZATERDAG 24 FEBRUARI 1962 PAGINA 3 HAARLEM, 24 febr. Gerui me tijd reeds hebben B. en W. van Haarlem de mogelijkheden tot uit breiding in beraad van de Haar lemse werkplaats tot herstel van oude textiel. De werkplaats, die in haar opzet de enige ter wereld is, is sinds 1948 gevestigd in een gedeelte van het oude schoolge bouw aan het Leidseplein. Enkele jaren geleden nog bestond voor het Stichtingsbestuur de in middels vals gebleken hoop, dat de werkplaats, waarin eeuwenoude tapijten, gobelins en vaandels op wetenschappelijke wijze gerestaureerd worden, in een geheel nieuw en goed geoutil leerd gebouw zou worden onder gebracht. Ruim vier jaar geleden reeds had de gemeentelijke dienst voor Openbare Werken plannen ontworpen voor de bouw van een nieuwe werkplaats. Zij zou wor den opgetrokken aan de Stephen- sonstraat in Haarlem Zuidwest en de bouwplannen waren goed gekeurd. Maar tengevolge van fi nanciële moeilijkheden is van dat alles niets gekomen. Enige tijd ge leden zag men definitief af van de stichting van een nieuwe werk plaats. Het Stichtingsbestuur en de bedrijfsleiding zien nu verlangend uit naar de goedkeuring van een voorstel van B. en W. om de reeds bestaande werkplaats uit breidingsmogelijkheid te geven *n het schoolgebouw, dat men nu gedeeltelijk in gebruik heeft. Op et ogenblik heeft de werkplaats beschikking over zeven voor- alige schoollokalen en twee klei- kantoorruimten. Het ruimte gebrek is nijpend, vooral met het ®°g op het opslaan van nog te res taureren tapijten en dergelijke. Met behulp van gemeentelijke subsidies kon de verlichting, die enige jaren geleden zeer slecht was en waarvan de wevers en stoppers bij hun werk hinder on- dervonden, worden verbeterd. Ook de stookgelegenheid is de laatste jaren aanmerkelijk ver beterd. De potkachels, die veel stof veroorzaakten, hetgeen na delig was voor de restauratie van de textielen, zijn door oliekachels Vervangen. 11111111 in ■1 - WÉËÈÈ Bron van vreugde Binnenshuis iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiii minium hui minui milium mi it mm miiiiiiHiiii hui hui minimum minimin iimiiiiiiiiiimiiiiiiiiii ii in ii minimi IllUUIUIUUinUUIUUIUIIUUIUUIUIUUIUUIUUIUIUniUUIUUIUUIUUIIUUIUIUUIUIUUIUUIUUIIUIIUUIUIUUIUIIIIIUUIUIUUIUIIIUIIIIIIIII iiinuiiiiiuii Een van de belangrijkste gevolgen van de uitbreiding zal zijn, dat de werk plaats een laboratorium binnen haar muren zal hebben. Sedert de oprichting yan de werkplaats moet het research- werk het experimenteren met be paalde kleurstoffen, verbindingen en hjmstoffen door de wetenschappelijk medewerkster, ir. Johanna M. Diehl, verricht worden in het laboratorium ij>or vezeltechniek van de Technische ftogeschool in Delft. Het spreekt van- j dat.zonder de gastvrijheid van ia T.H. in Delft gedurende twee decen- toiHuiiniiinninniniiinininnnininninninninnininninii oude schoolgebouw op de hoek van Jan Nieuwenhuyzenstraat en het tjatdseplein waarin de Haarlemse werk plaats in 1948 onderdak kreeg. Enkele laren geleden hoopte men een geheel vjauiue werkplaats te kunnen optrekken. Momenteel ziet men uit naar uitbreiding in het oude schoolgebouw. imiimmiii nia te miskennen een voortdurend „buitenshuis" experimenteren zowel het researchwerk als het eigenlijke restaureren niet ten goede komt. Ook hierin hoopt de leiding van de werk plaats te zijner tijd verandering te brengen. De stichting van de werkplaats da teert van vlak vóór de oorlog, toen het naderend oorlogsgevaar de In spectie van kunstbescherming dwong tot maatregelen ter bescherming van vele kostbare muurbekledingen, die in talrijke raadhuizen en andere ge meentelijke gebouwen - onder meer in Nijmegen, Maastricht en Haarlem de wanden sierden en verbleekte weerglans gaven van de rijkdom uit vroeger tijden. Men besloot vele wand tapijten van de muren af te nemen en veilig op te bergen. Door dit be sluit werd plotseling de volle aan dacht gevraagd voor een lang verge ten cultuurbezit. Spoedig kwam aan het licht, dat de tapijten en andere oude weefsels in slechte staat ver keerden en dat men >.e alleen door een juiste conservering en restaura tie voor het nageslacht zou kunnen bewaren. Ook in Haarlem kwam men tot ont stellende ontdekkingen. Het tien meter lange kostbare tapijt „De val van Da- miate", dat in opdracht van het toen malige Haarlemse gemeentebestuur in 1629 geweven werd door Josef Thien- pont, naar ontwerp van Cornelis Klaasz van Wieringen en dat nu in de Haar lemse raadzaal hangt, verkeerde om streeks 1939 in een desolate toestand. Een combinatie van de gemeenten Haarlem, Nijmegen en Maastricht vond mejuffrouw dr. G. van Ysselsteyn, die een gedegen studie maakte van de ge schiedenis van de Noord-Nederlandse tapijtweverijen, bereid de leiding van een atelier voor restauratie van wand tapijten op zich te nemen. Men kreeg kort voor de oorlog onderdak in een aantal zalen van het Frans Halsmu seum, waar in de loop van het eerste oorlogsjaar begonnen werd aan ,,Da- miate". De jonge stichting had aanvankelijk met talloze moeilijkheden te kampen. Natuurlijk waren ook de oorlogsom standigheden hier schuldig aan. Ken nisname van restauratiemethoden in het buitenland was onmogelijk en het verkrijgen van de vereiste materialen was uiterst moeilijk. Maar er deden zich ook problemen voor van geheel an dere aard, onder meer wat betreft het verven van materialen. De garens van de tapijten waren vroeger met plant aardige kleurstoffen geverfd; moest dit nu ook gebeuren met de garens die no dig waren voor de reparaties? Lang heeft men hierover gediscussieerd, maar tenslotte besloot men de nieuwe garens te verven met moderne synthe tische kleurstoffen, die in allerlei va riaties van lichtechtheid te verkrijgen zijn. Momenteel beschikt men over ruim veertienhonderd kleurvariaties voor wol en ongeveer vijfhonderd voor zijde. De vele kleuren maken een pre cieze nuancering der tinten mogelijk. De stichting begon met vier mensen: mej. Ysselsteyn, de werkmeester Ber nard IJzerdraad, die Nijverheidsonder wijs genoten had. een Poolse vrouw en een doofstomme leerlinge van Bernard IJzerdraad. De werkmeester werd in november 1940 door de Duitsers gear resteerd en in maart daaropvolgend gefusilleerd. De stichting heeft veel aan hem te danken. Na enkele jaren maakte ook de we tenschappelijke kant van het bedrijf goede vorderingen. Niemand minder dan prof. dr. G. van Iterson jr. uit Delft interesseerde zich voor de conser vering en verkleuringen van oude tex tielen. Prof. van Iterson maakte voor het researchwerk een plaats vrij op zijn laboratorium in Delft. Enige tijd later stuurde men een analiste naar een verffabriek in Vlaardingen om het ver ven met synthetische, zogenaamde zu re, verfstoffen te leren. In 1942 stelde prof. van Iterson hiervoor een zuiver wetenschappelijke kracht aan: mej. ir. J. M. van Diehl, die tot op heden het researchwerk voor de werkplaats ver richt. Pas toen de stichting enkele jaren na de oorlog een groter onderdak kon krij gen in het schoolgebouw aan het Leid seplein en ook de materiaal voorziening vlotter verliep, ontplooide de werk plaats zich ten volle. Door het aantrek ken van een groot aantal arbeiders en arbeidsters kon zij meerdere opdrach ten per jaar volvoeren. Het personeel wordt in het bedrijf zelf opgeleid. Vlug zijn bepaalde technieken geleerd, maar het duurt daarna geruime tijd voor een restaurateur of wever volkomen is in gewerkt. Zij moeten allen een gevoe lig oog voor kleur en lijn bezitten. De restauratie van een wandtapijt, vaandel of vlag is een langdurige ge schiedenis. Altijd heeft men in Haar lem vooropgesteld, dat de herstellingen moeten geschieden op een degelijk che misch verantwoorde wijze, niet alleen wat de kwaliteit van verving en garens betreft, maar vooral wat betreft de wijze waarop deze laatste in het oude, dikwijls geheel vergane weefsel worden aangebracht. De Haarlemse werkplaats ziet het als een vereiste dit in tegen stelling tot de opzet van enkele textiel- werkplaatsen in het buitenland de wijze van restaureren nauwkeurig aan te passen aan de vroeger gebruikte methoden. Veel last wordt, hierbij on dervonden van oude herstellingen en stoppages, die op dikwijls zeer onzorg vuldige wijze aangebracht werden. Het tempo waarin aan een wandta pijt wordt gewerkt hangt natuurlijk af van de toestand waarin het zich bevindt. Men kan zeggen, dat gemid deld bij een fijn tapijt het tempo in de buurt ligt van één vierkante centi meter per uur; bij een grof tapijt kan het oplopen tot drie a vier vierkante centimeter. Het is dan ook niet te ver wonderen. dat sommige wandkleden pas na vijf. zes jaar hersteld zijn. Zo veel mogelijk probeert men dezelfde mensen aan een tapijt te laten wer ken. Het spreekt vanzelf, dat derge lijke grondige restauraties, die jaren vergen, uiterst kostbaar zijn. Dit is dan ook alleen mogelijk met behulp van overheidssubsidies. Voordat men tot restauratie van een wandkleed of vaandel overgaat wordt er nauwkeu rig nagegaan of de waarde van het artikel een dergelijk hoge uitgave van herstel rechtvaardigt. Enkele bekende gerestaureerde wand tapijten zijn de Mozesserie, die om streeks 1735 vervaardigd werd bh' de beroemde weverijen van Jean en Fran- Dag m dag uit doen de ruim dertig res- tauratrices en restaurateurs van de Haarlemse werkplaats met uiterste pre cisie hun schijnbaar eindeloos werk. Dikwijls - vooral bij zeer fijne tapijten vordert men bij het herstellen slechts een vierkante centimeter per uur. iiniiiiniiiiiiiininiiiiiiniiniiiniiimnnininiiiniiinininnin gois van de Borcht in Brussel, naar ont werp, van Abraham van Diepenbeeck, een tijdgenoot van Rubens; .Aeneas", naar het heldendicht van Vergilius en ontworpen door Giovanni Francesco Romanelli en het „Schippers Antepen- dium (Nederlands grootste goud- borduursel), omstreeks het midden van de zeventiende eeuw geweven. Over enkele dagen komt de „Valkenjacht" klaar, een in 1450 in Doornik geweven wandtapijt, dat bezit is van het Victo ria en Albert museum in Londen. Don derdag 1 maart zal het reusachtige ta pijt, dat als geschenk naar Engeland zou zijn gekomen ter gelegenheid van het huwelijk van Marguerite d'Anjou en Hendrik VI, getoond worden in het Frans Hals-museum. Daarna zal het op nieuw zijn plaats innemen in het mu seum in Londen. Wat opzet betreft is de Haarlemse werkplaats, waar momenteel achten dertig mensen dag in dag uit onver stoorbaar en met uiterste precisie hun schijnbaar eindeloos werk doen, uniek. Maandag- en dinsdagavond komt de Haarlemsche Tooneel Club in de stadsschouwburg voor het voetlicht met „De Openbare Aanklager" van Fritz Hochwalder. Voor de H.T.C. en de vele vrienden daaromheen zal het een bijzondere voorstelling wor den, omdat de Club officieel haar gou den jubileum viert. Op 10 februari jongstleden was het namelijk vijftig jaar geleden, dat de H.T.C. werd op gericht door dr. Nolst Trenité en J. B. Schuil, van wie laatstgenoemde het vorig jaar op hoge leeftijd overleden zich een grote naam verworven heeft in het Nederlandse amateur-toneel. De Haarlemsche Tooneel Club neemt in de kring van de Haarlem se verenigingen een heel eigen plaats in. Milieu en levenssfeer geven haar een exclusief karakter, zij het niet in die zin, dat de mensen van de H.T.C. zich opgesloten hebben in een ivoren toren. Zij zijn overigens ge bonden aan een bepaalde stijl, wil len zij de intentie, waarmede de H.T.C. in 1912 is opgericht, niet ver loochenen. In het begin van deze eeuw bloei de het volkstoneel bij de amateurs heel bijzonder. Zij pasten er zich wel voor, een zogenaamd society- stuk op het repertoire te nemen. Èr lag daar nog een groot gebied open en het waren Trenité en Schuil, die meenden, dat ook amateurs hier een taak hadden. Van de spelers zou een bepaalde levensstijl en opvoeding ge vraagd worden, wilden zij in dit gen re een verantwoord repertoire opbou wen. Het initiatief van beide heren had meer succes dan zij vermoede lijk zelf verwacht hadden. Reeds na een paar jaar had de H.T.C. de plaats in het Haarlemse amateur toneel ingenomen, die zij tot op de dag van vandaag heeft behouden Nolst Trenité werd niet alleen een der oprichters, hij was ook de eerste voorzitter en voerde aanvankelijk zelf de regie. De vertalingen van buitenlandse stukken nam hij even eens voor zijn rekening. Waar ech ter de meeste verenigingen toen nog niet aan dachten, gebeurde bij de H.T.C. De toneelleiding werd reeds in de tijd van Trenité toevertrouwd aan deskundige regisseurs. De his torie van de H.T.C. vermeldt klinken de namen: de dames Mollinger en Wessels en de heren Louis van Gas teren sr., Kommer Kleijn, John Go- bau, Eduard Verkade, Louis Gim- berg, Louis Saalborn en tot voor kort Wim Paauw, welke laatste de artis tieke traditie van de Haarlemsche Tooneel Club alle eer heeft aange daan. De laatste paar jaar is de re gie wisselend in handen van Loet Steenbergen en Johan Greter, onder wiens leiding de jubileumvoorstel ling gebracht wordt. In onze herinnering aan prachtige en indrukwekkende voorstellingen, die de H.T.C. in de loop der jaren gebracht heeft, zullen wij ons beper ken tot een der hoogtepunten, name lijk „Het meisje van buiten", waar mede de Club in 1957 het Nationaal Landjuweel won. Niet alleen in Haar lem en omgeving maar ook elders in het land en zelfs in het buiten land heeft deze gouden toneelgroep een goede naam gekregen. Hoe men over de H.T.C. denkt en haar pres taties waardeert, zal tijdens de re cepties blijken, welke maandag avond in de foyer van de schouwburg en dinsdagavond in de kroonzaal van Brinkmann gehouden zullen worden. .iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii'iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii De heer C. Lynzaad is het type de stichting Noordholland. Provin- van de man, die er niet genoeg van ciaal Opbouworgaan. Vanwege deze kan krijgen, binnen het decor van Stichting is onlangs op verzoek van J. B. Schuil, een der oprichters van de H.T.C. ambtelijke kringen de rol van de mens zo goed en gaaf mogelijk te laten spelen. Hij duldt niet, dat de mens een figurantenrol speelt en nog minder wil hij hem zien achter de schermen. In het laatste geval haalt hij hem met nadruk voor het voet licht. Die „menselijke" kant van het werk van de heer Lynzaad komt tij dens een gesprek met hem steeds naar voren. Met die instelling is hij ook de juiste man als directeur van afMjjW Het accent van de werkplaats ligt op het wetenschappelijk verantwoorde. On bewust kijken de restaurateurs en de lei ding grif geven de directeur, ir. J. D. Berdenis van Berlikom, de bedrijfs leider Frans Visser en ir. Johanna van Diehl dit toe wel eens méér naar uiterlijke resultaten, maar iedereen realiseert zich dat reparaties verant woord en houdhaar moeten zijn en dat er op wetenschappelijke basis dient te worden gewerkt. „Het is een prachtbedrijf", zegt de bedrijfsleider Freek Visser. „Jammer alleen, dat we nu al zo lang in dat slecht geoutilleerde gebouw zitten. We zouden tot veel meer in staat zfjn, wan neer we maar wat meer ruimte hadden. We hopen er allen op, dat we spoedig het ongebruikte gedeelte van de school er bjj kunnen nemen". C. Lynzaad, directeur van de Stichting Noordholland Provinciaal Opbouworgaan. et is niet nodig voor een ten toonstelling van de Haarlemse schilder H. F. Boot een aanbe veling te schrijven. De legen de, die hij door zijn levenswijze vorm de, heeft op zijn persoon de aandacht fevestigd in een kring die groter is an van hen die bekend zijn met zijn werk, groter zelfs dan van hen die hem persoonlijk kennen. Bij gelegenheid van de ere-tentoon- stelling voor zijn 85ste verjaardag, eer. uitzonderlijke leeftijd voor een actief schilder, is veel gepubliceerd, het tele visiejournaal heeft openbaar gemaakt wat weinigen gezien hebben, en de Vis- hal, waar zijn werk tot 11 maart hangt, werd in de eerste week al door meer dan duizend belangstellenden bezocht. Zijn werk is in staat bij een groot pu bliek waardering te oogsten, omdat Boot de vertrouwde vormen weergeeft zonder deformatie, terwijl hij toch zijn onderwerpen behandelt vanuit de visie van de kunstenaar. Bij de verhoogde belangstelling voor de beeldende kunsten een verheu gend verschijnsel van de laatste jaren maakt Boot het de beginneling in het zien en genieten van kunst niet moei lijk. Hij beantwoordt aan diens respect voor een bekwaam geschilderde werke lijkheid. De beginneling immers waar deert in het schilderij allereerst de voorstelling en bewondert de getrouwe weergave, waartoe hij zichzelf onmach tig weet. De doe-het-zelvers, die uit liefhebbe rij het penseel willen hanteren, werden door Boot met dezelfde beminnelijkheid in zijn atelier ontvangen als de „se rieuze" leerlingen. Van hen noch van de kijkende schilderijen-genieters zullen velen door de voorstelling heen „het schilderij" bewust beleven, maar het is in feite toch die nieuwe zelfstandig heid binnen de lijst, die zij onbewust waarderen. Want, wie zal de voorwer pen die op Boots schilderijen voorko men in natura waarderen: een gebro ken kruik, een versleten tapijt, lege si- garendoosjes, een bestofte fles, verdor ie bloemen Pas de eenheid in de verscheiden heid, de harmonie, die door de kunste naar geschapen is, en de glans die door zijn weergave wordt opgeroepen, ma ken die onooglijke voorwerpen tot een bron van vreugde. De kunstenaar is in staat het aureool van het onverganke lijke aan het alledaagse te verlenen. Tot het aanvoelen van de niet-bere- deneerbare kwaliteit van een kunstwerk zal de liefhebber pas in staat zijn als hjj veel gezien heeft en in zijn herinne ring kan vergelijken. Zodra hij kwali teit constateert is hij bezig met het schilderij-zelf, waartoe de afgebeelde zaken slechts aanleiding waren. Maar voordat hij deze in zijn waar dering naar het tweede plan ver schuift en vóór alles „oog" heeft voor de schilderwaarden van het werk, is hjj de massa reeds voorbij gestreefd en aangekomen in de kring Stilleven met Antinoiisbuste, een groot doek van Boot uit ere-tentoonstelling in de Vishal. 1935, zien op der kenners. Het publiek van Boot wordt gevormd door liefhebbers, ken ners en verzamelaars. De laatsten zijn degenen voor wie het bezit van kunstwerken evenzeer een le vensnoodzaak is als voor de schilder het maken. De collectie van 70 num mers die in de Vishal een overzicht geven van Boots levenswerk werd, met uitzondering van twee tekeningen uit het bezit van de maker, door verzame laars ter beschikking gesteld. Boot blijkt zijn werkterrein voorna melijk binnenshuis gevonden te hebben. Het stilleven, het interieur, het portret, en dan liefst een combinatie van dit al les: een menselijke figuur tegen de achtergrond van het interieur waarbin nen als neventhema een stilleven op bloeit. Het gerichte licht en de vermin dering daarvan tot schaduw, zoals hij deze in de besloten ruimte vindt, heeft hem zijn leven lang bezig gehouden. Het overzicht toont aan dat Boot geen ontwikkeling met schokken heeft doorgemaakt. Er is ontwikkeling in zijn werk; men kan zelfs perioden aandui den, maar deze zijn nuanceringen van die ene gang, die men geen opgang kan noemen omdat ook de vroegste werken van Boot al een niet te vermeerderen kwaliteit vertonen. Mocht Boot invloe den hebben toegelaten, dan heeft hij deze al zodanig verwerkt tot zijn per soonlijk eigendom, dat ze in zijn oeuvre onopgemerkt blijven. Bij de rondgang langs zijn levenswerk in de Vishal wordt men voortdurend geboeid door de verfijnde stemming die Boot oproept, nu eens eindeloos door werkend op de detaillering van het mo- dellé, steeds nieuwe schakeringen vin dend in licht en in schaduw, dan weer schilderend met vaart om de typeren de tint te plaatsen. De kleur, die zijn werk tot in de dertiger jaren behield, geeft ook klank aan het werk der laat ste jaren: een verfrissing die de span kracht van de mens Boot illustreert. L. T. het Haarlemse gemeentebestuur het rapport verschenen betreffende de so ciale structuur van Haarlem. Een groot karwei, waarvoor o.a. maar liefst 240 interviews nodig waren. Over zichzelf praat de heer Lyn zaad vrijwel niet. Wel over zijn werk. Hij doet dat voorzichtig. Hij praat niet in het wilde weg en weet zijn gedachten heel secuur te formuleren. Zijn manier van praten is feitelijk de stijl van het sociale rapport, en daarom alleen al heeft het grote ver diensten. Heel het werk van de maatschappelijke opbouw vraagt na melijk om voorzichtigheid. Aan voor barigheid heeft men niets. Dat is de heer Lynzaad uit de praktijk wel gebleken. Sedert 1953 is hij nu werkzaam in Haarlem, de stad, waar hij wel ge boren is, maar niet getogen. Na bij het departement van Wederopbouw gewerkt te hebben voor de sociaal- culturele verzorging in de arbeids kampen, kreeg hij in 1948 de leiding van het Maatschappelijk Opbouwor gaan in Zeeland. Bijna iedere pro vincie had toen reeds een opbouw orgaan. De eerste werd in 1925 ge sticht voor Drente. De andere provin cies volgden in de loop der jaren. In 1949 had iedere provincie een op bouworgaan, behalve Noordholla-nd. Daar kreeg de stichting haar beslag in 1953 en werd ook de naam ver anderd. In een bureau aan de Kleine Houtweg zetelt nu de heer Lynzaad met zijn staf. maar men kan moei lijk spreken van een bureaucratisch instituut. „Wij zijn geen ambtelijk orgaan", verzekert de heer Lynzaad, „Want niet alleen de overheid, maar ook het particulier initiatief partici peren in onze stichting." Onder dat particulier initiatief worden onder meer gerekend de levensbeschouwe lijke en territoriale organen en de vak- en standsorganisaties. Toen hij van Zeeland naar Noord holland kwam heeft de heer Lyn zaad één jaar de tijd gevraagd om zich te oriënteren. Maar toen kon hij aan de slag gaan. Door verschil lende instanties werd de stichting gevraagd, een rapport samen te stel len over dit of dat onderwerp. Men kent de resultaten van de laatste an derhalf jaar. De stichting heeft bin nen een jaar rapport uitgebracht over de IJmond, over Nieuw-Naar- den, over de „Mogelijkheden en gren zen van streek- en zelfonderzoek" en over de sociale structuur van Haar lem. Daarnaast heeft zij het eerste deel van de fraaie sociale atlas van Noordholland uitgebracht. Ook in kleine projecten heeft zij advies uit gebracht. Wanneer de heer Lynzaad spreekt over de intentie van het werk, dan schuift hij meteen het menselijke ele ment naar voren. En het is voor hem een vanzelfsprekendheid, dat het maatschappelijk werk niet smal mag zijn in die zin, dat alleen curatief gewerkt wordt. De grootste kracht moet gelegen zijn in de preventie. Daarom is voorlichting van het al lergrootste belang en moet voorko men worden, dat de structuur van een stad alléén bepaald wordt door louter technici. Planologen en ver- keersdeskundigen bijvoorbeeld zijn onmisbaar, maar de socioloog, de sociaal-psycholoog en de „maat schappelijk werker" zijn minstens zo noodzakelijk. Het liefst zou hij deze mensen sociale ingenieurs willen noe men. De rapporten van de stichting heb ben geen enkele binding of verplich tend motief. De stichting is slechts service-verlenend en wij alleen een zo objectieve en grondige voorlich ting omtrent een bepaalde kwestie geven, dat het beleid van de instan tie. die om het rapport gevraagd beeft, verantwoord kan zijn. Zo'n rapport is natuurlijk geen kwestie van een paar maanden. Verschillen de sociologen werken er aan mee, en het is zaak om goede contacten te onderhouden met de toporganen. Het blijkt namelijk heel dikwijls, dat de problemen ergens anders liggen dan men bij eerste oogopslag "had vermoed. Over de medewerking is de heer Lynzaad enthousiast. Voor wat Haar lem betreft, is er steeds contact ge weest met de hoofden van Diensten. Langzaam maar zeker kon het rap port worden opgezet. Maar voor het zover was, moesten er 240 inter views. ieder gemiddeld één tot drie uur durend, worden afgenomen. Er moest gepraat worden met vereni gingsmensen, en om een ander voor beeld te noemen: alle logementen moesten gechequed worden en alle buurtcafé s werden afgegaan. Er moet natuurlijk nog veel meer gedaan worden. De maatschappelij ke opbouw in de provincie vraagt om veel meer werk. Ook dat zal ge daan worden. Een sociaal ingenieur hoeft nooit werkeloos te zijn.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1962 | | pagina 3