In oude school aan
vordert men één cm
Leidseplein
uur
ff
M
Gouden H.T.C. met klinkende namen
C. Lynzaad, sociaal ingenieur
De verfijnde stemmingen van H. F. Boot
H
„Valkenjacht"
over enkele
dagen klaar
Toegankelijk voor groot publiek
Kleur keerde terug
m i
mm
Werkplaats voor herstel antieke textiel:
NIEUWBOUW HELAAS VAN DE BAAN,
UITBREIDING THANS IN ZICHT
Ontstellend
Het begi
Langdurig
„Valkenjacht"
ZATERDAG 24 FEBRUARI 1962
PAGINA 3
HAARLEM, 24 febr. Gerui
me tijd reeds hebben B. en W. van
Haarlem de mogelijkheden tot uit
breiding in beraad van de Haar
lemse werkplaats tot herstel van
oude textiel. De werkplaats, die
in haar opzet de enige ter wereld
is, is sinds 1948 gevestigd in een
gedeelte van het oude schoolge
bouw aan het Leidseplein. Enkele
jaren geleden nog bestond voor
het Stichtingsbestuur de in
middels vals gebleken hoop,
dat de werkplaats, waarin
eeuwenoude tapijten, gobelins en
vaandels op wetenschappelijke
wijze gerestaureerd worden, in
een geheel nieuw en goed geoutil
leerd gebouw zou worden onder
gebracht. Ruim vier jaar geleden
reeds had de gemeentelijke dienst
voor Openbare Werken plannen
ontworpen voor de bouw van een
nieuwe werkplaats. Zij zou wor
den opgetrokken aan de Stephen-
sonstraat in Haarlem Zuidwest
en de bouwplannen waren goed
gekeurd. Maar tengevolge van fi
nanciële moeilijkheden is van dat
alles niets gekomen. Enige tijd ge
leden zag men definitief af van de
stichting van een nieuwe werk
plaats.
Het Stichtingsbestuur en de
bedrijfsleiding zien nu verlangend
uit naar de goedkeuring van een
voorstel van B. en W. om de
reeds bestaande werkplaats uit
breidingsmogelijkheid te geven
*n het schoolgebouw, dat men nu
gedeeltelijk in gebruik heeft. Op
et ogenblik heeft de werkplaats
beschikking over zeven voor-
alige schoollokalen en twee klei-
kantoorruimten. Het ruimte
gebrek is nijpend, vooral met het
®°g op het opslaan van nog te res
taureren tapijten en dergelijke.
Met behulp van gemeentelijke
subsidies kon de verlichting, die
enige jaren geleden zeer slecht
was en waarvan de wevers en
stoppers bij hun werk hinder on-
dervonden, worden verbeterd.
Ook de stookgelegenheid is de
laatste jaren aanmerkelijk ver
beterd. De potkachels, die veel
stof veroorzaakten, hetgeen na
delig was voor de restauratie van
de textielen, zijn door oliekachels
Vervangen.
11111111
in
■1 - WÉËÈÈ
Bron van vreugde
Binnenshuis
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiii
minium hui minui milium mi it mm miiiiiiHiiii hui hui minimum minimin iimiiiiiiiiiimiiiiiiiiii ii in ii minimi
IllUUIUIUUinUUIUUIUIIUUIUUIUIUUIUUIUUIUIUniUUIUUIUUIUUIIUUIUIUUIUIUUIUUIUUIIUIIUUIUIUUIUIIIIIUUIUIUUIUIIIUIIIIIIIII
iiinuiiiiiuii
Een van de belangrijkste gevolgen
van de uitbreiding zal zijn, dat de werk
plaats een laboratorium binnen haar
muren zal hebben. Sedert de oprichting
yan de werkplaats moet het research-
werk het experimenteren met be
paalde kleurstoffen, verbindingen en
hjmstoffen door de wetenschappelijk
medewerkster, ir. Johanna M. Diehl,
verricht worden in het laboratorium
ij>or vezeltechniek van de Technische
ftogeschool in Delft. Het spreekt van-
j dat.zonder de gastvrijheid van
ia T.H. in Delft gedurende twee decen-
toiHuiiniiinninniniiinininnnininninninninnininninii
oude schoolgebouw op de hoek van
Jan Nieuwenhuyzenstraat en het
tjatdseplein waarin de Haarlemse werk
plaats in 1948 onderdak kreeg. Enkele
laren geleden hoopte men een geheel
vjauiue werkplaats te kunnen optrekken.
Momenteel ziet men uit naar uitbreiding
in het oude schoolgebouw.
imiimmiii
nia te miskennen een voortdurend
„buitenshuis" experimenteren zowel
het researchwerk als het eigenlijke
restaureren niet ten goede komt. Ook
hierin hoopt de leiding van de werk
plaats te zijner tijd verandering te
brengen.
De stichting van de werkplaats da
teert van vlak vóór de oorlog, toen
het naderend oorlogsgevaar de In
spectie van kunstbescherming dwong
tot maatregelen ter bescherming van
vele kostbare muurbekledingen, die
in talrijke raadhuizen en andere ge
meentelijke gebouwen - onder meer
in Nijmegen, Maastricht en Haarlem
de wanden sierden en verbleekte
weerglans gaven van de rijkdom uit
vroeger tijden. Men besloot vele wand
tapijten van de muren af te nemen
en veilig op te bergen. Door dit be
sluit werd plotseling de volle aan
dacht gevraagd voor een lang verge
ten cultuurbezit. Spoedig kwam aan
het licht, dat de tapijten en andere
oude weefsels in slechte staat ver
keerden en dat men >.e alleen door
een juiste conservering en restaura
tie voor het nageslacht zou kunnen
bewaren.
Ook in Haarlem kwam men tot ont
stellende ontdekkingen. Het tien meter
lange kostbare tapijt „De val van Da-
miate", dat in opdracht van het toen
malige Haarlemse gemeentebestuur in
1629 geweven werd door Josef Thien-
pont, naar ontwerp van Cornelis Klaasz
van Wieringen en dat nu in de Haar
lemse raadzaal hangt, verkeerde om
streeks 1939 in een desolate toestand.
Een combinatie van de gemeenten
Haarlem, Nijmegen en Maastricht vond
mejuffrouw dr. G. van Ysselsteyn, die
een gedegen studie maakte van de ge
schiedenis van de Noord-Nederlandse
tapijtweverijen, bereid de leiding van
een atelier voor restauratie van wand
tapijten op zich te nemen. Men kreeg
kort voor de oorlog onderdak in een
aantal zalen van het Frans Halsmu
seum, waar in de loop van het eerste
oorlogsjaar begonnen werd aan ,,Da-
miate".
De jonge stichting had aanvankelijk
met talloze moeilijkheden te kampen.
Natuurlijk waren ook de oorlogsom
standigheden hier schuldig aan. Ken
nisname van restauratiemethoden in
het buitenland was onmogelijk en het
verkrijgen van de vereiste materialen
was uiterst moeilijk. Maar er deden
zich ook problemen voor van geheel an
dere aard, onder meer wat betreft het
verven van materialen. De garens van
de tapijten waren vroeger met plant
aardige kleurstoffen geverfd; moest dit
nu ook gebeuren met de garens die no
dig waren voor de reparaties? Lang
heeft men hierover gediscussieerd,
maar tenslotte besloot men de nieuwe
garens te verven met moderne synthe
tische kleurstoffen, die in allerlei va
riaties van lichtechtheid te verkrijgen
zijn. Momenteel beschikt men over
ruim veertienhonderd kleurvariaties
voor wol en ongeveer vijfhonderd voor
zijde. De vele kleuren maken een pre
cieze nuancering der tinten mogelijk.
De stichting begon met vier mensen:
mej. Ysselsteyn, de werkmeester Ber
nard IJzerdraad, die Nijverheidsonder
wijs genoten had. een Poolse vrouw en
een doofstomme leerlinge van Bernard
IJzerdraad. De werkmeester werd in
november 1940 door de Duitsers gear
resteerd en in maart daaropvolgend
gefusilleerd. De stichting heeft veel aan
hem te danken.
Na enkele jaren maakte ook de we
tenschappelijke kant van het bedrijf
goede vorderingen. Niemand minder
dan prof. dr. G. van Iterson jr. uit
Delft interesseerde zich voor de conser
vering en verkleuringen van oude tex
tielen. Prof. van Iterson maakte voor
het researchwerk een plaats vrij op zijn
laboratorium in Delft. Enige tijd later
stuurde men een analiste naar een
verffabriek in Vlaardingen om het ver
ven met synthetische, zogenaamde zu
re, verfstoffen te leren. In 1942 stelde
prof. van Iterson hiervoor een zuiver
wetenschappelijke kracht aan: mej. ir.
J. M. van Diehl, die tot op heden het
researchwerk voor de werkplaats ver
richt.
Pas toen de stichting enkele jaren na
de oorlog een groter onderdak kon krij
gen in het schoolgebouw aan het Leid
seplein en ook de materiaal voorziening
vlotter verliep, ontplooide de werk
plaats zich ten volle. Door het aantrek
ken van een groot aantal arbeiders en
arbeidsters kon zij meerdere opdrach
ten per jaar volvoeren. Het personeel
wordt in het bedrijf zelf opgeleid. Vlug
zijn bepaalde technieken geleerd, maar
het duurt daarna geruime tijd voor een
restaurateur of wever volkomen is in
gewerkt. Zij moeten allen een gevoe
lig oog voor kleur en lijn bezitten.
De restauratie van een wandtapijt,
vaandel of vlag is een langdurige ge
schiedenis. Altijd heeft men in Haar
lem vooropgesteld, dat de herstellingen
moeten geschieden op een degelijk che
misch verantwoorde wijze, niet alleen
wat de kwaliteit van verving en garens
betreft, maar vooral wat betreft de
wijze waarop deze laatste in het oude,
dikwijls geheel vergane weefsel worden
aangebracht. De Haarlemse werkplaats
ziet het als een vereiste dit in tegen
stelling tot de opzet van enkele textiel-
werkplaatsen in het buitenland de
wijze van restaureren nauwkeurig aan
te passen aan de vroeger gebruikte
methoden. Veel last wordt, hierbij on
dervonden van oude herstellingen en
stoppages, die op dikwijls zeer onzorg
vuldige wijze aangebracht werden.
Het tempo waarin aan een wandta
pijt wordt gewerkt hangt natuurlijk
af van de toestand waarin het zich
bevindt. Men kan zeggen, dat gemid
deld bij een fijn tapijt het tempo in
de buurt ligt van één vierkante centi
meter per uur; bij een grof tapijt kan
het oplopen tot drie a vier vierkante
centimeter. Het is dan ook niet te ver
wonderen. dat sommige wandkleden
pas na vijf. zes jaar hersteld zijn. Zo
veel mogelijk probeert men dezelfde
mensen aan een tapijt te laten wer
ken. Het spreekt vanzelf, dat derge
lijke grondige restauraties, die jaren
vergen, uiterst kostbaar zijn. Dit is
dan ook alleen mogelijk met behulp
van overheidssubsidies. Voordat men
tot restauratie van een wandkleed of
vaandel overgaat wordt er nauwkeu
rig nagegaan of de waarde van het
artikel een dergelijk hoge uitgave
van herstel rechtvaardigt.
Enkele bekende gerestaureerde wand
tapijten zijn de Mozesserie, die om
streeks 1735 vervaardigd werd bh' de
beroemde weverijen van Jean en Fran-
Dag m dag uit doen de ruim dertig res-
tauratrices en restaurateurs van de
Haarlemse werkplaats met uiterste pre
cisie hun schijnbaar eindeloos werk.
Dikwijls - vooral bij zeer fijne tapijten
vordert men bij het herstellen slechts
een vierkante centimeter per uur.
iiniiiiniiiiiiiininiiiiiiniiniiiniiimnnininiiiniiinininnin
gois van de Borcht in Brussel, naar ont
werp, van Abraham van Diepenbeeck,
een tijdgenoot van Rubens; .Aeneas",
naar het heldendicht van Vergilius en
ontworpen door Giovanni Francesco
Romanelli en het „Schippers Antepen-
dium (Nederlands grootste goud-
borduursel), omstreeks het midden van
de zeventiende eeuw geweven. Over
enkele dagen komt de „Valkenjacht"
klaar, een in 1450 in Doornik geweven
wandtapijt, dat bezit is van het Victo
ria en Albert museum in Londen. Don
derdag 1 maart zal het reusachtige ta
pijt, dat als geschenk naar Engeland
zou zijn gekomen ter gelegenheid van
het huwelijk van Marguerite d'Anjou en
Hendrik VI, getoond worden in het
Frans Hals-museum. Daarna zal het op
nieuw zijn plaats innemen in het mu
seum in Londen.
Wat opzet betreft is de Haarlemse
werkplaats, waar momenteel achten
dertig mensen dag in dag uit onver
stoorbaar en met uiterste precisie hun
schijnbaar eindeloos werk doen, uniek.
Maandag- en dinsdagavond komt
de Haarlemsche Tooneel Club in de
stadsschouwburg voor het voetlicht
met „De Openbare Aanklager" van
Fritz Hochwalder. Voor de H.T.C.
en de vele vrienden daaromheen zal
het een bijzondere voorstelling wor
den, omdat de Club officieel haar gou
den jubileum viert. Op 10 februari
jongstleden was het namelijk vijftig
jaar geleden, dat de H.T.C. werd op
gericht door dr. Nolst Trenité en J.
B. Schuil, van wie laatstgenoemde
het vorig jaar op hoge leeftijd
overleden zich een grote naam
verworven heeft in het Nederlandse
amateur-toneel.
De Haarlemsche Tooneel Club
neemt in de kring van de Haarlem
se verenigingen een heel eigen plaats
in. Milieu en levenssfeer geven haar
een exclusief karakter, zij het niet
in die zin, dat de mensen van de
H.T.C. zich opgesloten hebben in een
ivoren toren. Zij zijn overigens ge
bonden aan een bepaalde stijl, wil
len zij de intentie, waarmede de
H.T.C. in 1912 is opgericht, niet ver
loochenen.
In het begin van deze eeuw bloei
de het volkstoneel bij de amateurs
heel bijzonder. Zij pasten er zich
wel voor, een zogenaamd society-
stuk op het repertoire te nemen. Èr
lag daar nog een groot gebied open
en het waren Trenité en Schuil, die
meenden, dat ook amateurs hier een
taak hadden. Van de spelers zou een
bepaalde levensstijl en opvoeding ge
vraagd worden, wilden zij in dit gen
re een verantwoord repertoire opbou
wen. Het initiatief van beide heren
had meer succes dan zij vermoede
lijk zelf verwacht hadden. Reeds na
een paar jaar had de H.T.C. de
plaats in het Haarlemse amateur
toneel ingenomen, die zij tot op de
dag van vandaag heeft behouden
Nolst Trenité werd niet alleen een
der oprichters, hij was ook de eerste
voorzitter en voerde aanvankelijk
zelf de regie. De vertalingen van
buitenlandse stukken nam hij even
eens voor zijn rekening. Waar ech
ter de meeste verenigingen toen nog
niet aan dachten, gebeurde bij de
H.T.C. De toneelleiding werd reeds
in de tijd van Trenité toevertrouwd
aan deskundige regisseurs. De his
torie van de H.T.C. vermeldt klinken
de namen: de dames Mollinger en
Wessels en de heren Louis van Gas
teren sr., Kommer Kleijn, John Go-
bau, Eduard Verkade, Louis Gim-
berg, Louis Saalborn en tot voor kort
Wim Paauw, welke laatste de artis
tieke traditie van de Haarlemsche
Tooneel Club alle eer heeft aange
daan. De laatste paar jaar is de re
gie wisselend in handen van Loet
Steenbergen en Johan Greter, onder
wiens leiding de jubileumvoorstel
ling gebracht wordt.
In onze herinnering aan prachtige
en indrukwekkende voorstellingen,
die de H.T.C. in de loop der jaren
gebracht heeft, zullen wij ons beper
ken tot een der hoogtepunten, name
lijk „Het meisje van buiten", waar
mede de Club in 1957 het Nationaal
Landjuweel won. Niet alleen in Haar
lem en omgeving maar ook elders
in het land en zelfs in het buiten
land heeft deze gouden toneelgroep
een goede naam gekregen. Hoe men
over de H.T.C. denkt en haar pres
taties waardeert, zal tijdens de re
cepties blijken, welke maandag
avond in de foyer van de schouwburg
en dinsdagavond in de kroonzaal van
Brinkmann gehouden zullen worden.
.iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii'iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
De heer C. Lynzaad is het type de stichting Noordholland. Provin-
van de man, die er niet genoeg van ciaal Opbouworgaan. Vanwege deze
kan krijgen, binnen het decor van Stichting is onlangs op verzoek van
J. B. Schuil, een der oprichters van de
H.T.C.
ambtelijke kringen de rol van de
mens zo goed en gaaf mogelijk te
laten spelen. Hij duldt niet, dat de
mens een figurantenrol speelt en nog
minder wil hij hem zien achter de
schermen. In het laatste geval haalt
hij hem met nadruk voor het voet
licht. Die „menselijke" kant van het
werk van de heer Lynzaad komt tij
dens een gesprek met hem steeds
naar voren. Met die instelling is hij
ook de juiste man als directeur van
afMjjW
Het accent van de werkplaats ligt op
het wetenschappelijk verantwoorde. On
bewust kijken de restaurateurs en de lei
ding grif geven de directeur, ir. J.
D. Berdenis van Berlikom, de bedrijfs
leider Frans Visser en ir. Johanna van
Diehl dit toe wel eens méér naar
uiterlijke resultaten, maar iedereen
realiseert zich dat reparaties verant
woord en houdhaar moeten zijn en dat
er op wetenschappelijke basis dient te
worden gewerkt.
„Het is een prachtbedrijf", zegt de
bedrijfsleider Freek Visser. „Jammer
alleen, dat we nu al zo lang in dat
slecht geoutilleerde gebouw zitten. We
zouden tot veel meer in staat zfjn, wan
neer we maar wat meer ruimte hadden.
We hopen er allen op, dat we spoedig
het ongebruikte gedeelte van de school
er bjj kunnen nemen".
C. Lynzaad, directeur van de Stichting
Noordholland Provinciaal Opbouworgaan.
et is niet nodig voor een ten
toonstelling van de Haarlemse
schilder H. F. Boot een aanbe
veling te schrijven. De legen
de, die hij door zijn levenswijze vorm
de, heeft op zijn persoon de aandacht
fevestigd in een kring die groter is
an van hen die bekend zijn met zijn
werk, groter zelfs dan van hen die
hem persoonlijk kennen.
Bij gelegenheid van de ere-tentoon-
stelling voor zijn 85ste verjaardag, eer.
uitzonderlijke leeftijd voor een actief
schilder, is veel gepubliceerd, het tele
visiejournaal heeft openbaar gemaakt
wat weinigen gezien hebben, en de Vis-
hal, waar zijn werk tot 11 maart hangt,
werd in de eerste week al door meer
dan duizend belangstellenden bezocht.
Zijn werk is in staat bij een groot pu
bliek waardering te oogsten, omdat
Boot de vertrouwde vormen weergeeft
zonder deformatie, terwijl hij toch zijn
onderwerpen behandelt vanuit de visie
van de kunstenaar.
Bij de verhoogde belangstelling voor
de beeldende kunsten een verheu
gend verschijnsel van de laatste jaren
maakt Boot het de beginneling in het
zien en genieten van kunst niet moei
lijk. Hij beantwoordt aan diens respect
voor een bekwaam geschilderde werke
lijkheid. De beginneling immers waar
deert in het schilderij allereerst de
voorstelling en bewondert de getrouwe
weergave, waartoe hij zichzelf onmach
tig weet.
De doe-het-zelvers, die uit liefhebbe
rij het penseel willen hanteren, werden
door Boot met dezelfde beminnelijkheid
in zijn atelier ontvangen als de „se
rieuze" leerlingen. Van hen noch van
de kijkende schilderijen-genieters zullen
velen door de voorstelling heen „het
schilderij" bewust beleven, maar het
is in feite toch die nieuwe zelfstandig
heid binnen de lijst, die zij onbewust
waarderen. Want, wie zal de voorwer
pen die op Boots schilderijen voorko
men in natura waarderen: een gebro
ken kruik, een versleten tapijt, lege si-
garendoosjes, een bestofte fles, verdor
ie bloemen
Pas de eenheid in de verscheiden
heid, de harmonie, die door de kunste
naar geschapen is, en de glans die door
zijn weergave wordt opgeroepen, ma
ken die onooglijke voorwerpen tot een
bron van vreugde. De kunstenaar is in
staat het aureool van het onverganke
lijke aan het alledaagse te verlenen.
Tot het aanvoelen van de niet-bere-
deneerbare kwaliteit van een kunstwerk
zal de liefhebber pas in staat zijn als
hjj veel gezien heeft en in zijn herinne
ring kan vergelijken. Zodra hij kwali
teit constateert is hij bezig met het
schilderij-zelf, waartoe de afgebeelde
zaken slechts aanleiding waren.
Maar voordat hij deze in zijn waar
dering naar het tweede plan ver
schuift en vóór alles „oog" heeft
voor de schilderwaarden van het
werk, is hjj de massa reeds voorbij
gestreefd en aangekomen in de kring
Stilleven met Antinoiisbuste, een groot doek van Boot uit
ere-tentoonstelling in de Vishal.
1935,
zien op
der kenners. Het publiek van Boot
wordt gevormd door liefhebbers, ken
ners en verzamelaars.
De laatsten zijn degenen voor wie het
bezit van kunstwerken evenzeer een le
vensnoodzaak is als voor de schilder
het maken. De collectie van 70 num
mers die in de Vishal een overzicht
geven van Boots levenswerk werd, met
uitzondering van twee tekeningen uit
het bezit van de maker, door verzame
laars ter beschikking gesteld.
Boot blijkt zijn werkterrein voorna
melijk binnenshuis gevonden te hebben.
Het stilleven, het interieur, het portret,
en dan liefst een combinatie van dit al
les: een menselijke figuur tegen de
achtergrond van het interieur waarbin
nen als neventhema een stilleven op
bloeit. Het gerichte licht en de vermin
dering daarvan tot schaduw, zoals hij
deze in de besloten ruimte vindt, heeft
hem zijn leven lang bezig gehouden.
Het overzicht toont aan dat Boot
geen ontwikkeling met schokken heeft
doorgemaakt. Er is ontwikkeling in zijn
werk; men kan zelfs perioden aandui
den, maar deze zijn nuanceringen van
die ene gang, die men geen opgang kan
noemen omdat ook de vroegste werken
van Boot al een niet te vermeerderen
kwaliteit vertonen. Mocht Boot invloe
den hebben toegelaten, dan heeft hij
deze al zodanig verwerkt tot zijn per
soonlijk eigendom, dat ze in zijn oeuvre
onopgemerkt blijven.
Bij de rondgang langs zijn levenswerk
in de Vishal wordt men voortdurend
geboeid door de verfijnde stemming die
Boot oproept, nu eens eindeloos door
werkend op de detaillering van het mo-
dellé, steeds nieuwe schakeringen vin
dend in licht en in schaduw, dan weer
schilderend met vaart om de typeren
de tint te plaatsen. De kleur, die zijn
werk tot in de dertiger jaren behield,
geeft ook klank aan het werk der laat
ste jaren: een verfrissing die de span
kracht van de mens Boot illustreert.
L. T.
het Haarlemse gemeentebestuur het
rapport verschenen betreffende de so
ciale structuur van Haarlem. Een
groot karwei, waarvoor o.a. maar
liefst 240 interviews nodig waren.
Over zichzelf praat de heer Lyn
zaad vrijwel niet. Wel over zijn werk.
Hij doet dat voorzichtig. Hij praat
niet in het wilde weg en weet zijn
gedachten heel secuur te formuleren.
Zijn manier van praten is feitelijk
de stijl van het sociale rapport, en
daarom alleen al heeft het grote ver
diensten. Heel het werk van de
maatschappelijke opbouw vraagt na
melijk om voorzichtigheid. Aan voor
barigheid heeft men niets. Dat is de
heer Lynzaad uit de praktijk wel
gebleken.
Sedert 1953 is hij nu werkzaam in
Haarlem, de stad, waar hij wel ge
boren is, maar niet getogen. Na bij
het departement van Wederopbouw
gewerkt te hebben voor de sociaal-
culturele verzorging in de arbeids
kampen, kreeg hij in 1948 de leiding
van het Maatschappelijk Opbouwor
gaan in Zeeland. Bijna iedere pro
vincie had toen reeds een opbouw
orgaan. De eerste werd in 1925 ge
sticht voor Drente. De andere provin
cies volgden in de loop der jaren.
In 1949 had iedere provincie een op
bouworgaan, behalve Noordholla-nd.
Daar kreeg de stichting haar beslag
in 1953 en werd ook de naam ver
anderd. In een bureau aan de Kleine
Houtweg zetelt nu de heer Lynzaad
met zijn staf. maar men kan moei
lijk spreken van een bureaucratisch
instituut. „Wij zijn geen ambtelijk
orgaan", verzekert de heer Lynzaad,
„Want niet alleen de overheid, maar
ook het particulier initiatief partici
peren in onze stichting." Onder dat
particulier initiatief worden onder
meer gerekend de levensbeschouwe
lijke en territoriale organen en de
vak- en standsorganisaties.
Toen hij van Zeeland naar Noord
holland kwam heeft de heer Lyn
zaad één jaar de tijd gevraagd om
zich te oriënteren. Maar toen kon
hij aan de slag gaan. Door verschil
lende instanties werd de stichting
gevraagd, een rapport samen te stel
len over dit of dat onderwerp. Men
kent de resultaten van de laatste an
derhalf jaar. De stichting heeft bin
nen een jaar rapport uitgebracht over
de IJmond, over Nieuw-Naar-
den, over de „Mogelijkheden en gren
zen van streek- en zelfonderzoek" en
over de sociale structuur van Haar
lem. Daarnaast heeft zij het eerste
deel van de fraaie sociale atlas van
Noordholland uitgebracht. Ook in
kleine projecten heeft zij advies uit
gebracht.
Wanneer de heer Lynzaad spreekt
over de intentie van het werk, dan
schuift hij meteen het menselijke ele
ment naar voren. En het is voor hem
een vanzelfsprekendheid, dat het
maatschappelijk werk niet smal mag
zijn in die zin, dat alleen curatief
gewerkt wordt. De grootste kracht
moet gelegen zijn in de preventie.
Daarom is voorlichting van het al
lergrootste belang en moet voorko
men worden, dat de structuur van
een stad alléén bepaald wordt door
louter technici. Planologen en ver-
keersdeskundigen bijvoorbeeld zijn
onmisbaar, maar de socioloog, de
sociaal-psycholoog en de „maat
schappelijk werker" zijn minstens zo
noodzakelijk. Het liefst zou hij deze
mensen sociale ingenieurs willen noe
men.
De rapporten van de stichting heb
ben geen enkele binding of verplich
tend motief. De stichting is slechts
service-verlenend en wij alleen een
zo objectieve en grondige voorlich
ting omtrent een bepaalde kwestie
geven, dat het beleid van de instan
tie. die om het rapport gevraagd
beeft, verantwoord kan zijn. Zo'n
rapport is natuurlijk geen kwestie
van een paar maanden. Verschillen
de sociologen werken er aan mee, en
het is zaak om goede contacten te
onderhouden met de toporganen.
Het blijkt namelijk heel dikwijls, dat
de problemen ergens anders liggen
dan men bij eerste oogopslag "had
vermoed.
Over de medewerking is de heer
Lynzaad enthousiast. Voor wat Haar
lem betreft, is er steeds contact ge
weest met de hoofden van Diensten.
Langzaam maar zeker kon het rap
port worden opgezet. Maar voor het
zover was, moesten er 240 inter
views. ieder gemiddeld één tot drie
uur durend, worden afgenomen. Er
moest gepraat worden met vereni
gingsmensen, en om een ander voor
beeld te noemen: alle logementen
moesten gechequed worden en alle
buurtcafé s werden afgegaan.
Er moet natuurlijk nog veel meer
gedaan worden. De maatschappelij
ke opbouw in de provincie vraagt
om veel meer werk. Ook dat zal ge
daan worden. Een sociaal ingenieur
hoeft nooit werkeloos te zijn.