Pz en Pauke h dubbel i 1 KARL MAY, schrijver over Winnetou KUIFJE IN TIBET r DE LAATSTE SLAG OSCAR Mensen zoals wij 9 'S f* Old Shatterhand en anderen BIG. ZWANS EN ZIJN GANS mm ii|U ij ^nTerM ^JUNIE^J ZATERDAG 31 MAART 1962 PAGINA 15 DE AVONTUREN VAN KUIFJE EN BOBBY door HERGÉ 27 Copyright Casterman Ik zal dus maar alleen gaan... Vooruit Ga dan, maar alleen la, helemaal al leen Tot hiertoe ben ik meegegaanmaar nu moet je het zonder r^jni/ ér stellen t Ja, ik mag zoveel levens niet op het spel zetten... Bravo!Dat is flink gesproken Honderdduizend bommen en granaten'. Jullie heb ben het al lemaal op Pas toch Wil je mei eens beleefd blijven Ik roep toch niet. ERIC DE NOORMAN Liturgische weekkalender Beleg modern - beleg in door V/ILLEM CAPEL 32 '»*«V«.'»V«*«''*»yifAVA k begrijp niet, waarom de mensen toch zo het land aan muizen moe ten hebben, zuchtte vader van Piep- huizen droevig. Vader van Piep'hui- zen was een grijze stadsmuis, die in een holletje achter de plint van een groot, mooi huis woonde. In dat holle tje woonde vader van Piephuizen niet alleen. Hij woonde er met moeder en zeven kindertjes en het was geen won der, dat hij er zorgelijk uit zag. De mensen hielden niet van de van Piep- huizens. Ze hielden ook niet van de Snorremansen en de Grijsjassen. Ze hielden niet van de Langstaartjes of hoe al die andere muizen dan nog meer mochten heten. Ik begrijp het niet, zuchtte vader van Piephuizen telkens opnieuw. Wij muizen zijn bescheiden van aard. Aan een klein beetje eten hebben wij genoeg. We ma ken geen leven. We bijten de mensen niet in hun tenen. We knabbelen enkel maar eens hier en daar. Wat kunnen de mensen daar nou toch op tegen heb ben? Vader van Piephuizen wist het niet. Hij wist alleen maar, dat het met de dag moeilijker werd om eten voor zjjn vrouw en zeven kindertjes bjj el kaar te halen. Maar op een nacht, toen hij op vlugge pootjes uit zijn holletje kwam, zag hij in de hoek van de kamer een klein tralie-huisje staan. Het was een muize- val. Daar binnen lag een heerlijk stukje spek te geuren. Vader van Piephuizen kon het niet laten. Hij rende er heen, wipte naar binnen en pas toen het deur tje achter hem dichtsloeg, begreep hij, wat er gebeurd was: hij was gevangen! Angstig en verdrietig ging vader van uIndiaantje spelen" is nog steeds een ge liefkoosde bezigheid voor de jeugd. Piephuizen in een hoekje van de muize- val zitten piepen. Maar de mensen hoor den het niet. Ze lagen in bed en sliepen. Ze dachten misschien wel in hun slaap: ziezo, dat hebben we goed gedaan! Met zo'n muizeval ben je zó van je muizen af. En daar zouden ze gelijk in krijgen ook. Luister maar! Vanuit de andere kamerhoek kwamen plotseling twee kaboutertjes te voor schijn. Het waren Pi en Pauke, die er elke nacht opuit trokken, om mensen en dieren te helpen. Hoor, daar piept een muis, zei Pauke. Pi hoorde het ook en al gauw hadden ze vader van Piep huizen in de muizeval gevonden. Lieve kabouters, huilde vader van Piephuizen, maak het deurtje open. Haal me eruit. Ik ben gevangen. Wat moet er van mijn vrouw en mijn zeven kindertjes terecht komen!? Pauke, pak het breek-ijzer, zei Pi dadelijk, want als hij helpen kon, deed hij het liefst maar meteen. Maar Pauke schudde zijn hoofd. Het is niet zo een voudig Pi, zei hij. We zijn hier om de mensen en de dieren te helpen. Mensen hebben het land aan muizen. Als wij deze muis uit de val laten, helpen we de muis, maar de mensen plagen we. We zijn help-kabouters en geen plaag- kabouters. Het is een moeilijk geval. Pi, maar we moeten ons aan de regels houden. Je hebt gelijk, fluisterde Pi. Maar vader van Piephuizen schreeuwde: ik begrijp niet, waarom de mensen toch zo het land aan muizen moeten hebben! We zijn zulke lieve diertjes. Och, laat me er toch uit! Heb toch medelijden! Jaja, dat hébben we, zei Pauke. Maar de vraag is: wat moeten we doen? Laten we tóch het breekijzer maar ne men, stelde Pi aarzelend voor. Nee, zei Pauke, dat kan beslist niet. Er zijn mensen die helemaal zenuwachtig wor den van muizen. Die gaan gillen en zo. Stel je voor dat er iets zou gebeuren door onze schuld! Nee, Pi, daar breek ik niet aan mee. Toen kreeg Pi een reuze idee. Hij schoof zijn mouwen omhoog, wreef eens in zün handen en riep: Aanpakken Pau ke, ik loop voor en jij loopt achter. Meteen pakte hij de muizeval aan één kant op. Pauke begreep wat de bedoe ling was. Ze moesten samen vader van Piephuizen met muizeval en al weg dragen. Weg van de mensen, helemaal naar kabouterland. Het was een hele vracht, maar Pauke moest toegeven, dat het de beste oplossing was. Alleen vader van Piephuizen zelf was het er nog niet helemaal mee eens. Wat gebeurt er nou met mijn vrouw tje en met de kleintjes? huilde hij. Die halen we morgen met de kabouterbus even op, beloofde Pauke. En zo gebeur de het. De volgende nacht werden ook de andere muizen, die de hele dag in angst hadden gezeten, opgehaald en naar kabouterland gebracht. Daar kre gen ze een keurig huisje, dat heel wat mooier was, dan dat holletje onder de grond. Vader van Piephuizen kbeeg met een nog een mooie betrekking ook. Hij mocht de koets van de kabouterkoning trekken, omdat de vorige trekmuis net met pensioen was gegaan. Nou, je kunt begrijpen, dat de familie van Piephui zen gelukkig was! Eten kregen ze vol op in kabouterland en ze konden er vrij rondlopen, zonder dat ze voor iemand bang hoefden te zijn. De kabouterkoning was buitengewoon tevreden, toen hij hoorde hoe Pi en Pauke de mensen èn de muizen geholpen hadden. Jullie heb ben dubbel geholpen, zei hij. Ik benoem jullie bjj deze tot de eerste twee dubbele help-kabouters van mijn rijk. Pi en Pauke kregen allebei een lintje op hun jasje gespeld en dat betekende, dat ze heel wijs en heel verstandig waren. Voortaan moesten ze altijd ko men helpen, wanneer er iets moeilijks gebeuren moest. En toen ze dat zo ze ven jaar gedaan hadden, werden ze minister van mensen-en-dieren-zaken. Maar de mensen van het mooie gro te huis, waar nu een leeg muizeholletje achter de plint was, hebben nooit ge weten, waar hun muizeval gebleven was. Ze hebben gezocht, gezocht! Wel drie dagen aan één stuk door. En toen hebben ze er nog jaren over nagepraat. Een muizeval heeft toch geen voetjes, zeiden ze telkens tegen elkaar. Daar hebben ze natuurlijk groot gelijk In. Maar dat kaboutertjes wèl voetjes heb ben, daar houden de mensen meestal geen rekening mee! LEA SMULDERS KARL MAY Hebben jullie ooit de spannende In dianen-avonturen gelezen van „Winne tou", het opperhoofd der Apachen; over de heldhaftige „Old Shatterhand", over „Kara Ben Nemsi", de held van het avondland? Dat zijn hoofdpersonen uit de bekende jeugdboeken, geschreven door Karl May. 30 maart was het vijftig jaar geleden dat de schrijver, wiens boeken in vrij wel alle bekende talen zijn verschenen, is overleden. Men zegt, dat meer dan twee honderd miljoen boekenvan zijn hand in de loop van de jaren zijn ge drukt. Velen zullen deze schrijver, die een boeiende verteller is, dankbaar blij ven voor de vele uren, waarin hij hen 1h de verbeelding heeft meegevoerd op 2'in tochten door de Wild-West en de Afrikaanse en Arabische woestijnen, en hen deelgenoot heeft gemaakt van on noemelijk vele avonturen, waarin steeds en onveranderd het recht, de waarheid en de liefde triomferen over het on recht, de leugen en de haat. Het merk waardige van Karl May is, dat hij wel iswaar ooit een reis gemaakt heeft door enkele Oosterse landen, doch nimmer de landen heeft bezocht, waar het In- dianenleven zich afspeelde, zoals dit in zijn boeken wordt beschreven. Karl May was een Duitser en in zijn jonge jaren was hij o.a. muzdekkapelmeester bij een reizend muziekgezelschap. In zijn vrije tijd schreef hij verhalen over bewoners en gewoonten uit vreemde landen. Hij wa„ onuitputtelijk in het schrijven van Indianenavonturen. Hij raakte zo ver diept in de belevenissen van Winnetou, Old Shatterhand en anderen, dat men moet aannemen, da! hij tenslotte zelf van htm bestaan overtuigd is geraakt. Hij ontving duizenden brieven van le zers, die nadere bijzonderheden ver langden te vernemen over het leven van zijn figuren. Aan hen allen ant woordde hij op een wijze, die bij hen de indruk kon versterken, dat de per sonen uit zjjn boeken werkelijk geleefd hadden. beroemde buksen (geweren) Karl May in een blokhut. Indiaan met verenhoofdtooi zoals wij ons van hen uit de boeken van Karl May voor stellen. Dat is Engels en betekent „Grote Ben", het is de naam van de grootste klok in Londen en jullie hebben onge twijfeld door de radio de klanken van deze klok wel eens gehoord. In de West- minstertoren te Londen hangt de klok, die vier wijzerplaten, elk acht meter lang en breed, heeft. Aan elke kant van de toren één, zoals bij de meeste torenuur werken het geval is. De grote wijzer is 3Vi meter lang. Je moet die afstand eens tegen de muur van je kamer meten, dan krijg je een goed begrip van de grootte. Jullie begrijpen wel, dat deze wijzerplaten zo groot zijn gemaakt, opdat men op een afstand de juiste tijd goed kan zien. u 181. „Het onderhoud is pas geëindigd, wanneer gij Sangibanus in vrij heid gesteld hebt," antwoordt Eric bedaard. „Als ge uw leger weer tot uw beschikking hebt, edele Aetius, zoudt ge uw belofte wel eens eh kunnen vergeten. Of wilt ge uw woord van eer geven?" De gladde Romein staart Eric met donkere ogen van drift aan, maar uiterlijk blijft hij even hoffelijk en kalm als Eric, wanneer hij ant woordt: „Natuurlijk, ik herinner mij op dit ogenblik echter opeens Sangibanus' opstandige houding, en zijn plan, zich met de Westgothen te verbinden. De Westgothen zijn altijd de vijanden van het Romeinse rijk geweest. En zouden de Alanen met hen een verbond sluiten, dan is dat een vijandige daad". „Maar de Westgothen komen ons te hulp," roept de Noorman uit, „tegen de Hunnen, die een veel groter gevaar zijn." „Ach, daarmee ben ik het niet eens," mompelt Aetius, maar de ver baasde blikken van zijn Romeinen ziende, laat hij er haastig op vol gen: „Dat is te zeggen, de Hunnen zijn op het ogenblik op de terug tocht; het leger van de Westgothen komt ieder uur naderbij. En als ik die Safrax, die kerel, die op eigen gezag hun hulp ingeroepen heeft, in handen zou krijgen..." Op dat moment wordt het tentdoek terzijde geschoven en een Romein verrchijnt. „Een aantal ruiters is ons kamp binnengekomen, edele Aetius," zegt hij. „Aangezien de krijgers van de Noorse koning ons omsingeld hebben, konden wij dat niet verhinderen." „Wie zijn het?" gromt Aetius, woedend om zijn machteloosheid. „Een troepje Gothen," is het antwoord. „Hun hoofdman heet Safrax." Zondag 1 aprü: Laetare; eigen Mis; credo: pref. v. d. vasten paars/rose Maandag: Mis v. d. ferle; 2e geb. H. Fran- ciscus; pref. v. d. vasten paars Dinsdag: Mis v. d. ferie; pref. v. d. vasten paars Woensdag: Mis v. d. ferle; 2e geb. H. Isodorus; pref. v. d. vasten; paars Donderdag: Mis v. d. ferle; 2e geb. H. Vincentlus; pref. v. d. vasten —paars— Vrijdag: Mis v .d. ferie; pref. v. d. vasten —paars— ofwel vanwege Eerste vrijdag: Votiefmis ter ere v. h. H. Hart; 2e geb v. d. ferie. Zaterdag: Mis v. d. ferie: pref. v. d. vasten —paars— Zondag 8 aprU: Passiezondag; eigen Mis; credo; pref. v. h. H. Kruis —paars— (Advertentie) N.V. Internationale Beleggings Unie „Interunie", Postbus 617, Den Haag Janus Zwans uit Hengelo kreeg een vette gan. kado. ,Ojé" riep Janus Zwans bedrukt Jk weet niet hoe men ganzen plukt. En bovendien: het beestje leeft. Het lijkt wel of hij honger heeft. Zo'n aardig dier maak. ik niet dood. Kijk beste gans, hier is wat brood. Blijf jij maar hier zeg. Vind je t fijn? Jij mag mijn kameraadje zijn." Gak" riep de gans, van „gi ga gak. Nu ben ik veilig onderdak." Zo ging het. Nu leeft Janus Zwans gezellig met zjjn vette gans. Ze gaan tezamen in het bad en lezen tri-uw het ochtendblad. En gaarzij soms een blokje om, dan krijgt de gans een halsband om. De hele buurt die Janus kent, is nu al aan het dier gewend. Zij worden met gejuich begroet en iedereen licht trouw zijn hoed. voor Janus en zijn vette gans, en zegt beleefd „Dag Zwans, dag Gans!" VERA WITTE. Buise knikt nadenkend, 't Is alsof hij die raad aan het overwegen is, maar dat lijkt maar zo, want onder geen voorwaarde zal hij deze zaak uit handen geven. Zet de officier door, dan zal bij Buise op zijn plaats vinden en een Buise op z'n best. Bij het afscheid nemen is meester Smeets er van overtuigd, dat de advocaat van de verdediging af zal zien en dat verheugt hem, die Buise is hem te glad; zachtjes neuriënd gaat hij naar z'n werkka mer terug. Maar Buise neuriet niet, direct gaat hij op zoek naar een taxi, dat deftige jongmens moet hij nog even hebben, die zo'n beetje de aanvoerder van dat stelletje kwallen was. Die moet hem meer over de schulden van Van der Meyde vertellen en dan als de bliksem naar de trein. Het jongmens in kwestie is thuis, doet net alsof hij zich nog vaag zijn vroegere vriend en uitgaans- makker herinnert. Ja, ja, hoe die nu vastzit. Buise onderdrukt z'n ergernis, hij moet iets aan de weet zien te komen en dat kan hij alleen maar door kalm, zeer kalm te blijven. En hij komt iets aan de weet, ontstellend veel zelfs, want hij hoort nog van meer schulden die afgelost zijn, allemaal op ongeveer dezelfde datum en wel aan zijn vroegere vrienden. vrienden. Bedragen van vijftig tot ruim drie honderd gulden, was Buise al bekend. Hij noteert haastig de bedragen, voegt er het be drag van de kleermaker bij en komt dan tot de som van ongeveer drie duizend gulden. Hij schrikt onwillekeurig van dit bedrag, het kas tekort was drie duizend, twee honderd en veertig gulden, vijftig cent. „Zeker van het kraakje betaald, denkt u ook niet?" hoort hij de geaffecteerde stem vein het jong mens vragen. Marius antwoordt niet, haalt even de schouders op en neemt haastig afscheid. Buiten gekomen wrijft hij terdege zijn rechterhand aan zijn jas af, eer hij zijn handschoen aantrekt. In de trein komt Buise een beetje op adem. Hij laat in gedachten de gebeurtenissen van die veel bewogen dag nog eens de revue passeren. Hij haalt Dirk Jan's gezicht weer voor zich en is opnieuw van diens onschuld overtuigd. De jongen heeft waarschijnlijk een lening gesloten om zijn oude schulden te voldoen, maar Marius begrijpt dat hij geen moeite meer behoeft te doen om iets daar omtrent uit Dirk Jan te halen; hij moet een andere weg inslaan. Die andere weg kan niets anders zijn dan naar dominee van der Meyde te gaan. die vóór het station al staat te wachten. Alle mogelijke treinen heeft de dominee al afge wacht en eindelijk ziet hij de geweldige figuur tus sen de reizigers. „Hoe staan de zaken?" vraagt de geestelijke di rect. Buise denkt even na, hij heeft geen trek om hem mee naar huis te nemen, ook voelt hij geen lust naar dominee's huis te gaan. Hij kijkt naar een café vlak tegenover het station, waar gedempt, ge zellig licht naar buiten schijnt, waar het warm is en dikke tapijten de vloeren bedekken, dikke Per zische kleden op de tafels liggen, waar muziek klinkt en waar Bols te krijgen is.... Buise krijgt onweerstaanbare trek in een bor rel, zó onweerstaanbaar, dat hij de dominee bijna over het Stationsplein meesleurt en deze midden in het café staat, eer hij er erg in heeft. Deze omgeving is hem vreemd, muziek, overal drinkende en lachende mensen en dat terwijl hij zo in de put zit. Maar Buise wrijft vergenoegd zijn handen, neemt zich heilig voor vanavond met Wies ergens heen te gaan al is het maar naar een bioscoop. Hij nipt onder het vertellen vol genot aan zijn Bols en knabbelt wat zoutjes, maar dominee van der Meyde laat z'n „koffie verkeerd" koud wor den. Zjjn gezicht klaart op als hij hoort dat Buise aan de onschuld van Dirk Jan gelooft en er grote kans is dat alles met vrijspraak afloopt. Maar z'n gelaat verduistert weer als hij verneemt, hoe zijn zoon een belangrijk bedrag voor schulddelging heeft be taald en wel vlak voor het kastekort ontdekt werd. Buise is al aan z'n derde Bols, maar hjj kan uit dominee van der Meijde, die al weer erg neer slachtig is, ook niets halen. Met geen mogelijkheid weet die tantes of ooms of vrienden of magen, die Dirk Jan zo maar drie duizend gulden zouden kunnen lenen, Die Bolsjes hebben Buise vrolijk en onverschillig rïaakt, hij vindt het niet eens zo erg meer dat vader geen nadere inlichtingen kan geven. Hjj ziet de toestand rooskleurig in, er kan geen ver oordeling volgen. Zijn optimisme steekt ook de do minee aan, hij gaat gauw naar moeder om alles te vertellen. Buiten gekomen is Buise niet meer zo optimis tisch, er blaast een koude wind en hoofdschuddend ziet hij de figuur van de geestelijke na, die. tegen de wind optomend, met de rechterhand zjjn zwarte hoed op het hoofd drukt en met zijn linker de re vers van zijn jas dicht houdt. Zijn deftige streepjes- broek wappert om zijn dunne benen, als een lap om een stok. Lettinga is een stijve, deftige mijnheer; op mijlen afstand kan men zien, dat er een docent nadert. Er zit niets fleurigs in zijn kleding, die altijd even eenvoudig en correct is; hij draagt nog dezelfde stijve en hoge enkele boorden, die in zijn studententijd mode waren. Leo Romunde en hij zjjn de twee vrijgezellen van de vriendenkring. Ook Lettinga woont op kamers, in derdaad kamers, want hij heeft niet, zoals Leo, een zit-slaapkamer, maar hij heeft drie appartementen; een ruime zit- en studeerkamer, een slaapkamer en nog een zijkamertje, waar hij z'n enorme verzame ling stenen en kristallen bewaart, keurig op rekken gerangschikt. Hij is een tegenvoeter van Romunde, bij hem niets dan ernst, gedegenheid en waardigheid. Wordt vervolgd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1962 | | pagina 15