KUIFJE IN TIBET
DE LAATSTE SLAG
OSCAR
Mensen
zoals wij
De betoverde brandweerauto
n
CJ
LEONARDO DA VINCI
HET HELE DORPJE
ZATERDAG 7 APRIL 1962
DE AVONTUREN VAN KUIFJE EN BOBBY
door HERCÉ
Copyright Casterman
Waf komt B/a n ca Cas-
tafiore hier doen Zal
zij ons dan op de hielen
zitten tot het einde
van de wereld
Het is de
radio van
de koelies,
sahib.
!r Antwoord mé f J Antwoord
wie J Antwoord mé vlug
Margareta J*J Marg.
Let op de spantou
wen, kapitein
Verdorie
even
woord.
Zijn jullie van plan dat ding nog
lang te laten speten Zet dat ding
afen dadelijk Begrepen
Waar moeten we
dan heen om ein -1
deüjk wat rust te
vinden F...
Honderdduizend bommen
en granaten .wanneer zul
len ze eens tenten uitvin -
den die blijven staan zonder
al die eindjes touw?
ERIG DE NOOR]
volmaakte pasvorm - uiters't sterk
dus voordelig door lange levensduur
Liturgische weekkalender
door
WILLEM CAPEL
W-i
inmil iin
187. Op bevel van Eric stijgen de krijgers af en terwijl een paar
man de paarden bijeen drijven, verspreiden de overigen zich in de
bescherming van de duisternis en stellen zich in een halve cirkel
op, de bogen gereed. Vaag schittert in het donker een lanspunt en
hier en daar blinkt een helm of een pantser, als de Noorman de
voorste ruiters uit de schaduwen ziet opdoemen. Met Svein en Allan
springt hij naar voren. „Halt!" roept hij, „geen beweging als uw le
ven u lief is, ge zijt omsingeld door een sterke afdeling van Aetius'
leger. Noem mij uw naam!" Er ontstaat enige verwarring in de gele
deren van de ander, maar met een luid bevel roept de aanvoerder
zijn ruiters tot de orde en drijft zijn paard naar voren. „Wij zijn
bondgenoten!" klinkt zijn stem. „Opgeroepen door de edele Merwig,
koning der Franken... voor de strijd tegen de Hun. Hier staat Gonda-
kar, krijgsheer van het leger der Bourgondiërs." De Noorman ziet
een scherp gesneden krijgshaftig uiterlijk, dat, nadat even nadenkend
van hèm naar Svein is gekeken, langzaam een brede glimlach ver
toont. „Gegroet, Heer Koning, vervolgt de Bourgondiër. „Veel heb
ik reeds van u gehoord en van uw onafscheidelijke makker. Maar
ik meende, dat gij, oh vorst van het Noorden, reeds lang vertrokken
waart naar uw eigen land." Eric is zo verbijsterd door deze woor
den, dat hij de kreet, die eensklaps uit de donkere rij ruiters op
klinkt, nauwelijks hoort. Gondakar lacht luid. „Hoe zou ik dit alles
weten, Heer Eric?" zegt hij. „Een dappere krijgsman vertelde mij
lang geleden..." Verder komt de krijgsman niet, want een kleine
gestalte dringt zich ineens naar voren, en het volgend ogenblik staart
Eric in het gezicht van een steppenkrijger, die hij uit duizenden zou
herkennen: de kleine, dappere aanvoerder van Bleda's stam, die,
nadat Blede Khan door zijn broeder Attila vermoord was, Erics zijde
koos: de reeds lang doodgewaande Teresh!
(Advertentie)
m
nylons naar maat
- 'V.
Zondag 8 april: Passiezondag; eigen Mis;
credo; pref. v h. H. Kruis —paars—
Maandag: Mis v. d. ferie; pref. v. h. Et.
Kruis paars
Dinsdag; Mis v. d. ferie; pref. v. h. H.
Kruis —paars—
Woensdag: Mis v. d. ferie; 2, geb. H. Leo;
pref. v. h. H Kruis —paars—
Donderdag: Mis v. d. ferie; pref. v. h. H.
Kruis —paars
Vrijdag: Mis v. d. ferie; 2e geb. H. Her-
menigildus; 3e geb. Zeven Smarten van
Maria; pref. v. h. H. Kruis paars
ofwel: Zeven Smarten van Maria; eigen
Mis; 2e geb. v. d. ferie; pref v. d. H.
Maagd Maria wit—
Zaterdag: Mis v. d. ferie; 2e geb. H. Justi-
nus; 3e geb. H. Tiburtius en gez.; pref.
v. h. H. Kruis —paars— Haarlem, Hotter-
dam, Den Bosch, Breda, Roermond: H.
Liauina, maagd; Mis Dilexisti; 2e geb. v.
d. ferie; pref. v. h. H. Kruis wit
Zondag 15 april: Palmzondag; eigen Mis;
credo; pref. v. h. H. Kruis —paars
Ze vergisten zich, Inge wist juist veel van echt
scheidingen en van alles wat daar zo aan vast zit.
Leo had theorie gehouden, want nadat hij het
behang in de spreekkamer van de Pijper goed had
pekeken en Inge op z'n schouder had uitgehuild, was
"li van wal gestoken.
Ze hadden weer tegenover elkaar gezeten en Ro-
?junde had haar duidelijk gemaakt, dat Richard
Slechts een schijnaanval deed.
Hij kón gewoonweg geen scheiding aanvragen, er
as geen enkele grond waarop hij dat kon doen.
oEn ik? Ik dan wel?" had ze schuchter gevraagd.
Dat was een andere kwestie. Leo legde het haar
rjb „Stel, dat jij van Richard af wil, dan is die
k el zoveel heer om je niet tegen jouw zin bij zich te
n°uden, hü zal zelfs de schuld op zich nemen."
Hoe zo?"
-..■■Wel, de wet neemt aan, dat wie zwijgt, toestemt,
ril wilt van Richard af, best wat zullen we afspre
ken? Heb ik overspel gepleegd? Ja? Dan is de
saak oké."
Slechts met een verhoogd blosje reageerde Inge
N het overspel. Ze zei niets, maar haar gezicht
as één groot vraagteken.
'.Daar snap je niets van hé? Dat pleit voor je," gmt
roostte Leo. „Luister goed, dan heb je hier een je c
cntscheidingsproces in het klein. De vrouw gaat Doe
®ar haar advocaat en vertelt hem het wangedrag
van haar man. Die rechtsgeleerde mynheer dient op
U?ge poten een eis tot echtscheiding in bij de recht-
fcSnk. Deze ernstige heren fronsen de wenkbrauwen
roepen de zondaar bij zich om zich te verant
woorden, zondaar denkt een woordje van vier letters
en verschijnt niet.
Aha, denkt de rechtbank, jij bent schuldig manne
ke, want wie zwijgt stemt toe. Maar vóór de echt
scheiding uitgesproken wordt, wordt nog een laatste
poging tot verzoening beproefd. Man en vrouw
worden enige tijd opgesloten. Is er geen verzoening
bereikt, dan gaat de rechter zijn handen in on
schuld wassen, hij heeft gedaan wat hij kon en de
echtscheiding wordt uitgesproken. Zo zie je, dat als
je het maar samen eens bent, je heel gauw van el
kaar af kunt zijn, hoe paradoxaal dat ook moge klin
ken. In de praktijk zitten er natuurlijk meer haken
en ogen aan vast, anders konden die advocaten niet
in zulke kasten van huizen wonen. Zo is het dus
glad onmogelijk dta Richard naar een advocaat
kan gaan om echtscheiding aan te vragen, want er
is geen enkele grond. Of heb je soms wat op je
kerfstok?"
„Niet zo flauw doen," maande Inge.
„Jij evenwel hebt enkele gronden, verwaarlozing
bijvoorbeeld.
Daar krijg je wel nooit echtscheiding op, maar
je kunt er mee beginnen en dan zal Richard, zo ik
reeds zei, je wel niet tegen je zin bij zich willen
houden. Begrijp je er iets van?"
„Ja, een heel klein beetje, maar we zitten nu ove
echtscheiding te praten, alsof dit doel is. Maar dat
is het helemaal niet. Ik wil Richard alleen een beetje
meer voor mezelf en voor de kinderen hebben. Dat
hij meer met mij uitgaat, meer notitie van me
neemt."
„Maar natuurlijk Ingelief, natuurlijk, maar daarom
moet jij je niet angstig laten maken door die tegen
zet van Richard. Dat is een schijnaanval, hij denkt
je daarmee bang te maken en is daarmee al aardig
op weg ook. Vanavond doe je heel effen, als hij
nergens over begint, doe jij dat ook niet. Hou je
maar sjakies, zeiden we vroeger als student. Be
gint hij wel, dan zeg je, dat je scheiden wilt, dat
'e onder geen beding je jonge leven zo voortzet.
maar goed dramatisch. Ten slotte zeg je, dat
hij maar eens met je advocaat moet praten."
„Wie is dat?"
Leo zou Leo niet zijn, als hij geen oplossing zou
je wat, wie kunnen we in vertrouwen nemen?"
Leo zou Leo niet zjjn, als h ijgeen oplossing zou
weten; even draaien met de nummerschijf van het
telefoontoestel en hij heeft een rechtsgeleerde voor
Inge, meester Harreveld, die met Leo als eerstejaars
student destijds in Leiden op één kast heeft gewoond.
Hij heeft Harreveld meegedeeld, dat hij zelf de zaak
komt toelichten. Leo moet direct weg, want Harre
veld wil ook uit vanmiddag en ze hebben over een
half uur afgesproken.
Nog eens gaat hij alles met Inge na; ijzig kalm
blijven vanavond, volkomen vrouw van de wereld.
Richard laten praten. Dramatisch doen. Naar advo
caat verwijzen of hij moet volkomen zijn leven veran
deren.
Inge knikt hem hartelijk toe en nog in de deur
draait Leo zich om, steekt de vinger omhoog.
„Denk er om Inge, vrouw van de wereld, resoluut."
Lang nadat de deur gesloten is ziet ze hem nog
staan met z'n lachend gezicht.
„Vrouw van de wereld, ja, ja," zucht ze hart
grondig.
Buiten loopt Leo te becijferen hoeveel geld hij die
middag verspeeld heeft, terwijl hij voor anderen
bezig was. Misschien had hij één stofzuiger kunnen
verkopen en drie gevalletjes in de week kunnen leg
gen, wat hem over een dag of tien toch zeker ook
weer één stofzuiger minstens zou opleveren.
Een strop van minstens drie tientjes.
Hij komt echter tot de ontdekking, dat hij die ene
pretendent voor een stofzuiger nog vanavond kan be
zoeken en dat hij morgen een uur vroeger kan begin
nen en wat later eindigen.
En wat was er van die resolute vrouw van de wereld
terecht gekomen?
Niets dan een ongelukkig hoopje mens, op de
knieën liggend en haar snikkend hoofd verbergend
aan de schouder van haar heer gemaal, hetgeen pre
cies paste, aangezien deze in een lage easy-chair zat.
Ze was bij Richard's thuiskomst werkelijk effen ge
weest, hij ook. Ze had tot haar verwondering gemerkt,
dat hij meer dan gewone notitie van de kinderen nam.
(Wordt vervolgd)
In het dorpje Dikkedakke hadden ze
een kleine rode brandweerauto. Nu
moet je niet dénken, dat het geen
goede brandweerauto was, al was
hij maar klein. Het was een brandweer
auto: zó! En zijn spuit die kon het vin-
nigste vuur uitdoven, met een straal
om van te rillen. Er waren zeven
brandweermannen in Dikkedakke. Maar
als je de kleine jongens daar hoorde,
zouden er over een jaar of tien-twaalf
minstens hónderd brandweermannen
zijn. Want bijna allemaal zeiden ze: wij
worden later brandweerman. Wat zou
den ze allemaal eens graag op die
mooie, rode brandweerauto doe het
dorp willen rijden! Maar dat kon na
tuurlijk niet, al had de brandweerauto
zélf ze graag zo'n ritje gegund. Hij hield
veel van de jongens van het dorpje
Dikkedakke. Dat wist natuurlijk nie
mand. Ze wisten zelfs niet eens, dat
brandweerauto's ook een hart hebben,
al is het dan van ijzer. Ze dachten;
zo'n auto is er om te rijden, te loeien
en te spuiten en verder niets. Maar ze
hadden het mis... Daar zouden ze nooit
achter gekomen zijn, als er op een dag
niet iets heel bijzonders was gebeurd...
Het liep tegen schooltijd en de jongens
en de meisjes van Dikkedakke gingen
op stap, om in hun klas te leren hoe
veel twee en twee is en hoe je „aap-
noot-mies" moest schrijven. Ze waren
niet dol op dat soort dingen, maar het
moest nu eenmaal. Daarom stapten ze
Het hele dorpje had de griep,
en wie niet wakker was die sliep.
Er ging geen mens meer naar het
werk
en er zat niemand in de kerk.
Alleen de dokter was nog fit
en kastelein Jacobus Wit.
Toen kreeg de dokter ook de griep.
Hij bleef in bed en sliep en sliep.
Er was geen pil, geen drank, geen brood.
„Kom" sprak de kastelein, „geen nood.
Ik doe de zieken vast plezier
met witte wijn en gemberbier."
Hij ging de mensen zorgzaam af.
En na een dagje stond je paf:
De zieken dansten voor het raam.
Ze voelden zich weer aangenaam.
„Bedankt hoor lieve Kastelein!
Het was een goede medicijn.
De bedden werden afgehaald.
En 't gemberbier werd. ruim betaald.
De mensen dansten in 't rond:
Wij zijn weer fit. We zijn gezond!"
Dat dansje was de horlepiep,
en 't dorpje heette Hardegriep.
VERA WITTE
daats van samen
poppenmoedertje
toen ze bij de
dus naar school, in p.
rovertje of indiaan, of
te spelen.
Maar wat zagen ze,
school kwamen...?
Er kwam rook uit het dak ©n niet uit
de schoorsteen Ze begrepen meteen
wat er aan de hand was. Er was brand.
De school stond in brand
En zoals kleine onverstandige jongens
en meisjes dan zijn, moesten ze er een
klein beetje om lachen. Nou kunnen we
niet naar school! riepen ze. Nou kunnen
we fijn rovertje en indiaantje en poppen-
moedertje gaan spelen!
Toen kwam er een nolitieman, die de
kinderen wèg duwde van de school,
naar de kant van de weg. Alle meesters
en juffrouwen liepen zenuwachtig op en
neer. Kijk, er komt een vlammetje uit
het dak, riep een Kleine jongen. De
school brandt vast helemaal af en dan
kunnen we niet eerder naar school voor
hij helemaal weer is opgebouwd.
Oei! zeiden de meisjes en ze giechel
den achter hun hand. Ze zagen zich al
maanden aan één stuk door poppenmoe
dertje spelen. En helemaal niet meer
denken aan twee en twee. De jongens
stonden te dansen van plezier. We gaan
rovertje en indiaantje doen, riepen ze.
En aap-noot-mies kan ons niets schelen.
En toen kwam de brandweerauto
Die kleine, mooie, rode brandweerauto.
Die zo hard rijden kon en zo vreselijk
goed spuiten.
O, o, zei de juffrouw van de eerste
klas. Ik hoop toch zó dat de brandspuit
de vlammetjes uit kan spuiten. Hoe kan
ik de kinderen anders leren van twee
en twee. En volgende week wou ik al
met drie en drie beginnen!
Ja, en met aap-noot-mies, zei de mees
ter van de tweede begrijpend. Dr kin
deren van Dikkedakke kunnen toch geen
domme kinderen blijven...Och, och, als
de school toch maar niet afbrandt.
De brandweerauto hoorde het en juist,
omdat hij zoveel van kinderen hield,
zette hij een straal op het dak van de
school, waardoor alle vlammetjes in el
kaar krompen. O, wat spoot die brand
weer. Het duurde maar heel even, of
het was helemaal uit met de brand.
Ziezo, dat had hij eventjes fijn gedaan.
Hij wilde juist tevreden wegrijden, toen
hij aan de stemmen van de kinderen
hoorde, dat die helemaal niet tevreden
zijn. Hééé, wat een nare brandweer
auto! zeiden de kinderen. De hele school
staat er nog. Nou komt er niks van
rovertje, indiaantje of poppenmoedertje!
Verdrietig reed de brandweerauto naar
de garage terug. Nu waren de kinde
ren boos op hem en hij had nog wel zó
zijn best gedaan
Maar die nacht kwam er een kleine
kabouter bij de brandweerauto op be
zoek. Spuitmans, zei de kabouter, want
zo heette de brandweerauto, je hebt
kranig werk gedaan. Je hebt gezorgd
dat de kinderen van Dikkedakke mor
gen alweer naar school kunnen. Wij,
kabouters, zijn heel erg over je tevre
den. Och kabouter, zuchtte Spuitmans,
had ik het maar niet gedaan. De kin
deren zijn boos op me, omdat ze mor
gen weer naar school moeten. En ik
hou zoveel van kinderen. Ik wou ze juist
blij maken, in plaats van boos.
Maar Spuitmans, zei de kabouter, hoe
heb ik het nu Wil jij die domme kin
deren hun zin geven en ze laten spelen
inplaats van leren. Komkom, je kunt
er trots op zijn, dat je de school gered
hebt. Waar moest het heen met Dikke
dakke, als de school was afgebrand?
Maar toch vind ik het akelig dat ze boos
op me zijn, al is bet dan dom van ze,
zei Spuitmans de brandweerauto.
Toen begonnen de kabouter en de
brandweerauto samen druk te fluiste
ren. En wat ze zo geheimzinnig bespra
ken, dat kwam hierop neer, dat de
brandweerauto de volgende dag, om
twaalf uur, betoverd zou worden
De kinderen kwamen juist uit school,
waar ze de hele morgen zó stil hadden
moeten zijn, dat ze nu alleen nog maar
herrie konden maken. Ze schreeuwden,
zongen, floten, duwden, holden en stoei
den het pleintje over. Toen kwam de
brandweerauto aangeredenIn volle
vaart...! Er is wéér brand, zeiden de
jongens en meisjes. Snietes, zei een
slimmerd, want waar zjjn de brandweer
mannen? En ja, toen zagen ze het alle
maal:... de brandweer auto reed vanzèlf,
er was geen enkele brandweerman te
zien...Dat was op zichzelf al een heel
wonderlijk iets, maar het zou nog
mooier worden
Opeens begon de brandweerauto te
spuiten maar het was geen water, wat
er uit zijn spuit kwam, het was het
was.... het was limonade!! De kinde
ren zagen meteen dat het oranje van
kleur was en ze merkten ook, dat het
naar sinaasappelen rook
Hij is betoverd, zei een klein meisje,
dat erg veel sprookjesboeken gelezen
had. Limonade! riepen ze allemaal, we
hebben dorst. Ze holden naar huis om
een glas, een kopje of een bekertje te
halen. Tjongejonge, wat dronken ze daar
in het dorpje Dikkedakke! Ze dronken
zoveel ze maar wilden. En de slimsten
haalden thuis een fles en deden die ook
nog vol voor later. Tot half éé- pre
cies duurde het limonade-feest. Toen
kwam het laatste oranje druppeltje uit
de spuit en reed de brandweerauto naar
de garage terug.
Je snapt dat er niet één kind in Dikke
dakke was, dat nu nog boos pp de
brandweerauto kon zijn. Ze hadden ge
zien, dat de brandweerauto écht hun
vriendje was. ook al was de school niet
afgebrand. Ze gingen weer braaf alle
dagen naar school toe en omdat ze goed
hun best deden, leerden ze al gauw
niet alleen aap-noot-mies, maar ook
moeilijke woorden als „limonade" en
„brandweerauto" schrijven.
Als je ooit in het dorpje Dikkedakke
komt, zullen ze je daar zeker het ver
haal van de betoverde brandweerauto
vertellen.
Nog veel meer jongens willen er la
ter bij de brandweer gaan
En zo kan het gebeuren, dat ze over
een jaar of tien-twaalf geen bakker,
geen slager, geen melkboer en geen
molenaar in het dorpje Dikkedakke heb
benMaar wél honderd-vijftig brand
weermannen!
LEA SMULDERS
Het „Laatste Avondmaal", muurschildering te Milaan door Leonardo da Vinei.
Vijfhonderdentien jaar geleden (15
april 1452) werd in een klein dorpje,
Vinei genaamd, (in Italië) het kind Leo
nardo geboren, dat later een beroemd
persoon zou worden op het gebied van
kunsten en wetenschappen, Leonardo
da Vinei was niet alleen een van de
grootste kunstschilders uit die tijd,
maar tevens een veelzijdig genie
Madonna, schilderij van Leonardo da
Vinei.
(iemand met buitengewoon scheppings
vermogen). Leonardo was vermaard
ais schilder, beeldhouwer, musicus,
wiskundige, scheikundige, natuuronder
zoeker, ingenieur en dichter. Van zijn
schilderstukken noemen wij de prach
tige portretten van Italiaanse hertogen
en hofdames. Het bekendste portret van
da Vinci is wel de zogenaamde Mona
Lisa, thans in het Louvre-museum te
Parijs. Ook madonna's (Maria-afbeel
dingen) heeft hij veel geschilderd. Het
beroemdste werk van Leonardo da
Vinci is wel de muurschildering van
het Laatste Avondmaal te Milaan. Op
verzoek van de paters Dominicanen
om een schilderstuk te vervaardigen
voor hun klooster, versierde hij hun
refter (eetzaal) met een muurschilde
ring, voorstellende het „Laatste Avond
maal des Heren". De schilder heeft het
ogenblik gekozen, waarop Christus bij
het Avondmaal deze woorden tot Zijn
apostelen richtte: „In waarheid. Ik
zeg U, een Uwer zal mij veraden".
Tijdens de oorlog kwam in 1943 in de
nabijheid van het klooster Sancta Ma
ria, waarin zich de schildering van Da
Vinei bevindt, een bom terecht. De
muur, waarop de schildering staat,
bleef behouden maar werd wel ernstig
beschadigd. Leonardo maakte ook mu
ziek, bouwde sluizen of las gedichten
voor aan het hof. Ook schreef hij ver
handelingen over de leer van het per
spectief (diepte in tekeningen) of over
de bewegingen van het menselijk li
chaam. En wanneer de kunst hem voor
een ogenblik losliet, dan vorste hij de
natuur na in haar doen en laten. Als
een onvergelijkelijk mens muntte hij uit
in elke kunst en in elke wetenschap. Da
Vinei was de voorloper van de moderne
uitvindingen en ontwierp zelfs plannen
voor vliegtuigen. Hij is de eerste ge
weest, die reeds in het jaar 1500 zijn
gedachten over vliegkunst op papier
zette, en ook tekeningen en constructies
V
Het beroemde Mona Lisa-schilderij in
het Louvre-museum te Parijs.
daarover maakte. De geleerden hebben
later zijn denkbeelden uitgewerkt.
(Slot volgt)
Frits was gezakt voor zijn examen.
En zijn oom had hem nog wel een fiets
beloofd als hij geslaagd was. Daar
moest oom het toch eens met Frits
over hebben. „Hoe komt dat nou, dat
je gezakt bent? Wat heb je toch al die
tijd uitgevoerd?"
„Wel, leren fietsen, oom! zei Frits