KUIFJE IN TIBET V DC LAATSTE SLAG OSCAR 1 HERENIGINGSZONDAG De Oosterse christenen een vaste plaats in ons gebed 24x Mensen zoals wij A Koentje de langslaper haalt zijn schade in M HET WILHELMUS 4 5L mÊÊKM Olidin per jaar!] mmm. VUUR WERK mÊÊÊÊÈÊÊSBÈÈÈ wïÊËïsm ZATERDAG 5 MEI 1962 PAGINA 15 DE AVONTUREN VAN KUIFJE EN BOBBY door HERCE 3'& deos^... Kijk, gebroken vliegtuig daar ii aankomen ERÏG DE NOORMAN 209 De Gothenhoofdman staart de woedende Noorman verbaasd aan. „Denkt gij dat Aetius..." „Ik weet niet wat ik denk," antwoordt de Noorman gejaagd. „Nog niet! Maar waarom liet Aetius Attila en zijn troep Hunnen ongestoord gaan, toen hij hen makkelijk had kun nen vangen? Waarom bleef hij afzijdig, toen de Hunnen op het leger van de Westgothen aanvielen? Waarom wilde hij eerst wèl tegen jullie Gothen optrekken, maar niet tegen Attila? En waarom zag ik Aetius aan Thorismunds zijde tijdens de veldslag? Uit vriendschap?" De Go- thenaanvoerder likt verbijsterd de lippen. Dan wendt hij ruw zijn paardje en geeft zijn Gothen een teken. Even later stormt de hele troep Noren, Herulen en Westgothen voort naar het Noordwesten. De vlakte ligt hier verlaten, op de doden en gewonden na. Van enige strijd is niets meer te bespeuren, al klinkt uit de richting van de heu vels af en toe nog een verward rumoer. „Pas op," schreeuwt de aan voerder der Gothen bij het naderen van een paar lage heuvels. „Hier liggen de Hunnen in hinderlaag." „Dan zullen we hen er gauw van daan jagen," antwoordt de Noorman grimmig. Er is geen Hun meer te bekennen, wanneer de Noorman als eerste een der heuveltjes op- stomrt. Zijn ogen vliegen over het golvende terrein, en met een kreet wijst hij vooruit. „Daar! Een troepje Romeinen. Daarbij moet Thoris- mund zijn!" En ze rijden regelrecht in de richting van het Hunnen- kamp. door WILLEM CAPEL blieft? PAATJE DUBBELDIK VIERT LENTE Copyright Casterman s VÉtÉRfNAIgE In 1959 hebben de Nederlandse bis schoppen, op verzoek van het Apos tolaat der Hereniging, toegestaan, dat voortaan elk jaar de tweede bondag na Pasen, de zondag van de Goede Herder, als „Herenigingszondag" z"u worden gevierd. De bedoeling hier aan is de belangstelling der Nederland se katholieken te vestigen op de Ooster se Christenen, die voor het merendeel al eeuwen van Rome gescheiden zijn. ®mds zijn oprichting nu reeds meer dan 30 jaar geleden heeft het Apos tolaat der Hereniging voorlichting ge- Beven over het Christelijk Oosten en door publicaties, studiedagen, radio- en .-uitzendingen, een speciaal inge lichte bibliotheek en de viering van Dosterse liturgieën in de parochies, voor- ai echter door het hoogstaande tijd schrift: „Christelijk Oosten en Hereni- jpng", kennis trachten te verbreiden °v'er Oosterse toestanden en problemen. ^Morgen is het de tweede zondag na l^sen, „Herenigingszondag". Op deze dag wordt een dringend beroep gedaan ?P ons aller gebed en steun. Wat dit jaatste betreft, na alle H. Missen wordt aan de kerkdeuren een collecte gehou- 5eh om het werk van het Apostolaat oer Hereniging mogelijk te maken, dat aus Pius xil van groot belang heeft ®ehoemd voor de hele Kerk en waar- an kardinaal Alfrink zei, dat het ge steund diende te worden door iedere Katholiek. Wjj leven in een tjjd, waarin het on waarschijnlijk is, dat er nog Christenen zouden zijn, die niet min of meer regel matig met het herenigingsstreven in aanraking komen._ Heel de Christenheid schijnt in beweging te zijn gekomen: de panorthodoxe Conferentie op Rho- dos, de derde Assemfclée van de We reldraad van kerken te New Delhi en het komende Concilie te Rome leggen daarvan een niet mis te verstaan getui genis af. Dat de geografische ligging van ons land ons eerder in aanraking brengt met de protestantse Oecumeni sche Beweging, is zonder meer begrij pelijk. Dat mag echter geen reden zijn onze belangstelling daartoe te beper ken. Er zijn ongeveer 200 miljoen Ooster se Christenen van verschillende ritus, die, ofschoon niet met Rome verbon den, praktisch hetzelfde geloof belijden als wij. Herhaaldelijk gaan de laatste tijd Oosterse stemmen op, die een her eniging met Rome niet onmogelijk ach ten; onder bepaalde voorwaarden wenst men dat zelfs. Zou deze hereniging eens werkelijkheid worden, dan is de gun stige invloed daarvan op het geestelijk leven van de universele Kerk én op de kerstening van Azië en Afrika ronduit niet te overzien. Intussen blijft het waar, dat de feite lijke eenwording alleen het werk is van de genade. Die genade echter moeten wjj van God afsmeken door een blij vend en vurig gebed naar het voor beeld van Christus, Die de Vader bad, dat „allen één mogen zijn". Een op rechte beleving van „Hereningszondag" moge ons voor goed ertoe brengen de Oosterse Christenheid een vaste plaats in ons dagelijks gebed te geven. Een echt „katholiek" bewustzijn dwingt daartoe; het kan de gescheidenheid met het Oosten eenvoudig niet accepteren als een tragische onvermijdelijkheid, waarbij wij ons maar moeten neerleg gen. Naast deze afgescheiden Ooster se Christenen zijn er in ongeveer alle kerken echter groepen van verschil lende grootte, die zich in de loop der jaren met Rome herenigd hebben, de z.g. geünieerden; 180.000 katholieke Armeniërs, 1.100.000 katholieke Syriërs, Malankarezen (Kerala) en Maronieten, 1.390.000 katholieke Chaldeërs en Mala- baren, 125.000 katholieke Kopten en Ethiopiërs, en 7.602.000 Katholieken van de Byzantijnse ritus: Grieken, Oekra- ieners, Roemenen, Joegoslaven en Bul garen. Het ligt voor de hand, dat deze geünieerden, de afgescheidenen de weg- -terug aanmerkelijk kunnen vergemak kelijken. Maar daarvoor is het noodza kelijk, dat deze Katholieken in staat moe. ten zijn een zo aantrekkelijk mogelijk beeld van hun geloof te bieden. De meesten van hen leven evenwel in uiterste armoede. Zij zijn het, die het Apostolaat der Hereniging op het oog heeft, wanneer het morgen Uw steun vraagt door middel van de kerkdeur collecte. Er zijn kerken nodig, scholen, er heerst een schrijnend priestertekort en de medische nood spot met alle beschrijving. Daarvoor wordt onze hulp gevraagd, waarnaar door de arme be volking van de bedoelde gebieden met verlangen wordt uitgezien. Verleden jaar bracht de kerkdeurrollecte 176.000 op. Daarvan werden 47.000 voor de opleiding van Oosterse pries ters besteed; 32.000 voor kerkenbouw (een standaardkerk kost 12.000) 52.000 voor de instandhouding van ka tholieke scholen en 27.000 voor me dische hulp. De rest ging naar twee gesprekscentra in Griekenland en Li banon. Door de collecte van morgen royaal te bedenken werken wij mee aan de eenheid der Kerk. Deze is een gave, een genade van God, die Hij ons schenkt als Zijn goddelijk antwoord op onze menselijke activiteit en offervaar digheid. Gebed blijft hoofdzaak, al is onze geldelijke steun ook noodzaak. Ons offer moge voortkomen uit een diep innerlijk besef van onze medeverant woordelijkheid voor de hereniging der Christenheid. (Advertentie) Machtige strips en prachtige ver- halen in Olidin, 1 het blad van de Shell Junior ClubInlichtin- gen by elke Shell- pomp I SHELL 60 Het wordt een verhaal waarnaar niet alleen de kin- ten maar ook Wies en Wilna met genoegen luiste- bj; ,en als Buise het fèest laat eindigen en nog Re«f Öft hoe de kleine konijntjes in hun bedjes dat0Pt worden, veilig, heel diep onder de grond, da? suchten Jettie en Wimke hartgrondig, wat was aan» °°i- 2e knipperen tegen het licht als dit weer hioni at> ze willen honderd vragen doen, maar ze af ïeh naar bed en ze persen hun vader de belofte ep' naat hij morgenavond het verhaal zal vervolgen M»®rmorgen ook en voortaan iedere dag. gevar'us knipoogt tegen Wies. „Dat kan wel eens koe> en," belooft hij. Zij krijgen een stuk van de Aio 6n wor<ïen dan naar bed gebracht. AViin §r°te mensen rond de haard zitten, zegt 6pü?a- Plotseling met een heel diepe zucht: „Ik heb ?ii„ >ie gekomen bent, Marius." benaai|norme lach davert door de kamer. „Je bent Vrouw origineel, zo openhartig zijn niet veel gast- wen, maar ik neem Wies mee hoor." „jé' Ji snapt me, Marius," antwoordt Wilna droog, ook a* ^at 1^ niets op jë tegen heb, maar ik weet dezI i°uw verschijning het einde betekent van lanvoy. eerPartlj Ik had er vast op gerekend dat je ,,WatZ£u wegblijven. In 7 i en lb t°ch een spelbreker." z°"iisoini T 2in I® want je hebt het natuurlijk weer WilipJ ,tlk druk, dat je het liefst vanavond nog zou GearT rekken. als dat mogelijk was." hop e(m^S®eïcl bbbt Buise Wilna aan. ,.En als dat i.D»n »nie geval was. wat zou je dan zeggen?" zegt ze aarzelend, „zou ik je een schat vinden." Ze kijkt naar Wies. „Vind je dat erg meid?" Wies vindt het helemaal niet erg, stralend kijkt ze haar man aan. „We blijven morgen nog de hele dag en vrijdag morgen vertrekken wij, is dat naar aller wens?" Dat is naar aller wens, ofschoon Wilna en Wies nog wel tot Maandag bij elkaar zouden willen blijven. Wies voornamelijk, omdat Marius hier door niets ge stoord kan worden, zij hem dus helemaal alleen heeft, zoals in de vacanties. Dan is hij ook erg lief, om direct daarna weer in z'n werk terug te zinken, zodat hfj voor Wies en de kinderen bijna ongenaakbaar en dus ongenietbaar wordt. Buise brengt het gesprek op zijn praktijk, hij raakt hierover aan het vertellen, iets wat hij tot nu toe altijd angstig heeft vermeden. Wilna vooral is erg belang stellend, zjj vraagt honderduit, terwijl Wies zich af vraagt, waar iemand lust in heeft. Langzamerhand wordt ook zij geboeid, waagt een enkele vraag, zo nu en dan. Hij vermijdt te spreken over die gevallen, waarin eenvoudig de man de vrouw niet meer bevalt of omgekeerd, of waar beiden genoeg van elkaar heb ben. Hij spreekt over gevallen waar de scheiding een soort weldaad was, over mannen die hun vrouw mis handelden in koelen bloede of in dronkenschap. Hij beschrijft de geweldige angst van zo'n vrouw, als die bruut van haar weer elk ogenblik thuis kan komen, om zo'n hele lange nacht weer met hem door te moeten maken. Beestachtige staaltjes vertelt hij. Meestal wil zo'n vrouw het nog niet voor buren, ken nissen of familie weten, tot het zoetjes aan toch uit lekt en zij haar leed bekend maakt. Natuurlijk raadt men haar aan, naar een advocaat te gaan en dan is het toch zo'n mooi werk, als je voor zo'n vrouw op kunt treden, zoveel mogelijk voor haar er uit te sle pen, kortom haar raadsman en hulp te zijn. Als zo'n vrouw wegloopt van zo'n schort, dan kan je haar slechts bewonderen om haar moed, want moedwillige verlating kan gevaren met zich brengen. De man kan dan namelijk als eiser optreden inzake moedwillige verlating en zjj kan zonder meer als het ware op straat komen te 'staan. Wies zit een beetje te draaien, waar Wil Marius heen? Maar deze kijkt rustig de rook van zijn sigaar na. Wilna heeft nog wat op het hart. „Nu moet je me niet kwalijk nemen Marius, je haalt daar zeer tref fende staaltjes aan, maar je bent toch ook van Chris- telijken huize, Zijn tenslotte al die echtscheidingskwes ties niet in strijd met het bevel van Christus: „Het geen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet?" Buise zwaait met z'n hand, als wil hij deze kwestie uit de kamer vegen. „Laat ons op de late avond geen theologisch dispuut beginnen. We zouden tot morgen vroeg kunnen praten en er misschien geen steek ver der mee komen. In ieder geval staan de kerken een zekere scheiding toe, bijvoorbeeld de zogenaamde scheiding van tafel en bed." „Maar daar is het in negen en negentig gevallen van de honderd niet om te doen, meestal is een nieuw huwelijk het doel" „Je schijnt goed op de hoogte Wilna, maar je zou je toch lelük vergissen, beste meid." „Weet je wat ik ga doen Wilna,' zegt Buise na een korte pauze. „Ik heb trek in een piip echte Engelse tabak en om nu niet de atmosfeer hier in de kamer grondig te bederven, ga ik even je hond uitlaten. Uit Wilna's voordeur stapte je zo de bossen in en Buise ging met de hond, stevig aan de riem, het vrij brede fietspad op, dat door het bos liep. Met welbehagen liet hij de rook van de zware tabak door zijn neusgaten de wijde wereld in gaan. Het was een prachtige vriesnacht, de sterren twin- keiden venijnig aan de hemel, duizenden waren er. De maan stond er midden in en keek guitig naar be neden. Met het hoofd in de nek en de riem stevig om zijn pols gedraaid, stond Buise naar die maan te kijken. In de stad let je nooit op zo iets, maar hier op dit open stuk hei stond hij zo aandachtig te kijken, als of hu dit hemellichaam voor het eerst in zijn leven zag. Hij keek naar de sterren, maar zijn astronomische kennis hield op bij het ontdekken van de grote en de kleine Beer. De hond begon te trekken, die verveelde het stier lijk en Buise stapte weer op huis aan. Hij hoorde geluiden m het bos. Zou dat nu het ge roep van de nachtuil zijn, zoals je wel eens leest, dacht hij, hij kon er geen wijs uit worden. „We gaan naar de vrouwtjes, vooruit Hertha," en man en hond holden het fietspad af, tot zij beiden hijgend voor de deur stonden. (Wordt vervolgd) lv.-if.VA VVlvV an, zei Kato'tje van Kwakkem, het is tijd om op te staan. De lente is allang begonnen. Kom Koen, word eens wakker, alsje- Nu al, vrouw, mompelde Koentje, die langslaper, slaperig. Hij keerde zich om in zijn bed van modder en sliep weer rustig door. Koentje en Kato'tje van Kwakkem waren twee kikkers, die in het Kwek slootje woonden. De hele winter hadden ze diep in de modder gezeten. En ze hadden geslapen, omdat het voor een kikker te koud was, om wakker te zjjn. Maar nu zei Kato'tje: de wekker is al afgelopen, man. Heus, het is tud. We moeten naar het Kikkerbal, dat weet je toeh. Ik kom zó, Kato, zei Koentje van Kwakkum in zijn slaap. Vrouw Kato tje begon zich maar vast op te knappen, want als je ruim een half jaar gesla pen hebt, dan zie je er meestal wel wat verkreukeld uit. Ze geeuwde een paar maal achter haar poot en rekte zich eens goed uit. Ziezo, een beetje ochtendgymnastiek, daar knapt een kik ker van op, zei ze tegen zichzelf. Toen ging ze zuchtend naar haar slapende man. „Koentje, Koentje! opstaan! riep ze. Maar och, het hielp natuurlijk niet. Koentje van Kwakkem was nu eenmaal een langslaper en ieder jaar was het haasten om op tijd op het Kikkerbal te komen. Vrouw Kato'tje stapte uit de modder en poedelde door het water van het Kwekslootje omhoog. Kijk, daar gingen de dames Kikmans al voorbij. Die wilden natuurlijk op het bal een goed plaatsje hebben. Dat wilde Ka to'tje trouwens ook wel. Hé, dat haar man nu maar niet opschoot! Meneer Groenjas kwam ook al uit zijn huisje. Het wordt tijd mevrouwtje, zei hij in het voorbijgaan tegen Kato'tje. De Kik kerkoning is al onderweg. Kato'tje dook weer naar beneden, trok haar slapende man aan zijn voor poot en zei: als je nu niet een twee drie opstaat, ga ik alleen naar het kik- kerfeest. Dat doe je maar, vrouw, ei Koentje in zijn slaap. En het,moet wel een heel diepe slaap zijn geweest, an ders zou hij dat nooit gezegd hebben. Maar Kato'tje keerde zich om en zwom in volle vaart naar de vijver, waar het Kikkerbal gehouden zou wor den Een vrolijk gekwaak kwam haar uit de verte al tegen. Kato'tje had nog maar nét een plaatsje gevonden, of daar begon de muziek al te spelen en de kikkerkoning kwam binnen. De kik kers grepen elkaar bij de poot en zwom men, luid kwakend, in een grote kring om de kikkerkoning heen. Mooi. mooi, mooi, zei de kikkerkoning vrolijk. Ik ben blij, dat jullie allemaal de modder van je huid hebt gewassen, want de lente is al een poosje in het land en daai horen kwakende kikkers bij. Kom, kikker-onderdanen, laten we allemaal maar eens de polonaise springen, daar worden we warm van en daar gaat ons bloed weer flink van stromen. Ter wijl de kikkerkoning, aan het hoofd van een lange stoet van kikkers, op de kant van de vijver sprong, schoven twee dik ke padden een groot hek voor de in gang van de vijver met: VERBODEN TOEGANG erop. Niemand mocht er nu nog in. Kato'tje van Kwakkem danste en sprong dat het een lust was. Ze kwaakte uit volle borst en voelde zich helemaal warm en vrolijk van bin nen. Maar opeens schrok ze. Voor het hek met „verboden toegang" erop, zag ze Koentje staan. Laat me erin, zei hij tegen de padden. Nee meneer, zeiden de padden, het is hier een besloten Kikkerbal, de koning is er óók, u had maar moeten zorgen om op tijd bin nen te zijn. Och. zo moest die arme Koentje bui ten blijven en hij moest toekijken hoe de andere kikkers pret maakten en naar hartelust smulden van alle kikker-lek kers, dat op schalen werd rond gedra gen. Arme Koentje, dacht Kato'tje. Wat zal hjj koud worden, nu hij daar zo stil zit. En wat zal hij een honger krijgen, als hij al dat lekkers ziet. Kato'tje had echt medelijden met haar man, maar ze liet het niet mer- Het „Wilhelmus" hebben jullie ze ker dezer dagen meermalen horen zin. gen of zelf gezongen. Het behoort tot de mooiste volksliederen ter wereld, Volkslied wil zeggen: een van ouds ge zongen gedicht, dat in alle lagen van de bevolking bekend is. Van jong tot oud dus. Marnix van St. Aldegonde ls er waar schijnlijk de dichter van en hij zou het lied hebben geschreven ter gelegenheid van het vertrek van Prins Willem van Marnix van St.-Aldegonde. Oranje uit de Nederlanden, omstreeks 1572. Nu kennen jullie ongetwijfeld de eer ste strophe of vers (van de 15, die het lied vormen) van buiten. De overige worden niet dikwijls gezongen of ge speeld en het gehele lied bijna nooit, omdat dit bij feestelijke gelegenheden zeker te lang zou duren. Maar weten jullie, dat de beginletters van de eerste regels van elk couplet (vers) het woord vormen: WILLEM VAN NASSOV? De laatste beginletter is een V, doch vroe ger gebruikte men voor het zetten en drukken ook V in plaats van U en je moet dus de laatste letter V als een U zien. Wij geven hier de eerste versre gels van de vijftien coupletten van het Wilhelmus in de oude spelling: Wilhelmus van Nassouwe Ben ick van Duytschen bloet, In Godes vrees te leven Heb ick altijt betracht, Lijdt u mijn ondersaten Die oprecht zijn van aert, Lijf en goet al te samen Heb ick u niet verschoont, Edel en Hooeh gheboren Van Keyserlicken Stam, Mijn schildt ende betrouwen Sijt ghy, o Godt, mijn Heer, Van al die mij beswaren End mijn vervolgers zijn, Als David moeste vluchten Voor Saul den Tyran, Nae tsuer sal ick ontfanghen Van Godt mijn Heer dat soet, Niet doet my meer erbarmen In mijnen wederspoet, Als eer. Prins opgheseten Met mijner Heyres craoht, Soo het den wille des Heeren Op die tijt had gheweest, Seer Christelick was ghedreven Mijn Princelick ghemoet, Oorlof mijn arme Schapen Die zijt in grooten noot, Voor Godt wil ick belijden End Zijner grooter Macht. Velen van jullie hebben ongetwijfeld tijdens de koninginnefeesten een mooi vuurwerk gezien. Wij bedoelen prachtig gekleurde sterren en ballen met bijzon der fraaie lichteffekten en vuurspatten- de pijlen. Heel wat anders dan zeven klappers, voetzoekers en rotjes! Een vuurwerk is meestal een mach tig schouwspel, als je de talrijke hoog opschietende vuurpijlen de lucht in ziet suizen, om dan onder luid geknal en geknetter in duizenden lichtballetjes uit een te spatten, soms in velerlei kleuren. Ook zie je wel enorme lichtfonteinen of zogenaamde diamantwatervallen. Trou wens de vuurwerkstukken hebben vreemde namen, Bijvoorbeeld als volgt: „No. 3, Zevenvoudige Jaspis boom, hoog in de lucht een waaiervor mige bloembouquet uitwerpende, ge volgd door ontbranding van alsklavuur- pijlen, magnesiumtourbillon en knalbom- men." Die gekleurde vuurballen en pijlen komen uit simpele papieren kokertjes of uit grote kokers, die met kruit en mengsels van zwavel, houtskool, staal, koperzuur en nog verschillende andere mengsels worden gevuld. Dat wil zeg gen er wordt met lijm, water en spiritus eerst een kneedbare massa van ge maakt. In ons land wordt o.a. te Leiden dat prachtig kunstvuurwerk gemaakt, dat tot ver over de grenzen beroemd is. Soms wordt vuurwerk aan stellingen bevestigd en bij het afsteken daarvan (dat geschiedt door lonten van brei katoen vervaardigd) zie je dan figuren, zelfs bewegende figuren van clowns of dieren. Ook draaiende molens of dia bolo's en watervallen niet te vergeten, zijn geliefde vuurwerkstukken. Het vervaardig, van vuurwerkstukken eist een aparte bekwaamheid. ken. Ze dacht: het is tenslotte zijn eigen schuld. Als hjj op tjjd was opgestaan, had hij even hard mee kunnen feesten als ik. Toen werd er een grote schaal met kikkergebak voor haar neus ge houden. Mmm, heerljjk, zei Kato'tje, mag ik er twee? U mag er zoveel als u wilt, zei de kikkerbediende. Dan neem ik er vier, zei Kato'tje en heel stil letjes, zonder dat iemand het merkte, liet ze twee kikkergebakjes in een jam potje glijden, dat ze onder haar stoel had gezet. Dat deed ze ook met de be legde kikkerbroodjes. Met de kikker- vlaatjes. En met de kikkerpuddinkjes. Overal deed ze wat van in haar jam potje. Maar niemand merkte het. Zelfs Koentje niet, die nog altijd voor het hek stond en die naar haar keek. Op eens kon Koentje het niet langer uit houden. Hjj keerde zich om en zwom naar zijn huisje terug. Het was er koud en ongezellig. De bedden lagen nog half afgehaald. Én eten was er ook al niet in huis. Was ik maar niet zo'n langslaper ge weest, zei Koentje tegen zichzelf. Hjj ging bibberend in een hoekje zitten. Met een lege maag. Met koude benen. En met een traan in zijn grote, ronde ogen. Hoelang hij daar zo gezeten had, wist hjj zelf niet. Maar opeens was daar Kato'tje. Ze zag er heerlijk vol daan uit en haar wangen gloeiden van opwinding. Is mijn langslaper eindelijk wakker? riep Kato'tje. Zozo, dan zal ik de bed den eens af gaan halen. Ze mogen wel eventjes luchten, na zo'n lange nacht. Ja ja, jij praat maar, zei Koentje. Maar ik ben koud en ik heb honger. En ik heb nog wat. Wat dan? vroeg Kato'tje.Spijt, zei Koentje. Ik heb een reuze spijt. Aha, lachte Kato'tje en ze haalde een. jampotje tevoorschijn, dat helemaal vol met lekkers zat. Kijk man, zei ze, dit heb ik voor je meegebracht var het feest. Als je dat op hebt, zul je vast geen honger meer hebben. Daar had Kato'tje gelijk in. Koentje zag er al heel wat beter uit, toen hij het jampotje had leeggegeten. Welbe- dankt, lieve Kato'tje, zei hij. Volgend jaar zal ik geen langslaper meer zijn, dat beloof ik je. Dat is fijn, riep Kato'tje. Maar man, je bibbert helemaal. Ik heb me warm gesprongen op het feest. Jij moet ook eens goed springen. Koentje klapte in zjin voorpootjes en riep: daar zeg je zowat, Kato. Ik ben allang wakker en ik heb nog altijd niet gesprongen. Ik ga gauw en als ik warm geworden ben, zie je me wel terug. Meteen zwom Koentje naar de wa terkant van het Kwekslootje en zette het op een springen. Kato'tje wuifde hem vrolijk na. Ze was blij. want Koen tje had beloofd dat hij nooit meer zo'n langslaper zou zijn. En als jij nu hier of daar in het wei land een kikker tegenkomt, die springt, en springt, en springt, dan moet je maar eens vragen of hij misschien Koentje van Kwakkem is. Het zou best kunnen. Want Koentje is zijn schade aan het inhalen. En als hij er vandaag niet mee klaar komt, dan springt hjj morgen nog. LEA SMULDERS. Ha ha, roept Paatje Dubbeldik. Mijn hartje klopt van rikketik. De hemel is zo blauwzo blauw. Kom gauw naar buiten lieve vrouw. Zeg, hoor je hoe de lijster fluit? En alle bloesempjes zijn uit. Wij gaan de wijde wereld in, Wij samen met ons lief gezin. Ik bel wel even naar kantoor: Zeg ba as, ik kan niet kamen hoor.. Waarom? Omdat het lente is. U weet niet half hoe fijn dat is!... Ja vrouwtjelief, het mag het mag. Ik krijg een lente-snipperdag. Gauw kinderen! De jasjes aan!... Ze dansen door de lindelaan. Pa gooit zijn petje in de lucht. Mamaatje holt en lacht en zucht. Ze dollen door de groene wei. En iedereen is blij blij blij! VERA WITTE

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1962 | | pagina 15