KUIFJE IN TIBET
V
DC LAATSTE SLAG
OSCAR
1
HERENIGINGSZONDAG
De Oosterse christenen een
vaste plaats in ons gebed
24x
Mensen
zoals wij
A
Koentje de langslaper
haalt zijn schade in
M
HET WILHELMUS
4
5L
mÊÊKM
Olidin per jaar!]
mmm.
VUUR WERK
mÊÊÊÊÈÊÊSBÈÈÈ
wïÊËïsm
ZATERDAG 5 MEI 1962
PAGINA 15
DE AVONTUREN VAN KUIFJE EN BOBBY
door HERCE
3'& deos^...
Kijk, gebroken vliegtuig daar
ii aankomen
ERÏG DE NOORMAN
209 De Gothenhoofdman staart de woedende Noorman verbaasd
aan. „Denkt gij dat Aetius..." „Ik weet niet wat ik denk," antwoordt
de Noorman gejaagd. „Nog niet! Maar waarom liet Aetius Attila en
zijn troep Hunnen ongestoord gaan, toen hij hen makkelijk had kun
nen vangen? Waarom bleef hij afzijdig, toen de Hunnen op het leger
van de Westgothen aanvielen? Waarom wilde hij eerst wèl tegen jullie
Gothen optrekken, maar niet tegen Attila? En waarom zag ik Aetius
aan Thorismunds zijde tijdens de veldslag? Uit vriendschap?" De Go-
thenaanvoerder likt verbijsterd de lippen. Dan wendt hij ruw zijn
paardje en geeft zijn Gothen een teken. Even later stormt de hele
troep Noren, Herulen en Westgothen voort naar het Noordwesten.
De vlakte ligt hier verlaten, op de doden en gewonden na. Van enige
strijd is niets meer te bespeuren, al klinkt uit de richting van de heu
vels af en toe nog een verward rumoer. „Pas op," schreeuwt de aan
voerder der Gothen bij het naderen van een paar lage heuvels. „Hier
liggen de Hunnen in hinderlaag." „Dan zullen we hen er gauw van
daan jagen," antwoordt de Noorman grimmig. Er is geen Hun meer
te bekennen, wanneer de Noorman als eerste een der heuveltjes op-
stomrt. Zijn ogen vliegen over het golvende terrein, en met een kreet
wijst hij vooruit. „Daar! Een troepje Romeinen. Daarbij moet Thoris-
mund zijn!" En ze rijden regelrecht in de richting van het Hunnen-
kamp.
door
WILLEM CAPEL
blieft?
PAATJE DUBBELDIK
VIERT LENTE
Copyright Casterman
s
VÉtÉRfNAIgE
In 1959 hebben de Nederlandse bis
schoppen, op verzoek van het Apos
tolaat der Hereniging, toegestaan,
dat voortaan elk jaar de tweede
bondag na Pasen, de zondag van de
Goede Herder, als „Herenigingszondag"
z"u worden gevierd. De bedoeling hier
aan is de belangstelling der Nederland
se katholieken te vestigen op de Ooster
se Christenen, die voor het merendeel
al eeuwen van Rome gescheiden zijn.
®mds zijn oprichting nu reeds meer
dan 30 jaar geleden heeft het Apos
tolaat der Hereniging voorlichting ge-
Beven over het Christelijk Oosten en
door publicaties, studiedagen, radio- en
.-uitzendingen, een speciaal inge
lichte bibliotheek en de viering van
Dosterse liturgieën in de parochies, voor-
ai echter door het hoogstaande tijd
schrift: „Christelijk Oosten en Hereni-
jpng", kennis trachten te verbreiden
°v'er Oosterse toestanden en problemen.
^Morgen is het de tweede zondag na
l^sen, „Herenigingszondag". Op deze
dag wordt een dringend beroep gedaan
?P ons aller gebed en steun. Wat dit
jaatste betreft, na alle H. Missen wordt
aan de kerkdeuren een collecte gehou-
5eh om het werk van het Apostolaat
oer Hereniging mogelijk te maken, dat
aus Pius xil van groot belang heeft
®ehoemd voor de hele Kerk en waar-
an kardinaal Alfrink zei, dat het ge
steund diende te worden door iedere
Katholiek.
Wjj leven in een tjjd, waarin het on
waarschijnlijk is, dat er nog Christenen
zouden zijn, die niet min of meer regel
matig met het herenigingsstreven in
aanraking komen._ Heel de Christenheid
schijnt in beweging te zijn gekomen:
de panorthodoxe Conferentie op Rho-
dos, de derde Assemfclée van de We
reldraad van kerken te New Delhi en
het komende Concilie te Rome leggen
daarvan een niet mis te verstaan getui
genis af. Dat de geografische ligging
van ons land ons eerder in aanraking
brengt met de protestantse Oecumeni
sche Beweging, is zonder meer begrij
pelijk. Dat mag echter geen reden zijn
onze belangstelling daartoe te beper
ken.
Er zijn ongeveer 200 miljoen Ooster
se Christenen van verschillende ritus,
die, ofschoon niet met Rome verbon
den, praktisch hetzelfde geloof belijden
als wij. Herhaaldelijk gaan de laatste
tijd Oosterse stemmen op, die een her
eniging met Rome niet onmogelijk ach
ten; onder bepaalde voorwaarden wenst
men dat zelfs. Zou deze hereniging eens
werkelijkheid worden, dan is de gun
stige invloed daarvan op het geestelijk
leven van de universele Kerk én op de
kerstening van Azië en Afrika ronduit
niet te overzien.
Intussen blijft het waar, dat de feite
lijke eenwording alleen het werk is van
de genade. Die genade echter moeten
wjj van God afsmeken door een blij
vend en vurig gebed naar het voor
beeld van Christus, Die de Vader bad,
dat „allen één mogen zijn". Een op
rechte beleving van „Hereningszondag"
moge ons voor goed ertoe brengen de
Oosterse Christenheid een vaste plaats
in ons dagelijks gebed te geven. Een
echt „katholiek" bewustzijn dwingt
daartoe; het kan de gescheidenheid met
het Oosten eenvoudig niet accepteren
als een tragische onvermijdelijkheid,
waarbij wij ons maar moeten neerleg
gen. Naast deze afgescheiden Ooster
se Christenen zijn er in ongeveer alle
kerken echter groepen van verschil
lende grootte, die zich in de loop der
jaren met Rome herenigd hebben, de
z.g. geünieerden; 180.000 katholieke
Armeniërs, 1.100.000 katholieke Syriërs,
Malankarezen (Kerala) en Maronieten,
1.390.000 katholieke Chaldeërs en Mala-
baren, 125.000 katholieke Kopten en
Ethiopiërs, en 7.602.000 Katholieken van
de Byzantijnse ritus: Grieken, Oekra-
ieners, Roemenen, Joegoslaven en Bul
garen. Het ligt voor de hand, dat deze
geünieerden, de afgescheidenen de weg-
-terug aanmerkelijk kunnen vergemak
kelijken. Maar daarvoor is het noodza
kelijk, dat deze Katholieken in staat moe.
ten zijn een zo aantrekkelijk mogelijk
beeld van hun geloof te bieden. De
meesten van hen leven evenwel in
uiterste armoede. Zij zijn het, die het
Apostolaat der Hereniging op het oog
heeft, wanneer het morgen Uw steun
vraagt door middel van de kerkdeur
collecte. Er zijn kerken nodig, scholen,
er heerst een schrijnend priestertekort
en de medische nood spot met alle
beschrijving. Daarvoor wordt onze hulp
gevraagd, waarnaar door de arme be
volking van de bedoelde gebieden met
verlangen wordt uitgezien. Verleden
jaar bracht de kerkdeurrollecte
176.000 op. Daarvan werden 47.000
voor de opleiding van Oosterse pries
ters besteed; 32.000 voor kerkenbouw
(een standaardkerk kost 12.000)
52.000 voor de instandhouding van ka
tholieke scholen en 27.000 voor me
dische hulp. De rest ging naar twee
gesprekscentra in Griekenland en Li
banon. Door de collecte van morgen
royaal te bedenken werken wij mee
aan de eenheid der Kerk. Deze is een
gave, een genade van God, die Hij ons
schenkt als Zijn goddelijk antwoord op
onze menselijke activiteit en offervaar
digheid. Gebed blijft hoofdzaak, al is
onze geldelijke steun ook noodzaak. Ons
offer moge voortkomen uit een diep
innerlijk besef van onze medeverant
woordelijkheid voor de hereniging der
Christenheid.
(Advertentie)
Machtige strips
en prachtige ver-
halen in Olidin, 1
het blad van
de Shell Junior
ClubInlichtin-
gen by elke Shell-
pomp I
SHELL
60
Het wordt een verhaal waarnaar niet alleen de kin-
ten maar ook Wies en Wilna met genoegen luiste-
bj; ,en als Buise het fèest laat eindigen en nog
Re«f Öft hoe de kleine konijntjes in hun bedjes
dat0Pt worden, veilig, heel diep onder de grond,
da? suchten Jettie en Wimke hartgrondig, wat was
aan» °°i- 2e knipperen tegen het licht als dit weer
hioni at> ze willen honderd vragen doen, maar ze
af ïeh naar bed en ze persen hun vader de belofte
ep' naat hij morgenavond het verhaal zal vervolgen
M»®rmorgen ook en voortaan iedere dag.
gevar'us knipoogt tegen Wies. „Dat kan wel eens
koe> en," belooft hij. Zij krijgen een stuk van de
Aio 6n wor<ïen dan naar bed gebracht.
AViin §r°te mensen rond de haard zitten, zegt
6pü?a- Plotseling met een heel diepe zucht: „Ik heb
?ii„ >ie gekomen bent, Marius."
benaai|norme lach davert door de kamer. „Je bent
Vrouw origineel, zo openhartig zijn niet veel gast-
wen, maar ik neem Wies mee hoor."
„jé' Ji snapt me, Marius," antwoordt Wilna droog,
ook a* ^at 1^ niets op jë tegen heb, maar ik weet
dezI i°uw verschijning het einde betekent van
lanvoy. eerPartlj Ik had er vast op gerekend dat je
,,WatZ£u wegblijven.
In 7 i en lb t°ch een spelbreker."
z°"iisoini T 2in I® want je hebt het natuurlijk weer
WilipJ ,tlk druk, dat je het liefst vanavond nog zou
GearT rekken. als dat mogelijk was."
hop e(m^S®eïcl bbbt Buise Wilna aan. ,.En als dat
i.D»n »nie geval was. wat zou je dan zeggen?"
zegt ze aarzelend, „zou ik je een schat
vinden." Ze kijkt naar Wies. „Vind je dat erg meid?"
Wies vindt het helemaal niet erg, stralend kijkt ze
haar man aan.
„We blijven morgen nog de hele dag en vrijdag
morgen vertrekken wij, is dat naar aller wens?"
Dat is naar aller wens, ofschoon Wilna en Wies
nog wel tot Maandag bij elkaar zouden willen blijven.
Wies voornamelijk, omdat Marius hier door niets ge
stoord kan worden, zij hem dus helemaal alleen heeft,
zoals in de vacanties. Dan is hij ook erg lief, om
direct daarna weer in z'n werk terug te zinken, zodat
hfj voor Wies en de kinderen bijna ongenaakbaar en
dus ongenietbaar wordt.
Buise brengt het gesprek op zijn praktijk, hij raakt
hierover aan het vertellen, iets wat hij tot nu toe altijd
angstig heeft vermeden. Wilna vooral is erg belang
stellend, zjj vraagt honderduit, terwijl Wies zich af
vraagt, waar iemand lust in heeft.
Langzamerhand wordt ook zij geboeid, waagt een
enkele vraag, zo nu en dan.
Hij vermijdt te spreken over die gevallen, waarin
eenvoudig de man de vrouw niet meer bevalt of
omgekeerd, of waar beiden genoeg van elkaar heb
ben. Hij spreekt over gevallen waar de scheiding een
soort weldaad was, over mannen die hun vrouw mis
handelden in koelen bloede of in dronkenschap. Hij
beschrijft de geweldige angst van zo'n vrouw, als die
bruut van haar weer elk ogenblik thuis kan komen, om
zo'n hele lange nacht weer met hem door te moeten
maken. Beestachtige staaltjes vertelt hij.
Meestal wil zo'n vrouw het nog niet voor buren, ken
nissen of familie weten, tot het zoetjes aan toch uit
lekt en zij haar leed bekend maakt. Natuurlijk raadt
men haar aan, naar een advocaat te gaan en dan is
het toch zo'n mooi werk, als je voor zo'n vrouw op
kunt treden, zoveel mogelijk voor haar er uit te sle
pen, kortom haar raadsman en hulp te zijn.
Als zo'n vrouw wegloopt van zo'n schort, dan kan
je haar slechts bewonderen om haar moed, want
moedwillige verlating kan gevaren met zich brengen.
De man kan dan namelijk als eiser optreden inzake
moedwillige verlating en zjj kan zonder meer als het
ware op straat komen te 'staan.
Wies zit een beetje te draaien, waar Wil Marius
heen?
Maar deze kijkt rustig de rook van zijn sigaar na.
Wilna heeft nog wat op het hart. „Nu moet je me
niet kwalijk nemen Marius, je haalt daar zeer tref
fende staaltjes aan, maar je bent toch ook van Chris-
telijken huize, Zijn tenslotte al die echtscheidingskwes
ties niet in strijd met het bevel van Christus: „Het
geen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens
niet?"
Buise zwaait met z'n hand, als wil hij deze kwestie
uit de kamer vegen. „Laat ons op de late avond geen
theologisch dispuut beginnen. We zouden tot morgen
vroeg kunnen praten en er misschien geen steek ver
der mee komen. In ieder geval staan de kerken een
zekere scheiding toe, bijvoorbeeld de zogenaamde
scheiding van tafel en bed."
„Maar daar is het in negen en negentig gevallen
van de honderd niet om te doen, meestal is een nieuw
huwelijk het doel"
„Je schijnt goed op de hoogte Wilna, maar je zou
je toch lelük vergissen, beste meid."
„Weet je wat ik ga doen Wilna,' zegt Buise na een
korte pauze. „Ik heb trek in een piip echte Engelse
tabak en om nu niet de atmosfeer hier in de kamer
grondig te bederven, ga ik even je hond uitlaten.
Uit Wilna's voordeur stapte je zo de bossen in en
Buise ging met de hond, stevig aan de riem, het vrij
brede fietspad op, dat door het bos liep.
Met welbehagen liet hij de rook van de zware tabak
door zijn neusgaten de wijde wereld in gaan.
Het was een prachtige vriesnacht, de sterren twin-
keiden venijnig aan de hemel, duizenden waren er.
De maan stond er midden in en keek guitig naar be
neden. Met het hoofd in de nek en de riem stevig om
zijn pols gedraaid, stond Buise naar die maan te
kijken. In de stad let je nooit op zo iets, maar hier op
dit open stuk hei stond hij zo aandachtig te kijken, als
of hu dit hemellichaam voor het eerst in zijn leven
zag.
Hij keek naar de sterren, maar zijn astronomische
kennis hield op bij het ontdekken van de grote en de
kleine Beer.
De hond begon te trekken, die verveelde het stier
lijk en Buise stapte weer op huis aan.
Hij hoorde geluiden m het bos. Zou dat nu het ge
roep van de nachtuil zijn, zoals je wel eens leest,
dacht hij, hij kon er geen wijs uit worden.
„We gaan naar de vrouwtjes, vooruit Hertha," en
man en hond holden het fietspad af, tot zij beiden
hijgend voor de deur stonden. (Wordt vervolgd)
lv.-if.VA VVlvV
an, zei Kato'tje van Kwakkem,
het is tijd om op te staan. De
lente is allang begonnen. Kom
Koen, word eens wakker, alsje-
Nu al, vrouw, mompelde Koentje, die
langslaper, slaperig. Hij keerde zich
om in zijn bed van modder en sliep
weer rustig door.
Koentje en Kato'tje van Kwakkem
waren twee kikkers, die in het Kwek
slootje woonden. De hele winter hadden
ze diep in de modder gezeten. En ze
hadden geslapen, omdat het voor een
kikker te koud was, om wakker te zjjn.
Maar nu zei Kato'tje: de wekker is
al afgelopen, man. Heus, het is tud.
We moeten naar het Kikkerbal, dat
weet je toeh.
Ik kom zó, Kato, zei Koentje van
Kwakkum in zijn slaap. Vrouw Kato tje
begon zich maar vast op te knappen,
want als je ruim een half jaar gesla
pen hebt, dan zie je er meestal wel
wat verkreukeld uit. Ze geeuwde een
paar maal achter haar poot en rekte
zich eens goed uit. Ziezo, een beetje
ochtendgymnastiek, daar knapt een kik
ker van op, zei ze tegen zichzelf. Toen
ging ze zuchtend naar haar slapende
man. „Koentje, Koentje! opstaan! riep
ze. Maar och, het hielp natuurlijk niet.
Koentje van Kwakkem was nu eenmaal
een langslaper en ieder jaar was het
haasten om op tijd op het Kikkerbal
te komen. Vrouw Kato'tje stapte uit
de modder en poedelde door het water
van het Kwekslootje omhoog. Kijk, daar
gingen de dames Kikmans al voorbij.
Die wilden natuurlijk op het bal een
goed plaatsje hebben. Dat wilde Ka
to'tje trouwens ook wel. Hé, dat haar
man nu maar niet opschoot! Meneer
Groenjas kwam ook al uit zijn huisje.
Het wordt tijd mevrouwtje, zei hij in
het voorbijgaan tegen Kato'tje. De Kik
kerkoning is al onderweg.
Kato'tje dook weer naar beneden,
trok haar slapende man aan zijn voor
poot en zei: als je nu niet een twee
drie opstaat, ga ik alleen naar het kik-
kerfeest. Dat doe je maar, vrouw, ei
Koentje in zijn slaap. En het,moet wel
een heel diepe slaap zijn geweest, an
ders zou hij dat nooit gezegd hebben.
Maar Kato'tje keerde zich om en
zwom in volle vaart naar de vijver,
waar het Kikkerbal gehouden zou wor
den Een vrolijk gekwaak kwam haar
uit de verte al tegen. Kato'tje had nog
maar nét een plaatsje gevonden, of
daar begon de muziek al te spelen en
de kikkerkoning kwam binnen. De kik
kers grepen elkaar bij de poot en zwom
men, luid kwakend, in een grote kring
om de kikkerkoning heen. Mooi. mooi,
mooi, zei de kikkerkoning vrolijk. Ik
ben blij, dat jullie allemaal de modder
van je huid hebt gewassen, want de
lente is al een poosje in het land en
daai horen kwakende kikkers bij. Kom,
kikker-onderdanen, laten we allemaal
maar eens de polonaise springen, daar
worden we warm van en daar gaat
ons bloed weer flink van stromen. Ter
wijl de kikkerkoning, aan het hoofd van
een lange stoet van kikkers, op de kant
van de vijver sprong, schoven twee dik
ke padden een groot hek voor de in
gang van de vijver met: VERBODEN
TOEGANG erop. Niemand mocht er nu
nog in. Kato'tje van Kwakkem danste
en sprong dat het een lust was.
Ze kwaakte uit volle borst en voelde
zich helemaal warm en vrolijk van bin
nen. Maar opeens schrok ze. Voor het
hek met „verboden toegang" erop, zag
ze Koentje staan. Laat me erin, zei hij
tegen de padden. Nee meneer, zeiden
de padden, het is hier een besloten
Kikkerbal, de koning is er óók, u had
maar moeten zorgen om op tijd bin
nen te zijn.
Och. zo moest die arme Koentje bui
ten blijven en hij moest toekijken hoe
de andere kikkers pret maakten en naar
hartelust smulden van alle kikker-lek
kers, dat op schalen werd rond gedra
gen.
Arme Koentje, dacht Kato'tje. Wat
zal hjj koud worden, nu hij daar zo
stil zit. En wat zal hij een honger
krijgen, als hij al dat lekkers ziet.
Kato'tje had echt medelijden met
haar man, maar ze liet het niet mer-
Het „Wilhelmus" hebben jullie ze
ker dezer dagen meermalen horen zin.
gen of zelf gezongen. Het behoort tot
de mooiste volksliederen ter wereld,
Volkslied wil zeggen: een van ouds ge
zongen gedicht, dat in alle lagen van
de bevolking bekend is. Van jong tot
oud dus.
Marnix van St. Aldegonde ls er waar
schijnlijk de dichter van en hij zou het
lied hebben geschreven ter gelegenheid
van het vertrek van Prins Willem van
Marnix van St.-Aldegonde.
Oranje uit de Nederlanden, omstreeks
1572.
Nu kennen jullie ongetwijfeld de eer
ste strophe of vers (van de 15, die het
lied vormen) van buiten. De overige
worden niet dikwijls gezongen of ge
speeld en het gehele lied bijna nooit,
omdat dit bij feestelijke gelegenheden
zeker te lang zou duren. Maar weten
jullie, dat de beginletters van de eerste
regels van elk couplet (vers) het woord
vormen: WILLEM VAN NASSOV? De
laatste beginletter is een V, doch vroe
ger gebruikte men voor het zetten en
drukken ook V in plaats van U en je
moet dus de laatste letter V als een U
zien. Wij geven hier de eerste versre
gels van de vijftien coupletten van
het Wilhelmus in de oude spelling:
Wilhelmus van Nassouwe
Ben ick van Duytschen bloet,
In Godes vrees te leven
Heb ick altijt betracht,
Lijdt u mijn ondersaten
Die oprecht zijn van aert,
Lijf en goet al te samen
Heb ick u niet verschoont,
Edel en Hooeh gheboren
Van Keyserlicken Stam,
Mijn schildt ende betrouwen
Sijt ghy, o Godt, mijn Heer,
Van al die mij beswaren
End mijn vervolgers zijn,
Als David moeste vluchten
Voor Saul den Tyran,
Nae tsuer sal ick ontfanghen
Van Godt mijn Heer dat soet,
Niet doet my meer erbarmen
In mijnen wederspoet,
Als eer. Prins opgheseten
Met mijner Heyres craoht,
Soo het den wille des Heeren
Op die tijt had gheweest,
Seer Christelick was ghedreven
Mijn Princelick ghemoet,
Oorlof mijn arme Schapen
Die zijt in grooten noot,
Voor Godt wil ick belijden
End Zijner grooter Macht.
Velen van jullie hebben ongetwijfeld
tijdens de koninginnefeesten een mooi
vuurwerk gezien. Wij bedoelen prachtig
gekleurde sterren en ballen met bijzon
der fraaie lichteffekten en vuurspatten-
de pijlen. Heel wat anders dan zeven
klappers, voetzoekers en rotjes!
Een vuurwerk is meestal een mach
tig schouwspel, als je de talrijke hoog
opschietende vuurpijlen de lucht in ziet
suizen, om dan onder luid geknal en
geknetter in duizenden lichtballetjes uit
een te spatten, soms in velerlei kleuren.
Ook zie je wel enorme lichtfonteinen of
zogenaamde diamantwatervallen. Trou
wens de vuurwerkstukken hebben
vreemde namen, Bijvoorbeeld als
volgt: „No. 3, Zevenvoudige Jaspis
boom, hoog in de lucht een waaiervor
mige bloembouquet uitwerpende, ge
volgd door ontbranding van alsklavuur-
pijlen, magnesiumtourbillon en knalbom-
men."
Die gekleurde vuurballen en pijlen
komen uit simpele papieren kokertjes
of uit grote kokers, die met kruit en
mengsels van zwavel, houtskool, staal,
koperzuur en nog verschillende andere
mengsels worden gevuld. Dat wil zeg
gen er wordt met lijm, water en spiritus
eerst een kneedbare massa van ge
maakt. In ons land wordt o.a. te Leiden
dat prachtig kunstvuurwerk gemaakt,
dat tot ver over de grenzen beroemd is.
Soms wordt vuurwerk aan stellingen
bevestigd en bij het afsteken daarvan
(dat geschiedt door lonten van brei
katoen vervaardigd) zie je dan figuren,
zelfs bewegende figuren van clowns of
dieren. Ook draaiende molens of dia
bolo's en watervallen niet te vergeten,
zijn geliefde vuurwerkstukken.
Het vervaardig, van vuurwerkstukken
eist een aparte bekwaamheid.
ken. Ze dacht: het is tenslotte zijn eigen
schuld. Als hjj op tjjd was opgestaan,
had hij even hard mee kunnen feesten
als ik. Toen werd er een grote schaal
met kikkergebak voor haar neus ge
houden. Mmm, heerljjk, zei Kato'tje,
mag ik er twee? U mag er zoveel als
u wilt, zei de kikkerbediende. Dan neem
ik er vier, zei Kato'tje en heel stil
letjes, zonder dat iemand het merkte,
liet ze twee kikkergebakjes in een jam
potje glijden, dat ze onder haar stoel
had gezet. Dat deed ze ook met de be
legde kikkerbroodjes. Met de kikker-
vlaatjes. En met de kikkerpuddinkjes.
Overal deed ze wat van in haar jam
potje. Maar niemand merkte het. Zelfs
Koentje niet, die nog altijd voor het
hek stond en die naar haar keek. Op
eens kon Koentje het niet langer uit
houden. Hjj keerde zich om en zwom
naar zijn huisje terug. Het was er koud
en ongezellig. De bedden lagen nog half
afgehaald. Én eten was er ook al niet
in huis.
Was ik maar niet zo'n langslaper ge
weest, zei Koentje tegen zichzelf. Hjj
ging bibberend in een hoekje zitten.
Met een lege maag. Met koude benen.
En met een traan in zijn grote, ronde
ogen. Hoelang hij daar zo gezeten had,
wist hjj zelf niet. Maar opeens was
daar Kato'tje. Ze zag er heerlijk vol
daan uit en haar wangen gloeiden van
opwinding.
Is mijn langslaper eindelijk wakker?
riep Kato'tje. Zozo, dan zal ik de bed
den eens af gaan halen. Ze mogen wel
eventjes luchten, na zo'n lange nacht.
Ja ja, jij praat maar, zei Koentje.
Maar ik ben koud en ik heb honger.
En ik heb nog wat.
Wat dan? vroeg Kato'tje.Spijt, zei
Koentje. Ik heb een reuze spijt.
Aha, lachte Kato'tje en ze haalde
een. jampotje tevoorschijn, dat helemaal
vol met lekkers zat. Kijk man, zei ze,
dit heb ik voor je meegebracht var het
feest. Als je dat op hebt, zul je vast
geen honger meer hebben.
Daar had Kato'tje gelijk in. Koentje
zag er al heel wat beter uit, toen hij
het jampotje had leeggegeten. Welbe-
dankt, lieve Kato'tje, zei hij. Volgend
jaar zal ik geen langslaper meer zijn,
dat beloof ik je.
Dat is fijn, riep Kato'tje. Maar man,
je bibbert helemaal. Ik heb me warm
gesprongen op het feest. Jij moet ook
eens goed springen.
Koentje klapte in zjin voorpootjes en
riep: daar zeg je zowat, Kato. Ik ben
allang wakker en ik heb nog altijd niet
gesprongen. Ik ga gauw en als ik warm
geworden ben, zie je me wel terug.
Meteen zwom Koentje naar de wa
terkant van het Kwekslootje en zette
het op een springen. Kato'tje wuifde
hem vrolijk na. Ze was blij. want Koen
tje had beloofd dat hij nooit meer zo'n
langslaper zou zijn.
En als jij nu hier of daar in het wei
land een kikker tegenkomt, die springt,
en springt, en springt, dan moet je
maar eens vragen of hij misschien
Koentje van Kwakkem is.
Het zou best kunnen. Want Koentje
is zijn schade aan het inhalen. En als
hij er vandaag niet mee klaar komt,
dan springt hjj morgen nog.
LEA SMULDERS.
Ha ha, roept Paatje Dubbeldik.
Mijn hartje klopt van rikketik.
De hemel is zo blauwzo blauw.
Kom gauw naar buiten lieve vrouw.
Zeg, hoor je hoe de lijster fluit?
En alle bloesempjes zijn uit.
Wij gaan de wijde wereld in,
Wij samen met ons lief gezin.
Ik bel wel even naar kantoor:
Zeg ba as, ik kan niet kamen hoor..
Waarom? Omdat het lente is.
U weet niet half hoe fijn dat is!...
Ja vrouwtjelief, het mag het mag.
Ik krijg een lente-snipperdag.
Gauw kinderen! De jasjes aan!...
Ze dansen door de lindelaan.
Pa gooit zijn petje in de lucht.
Mamaatje holt en lacht en zucht.
Ze dollen door de groene wei.
En iedereen is blij blij blij!
VERA WITTE