Kerncentrum gaat zwak radio-actief water in de Noordzee lozen PIJPLEIDING 4 KM. UIT DE KUST EN 2Vz METER DIEP IN DE ZEEBODEM Vast afval in loods en in pijpen onder de grond GEEN GEVAAR VOOR DE VOLKSGEZONDHEID Pierre Courthion; een goede ids in bourgeois-romantiek Geloven N: AFVALPROBLEEM IN PETTEN VOOR JAREN OPGELOST Zink in oesters ZATERDAG 5 MEI 1962 PAGINA f Het kerncentrum in de Noord hollandse duinen tussen Petten en Callantsoog gaat, zoals wij reeds eerder berichtten, "et grootste deel van zijn zwak radio-actief afval lozen in de Noordzee via een pijpleiding wel ke vier kilometer uit de kust uit- hiondt en daar wordt ingespoten hi de zeebodem op een diepte van 2% meter. Nu de vergunningen hiervoor binnen zijn zal de lei ding binnenkort naar het reac torcentrum worden vervoerd, waar men dan moet wach ten op goed weer windsterkte twee tot drie om de buis te kunnen leggen. De plaats is hauwkeurig bepaald. De pijp loopt door de Pettumerpolder, een on diepte van tien meter vlak voor de kust. Die polder bestaat uit hinstens tienduizend jaar oud zeezand. ?uUen Vóór-behandeling iAadLbe,kend is in Petten pas enkele kitig. [r de hoge-fluxreactor Pers en oven Ondergronds radio-actieve aival waarvan men rin Petten op deze wijze gaat ont- en. is natuurlijk vloeibaar en zal bü- a altyd water zijn, dat bij proeven e' radio-actieve stoffen is gebruikt, eestal om te koelen en als bescher- futipmaterieel tegen uitstraling. Het wa- et" is door een ingrijpende behandeling tM*Z?vee' mt>gelijk van zijn radio-activi- it bevrijd vogr het in de zeebodem te- dio Het spreekt vanzelf, dat een Jz®P8aande studie is gemaakt van de - °Seüjke gevaren, die aan dit lozings- steem zouden kunnen kleven. Er is an?- tt^tttale concentratie van radio- nnviteit per kubieke meter te lozen ater vastgesteld, nl. één-vijfduizend- curie. 1) Tevens mag per etmaal jj^r maximaal 75 kubieke meter ra- w?»ap water worden geloosd. Rijks- j ^terstaat heeft bovendien berekend, at er na de lozing door de getjjst aing i effectieve wind een verdunning zijn tot één-vjjfhonderdmiljoenste of maal 10-9 curie per kubieke meter, "e hoeveelheid van 75 kubieke meter water mag ten hoogste vijftien milli- ®upie (een millicurie is het duizendste gedeelte van een curie) ongespecificeer de activiteit bevatten. Dat is een halve phrie per maand. Wanneer men dit S-atste cijfer vergelijkt met dat wat het ■Engelse atoomcentrum in Harwell per Jhaand in de Theems mag lozen, n.l. bvintig curie per maand en men weet dat dit Theemswater later weer als drinkwater wordt gebruikt dan be seft men dat de Pettense lozing van *adio-actieve afvalstoffen in zee heel jjmuem is en dat zowel de regering als de Vj®actorcentrum zelf de bewoners, aan »-e rS' de zeelieden en de baders 'en. He n 6nke' gevaar willen bloot stel- dat beleerden hebben uitgemaakt, Zou zii PÜPleiding helemaal niet nodig Want iln.orn ter Plaatse in zee te lozen, ters V afvalwater heeft na enkele me- radi r verdunning met zeewater een „'""activiteitsconcentratie die niet ho- jL 18 dan de gemiddelde activiteit van te5®Ittvater momenteel. Maar men heeft recht de kleinste risico's willen ver gilden. °°k de visstand in de Noordzee ,,feen last van hebben, zal men zich hiPwgen- Die kans is heel klein. Het is tiimJS v'envachten dat er in vis of visse rs "jukten gemakkelijk meetbare ®ents0 minimale radio-actieve con- aties vanwege de lozing uit Petten Wachttanken bij het ajvalbehandelingsgebouw, waarin het radio-actieve water wordt opgeslagen om bemonsterd te worden voor het in zee gestort wordt, nog eeniHiiiiiiHiiiiiniiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiliMiiiiimmiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHliiiiiimiimmiiiimiiuimiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiii vrij uitvoerige voór-behandeling om zo veel mogelijk radio-activiteit er aan te onttrekken. Al het water van de labo ratoria wordt opgevangen in acht on dergrondse plastic tanks van 2,5 kubieke meter, waarin ook een toegestane con centratie geldt. De inhoud van een volle tank wordt overgepompt in een tank wagen en daarna overgebracht naar een van de grote dubbelwandige open luchtbassins, die naast het afvalbehan- delingsgebouw in de grond zijn gebouwd. In deze zgn. „wachtbassins" wordt het water bemonsterd en stelt men op grond van de analyse de behandelingswijze vast. Dit bestaat in hoofdzaak uit de „precipitatie"- of bezinkingsmethode. Aan het water dat naar het precipitatie- vat wordt gepompt, voegt men chemica liën toe, die een vlokkige neerslag doen ontstaan, b.v. het bruinige ijzerfosfaat. Dit is in staat sommige radio-actieve isotopen mee neer te slaan, terwijl an dere door absorptie aan het grote op pervlak vrij vast worden gebonden, waardoor de hoofdmassa van de radio activiteit uit het afvalwater wordt ver wijderd. De neerslagvlokken bezinken, waarna de overgebleven vloeistof naar een ander bassin wordt gevoerd. Voor lozing in zee wordt dit water nogmaals bemonsterd en geanalyseerd. Vele ra dio-actieve isotopen worden op deze ma nier vijftig tot honderd-maal „schoner", hetgeen het activiteitsniveau in de tanks doet dalen tot de voor de lozing in zee aanvaardbare concentratie. Bevat het afvalwater veel strontium en caesium stoffen die een lang durige graad van radio-activiteit heb- 'n dit gebouw staat de hoge-fluxreactor van het Reactorcentrum in Petten. '""iiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimimiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiii ""'iiiin 'i ii mui hi nullum hun! lm iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii ii ii mti ii ii muf illinium minimin ii minui ii mimi illinium ben dan voldoet deze methode niet en reinigt men het water door middel van zgn. ionenwisselaars, die voor deze elementen ,,schoonmaak"-facto- ren van wel duizend kunnen bereiken. Van te voren weet men overigens al een beetje hoe zwaar radio-actief be last het afvalwater zal zijn, omdat in de laboratoria reeds een scheiding wordt gemaakt in verschillende soor ten radiochemisch werk. De „vuil nisman" in het afvalbehandelingsge- bouw kan daardoor nagaan welke iso topen in belangrijke mate in een be paalde tank voorkomen. }°0g v°orkomen, zo heeft de radiobio- n het Reactor Centrum Neder- elÜk A- G. Davids, ons uitdruk- Sarrien Verzekerd. Niettemin stelt hij in ï?or )Verking met het Rijksinstituut Nogh? Volksgezondheid een marine- riS' dir. onderzoek op garnalen, plat- aerz06?sselen en roodwier in; een on- ïï®n dat vóór de lozing moet begin- wke vast te stellen hoeveel natuur- ^®zitf g ^eze v'ssen en dit wier nu Tj- iioge-nuxreacior in wer- „_?t R.c.N. heeft een voorlopige exnew'S voor twee jaar gekregen om deze f" *"Irnenteren en natuurlijk zullen den ven zich op de duur uitbrei de j heeft d r isschien een gro- et vnr>„ n®scaPaciteit nodig, maar uit ï®dio-a„^aande is wel gebleken, dar de Vaar ve hV° conccntratie zonder ge- re8erin °§d zou kunnen worden. De ^ünninl Z0U ove 'oens ook daartoe ver die tjj ???eten geven en de zaak tegen k®sturt^ 2eker opnieuw intensief laten Het radio-actieve water ondergaat, Men zit nu nog met het overgebleven sterkere radio-actieve neerslag. Dit wordt geconcentreerd in taps toelopende bezinktanks en elders bewaard. In een later stadium zal het R.C.N. een vries- drooginstaliatie aanschaffen, welke deze neerslag nog meer kan verdichten. De verwijdering van het vaste afval met lage radio-activiteit, zoals besmet pi_pier en glaswerk is een ander probleem, waarvoor opslag als op lossing is gevonden. Er zijn twee soorten vast afval: brandbaar en niet- luniiuuuuiuuuuiuuuuiuuuiuuuiuuuiuuuiuuuuuiiuuiuunuuinnuuinuiiniuuuuiuiiiuiuniuiuuiuuiiuiuuiiiiii dag. De Engelse Gezondheidsraad heeft de stralingsbelasting die dit te weeg brengt voor de bevolking daar aanvaardbaar geacht. Toch leverde een onderzoek ook hier een verras sende conclusie op. Bij Windscale wordt aan de kust namelijk zeewier geplukt, dat als een speciale lekkernij naar Zuid-Wales gaat. De inwoners van Windscale hadden een hoeveel heid radio-activiteit die twaalf pro cent van de maximaal .oegestane do sis bedroeg; de wiersmullers in Wales echter soms tot ongeveer tachtig pro cent. Hieruit kon men vaststellen, dat de radio-activiteit zich in zeewier be hoorlijk ophoopt. Na tien tot twintig kilometer uit de kust was er in het zeewater bijna niets meer van radio activiteit te bespeuren. Zou men er in Windscale in slagen het afval van het sterk radio-actieve rutenium te bevrijden van de tweehonderd curie die Windscale per dag loost maakt rutenium ongeveer negentig curie uit brandbaar. Het brandbare wordt voor lopig opgeslagen met het doel de kwan titeit in een verbrandingsoven die er nog moet komen behoorlijk te redu ceren en het dan de weg van het niet- brandbare afval te laten volgen. Dit laatste wordt met een balenpers in va ten keihard samengedrukt en in een speciale loods bewaard. Een vat mag één millicurie activiteit hebben. Vele van de bij het reactorcentrum gebruikte isotopen hebben halveringstijden 2) van minder dan een jaar, zodat men hoopt een groot deel na een aantal jaren als onschuldig vuilnis af te kunnen voeren. Engeland deponeert dit vaste afval in met beton afgeschermde en verzwaar de vaten in een diepe zee, terwijl ook wel opslag in verlaten mijngangen wordt voorgesteld. In Nederland, zo zeggen onze kerngeleerden, is dit probleem nu nog niet aan de orde, zeker bij het R.C.N. niet. De experimenten leveren zo zwak radio-actief afval op, dat ons land dit vraagstuk niet stante pede uit de wereld hoeft te helpen en dus rustig kan wachten in welke richting de stu dies over veiligheid en toelaatbaarheid zullen gaan. Wel zit „Petten" met een kwantum in volume niet zo groot sterk radio-actief afval dat het resultaat is van bestralingsexperimenten in de hoge-fluxreactor. Het hanteren van deze zwaarder stralende stoffen levert soms veel moeilijkheden op, terwijl ook de opslag zwaar zal moeten wor den afgeschermd. Dit afval zal on dergronds moeten worden bewaard. Nog dit jaar zal men op het R.C.N.- terrein in Petten daarvoor vertikale dubbelwandige pijpen slaan welke met zware loden pluggen worden dichtge maakt en met een betonlaag worden afgedekt. Zo heeft Nederland dus het vraagstuk van de bij het proces van kemspl\jting ontstane en voor de mensheid onaan gename bijprodukten in eerste instantie en naar het zich laat aanzien voor een behoorlijk aantal jaren op een bevre digende wijze opgelost. Het probleem was overigens maar klein in vergelij king met dat waarvoor men elders in de wereld bij kemsplijtingsprocedures is komen te staan. Voor „reprocessing- fabrieken" b.v. dat zijn fabrieken waar men het uranium en het gevormde plutonium terugwint nadat het splijtings- materiaai is gebruikt is het allemaal veel moeilijker. Daar wordt het zeer sterk actief overgebleven water be waard in grote ondergrondse tanks die langdurig moeten worden gekoeld, waar na men de radio-activiteit in die tanks tot de gewenste concentratie indampt. Stromen van lagere activiteit loost men wel in rivieren of in open zee. Dit brengt met zich mee een handhaving van een strikte lozingsdiscipline. De rivier zal in ieder geval, evenals de zee een groot debiet moeten hebben. In Hanford in Amerika waar acht re actoren plutonium produceren, wordt bijvoorbeeld in de Columhiarivier ge loosd, aanvankelijk tot een hoeveelheid van maar liefst tweeduizend curie per dag. Tot op verre afstand vond men isotopen in het water terug, voorname lijk fosfaat en zink. Men ontdekte een weliswaar ongevaarlijk maar^ toch merkbaar gehalte zinkisotoop bij som mige mensen. Men had eerst geen flauwe notie waar het vandaan kwam. Totdat bleek, dat deze Amerikanen oesters aten uit de baai, waarin de Columbiarivier in zee uitmondt. En vooral oesters nemen dit radio-actieve zink uit het water op. Na die ontdekking stelde men een intensief onderzoek bij dc bewoners rond de Hnnfordfabriek in. Ze hadden een dosis radio-activiteit, die hoger was dan normaal maar toch niet meer bedroeg dan vijftien procent van de maximale toegestane dosis. De lozing in de "-se zee van de atoomfabriek Windscale betreft hoe veelheden van tweehonderd curie per dan zou men veel meer afval in de Ierse Zee kwijt kunnen. De hoeveelheid radio-activiteit welke het atoomcentrum Harwell in de Theems brengt, is in Londen al haast niet meer te meten; nog niet één pro cent. De geleerden hebben zich afge vraagd waar die activiteit blijft en zijn tot de slotsom gekomen, dat de klei in de bodem van de Theems het zwaar actieve caesium van Harwell absor beert. Concentratie en volumereductie: dat zijn de dwingende voorwaarden waar de geleerden naar streven om het af valprobleem zo veel mogelijk de baas te worden. Men is er lang nog niet helemaal uit. Opslag of lozing mag immers geen enkel risico voor de mens opleveren en men kan aan de radio activiteit geen einde maken, haar hoog stens bij lozing zo klein houden, dat bevuiling van zeeën en rivieren de vei ligheid geen geweld aandoet en dat op slag soms voor decennia of eeuwen safe is. Researchcentra, ziekenhuizen en ook atoomcentrales krijgen in ons land met dit probleem te maken en zullen de nodige voorwaarden moeten scheppen, dat hun werk voor ons volk zegenrijk en zonder gevaar zal zijn. •TAN WIENEMA 1) Een curie is de radio-activiteit van één gram radium, overeenkomend met het uiteenvallen van 37 miljoen atomen per seconde in een willekeurige stof. 2) Halveringstijd is de periode, waarin de helft van het aantal atomen van een bepaalde radio-actieve stof uiteenvalt. Technici aan het werk bij de installatie van de hoge-fluxreactor. omantiek heeft met alle generali serende aanduidingen van be paalde bewegingen in de kunst dit gemeen, dat men er zich wel van mag bedienen zolang men maar in het oog houdt dat doorgaaps geen enkele figuur volkomen aan de schools geformuleerde kenmerken van deze pe riode voldoet. Als Pierre Courthion in „Le Roman tisme" x) zich de vraag stelt wie nu de grootste figuur in de romantische schilderkunst was, komt hij aarzelend tot de slotsom dat Delacroix de mees te aanspraken kan doen gelden. Zon der twijfel was hij, picturaal gespro ken, de bekwaamste, maar of de ro mantiek van de schoolboekjes uit zijn werken het duidelijkst is te proeven zullen zeker de Duitsers bestrijden. Want hun romantiek is die van Friedrichs verstilde landschappen, zo als Turner bij de Engelsen het stem pel heeft gedrukt op een landschaps kunst, die meer de ziel dan de reali teit tot voorwerp had. Niettemin valt er op de keuze van Courthion niet veel af te dingen. Dela croix' romantiek is gi-ootsteedser, in dringender, virtuoser en, in zijn grootse mislukkingen, ook irritanter dan die van zijn tijdgenoten. „La mort (ie Sardanapele" in het Louvre, bijvoorbeeld, is zo een verruk kelijke horreur dat men er niet op uit gekeken komt. Ook Delacroix heeft zijn verboden rendez-vous gehad met de litteraire muze de grote zonde van al zijn tijdgenoten en het droevige resultaat van zijn uren met Goethe, Shakespeare en Dante is in zijn schil deringen maar al te manifest. Maar toch was zijn schilderdrift authentiek, al doet hij soms denken aan een dol geworden Rubens. En onder zijn latere schilderijen zijn enige meesterwerken aar te wijzen, die niet meer te klasse ren zijn omdat ze geen verband meer hebben met de mode van de dag. Pierre Courthion is een bijzonder pret tige gius in het voor onze tijd nogal stoffige en ongenietbare wereldje van de bourgeois-romantiek der vroege ne gentiende eeuw. Hij kent niet alleen zijn periode zoals het een goed kunsthisto ricus betaamt, maar bovendien kan hij boeiend schrijven. Wie weet, hoe bij zonder slecht de kunsthistorici als regel schrijven men krijgt soms wel eens de indruk dat ze het er expres om doen zal daarom graag bereid zijn Pierre Courthion voor deze verkenningstocht als gids te kiezen. Vooral als de uit geverij SKIRA ook nu weer bij de kwa liteit der reproducties haar voortreffe lijke reputatie op dit gebied bevestigt. Courthion heeft oog voor karakteristieke details in zijn sujetten, maar hij over schat zijn onderwerp niet. Bij de keuze van de kunstenaars en hun werken heeft hij juist datgene naar voren gehaald wat deze tijd het markantst en soms ook het onthullendst karakteriseert. K. Delacroix: Weesje op het kerkhof" (1824). x) „Le Romantisme", Pierre Courthion Uitgeverij SKIRA. Deze apparatuur staat in het afbehandelingsgebouw waar een groot deel van de radio-activiteit (o.a. door de ionenwisselaars rechts op de foto) aan het afvalwater wordt onttrokken, uo ordat dit straks door een pijpleiding in zee wordt gestort. a één jaar heeft het „Tijdschrift voor Theologie," uitgegeven door Desclée de Brouwer, ineens ge zicht gekregen en is het begon nen de gespannen verwachtingen waar mee het destijds werd tegemoet gezien, waar te maken. Konden wij in de afge lopen (eerste) jaargang een bloemle zing zien, bestaande in een reeks bij dragen van nogal uiteenlopende hand en kwaliteit, waarin de redactie naar het schijnt de markt wat aftastte, d ze twee de jaargang begint met een aflevering, die laat vermoeden dat er een formule is gevonden voor het tijdschrift: het vertoont een sterke eenheid en uit de redactionele inleiding blijkt duidelijk een gekozen beleidslijn. De bedoeling van dit (en het volgen de) nummer is, te handelen zer dè ac tuele vragen rond geloof, geloofstwijfel, geloofscrisis. De eerste aflevering begint met een bijdrage van Prof. Han Fortmann, „De onmacht des geloofs"; het is verade mend in een tijdschrift als dit door een stem als deze luidop zaken te horen formuleren, die velen van ons (hoeve- len?) in hun diepste hart aangaan, maar die zo dikwijls bedekt blijven van wege persoonlijke of collectieve bang heid, welke somtijds een nieuw ken merk der Roomse Kerk schijnt te zijn geworden. Toch hebben i loofstwij- fel, onmacht tot geloven, geloofs- angst. ongeloof de vrije lucht nodig en licht om in open hartige communicatie herkend en -e- nezen te worden. Pater J. Wiilemse treedt in discussie met auteurs van de tijdschriften „Te Elfder Ure" en ..Ne derlandse Katholieke Stemmen" over de eigenlijke bedoelingen van R, Bultmann en de betekenis der Entmythologisie- rungstheorie en dit leidt tot heldere uit eenzettingen onder de titel „Geioviger Geloof?" De dominicaan Gonzalez maakt in een biografisch getint artikel een aangrijpend portret van de Spaan se schrijver en wijsgeer Miguel de Una- muno. Ondanks de Spaanse bisschop die Unamuno nog in 1953 de grootste ketter noemde, helpt Gonzalez ons, onder de veelzeggende titel „The faith of disbe lief," een eerlijke en onvermoeid zoeken- de mens te ontdekken in deze veel-gesma- de ,en bejubelde ongrijpbare. Tenslotte vindt de lezer een theologische bezin- mng op wat de godsdienstsociologie heeft te zeggen over het hedendaagse „ongeloof." Na een brok wetenschaps leer komt Prof. Schillebeeckx in deze een aantal verhelderende notities, met name van belang voor de pastoraal-theologie en het pastorele be leid. Het is jammer, dat niet heel het onderwerp zo kon worden behandeld, als nnen zich had voorgesteld, maar een tijdschrift-aflevering mag redelij kerwijs de honderd bladzijden niet te buiten gaan. Ons wachten zodoende nog bijdragen van Weterman, Schille beeckx en Walgrave over het geloven in onze tijd. En wat het „gezicht" van het tijd schrift betreft: de lezing van deze af levering doet vermoeden, dat het een der hoofdbekommernissen van de redac tie wordt, de voortgroeiende theologie door een zo conciëntieus en geduldig mogelijk contact met de aardse werke lijkheid te bewaren voor een nieuw soort idealisme, of. als men wil, haar ervan te ontdoen. F. DE GRIJS. 1) Tijdschrift voor Theologie 2 (1962) af levering 1.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1962 | | pagina 9