LÉON DEHON, stenograaf bij het I H Een bureaucratisch bolwerk onder absolute heerschappij D dog Dagboek van een ooggetuige nu voor het eerst gepubliceerd Sterke oppositie tegen pauselijke onfeilbaarheid ma van PAGINA 9 n de archieven van het Vati- caan liggen meer dan veer tigduizend bladzijden steno grafische aantekeningen over het Inloop van het Eerste Vaticaans t-öncilie. Zij bevatten niet alleen ae tekst van elk document dat °nder de deelnemers circuleerde, jt|aar ook bijna elk woord van de °ndelinge debatten, de interrup ts, de protesten, de vermelding 'an enkele incidenten, en zelfs fet tot-de-orde-roepen door de *ardinaal-voorzitter hetgeen ^°ms met het herhaald en door dingend gelui van een bel moest geschieden. li?Cdat alle besprekingen en discus- Wr,L°P het Concilie zouden gehouden se ..6n in het Latijn, zocht P. Marche- st,,5lJn stenografen onder de priesters "denten Stenografie in 1870 Concilie-dagboek Latijn P0ric'Iie was X7n' Een Léon Dehon >ten Drukkende hitte Onfeilbaarheid Dehon zelf Paus Pius IX In één opzicht zijn de Weners het roerend met elkaar eens: de Wiener Staatsoper is het bewonde renswaardigste instituut op aarde. De geringste gebeurtenis daar is van hoger belang dan een regeringscrisis. Operasterren zijn voortreffelijker wezens dan ministers, Philharmoniker verdien stelijker dan de fraaiste titeldragers. Oostenrijks „eerste man" is niet de bondspresident, maar Herbert von Karajan. Ik heb het ondervonden. In het regeringsgebouw aan het Ballhausplatz had ik vrij entree. Zonder veel formaliteiten kon ik binnenstappen bij wie ik maar wilde. Maar in het Operagebouw aan de Ring, lieve hemel, daar stuitte ik voortdurend op een bureaucratische bewaking die mij gaandeweg verstrikte als in een Kafka-achtige nachtmerrie. En alle muren waren opgetrokken rond die ene man, Von Karajan, de dictator, juist die ene man die ik wilde spreken. Hij bleef, onzichtbaar, een onbena derbare grootvorst in het holst van zijn domein, achter een leger van functionarissen, achter speciale bewakingsvoorschriften met de kracht van wetten, achter gesloten deuren. Het werd een dagelijkse verbeten jacht, steeds een stapje verder. Stegen de kansen? Toen ik niet langer kon wachten, moest ik op zijn definitieve beschikking als een hond met ingetrokken staart afdruipen. Ik was geneigd met Keizer Franz Joseph te treuren: „Niets is mij bespaard gebleven." Toch heb ik hem nog ontmoet, per ongeluk, vluchtig in een donkere gang, hij temidden van een lijfwacht. Maar gesproken. Neen, een gesprek, een interview zoals ik mij had voorgesteld, kan men zoiets niet noemen. „Later zou het wel eens kunnen." Haastig snelde „der Chef" na deze aanraking met de verachtelijke buitenwereld verder het duister in. mmftf Eerste Vaticaans Concilie t>e omvangrijke taak van het „ver- aan" der vergaderingen en het redi- ^ren (jer documenten was toever- ®Uwd aan een team van 24 jonge lesters en studenten van de Romeinse £0l|eges en seminaries. Hun leider was Virgilio Marchese, die zelf in zijn ,®Sere jaren stenograaf was geweest V'J c'e subalpine senaat van Koning 'ctor Emmanuel's -egering op Sardi- e- In ^"cilie, ging hij c'ale correspondent van blad hi to. 1869, op de vooravond van het naar Rome als de. het Itali- L'nita Cattolica". In '846 acl hij al een verslag gemaakt van het enmalig conclaaf dat, zoals men leidde tot de keuze, van paus Pi- 1 Toen deze paus hoorde van het van p_ Marchese in de Eeuwi- pr- wenste hij dat deze ervaren ester ditmaal het werk van de ste- "rafen zou organiseren. in Rome. Maar opdat deze Vsr" jnoeite zouden hebben met het zo Vert 'Wend uitgesproken Latijn van lenrt SMwoordigers van zóveel verschil- p de landen, zocht Marchese zijn ste- ClJ;rafen niet alleen aan de Italiaanse insl?Ses. maar ook aan de Romeinse de -puten van andere landen, namelijk IBrfranse, Duits-Hongaarse. Engelse, Colj Schotse en Noordamerikaanse Been h <k>s 24 studenten die P. Marchese uit- 'UsT' moesten eerst en vooral een cur- volgen in het tamelijk ingewikkel- stenografisch systeem dat hij had (over godsdienst en ascese, over socia le vraagstukken, over opvoeding, over zijn wereldreizen, alsmede een merk waardig geschrift over „Judaïsme, a- pitalisme et usure") bewijst. In het Concilie-dagboek van zijn hand, waartoe wij ons hier hebben te beperken, proeft men voortdurend het levendige verslag van een ooggetuige. Het stelt ons in staat de grandioze we reldvergadering. die een Concilie toch is, van het begin tot het einde te vol gen, dank zij de gevoelige opmerk zaamheid en de eruditie van de schrij ver, die een journalistieke „feeling" bezat voor treffende détails (later was P. Dehon trouwens verscheidene jaren redacteur van een dagblad!). Ook de menselijke en soms kleinmenselijke kanten van het gebeuren worden ons niet onthouden. De zittingen werden gehouden in een transept van de Sint Pieter, dat was afgescheiden van de rest van de basi liek. Deze ruimte omvatte gemakkelijk de zevenhonderd deelnemende prelaten. De accommodatie was met goede smaak tot stand gebracht, zo schrijft Dehon, maar één ding had men volkomen ver waarloosd: de akoestiek. Enkele spre kers waren eenvoudig onverstaanbaar. Vandaar dat op 22 februari de verga dering werd geschorst, totdat een deel van de ruimte met kleden was afge dekt. et gebruik van het Latijn had ze ker grote voordelen, maar er wa ren, doordat de uitspraak bij ve len „ontstellend verschilde" ook nadelen. Léon Dehon noemt de uitspraak van de Engelse prelaten „verschrikkelijk". De Spanjaarden en Hongaren waren „te rad van tong". Van zijn eigen landgenoten, de Franse prelaten, zegt Dehon dat „noch de ele gantie, noch de precisie van hun La tijn voorbeeldig was". Mgr. Pie van Poitiers zinspeelde in een toespraak op deze verscheidenheid van „toonzetting", en ook mgr. Mermillod verontschuldig de zich voor zijn accent: „Mijn stijl en uitspraak, eerwaarde Vaders, zijn Frans, maar mijn hart is Rooms!" Er klonken natuurlijk ook barbarismen, waarvan „Columbus discooperuit Ame- ricam" maar één simpel voorbeeld is. Een andere moeilijkheid voor de ste nografen was gelegen in hun eigen werkwijze. Notre système n'etait pas merveilleux", schrijft Dehon. De ste- ln 5°ht. De stenografie was toen nog W aar eerste stadium van ontwikke n-Het systeem van Marchese be- ke/i. 'n het weglaten van alle klin- opgp' alleen de medeklinkers werden V0jD?chreven, maar dan in een vereen- totjj'Kd.e vorm. Een Hebreeuwse tekst *eliiSr 'nterPunctie was haast nog mak- Ha i!,er te lezen dan dit systeem van chese f6a°en zij deze stenografie meester wa- C' werden de stenografen, op 1 de- er 1869, in de privé-kapel van de Va„ 6ririjker Mgr. Fessier, bisschop hst Sankt Pölten, die secretaris van beëdigd. Nadat zij fl^T'^houding hadden gezworen, wer- e'li6 a^e documenten van het Con- ke6 0verhandigd. Wat dit betreft ver- gejAeri de stenografen dus op voet van dart ae'd met de bisschoppen, die hen theet,°0,< meestal in hun rijtuig lieten te K_ en- De schrijver van het hier hieeespreken „Dagboek" reed meestal hie t,rnet mgr- Gignoux Van Beauvais, Vfje ertl met typisch Franse prelaten- ^r,^lijkheid „mon petit vicaire-gene- Ntc a°6mde, of met mgr. Pallu du N'm'!schop van Blois, die „venez, lls'' tegen hem zei, of liever, zo- h*t i„ tl' hu^wijls of liever, Blois gebruikelijk is: „mon -u o- kregen de stenografen in htelat geh werkkamer bezoek van deze die hun soms kwamen vragen Precies gezegd was, als zij ee>- verstaan een toespraak niet hadden 0heu an begrepen. Enkele oppositi- <W- b'.~- sschoppen, waarover wij ver- Vet§t n°S zullen spreken, waren soms 'Ntst rd °ver de altijd aanwezige ste- van hen liet zich eens ,,Door die jongelui zal men weten komen hoe wij hebben Fr=an de vier studenten van het ste College in Rome, die als <je ,°graaf werd aangesteld, was q i°nge Franse advocaat Léon W"ie vknn'.ci'e 'n R°me zijn priester- W^den ?itooide en later de stichter zou Van ?n de Congregatie der Pries- Pri! Pu Hei]iS Hart (S.C.J.). Hij sten laar en kort tevoren ln u ®ewijd. Wa* etzeif(je (1868) >k, «chr. eef jaar dat hij stenograaf „efj hij ook nog drie schrijf- rPkkenVo1 met zijn persoonlijke in- an aet Concilie. Deze laatste areh ),ëen• die werden bewaard in h 2ijn 6 van zijn congregatie in Ro- rSt Ty,J:n]anSs, bij het naderen van 1 Vaticaans eerst Concilie, voor li '1 d en in het licht gege- aPhse °liglotta Vaticana. De Ita- e' Conci]e inidt: Leone Dehon, Diario Vn?0 Car°K VaUcano I, a cura di Vin- i,?6, Tipografia Poliglotta 6^SpronkeiH® (paS- XXVII, 217). De eel Erans, V0( afged se tekst is in zijn rukt, met een inleiding en het Italiaans. ^kon?gI1de Ujd°omV°"d in die rTlaanden ^UledtW'kkeiin n» zijn eigen geestelij- ?ens m aant^i, rkeren en te sti" 2iin ?:\ngen' die even- drukkin^ fe^Ieven. Het schrif- l??Seven aan zijn in- was hem trou -«i van zijn hand nografen werkten in groepjes van twee, staande voor de „rostra" en werden om de vijf minuten afgelost. Ieder schreef een regel en fluisterde dan zijn buurman in waar hij moest beginnen. Dit „fluisteren" verdiende niet altijd deze naam en de redevoerende Conci- lie-vaders werden er soms door gehin derd. Monseigneur Strossmayer onder brak eens zijn toespraak, keek geïrri teerd in de richting van de stenogra fen en zei kortaf: „Taceatis!" (zwijg!) Als een groep vervangen was, trok die zich terug om de aantekeningen uit te werken. De studenten hadden ongeveer twintig of dertig minuten nodig om hun stenografisch opgenomen tekst volledig over te brengen in Romeinse letters. Daarna kwamen zij weer twee aan twee terug om naar de toespraken te luiste ren, tot het weer hun beurt was om hun aantekeningen uit te werken. Na op deze manier een hele morgen te hebben doorgewurmd, liepen deze ste nografen-studenten in de namiddag weer gewoon college! Men moet be denken dat Léon Dehon, de schrijver van dit drgboek, toen óók nog bezig was met de voorbereiding van de twee doctoraten die hij zou toevoegen aan de twee die hij reeds bezat! Maar blijk baar was dit in die tijd tenminste mogelijk, want Dehon behaalde bei de graden in 1871. Wie nu Dehons Dagboekbladen door leest, krijgt een goede indruk van de sfeer niet te zeggen: de atmos feer van de grote kerkvergadering. Aan iemand die niet de gelegenheid of de lust heeft uitvoerige en diepgaande werken over deze materie te bestude ren, geeft dit dagboek in elk geval een idee van het verloop. Hem treft dan zeker de aanzienlijke tijd die uitgetrok ken werd voor discussies over elk punt en hij zal óók niet aan de indruk ontkomen dat de langgerekte debatten voot sommigen zeer vermoeiend moe ten zijn geweest. Van de 85 plénaire zittingen zijn er niet minder dan 35 van 13 mei tot 13 juli) besteed aan de kwestie van de pauselijke onfeilbaarheid. Vele sprekers herhaalden elkaar. Wie hierbij bedenkt, dat het in de hitte van de Romeinse zomer was, kan wel meevoelen met bisschop Mer millod die in een toespraak van 2 juli zei: „Pondere caloris et eloquentiae obruimur!" De hitte en de welspre kendheid waren beide „drukkend!" Men kan er dan ook begrip voor heb ben, dat in een paar dagen tijd niet minder dan 55 bisschoppen afzagen van hun recht om de vergadering toe te spreken. Tegen deze tijd kwijnde ook de op positie tegen de dogmatisering van de pauselijke onfeilbaarheid. Alle inspanning was tevergeefs. Noch de tegenstand van de leider der opposi tie, mgr. Dupanloup, noch de welspre kendheid van een man als mgr. Stross mayer, noch de spontane en geestige opmerkingen van mgr. Vérot hadden het dooi sommigen verhoopte effect. In- tegendeel, de actie van rngr. Stross- mayer verwekte minstens bjj één gele genheid heftige deining, en naar mgr. Vérot werd waarschijnlijk vooral nog geluisterd om zijn blijgeestige stijl en voordracht, die voor velen een verade ming betekenden na zó lange, uitput tende (maar niet altijd zeer diepgaan de) theologische oraties. Om slechts één voorbeeld te geven: na toespraken van de aartsbisschop van Cashel en van de bisschop van Galway, die almaar hamerden op het „geloof der Ieren in de pauselijke onfeilbaar heid", stond mgr. Vérot op om nuchter vast te stellen dat dit hoegenaamd niets bewees aangezien de Ieren óók ge loofden in de onfeilbaarheid van hun pastoors en bereid waren om iedereen te verpletteren die hen hierin durfde te genspreken. Menig hedendaags lezer zal het jammer vinden dat de kardinaal voorzitter dergelijke opmerkingen af keurde en de spreker de mond snoerde met gezegden als: „Si non habeas nisi nugas addendas, cedas locum alteri" (als u niets anders kunt bijdragen dan geestigheden, maak dan plaats voor een ander) Toch blijkt, dat de jonge, geestdriftige schrijver van dit dagboek zijn sympa thie, wat dit punt betreft, niet schonk aan de oppositie. Hij beschrijft nogal omstandig haar vasthouden aan de „parlementaire" procedure van het de bat met al de listigheden die dit in sloot, zoals: obstructie, het zich verwij deren tijdens de discussies, en het zich onthouden van stemming. De bekende, felle journalist van die dagen Louis Veuillot wordt door Dehon dikwijls met kennelijk genoegen geciteerd. En toch deelde Dehon reeds toen niet Veuillots fanatisme. Na een bezoek aan de ultra montaanse journalist schreef Dehon: „Ik bewonder Veuillot, maar ik was een beetje bedrukt toen ik weer thuis was. Zij praten daar over hun oppositie met een bitterheid die mij ontstelt, vooral wanneer ze komt van de lippen van een dame, mademoiselle El oor Pius IX, de toenmalige paus (wiens edele humaniteit men al léén al kan aflezen uit zijn sym pathiek, persoonlijk bezoek in die tijd! aan de componist en pianist Franz Liszt op een zeer smartelijk ogen blik van diens leven) toont Léon Dehon niets dan bewondering. In een van de laatste hoofdstukken van zijn dagboek beschrijft de auteur de speciale audiën tie, die de paus op 1 juli aan de steno grafen toestond indien „audiëntie" al het juiste woord is voor het gemoedelijk onderhoud. De paus praatte met ieder een, leidde de studenten rond door zijn privé-bibliotheek, en liet koele dranken serveren waarvan hij zelf mét de steno grafen genoot. Tenslotte organiseerde de paus een klein loterijtje zonder nieten, waarin de jonge priesters de boeken wonnen waar zij prijs'op stelden. Aan het einde van zijn aantekeningen zegt de dagboekschrijver: „Het Concilie heeft dit jaar de helft van mijn tijd ge kost. Het heeft mijn studie enigszins op gehouden, maar aan de andere kant, hoeveel kostbare kennis en ervaring heb ik opgedaan In ééi jaar méér dan in tien gewone jaren!" Ook de buitenlandse pers heeft be grijpelijkerwijze aandacht besteed aan het curieuze Concilieboek van Leon Dehon: zo ook het voorname Engelse weekblad The Tablet waaraan wij hier enige gegevens hebben ontleend. Zij hier nog aan toegevoegd, dat als „redactie" van het dagboek van Léon Dehon wordt opgegeven: Postulazione Generale dei Sacerdoti del Sacro Cuore, want het proces der zaligverklaring van pater Deholi is reeds enige j°ren geled n aanhangig gemaakt. A. DE VISSER Een extatische glimlach kan zich tijdens het dirigeren op zijn gezicht vertonen. Vergeet niet Von Karajan „der Chef" te noemen tegen te doen. „Der Chef is vandaag te vermoeid. De repetitie was zeer inspan nend. Maar wat wilt u toch weten? Ik kan het u vertellen. Over de moeilijk heden in het bedrijf, zoals die zich in het voorjaar leken voor te doen? Daar van heeft der Chef op een persconfe rentie verslag gegeven. Hij heeft ver klaard welke lijn er gevolgd zal wor den om het stagione-stelsel 'met het en semble-stelsel te combineren." Nou ja, dat zou eventueel ook ter spra ke kunnen komen. Maar de heer Von Karajan van dichtbij: tijdens de repe titie, zijn bezetenheid, waarmee h\J soms zeventig of tachtig decor- en licht- repetifies voor één voorstelling houdt. Zijn jacht op effecten. Zijn autoriteit tegenover de prachtige zelfbewuste mu sici van het Philharmonisch. Hoe moet ik u dit uitleggen, mijnheer de secre taris. „Der Chef heeft voorgeschreven dat niemand uit welke hoek van de wereld hij ook komt, mag worden toegelaten tot de repetities." De heer Von Wattoni zou het wéér vragen, op zijn gezicht zorgvuldig de in druk vermijdend dat hij het antwoord al wist. Hoeveel Weense grootheden „Der Chef", dat is een van de eer ste dingen die je worden bijgebracht. Men mag in het Operagebouw niet zomaar spreken van de heer Von Kara jan, of iets dergelijks, maar van „der Chef" Het behoort bij de mythe, de nim- Naar verscheidene beroemde voorbeelden bouwde in de vorige eeuw de der Nüll het Operagebouw. van Nederlandse afkomst zijnde architect Van bus van romantiek om de Weense Ope ra. Ei is immers geen Opera als de Weense; gee,n glanzender kunsttempel dan dit paleis vol goud, fluweel en kristal. Er is geen stad in de wereld met zoveel muziek als het Wenen met zijn aanbeden genieën der tomkunst. Er is geen heerlijker Operapubliek dan het Weense, dat zjjn bloed verwarmt aan de klanken uit de orkestDak en van het toneel. En geen diriger.tenpo- dium geniet meer eer dan de p;aats waar Gustav Mahler en Richard Strauss hur grote jaren met de dunne baton vierden. Bij de veelzijdigheid van We nen steekt de Milanese Scala al als folklore, flamboyant weliswaar maar te zeer Italiaans om helemaal Europees :e kunnen zijn. Tegen zeven uur 's avonds Dr-gint bi) de ingangen de parade die al jen voor stelling op zichzelf is: de heren liefst n smoking, de dames tere wolken parfum - in elegante toiletten met de behaaglijke weelde van nerz en zwane- dons. Bij de „Bühne-poorten" wachten steevast juichensbereide jongelui op hun favorieten. Men herkent vier, vi)f solisten, hun namen wereldvermaard, die bij de ingang onder de galenjbogen arriveren alsof ze opkomen op het to neel Ze glimlachen even, maat laten zich zelden ophouden. „Der Chef krijgt men niet te zien: toch verschijnt hij in de orkestbak terwjjl men zeker weet dat hjj nog geen half uur in het gebouw is. Komst en vertrek van Von Karajan zijn vaste geheimzinnige gebeurtenis sen Men moet het ontdekken, plotse ling. op afgesproken momenten gaan aan de achterkant van het Operage bouw de hoge deuren van d" ten-poort open en onmiddellijk daarna komt er een zwarte Citroen aanrijden die naar binnen verdwijnt. Wie het weet zal in de wagen Herhert von Karajan herkennen, niet zelden in het gezel schap van zijn mooie echtgenote, een vroegere mannequin. Hem moet ik hebben. De potsierlijk uitgedoste brandweerlieden met hun bijlen in de couloirs, de Frans spreken de uniformdragers die m;j naar d< loge plaats geleiden, het oronkende, toch eerbiedige, stemmige publiek kunnen slechts vluchtige interesse oproepen Zo ook de zangers en instrumentalisten die men later terugziet bij Sacher ,f in het Operncafé. Er zijn soms beroemdheden bij, die dezelfde avond voor hun gast rol zes- a zevenduizend gulden hebben ontvangen, namen die begripswerelden zijn voor iedere liefhebber. Maar het blijft rnjj te doen om „der Chef". Zijn artistieke opvattingen wor den vaak betwist, zijn beleid roept Een omspannen orkestdictator tijdens een grammofoonopname Philharmoniker. Weense weerstanden op, maar hij is de onaan tastbare. Oostenrijk schrok hevig toen hj in februari zijn ontslag indiende, omdat hvj geen vrijheid meer zou heb ben voor zijn sterrensysteem. Het over stelpte hem met privileges om hem te behouden. En nu is hij absoluut heerser aan de Ring Introdukties kunnen mij weinig op weg helpen. Van de bondskanselarij naar het Staatsoperabestuur, van de theater directeur Ernst August Schreiner, via de secretaresse naar de privésecreta- ris André von Wattoni De heer Von Wattoni is verre van bits. Hij kan mij alles van de „Chef" vertellen. Her- bert Von Karajan, 54 jaar, geboren in Salzburg, dirigent in Ülm, Aken en daarna in Berlijn als opvolger van Furt- wangler, triomfen in de Scala, in Salz- ourg, in New York, Bayreuth etc. Ja, Ja, danke schön. Verder dan de heer Von Wattoni kom ik niet Maar hjj zal het gaan vragen of der Chef voor de bezoeker uit Nederland een uitzondering wi] maken. Morgen zou hjj het weten. Maar het kon morgen met. Overmor gen dan? Ja, dan waarschijnlijk. Doch toen had de repetitie te lang geduurd en moest der Chef hoognodig weg. Vele uren verstreken nutteloos in he' kan toor- en magazjjnencomplex achter de Bühne. Musici, balletmeisjes, admini strateurs, kortom de bi)na achthonderd personeelsleden van de Staatsopera zal ik voor de voeten hebben gelopen Al leen niet de alom aanwezige maar onzichtbare Von Karajan. Aan het eind dook telkens de grijsgelokte heer Von Wattoni op, te veel gentleman om lelijk had ik niet kunnen interviewen tijdens mijn tochten van en naar de Opera, langs winkels met portretten van Von Karajan, met grammofooi platenhoezen van Von Karajan; en tijdens hef anti chambreren in wachtkamers met mu ziektijdschriften, Festspielprogramma's, theateragenda's met Von Karajan? Maar ik ging, want tussen één en twee zou de repetitie geëindigd zijn, en voor de zwarte auto uit de requisietenopslag- plaats reed, zou het moeten gebeuren. Men had mij weliswaar gezegd dat de dirigent bij de voorbereiding ;an een première geestelijk en licham -1 ij'k zo to taal door zijn werk in neslag witrdt ge nomen, dat hij geen afleiding of onder breking verdraagt. Ik ging, hopend op de wel eens verkondigde inconsequente aaru der Weners, waardoor hef onmo gelijke soms mogelijk 's, zoals nok hier klaai blijkelijk, waar muziek geboren wordt tussen de omheiningen der bu reaucratie, waar de 19e-eeuwse Roman tiek nog levend is m de afgodische ver eringen voor de succeskunstenaar En .ineens stond hij er. v'rij lang, slank, grijzend, naar achteren stekend haar, een wat grimmig, gegroefd ge zicht „geen blitzfoto's" - gevoe lige lippen, ver van de bijna extatiscne glimlach die hij soms voor nel orkest vertoont, afwezige, lichte ogen En inderdaad vermoeid, dai moesl ik de heer Von Wattoni erkennen Hij had zijn lijfwacht om van het spreken ontheven te zijn, enfin er was geen aardigheid meer aan „Later zal het wel eens Kunnen." HENK SUÈR

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1962 | | pagina 9