IlS
Door aangetrouwde familie en buren:
NIJVERHEIDSONDER WIJS LIJKT
EEN BEDRIJVIGE MIERENHOOP
Met een half miljoen leerlingen en
ongeveer 30.000 docenten op weg
naar wezenlijke vernieuwing
Catot Subroto overleden
Een fel anti-communistische figuur
|I
Tegenstelling
Intelligentie
Probleem
TWEEDE MAN VAN INDONESISCHE LANDMACHT
ZATERDAG 23 JUNI 1962 PAGINA 9
igiïï»***-
Het bericht uit Djakarta dat
de tweede man van de Indo
nesische landmacht, gene
ral Gatot Subroto, in de ouder
dom van 58 jaar is overleden, zal
diet alleen veel Indonesiërs maar
ook veel Nederlanders getroffen
"ebben. Gatot Subroto immers
had veel Nederlandse vrienden,
die hij nimmer heeft verloochend,
^ok toen na de aanvankelijk goe
de start bij de souvereiniteits-
overdracht in december 1949 de
^erhouding tussen Indonesië en
^ederland al slechter werd, bleet
~atot Subroto de contacten met
Zijn Nederlandse vrienden onder
houden. Zijn voorliefde voor het
gezelschap van Nederlanders op
Recepties e.d. was algemeen be-
*5ond. In Indonesië was hij boven
dien zo geacht, dat men dit van
hem accepteerde.
ztebtteT„hee" vooral de u-s- n°g o»
Op woensdag 21 juni a.s.
wordt in het Casino te
's-Hertogenbosch het 10-
jarig bestaan gevierd van de
Bond voor r.-k. Nijverheidson
derwijs. Het jubileum van deze
bond geeft ons aanleiding de
aandacht te vestigen op de in
vele opzichten opmerkelijke
ontwikkeling van het nijver
heidsonderwijs na de oorlog.
4 ---*§»»*»
1 ■-»£?.«■*»■. 4';;
SS ffilBMSSH
mm*-'?
Gatot Subroto was een heel bijzon
dere figuur in net Indonesis. he le
ger Evenals generaal Nasution was
afkomstig van het vooroorlogse
^NIL. Nasution bracht het voor de
oorlog met zijn middelbare opleiding
ï0t vaandrig. Gatot Subroto die al
teen lagere school had tot sergeant-
jhaioordestijds een hele prestatie.
fHerbij dient meteen aangetekend te
gorden dat Gatot Subroto jen stuk
ouder was dan Nasution; hi1 was
®lëenlijk de enige oudere hoge offi-
ojei in het Indonesische leger, en
"te gezag had nij stellig in belang-
f'JKe mate aan zijn .eefti.id te dan-
Ken. Er was misschien geen figuur
waartegen de Indonesische officieren
manschappen zo opzagen als te-
deze Gatot Subroto, die enerzijds
zUn ondergeschikten uiterst va
derlijk was, maar anderzijds stond
op stiptheid, correct optreden en hard
aanpakken, en die 'edereen die daar
niet voor zorgde ongenadig kon uit
vloeken. Dat vloeken had hij nog bij
het KNIL geleerd.
Dezelfde Gatot Subroto kan uiterst
hard zijn. Hard, als het erom ging ben-
den aan te pakken. Hard ook het
om communisten ging, want die haat
te hij intens. Bij de onderdrukking van
de communistische opstand in Madiun
speelde Gatot Subroto een grote rol.
En toen bij de Nederlandse tweede po
litiële actie de leiders van die opstand
(mensen als Sjarifuddin, Daiusman,
Setiadjid) door de regering in Djokja
karta werden losgelaten, omdat men
vond dat nu alle Krachten tegen de
aanvallende Nederlandse troepen ge
richt moesten worden, was bet Gatot
Subroto die hen weer deed oppakken
en liquideren. Hij achtte het commu
nistische gevaar op lange terrmin gro
ter dan het Nederlandse.
Na de souveremiteitsovei dracht
werd Gatot Subroto (toe 1 nog
kolonel) eerst territoriaal com
mandant van Midden-Java, later
van Oost-Indonesië. Op 17 oktober 1952
was hij een van de kolonels tie deel
namen aan de 17 oktoberaffaire, destijds
bedoeld om president Soeka'no te
dwingen het benoemde parlement naar
huis te sturen en verkiezingen te doen
houden. Het was een actie, die stellig
ook tegen president Soekarno zelf ge
richt was, al is dat officieel nooit uit
de doeken gedaan. Soekarno zwichtte
destijds even, maar was de kolonels
toch te handig af. Zo werd Gatot Su
broto afgezet door zijn tweede man in
Makassar, overste Warouw, die op de
hand van Soekarno was. Elders ge
beurden soortgelijke vanuit Jjakarta
geïnstigeerde dingen. Voor Gatot ,Su-
brotr brak een ambteloos tijdperk aan.
In geen ander land zou net waarschijn
lijk mogelijk zijn geweest, dat hij na
derhand met promotie terugkeerde in
het leger als sous-chef-staf van de
landmacht. Trouwens, Nasution. die
ook bij de 17 oktoberaffaire betrokken
was geweest, werd chef-staf. Ein Wa
rouw, in een later staaium opstande-
ling...
Gatot Subroto had zijn les geleerd in
1952. Hij heeft zich nooit meer met de
binnenlandse politiek in Indonesië be
moeid, maar zich voortaan ot het
standpunt gesteld Jat een militair al
leen maar orders had uit te voeren.
Gatot Subroto had een aantal uit
gesproken eigenscnappen: hij was
trouw, eerlijk, oprecht, recht'ijnig in
zijn gedachtegang. Hij was ook in
nerlijk beschaafd, al kon hij net vloe
ken niet laten. En op zijn gebrekkige
schoolopleiding was heel wat studie
gevolgd. En voor alles was hij een
uitstekend militair, een van lie goe
de ouderwetse die zich niet met de
Eolitiek bemoeien maar alleen maar
evelen uitvoeren. Met natuurlijk
tooh nog wel wat eigen initiatief ook
Uiteraard vraagt men zich al of de
dood van Gatot Subroto zijn weerslag
zal hebben op het Indonesische leger.
Ook al was hij maar de tweede mdn
hij genoot stellig meer aanzien dan
Nasution. Hij was geliefd en geacht b
al zijn ondergeschikten Zal bet ve.
dwijnen van deze scherp anti-commu
nistische figuur met zijn grote ovei
wichi de communisten wind in de zei
len geven? Het behoeft niet waai te
zijr. Er zijn meer anti-communisien in
Indonesië, en zeker in de legei leiding.
Of zijn dood werkelijk invloed zal heb
ben. moeten we afwachten. Het valt
van een afstand /.o moeilijk te bezien.
Maar heel veel officieren en manschap
pen van het Indonesische leger zullen
zijn vertrouwde gezette figuur met
baard stellig missen. Er de Nederlan
ders die zijn vrienden waren '.er daai
waren ook hoge officieren van wijlen
de Nederlandse Militaire Missie onderi
ook
Dat is eigenlijk het gekke van de
ontwikkeling tussen Indonesië en Ne
derland. Er is nog altijd zo omzettend
veel onderlinge vriendschap en waar
dering van mens tot mens. Ook ..u nog,
infiltraties en alles ten snijt, is iet mo
gelijk aan een man als Gatot Subroto
met achting en verdriet over zijn ver
soheiden terug te denken.
C. H. SCHAAP.
Tekenen voor de akte Nr. Een lerares met deze akte is bevoegd les te geven in
vervaardigen van fijn huishoud- en lijfgoed aan scholen voor lager, uitgebreid
ger en middelbaar nijverheidsonderwijs voor meisjes.
Eenvoudig timmer- en pleisterwerk op de lagere technische school.
In een gedenkschrift, dat het vorig
jaar werd uitgegeven bij het eeuw
feest van de eerste „Ambachts
school voor de arbeidende klasse"
te Amsterdam (tevens de eerste school
van die aard voor ons land) kan men
lezen over de goedbedoelde bezorgdheid,
waarmee de leerlingen uit de „werkende
stand" in de jaren 1860 omringd werden.
Men moest het de jongens niet te ge
makkelijk maken. Zij dienden te leren
hoe zich te behelpen. Vandaar dat ze in
hun lokalen zitbanken zonder rugleunin
gen kregen. Vakanties kende de am
bachtsschool in het begin helemaal niet.
Werkjongens moesten geen vakantie
hebben „omdat ook later als zij op
werkplaatsen zijn, geen vakantie hun zal
worden gegeven." Toen er in een vol
gend stadium toch vakanties ingevoerd
moesten worden zag men zorgvuldig toe
op de duur: „Langdurige vakanties be
horen op scholen ter opleiding van am
bachtslieden volstrekt niet thuis; men
doet er de jongens inderdaad geen dienst
mee." Wel bewees men de leerlingen
een dienst met het verstrekken van
blauwe kielen; tot het uniform behoor
den ook petten met een monogram.
Uit dergelijke details proeft men de
sfeer van het ambachtsonderwijs van de
vorige eeuw. Het terrein van de vak
opleiding was na de gildetijd vrijwel
braak blijven liggen. De werkende
stand was afgezakt tot een laag peil.
Bezorgd over deze ontwikkeling kwam
een groepje kleine werkbazen tot de op
richting van een school, die het am
bacht weer omhoog moest brengen.
Men behoeft geen grondige kenner van
het huidige nijverheidsonderwijs te zijn
om het verschil aan te voelen tussen
die vaderlijk bestuurde oude ambachts
school en een l.t.s. in onze tijd. Toch
zijn er ook gemeen schappelijke trekken,
die niet minder het signaleren waard
zijn. Daar is vooreerst het bij de op
richters dezer school aanwezige inzicht,
dat de ambachtsschool geen volleerde
vaklieden zou kunnen afleveren; zij had
tot doel de leerlingen deskundige leiding
te geven bij de eerste stappen op de weg
naar het vakmanschap. Ten tweede
valt het op, dat die oude school direct
in haar leerplan ruimte heeft gemaakt
voor het voortgezet lager onderwijs. Aan
rekenen, vormleer, schrijven, Neder
landse taal, oordeelkundig lezen enz.
werd goed aandacht geschonken. Men
heeft destijds aan de vormende waarde
van deze vakken nog niet de betekenis
van nu toegekend, maar ze maakten in
ieder geval een wezenlijk onderdeel uit
van de eerste programma's.
Het nijverheidsonderwijs van van
daag weet wederom, dat het
om met een voorbeeld te spreken
een leerling niet af kan leveren
als bankwerker, maar dat het hem moet
voorbereiden tót bankwerker. En wat de
algemene vorming betreft; men is na de
oorlog het belang hiervan steeds duide
lijker gaan inzien. Niet alleen overwe
gingen van ethische en culturele aard
hebben tot dit inzicht gevoerd, maar
ook de nuchtere realiteit van de maat
schappelijke ontwikkeling.
In de loop van haar bestaan kreeg de
ambachtsschool er steeds meer vakken
met steeds meer feitenkennis bij. Zij
moest voor alle mogelijke beroepen op
leiden. Nu echter de ambachtelijke vak
ken met een min of meer statisch ka
rakter verdwijnen en vervangen worden
door functies in het productieproces,
functies, die veranderen met de ontwik
keling van de techniek men denke
aan de invloed van de mechanisering en
automatisering nu heeft die ver door
gevoerde vakopleiding weinig zin meer.
Een halve eeuw geleden was het nog
mogelijk het werk van een vakman op
een bepaald terrein precies te omschrij
ven. Thans weet noch de leerling of zijn
ouders, noch de school, noch zelfs de
toekomstige werkgever wat de jongen,
die straks volwassen zal zijn, voor werk
zal doen. De automatisering schept
nieuwe functies voor het regelen van de
machinaal verlopende produktiepr'oces-
sen. Het gebruik van steeds gecompli
ceerder machines vraagt ook nieuw ge
specialiseerde onderhoudsvaklieden enz.
Alleen al bij de Hoogovens zijn meer dan
duizend functies te onderscheiden. In
deze situatie is er geen sprake van, dat
de school iemand rechtstreeks voor een
bepaalde arbeid zou kunnen opleiden.
Het onderwijs moet er zich toe beperken
een basis te leggen kennis van al
gemene technische grondbeginselen
voor het uitoefenen van sterk variërende
functies.
Het gaat in onze tijd minder om de
bewerkingsvaardigheid en meer
om inzicht in het technisch ge
beuren, meer ook om karakter-
kwaliteiten als verantwoordelijk
heidsgevoel e.d. Ook het vakmanschap-
nieuwe stijl blijft nauwkeurigheid eisen.
De leerling moet dus voldoen aan be
paalde normen. Als de school een basis
legt, dan wil dat niet zeggen, dat zij
kan volstaan met een vage algemene
vorming. Zij staat voor de moeilijke
taak mensvorming te geven in een
technische basisopleiding.
Nog altijd neemt de vakkennis in het
nijverheidsonderwijs een dominerende
plaats in, maar in het algemeen mag
men toch wel zeggen, dat de tegen
stelling tussen algemeen vormend en
vakonderwijs aanmerkelijk minder
scherp is dan vroeger. Dit komt ook
tot uitdrukking in de conceptie van de
Mammoetwet, die het gehele voortgezet
onderwijs in één wettelijke regeling bij
een brengt.
Het element van de algemene vor
ming speelt ook een bijzonder belang
rijke rol in het nijverheidsonderwijs
voor meisjes. De nijverheidsscholen,
voortgekomen uit de kook-, naai- en
industriescholen van vroeger, hebben
bij de verlenging van de leerplicht een
grote toevloed van leerlingen gekregen.
Voor vele meisjes is de primaire nij
verheidsopleiding het laatste onderwijs,
dat ze krijgen.
Er is dan ook na de oorlog veel werk
van gemaakt om te voorkomen, dat
dit onderwijs slechts beperkt zou blij
ven tot het aanleren van theoretische
kennis en van vaardigheden als naaien,
koken enz. Onder het motto „met
hoofd, hart en hand" tracht men de op
leiding in haar geheel te richten op de
algemene vorming.Wanneer men zegt,
dat aan de leerlingen vorming wordt
gegeven of dat zij gevormd worden,
dan is dat eigenlijk niet de juiste for
mulering. Men wil de meisjes de ge
legenheid geven hun eigen vorm te
vinden.
Er is na de oorlog in het n.o. een
sterke vernieuwingsdrang aan de
dag getreden. Het bleef niet bij
vage intenties, maar er kwamen
ook concrete veranderingen tot stand.
Daar is bijvoorbeeld aan de lagere
technische scholen de invoering van een
eerste voorbereidend jaar, in de wan
deling „algemeen jaar" genoemd. De
jongen, die van de lagere school komt,
is aan vakarbeid nog niet toe. In het
algemene jaar krijgt hij wel met de
techniek te maken, maar nog niet met
echte vakeisen. Men ontwikkelt zijn in-
zicht, materiaalgevoel, zijn praktische
kijk op technische situaties enz. Met
zijn algemene vorming gaat een be-
De leraar legt het hoe en waarom uit.
]1 If et het noemen van de leraren
l/l komen we aan een sleutelpro-
i T A bleem in de sector van het nij
verheidsonderwijs: de opleiding
en vorming van de docenten. Daarbij
doen zich problemen van technische
aard voor: de leraar is zelf gevormd
tot vakman van zijn tijd en hij moet
zijn leerlingen voorbereiden op een
technische wereld, die er in menig op
zicht geheel anders uit zal zien.
Nog moeilijker is het te voldoen aan
de groeiende eis van een pedagogisch
gericht beroepsonderwijs. De docent
moet niet alleen vakman, doch ook cul
tuurdrager en opvoeder zijn. Een
O.K.W.-brochure, die afgestudeerden
van de h.t.s. opwekt leraar te worden,
legt de nadruk juist op de medewerking
aan de vorming van jonge mensen. Die
pedagogische kant van de lerarenoplei
ding acht men in de kringen van het
n.o., vooral van het jongensonderwijs,
nog onvoldoende verzorgd. Bij de dis
cussie over de Mammoetwet komt ook
dit punt aan de orde.
De kwaliteit van de docent zal de
kwaliteit van het nijverheidsonderwijs
bepalen. Wanneer ouders hun kind niet
naar een l.t.s.; maar naar de ulo stu
ren, dan is dit vaak terug te voeren
op een kwestie van levensstijl. Men
heeft van de school, die men nog altijd
als „ambachtsschool" beschouwt geen
hoge verwachtingen.
Wie de juwelen van scholen ziet die
het n.o. er de laatste jaren bij heeft
gekregen, constateert een opmerkelijke
materiele vernieuwing. Wie de verande
ringen in het onderwijs zelf nagaat
maakt kennis met een niet minder op-
üe Do&6 hTUWe, geestelijke oriëml-
tie. Doch het verleden laat zich niet
zo gemakkelijk uitvlakken.
schooi Amsterdamse ambaehts-
dem£ i,7 stem cl voor de „arbei-
al£uL{? iiS<V ZlJ moest onverbiddelijk
teerlingen, „die als jongeheer
konden worden aangemerkt". Iets van
Tftehgen. Maar in een land, dat in
ai zgn industrialisatienota's spreekt van
?™D°?tnemende behoefte aan technici,
metaalbewerkers enz., zullen zekere
jongeheertjes toch ooi; de weg naar
ueze school moeten vinden. Het nijver
heidsonderwijs van zijn kant heeft z'n
nieuwe stijl nog niet geheel gevonden,
maar het groeit er onmiskenbaar naar
toe.
TON ELLAS
roepsoriëntatie gepaard, die het hem
mogelijk maakt zijn verdere richting
beter te kiezen. Drie op de vier scholen
hebben thans zo'n algemeen jaar. Als
men het niet heeft is zulks een gevolg
van een tekort aan ruimte en/of per
soneelsgebrek.
Het algemeen jaar is een sprekend
voorbeeld van de nieuwe oriëntatie in
het nijverheidsonderwijs. Met een be
schrijving van het vele vernieuwings-
werk', dat na de oorlog verzet is door
breed opgezette commissies en met een
opsomming van de publikaties, gewijd
aan allerlei vraagstukken in het n.o
zouden gemakkelijk enkele kranten te
vullen zijn. ƒ.700.000 uit Marshall-ge!
den werden gestoken in applicatiecur
sussen voor de docenten.
De dynamiek in het nijverheidson
derwijs is uit de aard van dit
onderwijs niet los te zien van de
dynamiek in het maatschappe
lijk leven. Men móét wel rekening
houden met de ontwikkelingen in hef
bedrijfsleven. Daarmee is echter niel
het laatste woord gezegd. De belangen
van het bedrijfsleven kunnen het on
derwijs geen pedagogische basis geven
De school heeft meer te doen dan
werkkrachten te leveren. Zij moet men
sen vormen.
In het spanningsveld tussen zedelijke
doeleinden en maatschappelijke eisen
is de laatste jaren een interessante ont
wikkeling op gang gekomen. Men
streeft ernaar de leerlingen onderwij
te geven, dat zoveel mogelijk is aan
gepast aan hun capaciteiten, til dit ver
band verdient vermelding het „drie
stromenplan", dat de l.t.s.-leerlingen
in groepen van meer-, normaal- en
minderbegaafden een basisvorming wil
geven voor verschillende functiegroe
pen in de bedrijven. Deze driedeling
vormt in het klassikale systeem van
het n.o. een belangrijk vernieuwings
element. Terloops is het wel een ver
melding waard, dat de oude Amster
damse ambachtsschool in haar klassen
ook al differentiaties voor verschillen
de leerlingengroepen kende.
Voor het meisjesonderwijs is men
eveneens doende een differentiatie naar
intelligentie en belangstellingsrichting
aan te brengen. Na net brugjaar wil
men de meisjes een A-, B- of C-richting
laten kiezen. Met de A-richting nadert
men het niveau van de driejarige
school voor middelbaar algemeen voort
gezet onderwijs (m.a.v.o.). In de B-
richting komt het accent meer op de
praktische vakken te liggen. In het
derde jaar vindt in de B-richting nog
een verdere uitsplitsing plaats: huis
houdelijke vakken, naaldhakken en
leerling-verkoopsters (die de nieuwe
v.g.l.o.-sehool, de school voor lager eco-
nomisch-administratief onderwijs, óók
wil opleiden maar dit twistpunt laten
we nu maar rusten). De C-richting is
bestemd voor de minstbegaafden. Ze
zal ook meisjes, die maar vijf klassen
van de lagere school hebben gevolgd
een mogelijkheid tot huishoudelijke vor
ming bieden, aansluitend op twee of
drie jaar huishoudonderwijs.
Differentiatie is bij het nijverheids
onderwijs, zowel voor jongens als
voor meisjes, bijzonder gewenst
omdat de intelligentie van de
leerlingen hier meer dan bij welke an
dere tak van onderwijs ook uiteen blijkt
te lopen.
De lagere school let bij haar selectie
voor de verschillende soorten van voort
gezet onderwijs hoofdzakelijk op de the
oretische intelligentie of wat daarvoor
doorgaat: het geheugen. De leerlingen,
die niet aan de norm van een zekere
ontwikkeling van het theoretisch denken
voldoen, worden naar de nijverheids
scholen verwezen.
Dit wil evenwel niet zeggen, dat bij
voorbeeld de l.t.s. louter „domme"
leerlingen heeft. Er komen op deze
school ook zeer intelligente jongens,
Een leerling boort gaten in een beugel.
maar wel te verstaan: jongens met een
hoge praktische intelligentie. Daarnaast
heeft de school ook leerlingen met een
geringe praktische intelligentie. Er
moet dus geselecteerd worden.
Bij een goede selectie zou het rende
ment verhoogd moeten kunnen worden.
Dit is wel zeer wenselijk want op het
ogenblik brengt van de jongens, die op
de l.t.s. komen niet meer dan de helft
het inderdaad tot vakman.
Aan de andere kant kan ook de toe
voer naar de lagere technische scholen
verbeterd worden. Men hanteert langs
de lijn van gymnasium, h.b.s., u.l.o., nij
verheidsonderwijs, v.g.l.o. nog te veel
een ongelukkig afvaisysteem, volgens
hetwelk de middelmatige en zwakke
leerlingen voor het n.o. bestemd zijn.
Er zjjn goede leerlingen, die zich veel
beter kunnen ontplooien op een l.t.s.
dan op een ulo en bovendien is van
niet gering belang, dat in het verlengde
van de lagere technische school (de
vroegere ambachtsschool) de uitgebrei
de technische school (een nieuw niveau)
en de hogere technische school (de
h.t.s. vroeger m.t.s. geheten) liggen. Er
zijn thans nog zekere barrières
extra cursussen, examens en schakel
klassen te nemen voor de overgang
van het lager - via het middelbaar - naar
het hoger technisch onderwijs, maar
de Mammoetwet zal de mogelijkheid
tot doorstroming verbeteren.
In het algemeen heeft men in de
kringen van het nijverheidsonderwijs
heel wat meer waardering voor de
Mammoetwet dan in andere secto
ren van het onderwijs. Er zijn ook op
het terrein van het beroepsonderwijs
zekere moeilijkheden en bezwaren,
maar men verwacht toch wel, dat
daarvoor een oplossing te vinden is en
men apprecieert de nieuwe mogelijk
heden, die het wetsontwerp wil bieden.
Zo zal bijvoorbeeld voor de meisjes
straks op de genoemde A-richting aan
sluiten een driejarige vooropleiding tot
lerares (op een aantal scholen reeds
experimenteel aan de gang)de oplei
ding tot kinderverzorgster en die tot
inrichtingsassistente.
Een van de vele bijlagen van de
Mammoetwet geeft een levendig beeld
van de enorme bedrijvigheid, die op het
terrein van het nijverheidsonderwijs
wordt ontwikkeld. Er zijn veertien pagi
na's nodig voor de opsomming van
alle mogelijke scholen, opleidingen
en cursussen, van stratenmaker tot ra
darnavigator, van serveerster tot huis
vrouw ten plattelande.
Het nijverheidsonderwijs met zijn
aangetrouwde familielid, het leerlin
genstelsel, en zijn buren, de vormings
instituten, geeft het beeld van een mie
renhoop vol bedrijvigheid. De gebou
wen van het n.o. moeten wel de meest
gebruikte scholen zijn, soms van 's mor
gens half acht tot 's avonds elf uur.
Bij alle aandacht voor gymnasium,
h.b.s., m.m.s. en u.l.o. is men zich van
de omvang van het n.o. wel eens te
weinig bewust. Ongeveer 37 pet van
de jongens en rond 40 pet van de meis
jes gaat na de lagere school naar het
nijverheidsonderwijs (lagere technische
scholen, huishoudscholen, landbouw-
huishoudscholen)In het schooljaar
1960-1961 telde het jongensonderwijs een
kleine 238.000 en het meisjesonderwijs
ruim 232.000 leerlingen. Het ministerie
van O., K. en \Y. heeft een hoofdafde
ling, waarin meer dan honderd mensen
voor het n.o. werkzaam zijn. Het aan
tal bij dit onderwijs betrokken docenten
is circa 30.000.