IlS Door aangetrouwde familie en buren: NIJVERHEIDSONDER WIJS LIJKT EEN BEDRIJVIGE MIERENHOOP Met een half miljoen leerlingen en ongeveer 30.000 docenten op weg naar wezenlijke vernieuwing Catot Subroto overleden Een fel anti-communistische figuur |I Tegenstelling Intelligentie Probleem TWEEDE MAN VAN INDONESISCHE LANDMACHT ZATERDAG 23 JUNI 1962 PAGINA 9 igiïï»***- Het bericht uit Djakarta dat de tweede man van de Indo nesische landmacht, gene ral Gatot Subroto, in de ouder dom van 58 jaar is overleden, zal diet alleen veel Indonesiërs maar ook veel Nederlanders getroffen "ebben. Gatot Subroto immers had veel Nederlandse vrienden, die hij nimmer heeft verloochend, ^ok toen na de aanvankelijk goe de start bij de souvereiniteits- overdracht in december 1949 de ^erhouding tussen Indonesië en ^ederland al slechter werd, bleet ~atot Subroto de contacten met Zijn Nederlandse vrienden onder houden. Zijn voorliefde voor het gezelschap van Nederlanders op Recepties e.d. was algemeen be- *5ond. In Indonesië was hij boven dien zo geacht, dat men dit van hem accepteerde. ztebtteT„hee" vooral de u-s- n°g o» Op woensdag 21 juni a.s. wordt in het Casino te 's-Hertogenbosch het 10- jarig bestaan gevierd van de Bond voor r.-k. Nijverheidson derwijs. Het jubileum van deze bond geeft ons aanleiding de aandacht te vestigen op de in vele opzichten opmerkelijke ontwikkeling van het nijver heidsonderwijs na de oorlog. 4 ---*§»»*» 1 ■-»£?.«■*»■. 4';; SS ffilBMSSH mm*-'? Gatot Subroto was een heel bijzon dere figuur in net Indonesis. he le ger Evenals generaal Nasution was afkomstig van het vooroorlogse ^NIL. Nasution bracht het voor de oorlog met zijn middelbare opleiding ï0t vaandrig. Gatot Subroto die al teen lagere school had tot sergeant- jhaioordestijds een hele prestatie. fHerbij dient meteen aangetekend te gorden dat Gatot Subroto jen stuk ouder was dan Nasution; hi1 was ®lëenlijk de enige oudere hoge offi- ojei in het Indonesische leger, en "te gezag had nij stellig in belang- f'JKe mate aan zijn .eefti.id te dan- Ken. Er was misschien geen figuur waartegen de Indonesische officieren manschappen zo opzagen als te- deze Gatot Subroto, die enerzijds zUn ondergeschikten uiterst va derlijk was, maar anderzijds stond op stiptheid, correct optreden en hard aanpakken, en die 'edereen die daar niet voor zorgde ongenadig kon uit vloeken. Dat vloeken had hij nog bij het KNIL geleerd. Dezelfde Gatot Subroto kan uiterst hard zijn. Hard, als het erom ging ben- den aan te pakken. Hard ook het om communisten ging, want die haat te hij intens. Bij de onderdrukking van de communistische opstand in Madiun speelde Gatot Subroto een grote rol. En toen bij de Nederlandse tweede po litiële actie de leiders van die opstand (mensen als Sjarifuddin, Daiusman, Setiadjid) door de regering in Djokja karta werden losgelaten, omdat men vond dat nu alle Krachten tegen de aanvallende Nederlandse troepen ge richt moesten worden, was bet Gatot Subroto die hen weer deed oppakken en liquideren. Hij achtte het commu nistische gevaar op lange terrmin gro ter dan het Nederlandse. Na de souveremiteitsovei dracht werd Gatot Subroto (toe 1 nog kolonel) eerst territoriaal com mandant van Midden-Java, later van Oost-Indonesië. Op 17 oktober 1952 was hij een van de kolonels tie deel namen aan de 17 oktoberaffaire, destijds bedoeld om president Soeka'no te dwingen het benoemde parlement naar huis te sturen en verkiezingen te doen houden. Het was een actie, die stellig ook tegen president Soekarno zelf ge richt was, al is dat officieel nooit uit de doeken gedaan. Soekarno zwichtte destijds even, maar was de kolonels toch te handig af. Zo werd Gatot Su broto afgezet door zijn tweede man in Makassar, overste Warouw, die op de hand van Soekarno was. Elders ge beurden soortgelijke vanuit Jjakarta geïnstigeerde dingen. Voor Gatot ,Su- brotr brak een ambteloos tijdperk aan. In geen ander land zou net waarschijn lijk mogelijk zijn geweest, dat hij na derhand met promotie terugkeerde in het leger als sous-chef-staf van de landmacht. Trouwens, Nasution. die ook bij de 17 oktoberaffaire betrokken was geweest, werd chef-staf. Ein Wa rouw, in een later staaium opstande- ling... Gatot Subroto had zijn les geleerd in 1952. Hij heeft zich nooit meer met de binnenlandse politiek in Indonesië be moeid, maar zich voortaan ot het standpunt gesteld Jat een militair al leen maar orders had uit te voeren. Gatot Subroto had een aantal uit gesproken eigenscnappen: hij was trouw, eerlijk, oprecht, recht'ijnig in zijn gedachtegang. Hij was ook in nerlijk beschaafd, al kon hij net vloe ken niet laten. En op zijn gebrekkige schoolopleiding was heel wat studie gevolgd. En voor alles was hij een uitstekend militair, een van lie goe de ouderwetse die zich niet met de Eolitiek bemoeien maar alleen maar evelen uitvoeren. Met natuurlijk tooh nog wel wat eigen initiatief ook Uiteraard vraagt men zich al of de dood van Gatot Subroto zijn weerslag zal hebben op het Indonesische leger. Ook al was hij maar de tweede mdn hij genoot stellig meer aanzien dan Nasution. Hij was geliefd en geacht b al zijn ondergeschikten Zal bet ve. dwijnen van deze scherp anti-commu nistische figuur met zijn grote ovei wichi de communisten wind in de zei len geven? Het behoeft niet waai te zijr. Er zijn meer anti-communisien in Indonesië, en zeker in de legei leiding. Of zijn dood werkelijk invloed zal heb ben. moeten we afwachten. Het valt van een afstand /.o moeilijk te bezien. Maar heel veel officieren en manschap pen van het Indonesische leger zullen zijn vertrouwde gezette figuur met baard stellig missen. Er de Nederlan ders die zijn vrienden waren '.er daai waren ook hoge officieren van wijlen de Nederlandse Militaire Missie onderi ook Dat is eigenlijk het gekke van de ontwikkeling tussen Indonesië en Ne derland. Er is nog altijd zo omzettend veel onderlinge vriendschap en waar dering van mens tot mens. Ook ..u nog, infiltraties en alles ten snijt, is iet mo gelijk aan een man als Gatot Subroto met achting en verdriet over zijn ver soheiden terug te denken. C. H. SCHAAP. Tekenen voor de akte Nr. Een lerares met deze akte is bevoegd les te geven in vervaardigen van fijn huishoud- en lijfgoed aan scholen voor lager, uitgebreid ger en middelbaar nijverheidsonderwijs voor meisjes. Eenvoudig timmer- en pleisterwerk op de lagere technische school. In een gedenkschrift, dat het vorig jaar werd uitgegeven bij het eeuw feest van de eerste „Ambachts school voor de arbeidende klasse" te Amsterdam (tevens de eerste school van die aard voor ons land) kan men lezen over de goedbedoelde bezorgdheid, waarmee de leerlingen uit de „werkende stand" in de jaren 1860 omringd werden. Men moest het de jongens niet te ge makkelijk maken. Zij dienden te leren hoe zich te behelpen. Vandaar dat ze in hun lokalen zitbanken zonder rugleunin gen kregen. Vakanties kende de am bachtsschool in het begin helemaal niet. Werkjongens moesten geen vakantie hebben „omdat ook later als zij op werkplaatsen zijn, geen vakantie hun zal worden gegeven." Toen er in een vol gend stadium toch vakanties ingevoerd moesten worden zag men zorgvuldig toe op de duur: „Langdurige vakanties be horen op scholen ter opleiding van am bachtslieden volstrekt niet thuis; men doet er de jongens inderdaad geen dienst mee." Wel bewees men de leerlingen een dienst met het verstrekken van blauwe kielen; tot het uniform behoor den ook petten met een monogram. Uit dergelijke details proeft men de sfeer van het ambachtsonderwijs van de vorige eeuw. Het terrein van de vak opleiding was na de gildetijd vrijwel braak blijven liggen. De werkende stand was afgezakt tot een laag peil. Bezorgd over deze ontwikkeling kwam een groepje kleine werkbazen tot de op richting van een school, die het am bacht weer omhoog moest brengen. Men behoeft geen grondige kenner van het huidige nijverheidsonderwijs te zijn om het verschil aan te voelen tussen die vaderlijk bestuurde oude ambachts school en een l.t.s. in onze tijd. Toch zijn er ook gemeen schappelijke trekken, die niet minder het signaleren waard zijn. Daar is vooreerst het bij de op richters dezer school aanwezige inzicht, dat de ambachtsschool geen volleerde vaklieden zou kunnen afleveren; zij had tot doel de leerlingen deskundige leiding te geven bij de eerste stappen op de weg naar het vakmanschap. Ten tweede valt het op, dat die oude school direct in haar leerplan ruimte heeft gemaakt voor het voortgezet lager onderwijs. Aan rekenen, vormleer, schrijven, Neder landse taal, oordeelkundig lezen enz. werd goed aandacht geschonken. Men heeft destijds aan de vormende waarde van deze vakken nog niet de betekenis van nu toegekend, maar ze maakten in ieder geval een wezenlijk onderdeel uit van de eerste programma's. Het nijverheidsonderwijs van van daag weet wederom, dat het om met een voorbeeld te spreken een leerling niet af kan leveren als bankwerker, maar dat het hem moet voorbereiden tót bankwerker. En wat de algemene vorming betreft; men is na de oorlog het belang hiervan steeds duide lijker gaan inzien. Niet alleen overwe gingen van ethische en culturele aard hebben tot dit inzicht gevoerd, maar ook de nuchtere realiteit van de maat schappelijke ontwikkeling. In de loop van haar bestaan kreeg de ambachtsschool er steeds meer vakken met steeds meer feitenkennis bij. Zij moest voor alle mogelijke beroepen op leiden. Nu echter de ambachtelijke vak ken met een min of meer statisch ka rakter verdwijnen en vervangen worden door functies in het productieproces, functies, die veranderen met de ontwik keling van de techniek men denke aan de invloed van de mechanisering en automatisering nu heeft die ver door gevoerde vakopleiding weinig zin meer. Een halve eeuw geleden was het nog mogelijk het werk van een vakman op een bepaald terrein precies te omschrij ven. Thans weet noch de leerling of zijn ouders, noch de school, noch zelfs de toekomstige werkgever wat de jongen, die straks volwassen zal zijn, voor werk zal doen. De automatisering schept nieuwe functies voor het regelen van de machinaal verlopende produktiepr'oces- sen. Het gebruik van steeds gecompli ceerder machines vraagt ook nieuw ge specialiseerde onderhoudsvaklieden enz. Alleen al bij de Hoogovens zijn meer dan duizend functies te onderscheiden. In deze situatie is er geen sprake van, dat de school iemand rechtstreeks voor een bepaalde arbeid zou kunnen opleiden. Het onderwijs moet er zich toe beperken een basis te leggen kennis van al gemene technische grondbeginselen voor het uitoefenen van sterk variërende functies. Het gaat in onze tijd minder om de bewerkingsvaardigheid en meer om inzicht in het technisch ge beuren, meer ook om karakter- kwaliteiten als verantwoordelijk heidsgevoel e.d. Ook het vakmanschap- nieuwe stijl blijft nauwkeurigheid eisen. De leerling moet dus voldoen aan be paalde normen. Als de school een basis legt, dan wil dat niet zeggen, dat zij kan volstaan met een vage algemene vorming. Zij staat voor de moeilijke taak mensvorming te geven in een technische basisopleiding. Nog altijd neemt de vakkennis in het nijverheidsonderwijs een dominerende plaats in, maar in het algemeen mag men toch wel zeggen, dat de tegen stelling tussen algemeen vormend en vakonderwijs aanmerkelijk minder scherp is dan vroeger. Dit komt ook tot uitdrukking in de conceptie van de Mammoetwet, die het gehele voortgezet onderwijs in één wettelijke regeling bij een brengt. Het element van de algemene vor ming speelt ook een bijzonder belang rijke rol in het nijverheidsonderwijs voor meisjes. De nijverheidsscholen, voortgekomen uit de kook-, naai- en industriescholen van vroeger, hebben bij de verlenging van de leerplicht een grote toevloed van leerlingen gekregen. Voor vele meisjes is de primaire nij verheidsopleiding het laatste onderwijs, dat ze krijgen. Er is dan ook na de oorlog veel werk van gemaakt om te voorkomen, dat dit onderwijs slechts beperkt zou blij ven tot het aanleren van theoretische kennis en van vaardigheden als naaien, koken enz. Onder het motto „met hoofd, hart en hand" tracht men de op leiding in haar geheel te richten op de algemene vorming.Wanneer men zegt, dat aan de leerlingen vorming wordt gegeven of dat zij gevormd worden, dan is dat eigenlijk niet de juiste for mulering. Men wil de meisjes de ge legenheid geven hun eigen vorm te vinden. Er is na de oorlog in het n.o. een sterke vernieuwingsdrang aan de dag getreden. Het bleef niet bij vage intenties, maar er kwamen ook concrete veranderingen tot stand. Daar is bijvoorbeeld aan de lagere technische scholen de invoering van een eerste voorbereidend jaar, in de wan deling „algemeen jaar" genoemd. De jongen, die van de lagere school komt, is aan vakarbeid nog niet toe. In het algemene jaar krijgt hij wel met de techniek te maken, maar nog niet met echte vakeisen. Men ontwikkelt zijn in- zicht, materiaalgevoel, zijn praktische kijk op technische situaties enz. Met zijn algemene vorming gaat een be- De leraar legt het hoe en waarom uit. ]1 If et het noemen van de leraren l/l komen we aan een sleutelpro- i T A bleem in de sector van het nij verheidsonderwijs: de opleiding en vorming van de docenten. Daarbij doen zich problemen van technische aard voor: de leraar is zelf gevormd tot vakman van zijn tijd en hij moet zijn leerlingen voorbereiden op een technische wereld, die er in menig op zicht geheel anders uit zal zien. Nog moeilijker is het te voldoen aan de groeiende eis van een pedagogisch gericht beroepsonderwijs. De docent moet niet alleen vakman, doch ook cul tuurdrager en opvoeder zijn. Een O.K.W.-brochure, die afgestudeerden van de h.t.s. opwekt leraar te worden, legt de nadruk juist op de medewerking aan de vorming van jonge mensen. Die pedagogische kant van de lerarenoplei ding acht men in de kringen van het n.o., vooral van het jongensonderwijs, nog onvoldoende verzorgd. Bij de dis cussie over de Mammoetwet komt ook dit punt aan de orde. De kwaliteit van de docent zal de kwaliteit van het nijverheidsonderwijs bepalen. Wanneer ouders hun kind niet naar een l.t.s.; maar naar de ulo stu ren, dan is dit vaak terug te voeren op een kwestie van levensstijl. Men heeft van de school, die men nog altijd als „ambachtsschool" beschouwt geen hoge verwachtingen. Wie de juwelen van scholen ziet die het n.o. er de laatste jaren bij heeft gekregen, constateert een opmerkelijke materiele vernieuwing. Wie de verande ringen in het onderwijs zelf nagaat maakt kennis met een niet minder op- üe Do&6 hTUWe, geestelijke oriëml- tie. Doch het verleden laat zich niet zo gemakkelijk uitvlakken. schooi Amsterdamse ambaehts- dem£ i,7 stem cl voor de „arbei- al£uL{? iiS<V ZlJ moest onverbiddelijk teerlingen, „die als jongeheer konden worden aangemerkt". Iets van Tftehgen. Maar in een land, dat in ai zgn industrialisatienota's spreekt van ?™D°?tnemende behoefte aan technici, metaalbewerkers enz., zullen zekere jongeheertjes toch ooi; de weg naar ueze school moeten vinden. Het nijver heidsonderwijs van zijn kant heeft z'n nieuwe stijl nog niet geheel gevonden, maar het groeit er onmiskenbaar naar toe. TON ELLAS roepsoriëntatie gepaard, die het hem mogelijk maakt zijn verdere richting beter te kiezen. Drie op de vier scholen hebben thans zo'n algemeen jaar. Als men het niet heeft is zulks een gevolg van een tekort aan ruimte en/of per soneelsgebrek. Het algemeen jaar is een sprekend voorbeeld van de nieuwe oriëntatie in het nijverheidsonderwijs. Met een be schrijving van het vele vernieuwings- werk', dat na de oorlog verzet is door breed opgezette commissies en met een opsomming van de publikaties, gewijd aan allerlei vraagstukken in het n.o zouden gemakkelijk enkele kranten te vullen zijn. ƒ.700.000 uit Marshall-ge! den werden gestoken in applicatiecur sussen voor de docenten. De dynamiek in het nijverheidson derwijs is uit de aard van dit onderwijs niet los te zien van de dynamiek in het maatschappe lijk leven. Men móét wel rekening houden met de ontwikkelingen in hef bedrijfsleven. Daarmee is echter niel het laatste woord gezegd. De belangen van het bedrijfsleven kunnen het on derwijs geen pedagogische basis geven De school heeft meer te doen dan werkkrachten te leveren. Zij moet men sen vormen. In het spanningsveld tussen zedelijke doeleinden en maatschappelijke eisen is de laatste jaren een interessante ont wikkeling op gang gekomen. Men streeft ernaar de leerlingen onderwij te geven, dat zoveel mogelijk is aan gepast aan hun capaciteiten, til dit ver band verdient vermelding het „drie stromenplan", dat de l.t.s.-leerlingen in groepen van meer-, normaal- en minderbegaafden een basisvorming wil geven voor verschillende functiegroe pen in de bedrijven. Deze driedeling vormt in het klassikale systeem van het n.o. een belangrijk vernieuwings element. Terloops is het wel een ver melding waard, dat de oude Amster damse ambachtsschool in haar klassen ook al differentiaties voor verschillen de leerlingengroepen kende. Voor het meisjesonderwijs is men eveneens doende een differentiatie naar intelligentie en belangstellingsrichting aan te brengen. Na net brugjaar wil men de meisjes een A-, B- of C-richting laten kiezen. Met de A-richting nadert men het niveau van de driejarige school voor middelbaar algemeen voort gezet onderwijs (m.a.v.o.). In de B- richting komt het accent meer op de praktische vakken te liggen. In het derde jaar vindt in de B-richting nog een verdere uitsplitsing plaats: huis houdelijke vakken, naaldhakken en leerling-verkoopsters (die de nieuwe v.g.l.o.-sehool, de school voor lager eco- nomisch-administratief onderwijs, óók wil opleiden maar dit twistpunt laten we nu maar rusten). De C-richting is bestemd voor de minstbegaafden. Ze zal ook meisjes, die maar vijf klassen van de lagere school hebben gevolgd een mogelijkheid tot huishoudelijke vor ming bieden, aansluitend op twee of drie jaar huishoudonderwijs. Differentiatie is bij het nijverheids onderwijs, zowel voor jongens als voor meisjes, bijzonder gewenst omdat de intelligentie van de leerlingen hier meer dan bij welke an dere tak van onderwijs ook uiteen blijkt te lopen. De lagere school let bij haar selectie voor de verschillende soorten van voort gezet onderwijs hoofdzakelijk op de the oretische intelligentie of wat daarvoor doorgaat: het geheugen. De leerlingen, die niet aan de norm van een zekere ontwikkeling van het theoretisch denken voldoen, worden naar de nijverheids scholen verwezen. Dit wil evenwel niet zeggen, dat bij voorbeeld de l.t.s. louter „domme" leerlingen heeft. Er komen op deze school ook zeer intelligente jongens, Een leerling boort gaten in een beugel. maar wel te verstaan: jongens met een hoge praktische intelligentie. Daarnaast heeft de school ook leerlingen met een geringe praktische intelligentie. Er moet dus geselecteerd worden. Bij een goede selectie zou het rende ment verhoogd moeten kunnen worden. Dit is wel zeer wenselijk want op het ogenblik brengt van de jongens, die op de l.t.s. komen niet meer dan de helft het inderdaad tot vakman. Aan de andere kant kan ook de toe voer naar de lagere technische scholen verbeterd worden. Men hanteert langs de lijn van gymnasium, h.b.s., u.l.o., nij verheidsonderwijs, v.g.l.o. nog te veel een ongelukkig afvaisysteem, volgens hetwelk de middelmatige en zwakke leerlingen voor het n.o. bestemd zijn. Er zjjn goede leerlingen, die zich veel beter kunnen ontplooien op een l.t.s. dan op een ulo en bovendien is van niet gering belang, dat in het verlengde van de lagere technische school (de vroegere ambachtsschool) de uitgebrei de technische school (een nieuw niveau) en de hogere technische school (de h.t.s. vroeger m.t.s. geheten) liggen. Er zijn thans nog zekere barrières extra cursussen, examens en schakel klassen te nemen voor de overgang van het lager - via het middelbaar - naar het hoger technisch onderwijs, maar de Mammoetwet zal de mogelijkheid tot doorstroming verbeteren. In het algemeen heeft men in de kringen van het nijverheidsonderwijs heel wat meer waardering voor de Mammoetwet dan in andere secto ren van het onderwijs. Er zijn ook op het terrein van het beroepsonderwijs zekere moeilijkheden en bezwaren, maar men verwacht toch wel, dat daarvoor een oplossing te vinden is en men apprecieert de nieuwe mogelijk heden, die het wetsontwerp wil bieden. Zo zal bijvoorbeeld voor de meisjes straks op de genoemde A-richting aan sluiten een driejarige vooropleiding tot lerares (op een aantal scholen reeds experimenteel aan de gang)de oplei ding tot kinderverzorgster en die tot inrichtingsassistente. Een van de vele bijlagen van de Mammoetwet geeft een levendig beeld van de enorme bedrijvigheid, die op het terrein van het nijverheidsonderwijs wordt ontwikkeld. Er zijn veertien pagi na's nodig voor de opsomming van alle mogelijke scholen, opleidingen en cursussen, van stratenmaker tot ra darnavigator, van serveerster tot huis vrouw ten plattelande. Het nijverheidsonderwijs met zijn aangetrouwde familielid, het leerlin genstelsel, en zijn buren, de vormings instituten, geeft het beeld van een mie renhoop vol bedrijvigheid. De gebou wen van het n.o. moeten wel de meest gebruikte scholen zijn, soms van 's mor gens half acht tot 's avonds elf uur. Bij alle aandacht voor gymnasium, h.b.s., m.m.s. en u.l.o. is men zich van de omvang van het n.o. wel eens te weinig bewust. Ongeveer 37 pet van de jongens en rond 40 pet van de meis jes gaat na de lagere school naar het nijverheidsonderwijs (lagere technische scholen, huishoudscholen, landbouw- huishoudscholen)In het schooljaar 1960-1961 telde het jongensonderwijs een kleine 238.000 en het meisjesonderwijs ruim 232.000 leerlingen. Het ministerie van O., K. en \Y. heeft een hoofdafde ling, waarin meer dan honderd mensen voor het n.o. werkzaam zijn. Het aan tal bij dit onderwijs betrokken docenten is circa 30.000.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1962 | | pagina 9