Een levend konijntje bijna het mooiste speelgoedbeestje f 0 Spionage voor Venus I m KUIFJE IN TIBET DE PELSJAGER Alfredo MOORD in de Apollokliniek De dag der j kampioenen!; Dikke Madelonnetje Kuifje! Uitgifte bedrijven in Oostelijk Flevoland ZATERDAG 14 JULI 1962 PAGINA 15 dooi HERGE Ik ben het, Kuifje W Maar je bent ziek...Je beeft van de koortsKom Korn vlug Trek mijn Anorak aan en wij vertrekken Ik wist dat ik je uiteindelijk zou terug vinden ...Ha IVat ben ik gelukkig I Kuifje '....Msjijeens ivisr hoe vaak ik aan jou qedacht heb. onn^ogelg DE AVONTUREN VAN KUIFJE EN BOBBY Copyright Casferman Tchang ....Mijn. arme kleine Tchang.' Ik heb de kracht niet meer om mg te bewegen...En als hg terug komt... Er is geen gevaar. Een van mgn vrienden staat bui ten bij het minste alarm zal hg fluitenKom, kom mee! ERIC DÉ NOORMAN 7. De meelijwekkende gestalte, die daar door de sneeuwstorm voort- worstelt naar de burcht van Eric de Noorman, is niemand anders dan Axe. Zijn kleding is gescheurd, zijn wapens zijn verdwenen en hijzelf is bijna ziek van uitputting. Zijn paardje is er al niet veel beter aan toe. Knipperend tegen het verblindende wit van de sneeuw staart de boog schutter hijgend naar de burcht, die vaag door de jagende sneeuw zicht baar is. De in een dikke berenmantel gehulde wachter op de borst wering houdt de pas in en luistert scherp, terwijl hij met zijn ogen de witte mist poogt te doordringen. Ja, daar klinkt het weer, die ijle schreeuw, als van een mens in nood. En daar ontwaart hij een schim mige gedaante, die wanhopig met de armen zwaait en dan plotseling in de sneeuw verdwijnt. Haastig verlaat de wachter zijn post en stormt naar de grote poort. En zo, ondersteund door de schildwacht, strompelt Axe de boogschutter even later Erics werkvertrek binnen. De Noorman staart hem aan, als zag hij een geestverschijning, maar treedt dan snel op zijn pleegzoon toe. „Axe, wat is er gebeurd?" stoot hij uit, „waar zijn de anderen, Svein enAxes hand graait vooruit, als steun zoekend, dan zakt hij langzaam aan Erics voeten in elkaar. MOCO VAKANTIE-FLATS EN -BUNGALOWS door MARTIN MONS 'X'X'M'I'X'ZO!'! wmrmwim Wat is hier aan de hand? vroeg konijntje Grijzemans aan een lappenpop op klompen, die rond een open plek in het Zwammertjesbos een groot touw aan het spannen was. Groot leest, zei de lappenpop. Groot (eest vannacht. Let maar eens op. Konijn tje Grijzemans snuffelde wat en zei: dan kom ik ook. Ik hou van feesten. Op je snuffelneus, zei de lappenpop. Vannacht is het feest voor speelgoed dieren en echte dieren komen daar niet aan te pas. Koning Lappenleeuw komt ook. Dat speet konijntje Grijze mans, Mocht ik ook maar op het feest komen, dacht hij. Maar dat was ten strengste verboden, want aan de in gang kwam een groot bord te staan, met: ALLEEN VOOR SPEELGOED DIEREN erop. Konijntje Grijzemans wipte naar zijn broertjes en zusjes en vertelde wat er die nacht gebeuren zou. Ik wil ook haar dat feest, zei hij. Ik ga er wat op bedenken, dat ik toch binnen mag. Dat bestaat niet, zeiden de broertjes en zusjes. Ze zien meteen dat jij echt levend en geen cpeelgoedbeestje bent. En toch denk ik nog even, zei Grijze mans Hij ging op een omgewaaide boomstam zitten en kneep zijn Ppgjes stiji dicht. Opeens wist hij het. In het Zwammetjesbos stond ook een men senhuis. Daar woonde de houtnaKKer me* zijn vrouw en met Jansje, zijn dochtertje. Jansje nad een grote pop met allemaal kleertjes. En die kleer tjes. dat was alles wat Grijzemans no dig had. Hij wachtte tot het donker was geworden en de houthakker en zijn vrouw naar bed waren gegaan. Toen wipte hij door het raam naar binnen en zocht in de speelgoedkast een broek- 5e en een jasje dat hem paste. Het vlel niet mee, om die dingetjes aan te trekken als je je hele leven gewoon in je velletje hebt rondgelopen. Konijntje Grijzemans had vooral met de knoop jes veel last maar eindelijk zat hij er toch in. Voor de spiegel bleef hij even tjes staan kijken. Nu ben ik precies eer speelgoedbeestje, zei hij. Want al leen speelgoedbeestjes dragen kleren. Echte dieren lopen alleen maar in hun vel. Tenminste, zo is het hier in het Zwammetjesbos. Zo trippelde konijntje Grijzemans naai de open plek, waar het al een hele drukte was. Daar liepen haasjes, konijntjes, olifanten, muizen, giraffen, honden en poezen, teddybeertjes en wat al niet meer. Ze waren van hout, van plastic, van wol of van lapjes, maar ze waren geen van allen echt. Koning Lappenleeuw zat op ziin troon en keek goed rond. Hij was van plan om een van die speelgoeddingen uit te roepen tot het allermooiste speelgoed beestje van de wereld. Dat was een hele eer. Zijn naam zou worden opge schreven in het grote boek van koning Lappenleeuw en Jan Steenbok, de schilder, zou een echt portret van hem maken. Daarom keek koning Lappen leeuw zo goed om zich heen. Wie is hou het mooist? dacht hij. Dat ka- meeltje daar? Of dat aapje? Of nee, die kleine giraf, die 's net neïemaal echt. Midden op de open plek zat de pop- penbarmonie muziek te maken. De speelgoedbeestjes dansten vrolijk in het rond, alsof ze helemaal niet moe waren. En toch hadden ze allemaal een verre reis moeten maken, om naar het feest te komen. Vooral de dieren, die door hun men senbaasje mee naar bed genomen wa ren hadden het moeilijk gehad. Ze hadden zich heel stil en voorzichtig on der de dekens uit moeten werken, zon der hun baasje wakker te maken. Maar nu waren ze lus op het feest en dachten ze nergens meer aan. Grijze mans sloop een beetje onwennig rond, in zijn broekje en zijn jasje. Maar alle speelgoeddieren keken hem aan en zei den: O, wat ben jij een mooi konijn. Je bent net echt. O... uh... nee, dat lijkt maar zo, zei Grijzemans verschrikt. Je bent vast het mooiste beestje van het feest, hielden de dieren vol. Straks komt jouw naam in net grote boek van koning Lappenleeuw te staan en Jan Steenbok schildert je portret. Vind je dat niet prachtig? Nou... uh... nee, zei Grijzemans met een benauwde snuit. Hij schaamde zich natuurlijk om voor het mooiste speel goedbeestje te gaan spelen, terwijl een ander het verdiende. Grijzemans dacht er al over, om stilletjes weg te glippen van het feest, toen de poppenharmonie ophield met spelen en koning Lappen leeuw rechtop met olechtige stem riep: Mag ik dat konijntje ginds ver zoeken bij mijn troon te komen? Zie je nu wel! riepen alle dieren en ze duwden Grijzemans tot vlakbij de troon van koning Lappenleeuw Die riep: mooi. mooi, van dichtbij lijk je nog echter dan van veraf. Ik roep jou uit tot het mooiste speelgoedbeest van de wereld. Jouw naam komt in mijn Die dikke Madelonnetje was dikker dan een tonnetje. „Wanneer ik nu eens vasten kon, dan werd ik dun" zei Madelon. „Ach wat" zei Madelonnetje, „ik neem nog één bonbonnetje, 't Is werkelijk voor de laatste keer. Dan snoep ik heus, nee heus nooit meer." „Zie zo" riep Madelonnetje. „Nu ga ik in het zonnetje. Ik houd zo dolveel van de zon." Ze stapte ploef, op het balkon. Krak krak, zei het balkonnetje. Daar ging dat Madelonnetje. Daar ging ze et haar volle maag, al krak en krakende omlaag. „Ach help" riep Madelonnetje. „Dat kwam door dat bonbonnetje!" VERA WITTE grote boek te staan en Jan Steenbok... Maar konijntje Grijzemans schudde zijn kopje, zodat zijn lange oren ervan flapten. Nee Majesteit, riep hij, ik ben geer, speelgoedbeest, ik ben echt... Nu zal de koning wel boos worden, dacht Grijzemans. Maar inplaats daar van begon de koning te lachen. Haha, die is goed. Jij bent een grappenma ker hoor! Een levend konijntje, dat me: een broekje en een jasje aan rond loopt. Hahaha. Kom Jan Steenbok, maak maar eens een mooi portret van dit konijntje hier. Grijzemans wist zich geen raad, nu de koning hem niet geloven wou. Hij had graag hard weg willen lopen, maa. er stonden wel honderd speel goedbeestjes om nem heen, die alle maal riepen: welgefeliciteerd En: hoera, hoera, hoera! Beschaamd sloeg hij zijn ogen neer en toen hij naar de grond keek, zag hij daar een klaverbloempje staan. Ha, dacht Grijzemans opgelucht. Hij bukte zich en tot schrik van koning Lappen leeuw en alle andere speeldgoedbeestj es begon hij ijverig te knabbelen. Alle maal begrepen ze, dat Grijzemans een levend konijntje moest zijn, want speelgoedbeestjes eten niet. Je bent echt, je bent levend, riep de koning. Dat zei ik toch al majesteit, zei konijntje Grijzemans, terwijl hij het laatste stukje klaverbloem door slikte. Het was wel stout van me om aangekleed op uw feest te komen, maar ik wil toch ook niet uitgeroepen worden tot het mooiste speelgoedbeest- je van de wereld. Dat zou met eerlijk zijn. Koning Lappenleeuw knikte. Je bent wel stout geweest, zei hij. Maar de kwaadste ben je toch ook weer niet. Je hebt me nog op tijd laten zien, dat je echt was. Stel je voor, dat ik je naam had laten opschrijven in mijn boek. De naam van een levend konijn. Dal zou een schande zijn voor heel het speelgoeddierenrijk. Ik begrijp het, zei Grijzemans zacht. Daarom heb ik ook dat klaverbloem pje opgeknabbeld. Juist, knikte de koning en daarom zal ik ook niet boos meer op je zijn. Je mag voor deze keer op ons feest blijven en laat nu die kleine giraf gi.nds eens naar voren komen, want die is nu toch echt de mooiste van alle maal. Konijntje Grijzemans trok dankbaar zijn jasje en zijn broekje uit, want die dienden nu toch nergens meer voor en zonder die kleren kon hij vee: vrijer rond springen. Het liep al tegen de morgen toen het feest afgelopen was en Grijzemans de kleertjes terugbracht bij Jansje het houthakkerskind. Ik trek van mijn leven geen poppen- kieertjes meer aan, zei Grijzemans in zichzelf. En toen ging hij gauw naar zijn broertjes en zusjes om te vertel len, dat hij bijna, maar dan ook héél op het nippertje het allermooiste speel goedbeestje was geweest. Het scheelde niet meer dan een klaverbloem! LEA SMULDERS VERVOLGVERHAAL door HARRY BO UTS VII Zo verbouwereerd was Karei, dat hij zelfs niet meer in staat was te protesteren. De robot bond hem een bijzonder groot model propellor op zijn rug. „Hoe kan ik die stad nou vinden? Dat is toch onmogelijk, bovendien heb ik last van hoogtevrees". Zijn bezwaren vverden allemaal weggewimpeld. „Jij kunt rustig de ogen sluiten. De vliegschroef is voorzien van een radaroog, dat gericht is op een elektrische magneet, welke ik in de stad heb neergelaten. Jij wordt er zo naar toe getrokken. Wan neer je zelf wilt sturen bereik je de stad niet. Hou je kalm, doe niets, zodat je niet uit de magnetische baan geraakt. Maar wat mankeert jou? Je motorkap is toch niet lek? Je Vangen zijn roodgloeiend geworden. Staat je hoofd in brand? Zal ik de brandblusser even op je richten?" De robot werd een en al vriendelijkheid; Karei wist het niet te Vaarderen. Wel zag hij in, dat zijn gejammer toch geen succes had, en daarom liet hij hem zonder meer begaan. Een nieuwe ingeving veranderde zijn wanhoop in een bijna uitbundige vreugde. Immers, als er een mogelijkheid Vas om van die robot en zijn ellendige schotel verlost te v or den, dan was die nu gekomen. De robot zag Karel's Plotselinge kalmte enkel als resultaat van zijn bemoedigende Voorden. Het was dan ook meer een behoefte van hem otn zich zo menselijk mogelijk te gedragen dan een kwestie van argwaan, dat hij zijn leerling niet wilde laten vertrek ken nadat hij ontdekt had, dat de duisternis was ingeval- Jen. Zijn mechanisch brein had vastgesteld hoe de mensen s avonds naar bed gaan en deze gewoonte had hij zich eigen gemaakt, dus ook Karei moest er aan geloven. Hij kreeg een zachte schuimrubber matras. De robot ging zelfs Verder tot grote vreugde van zijn leerling. Uit een verborgen kast haalde hij drie worsten, een stuk kaas en een fles 'kolk. „Heb ik gevonden'' zei hij, hetgeen naar Karei ver bloedde betekende: „Heb ik gestolen" Alle goede karakter eigenschappen, waaronder eerlijkheid een belangrijke Plaats innam, waren niet krachtig genoeg om Karel's eet lust te verdringén. Misschien was het slecht van hem, nu hij de overtuiging bad, dat alles gestolen was, maar met zo'n honger als van li a,re\'. l°ch vergeeflijk. Na een lange dag van hongerlijden vi, bet zich goed smaken, goed genoeg om zich voorlopig olkomen tevreden te voelen. Daar kon zelfs de weigering van de robot om de pro pellor op Karel's rug los te maken weinig aan ver anderen, ofschoon hij daardoor de nacht moest door- brengen op zijn gevulde buik. "et werd een nogal onrustige nacht, ook al omdat de ij].j°t geen vijf minuten achtereen op zijn matras kon Vni V lrrjmers Been slaap. Niettemin stond hij Cnru ?arel s slaapplaats, zodra het eerste daglicht door de Eiiv Stuurde. „Opstaan, opstaan, jij moet vertrekken" z;. gebulder sloeg Karel's dromen over zijn bloemen en Schv'i ls t bet bos kapot en de arme Karei vloog ver- liik overeind. Zonder veel plichtplegingen, een behoor- batt! morgengroet kon er niet eens af, drukte de robot een tiM 1J m Karel's handen, waarop een schakelaar beves- Was. „Dit is het radiocontact voor je propellor. Draai eraan en doe je best". Karei, intussen klaar wakker door zijn hoop op ontvluchting, sprong kwiek naar buiten. „Tot, totot ziens", schreeuwde hij alvorens de propellor in beweging te brengen. De eerste minuten lukte het vliegen niet erg, omdat zijn benen onder hem uitschoten en hij als een droogzwemmer in de lucht spartelde. Zacht zoemend trok de propellor hem naar boven. Van enige luchtziekte merkte hij niets, toch wilde hij zo goed mogelijk de raad van zijn opdrachtgever opvolgen en hij sloot zijn ogen. Had hij dat maar niet gedaan. Het bleek dat ook de robot niet alles voorzien kon, hij had n.l. helemaal geen rekening gehouden met de dennebomen, waaraan het landschap rijk was. Karei ontdekte ze nu niet vóór zijn hoofd tegen een der woudreuzen bonsde Was het vreemd, dat hij daarna alle raad van zijn meester in de wind sloeg? Hij prees zich weldra gelukkig met zijn ongehoorzaamheid, want nadat hij gewend was geraakt aan de voorbijflitsende bergen, heuvels, vlakten en landerijen begon hij allerlei voorwerpen onder zich te onderscheiden. Had hij zijn ogen dichtgehou den, hij zou voorbij gevlogen zijn aan het dorp, dat aan zijn linker kant opdook tussen het bontgetinte groen, niet vermoedend hoe dichtbij zijn redding was. Boven hel kleine geïsoleerde wereldje prijkte een glinsterende kerk toren, Karei naderde het dicht genoeg om de verwaande haan op het uiterste puntje te zien ronddraaien. U--.T (Advertentie I - 1 N oumictlic A c SHELL SjnoRcLUS 18 augustus a.s. i ©pnieuw'n jeugd- landdag van de Shell Junior Club j in de Ahoy'-hal- i len te Rotterdam, j Een dag, in het te- i ken van de kam- pioenenin vrijwel elke sport! Is uw i kind ook present? Is uw kind al lid? Inlichtingen bij j elke Sheil-pomp. ZWOLLE, 13 juli. Per 1 novem ber van het volgend jaar zal de direc tie IJsselmeerpolders tweehonderd landbouwbedrijven in het noord-ooste lijk gedeelte van Oostelijk Flevoland uitgeven. Dit zal de eerste grote uit gifte in deze nieuwe polder zijn. Een uitgifte op beperkte schaal is dit jaar al geschied; 24 bedrijven werden toegewezen aan boeren, wier bedrijf op het oude land aan bedrijfsvergro- ting in ruilverkavelingsgebieden of aan stadsuitbreidingen ten offer zijn geval len. In totaal zal Oostelijk Flevoland, vol gens het onlangs vastgestelde uitgifte plan, 1141 bedrijven tellen, namelijk 973 akkerbouw en 168 gemengd. Onge veer tachtig procent van die bedrijven zal een oppervlakte van dertig hecta re of meer hebben. De drie grootste bedrijven zullen een oppervlakte van 120 hectare hebben. ARNHEM, 13 juli De „Kunstbe- oefeningsprijs 1962" (f 1000) van de Akademie voor beeldende kunst en kunstnijverheid is toegekend aan Didi Goedhart (21) uit Den Dolder. Zij verwierf het diploma van edelsmid en was de beste leerlinge van de negen tien kandidaten die dit jaar het eind examen hebben gedaan. Zij ontving de prjjs uit handen van burgemeester C. G. Matser. (Advertentie) Neerlands eerste reisbureau aan de Middellandse Zee In Spanje en Italië vooreen goed advies vooreen goede D i reis 21. INLICHTINGEN BIJ AL ONZE 25 KANTOREN IN NEDERLAND. 22 „Neen, werkelijk, inspecteur, ik ben wel de laatste, die u helpen kan." „U zou me toch kunnen vertellen, hoe het nu eigenlijk met dat ontslag staat. Is u nu eigenlijk nog in dienst van Maison Saleminq of niet?" Ze lacht, een kirrend keellachtje: „Ja, daar vraagt u me nu juist iets, waarop ik mezelf eigenlijk ook geen antwoord weet te geven. Ben ik nu ontslagen, ja of neen?" „Wat bedoelt u daarmee?" „Nu, kijkt u eens, mevrouw, of moet ik zeggen, wijlen mevrouw? Nu mevrouw heeft me met een da verende scène ontslagen. Formeel had ze daar het recht niet toe, begrijpt u." „Natuurlijk, een ontslag zonder werkelijk gegronde reden..." „Ja, maar dat is het niet alleen. Officieel had alleen mijnheer het beheer over de afdeling Haute Couture. Mevrouw kon voor die afdeling niemand aannemen of ontslaan. Dat wil zeggen officieel." „Bedoelt u daarmee, dat ze het niet officieel toch deed?" „En of. Ontslag geven was een speciale hobby vap dat creatuur." ,.Maar mijnheer..." ..Mijn waarde inspecteur, mijnheer is een wezel, hij was doodsbang van die, die Medusa..." Pieter Auguste zoekt vergeefs naar enig verband tussen de dame met het slangenhaar wier aanblik zo'n verstenende uitwerking had en wijlen Hendrika Saleminq. Misschien had ze ook die nare hebbelijk heid, peinst hij. Of anders bedoelt juffrouw Perk- meier een ander, eveneens slecht befaamd vrouws persoon Megaera. „Dus mijnheer berustte in uw ontslag als ik de zaak goed begrijp?" „Neen, mijnheer was wanhopig, inspecteur, in een woord wanhopig," zegt ze met een tragische keel stem. „Gelooft u mij, ik heb nog nooit iemand zo... zo verslagen gezien. Het was alsof dat creatuur hem het hart uit de borst had gerukt. O, het was ont zettend! Het was hartbrekend!" „Dus mijnheer Saleminq berustte ditmaal niet?" „Och, neen, hij deed wat hij kon, de arme man. Maar wat hielp dat? Een mus had het evengoed op kunnen nemen tegen... tegen een stoomroller Hij bad en smeekte, dat het hardste hart erbij zou zijn gesmolten. Maar dat wezen had geen hari ze veegde de arme man en zijn protesten en smeek beden letterlijk en figuurlijk van de baan. Diezelfde middag nog kwam hij hier en smeekte mij op zijn knieën toch vooral geen andere verbinte nis aan te gaan. Hij bezwoer me dat alles in orde zou komen. Maar ik heb het ondanks al die verzeke ringen van mijnheer toch maar verstandiger gevon den zo hier en daar mijn voelhorens eens uit te ste ken. Er is een van de grote Parijse huizen, die al telkens weer moeite voor mij gedaan heeft en dus..." „Zo, zo, mijnheer wilde u dus tot geen prijs laten gaan?" „Tot geen prijs, inspecteur! Hij stelde mij voor een weekje weg te blijven. In die tijd zou mevrouw de hele affaire wel vergeten zijn, dacht de stakker. Maar ik wist wel beter. Mevrouw had nu eenmaal stierlijk het land aan elke vrouw met een goed figuur. En speciaal aan de mannequins. Ja, en nog extra speciaal aan mij, inspecteur." De schuine felblauwe ogen zien hem veelbeteke nend aan. „Moet ik uit wat u me daar vertelt, juffrouw Perk- meier, opmaken dat mijnheer's wanhoop niet alleen uit zakelijke redenen, maar ook uit oorzaken van sentiment voortkwam?" Ze ziet hem even niet begrijpend aan, en aarzelt zichtbaar met antwoorden. „Ik bedoel of de gevoelens van mijnheer Sale minq voor u nog van andere aard waren, dan die van een werkgever voor een uitzonderlijk goede kracht." Ze blijft hem een beetje béte aanstaren. Sacré nom, wat is dat creatuur langzaam van begrip, denkt Perquin. En elke poging zich zo kies mogelijk uit te drukken latende varen, zegt hij a bout portant: „Was mijnheer Saleminq verliefd op u, juffrouw, Perkmeier?" „Oh," kirt ze, „foei, inspecteur, nu wordt u onbe scheiden. Ik had werkelijk niet gedacht, dat u zo ondeugend kon zijn." Ze verschikt haar japon zodat er nog iets meer te zien komt van een zeer welgevormd been. Pieter Auguste voelt grote lust haar eens flink daar elkaar te schudden. Zo'n ij dele, stomme koe. Béte vache, va," denkt hij woedend. „Het spijt me, dat u zoiets van me denkt, juffrouw Perkmeier," zegt hij stroef. „Als ik u zo'n vraag stel, is het alleen omdat er een moord is gepleegd. Een moord, begrijpt u. En omdat het mijn plicht als politieman is alle gegevens te verzamelen, die tot de ontdekking van de moordenaar kunnen lei den." „U bedoelt, dat hij haar vermoord zou kunnen hebben om mij?" De scheve blauwe ogen kijken half angstig, half belust. „O. inspecteur, maar dat is dan toch nooit mijn bedoeling geweest! Er bestond niets, werkelijk niets tussen rnjj en mijnheer Saleminq. Niet, dat hij dat niet graag anders zou hebben gezien, u weet, hoe mannen zijn. Maar ik ben toch niet verantwoordelijk voor mijnheer Saleminqs gevoelens, nietwaar, in specteur." Ze lacht weer haar kirrend keellachje. Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1962 | | pagina 15