Een levend konijntje bijna
het mooiste speelgoedbeestje
f
0
Spionage voor Venus
I
m
KUIFJE IN TIBET
DE PELSJAGER
Alfredo
MOORD in de
Apollokliniek
De dag der j
kampioenen!;
Dikke Madelonnetje
Kuifje!
Uitgifte bedrijven in
Oostelijk Flevoland
ZATERDAG 14 JULI 1962
PAGINA 15
dooi HERGE
Ik ben het,
Kuifje
W
Maar je bent ziek...Je beeft
van de koortsKom Korn
vlug Trek mijn Anorak aan
en wij vertrekken
Ik wist dat ik je uiteindelijk zou terug
vinden ...Ha IVat ben ik gelukkig I
Kuifje '....Msjijeens
ivisr hoe vaak ik
aan jou qedacht
heb.
onn^ogelg
DE AVONTUREN VAN KUIFJE EN BOBBY
Copyright Casferman
Tchang ....Mijn. arme kleine Tchang.'
Ik heb de kracht niet meer om mg
te bewegen...En als hg terug komt...
Er is geen gevaar. Een van
mgn vrienden staat bui
ten bij het minste alarm
zal hg fluitenKom, kom mee!
ERIC DÉ NOORMAN
7. De meelijwekkende gestalte, die daar door de sneeuwstorm voort-
worstelt naar de burcht van Eric de Noorman, is niemand anders dan
Axe. Zijn kleding is gescheurd, zijn wapens zijn verdwenen en hijzelf
is bijna ziek van uitputting. Zijn paardje is er al niet veel beter aan toe.
Knipperend tegen het verblindende wit van de sneeuw staart de boog
schutter hijgend naar de burcht, die vaag door de jagende sneeuw zicht
baar is. De in een dikke berenmantel gehulde wachter op de borst
wering houdt de pas in en luistert scherp, terwijl hij met zijn ogen de
witte mist poogt te doordringen. Ja, daar klinkt het weer, die ijle
schreeuw, als van een mens in nood. En daar ontwaart hij een schim
mige gedaante, die wanhopig met de armen zwaait en dan plotseling
in de sneeuw verdwijnt. Haastig verlaat de wachter zijn post en stormt
naar de grote poort. En zo, ondersteund door de schildwacht, strompelt
Axe de boogschutter even later Erics werkvertrek binnen. De Noorman
staart hem aan, als zag hij een geestverschijning, maar treedt dan snel
op zijn pleegzoon toe. „Axe, wat is er gebeurd?" stoot hij uit, „waar
zijn de anderen, Svein enAxes hand graait vooruit, als steun
zoekend, dan zakt hij langzaam aan Erics voeten in elkaar.
MOCO
VAKANTIE-FLATS
EN -BUNGALOWS
door
MARTIN MONS
'X'X'M'I'X'ZO!'!
wmrmwim
Wat is hier aan de hand? vroeg
konijntje Grijzemans aan een
lappenpop op klompen, die
rond een open plek in het
Zwammertjesbos een groot
touw aan het spannen was. Groot
leest, zei de lappenpop. Groot (eest
vannacht. Let maar eens op. Konijn
tje Grijzemans snuffelde wat en zei:
dan kom ik ook. Ik hou van feesten.
Op je snuffelneus, zei de lappenpop.
Vannacht is het feest voor speelgoed
dieren en echte dieren komen daar
niet aan te pas. Koning Lappenleeuw
komt ook. Dat speet konijntje Grijze
mans, Mocht ik ook maar op het feest
komen, dacht hij. Maar dat was ten
strengste verboden, want aan de in
gang kwam een groot bord te staan,
met: ALLEEN VOOR SPEELGOED
DIEREN erop.
Konijntje Grijzemans wipte naar zijn
broertjes en zusjes en vertelde wat er
die nacht gebeuren zou. Ik wil ook
haar dat feest, zei hij. Ik ga er wat
op bedenken, dat ik toch binnen mag.
Dat bestaat niet, zeiden de broertjes
en zusjes. Ze zien meteen dat jij echt
levend en geen cpeelgoedbeestje bent.
En toch denk ik nog even, zei Grijze
mans Hij ging op een omgewaaide
boomstam zitten en kneep zijn Ppgjes
stiji dicht. Opeens wist hij het. In het
Zwammetjesbos stond ook een men
senhuis. Daar woonde de houtnaKKer
me* zijn vrouw en met Jansje, zijn
dochtertje. Jansje nad een grote pop
met allemaal kleertjes. En die kleer
tjes. dat was alles wat Grijzemans no
dig had. Hij wachtte tot het donker
was geworden en de houthakker en zijn
vrouw naar bed waren gegaan. Toen
wipte hij door het raam naar binnen
en zocht in de speelgoedkast een broek-
5e en een jasje dat hem paste. Het
vlel niet mee, om die dingetjes aan te
trekken als je je hele leven gewoon in
je velletje hebt rondgelopen. Konijntje
Grijzemans had vooral met de knoop
jes veel last maar eindelijk zat hij er
toch in. Voor de spiegel bleef hij even
tjes staan kijken. Nu ben ik precies
eer speelgoedbeestje, zei hij. Want al
leen speelgoedbeestjes dragen kleren.
Echte dieren lopen alleen maar in hun
vel. Tenminste, zo is het hier in het
Zwammetjesbos.
Zo trippelde konijntje Grijzemans
naai de open plek, waar het al een
hele drukte was. Daar liepen haasjes,
konijntjes, olifanten, muizen, giraffen,
honden en poezen, teddybeertjes en
wat al niet meer. Ze waren van hout,
van plastic, van wol of van lapjes,
maar ze waren geen van allen echt.
Koning Lappenleeuw zat op ziin troon
en keek goed rond. Hij was van plan
om een van die speelgoeddingen uit te
roepen tot het allermooiste speelgoed
beestje van de wereld. Dat was een
hele eer. Zijn naam zou worden opge
schreven in het grote boek van koning
Lappenleeuw en Jan Steenbok, de
schilder, zou een echt portret van hem
maken. Daarom keek koning Lappen
leeuw zo goed om zich heen. Wie is
hou het mooist? dacht hij. Dat ka-
meeltje daar? Of dat aapje? Of nee,
die kleine giraf, die 's net neïemaal
echt.
Midden op de open plek zat de pop-
penbarmonie muziek te maken. De
speelgoedbeestjes dansten vrolijk in
het rond, alsof ze helemaal niet moe
waren. En toch hadden ze allemaal
een verre reis moeten maken, om naar
het feest te komen.
Vooral de dieren, die door hun men
senbaasje mee naar bed genomen wa
ren hadden het moeilijk gehad. Ze
hadden zich heel stil en voorzichtig on
der de dekens uit moeten werken, zon
der hun baasje wakker te maken.
Maar nu waren ze lus op het feest en
dachten ze nergens meer aan. Grijze
mans sloop een beetje onwennig rond,
in zijn broekje en zijn jasje. Maar alle
speelgoeddieren keken hem aan en zei
den: O, wat ben jij een mooi konijn.
Je bent net echt.
O... uh... nee, dat lijkt maar zo, zei
Grijzemans verschrikt.
Je bent vast het mooiste beestje van
het feest, hielden de dieren vol. Straks
komt jouw naam in net grote boek van
koning Lappenleeuw te staan en Jan
Steenbok schildert je portret. Vind je
dat niet prachtig?
Nou... uh... nee, zei Grijzemans met
een benauwde snuit. Hij schaamde zich
natuurlijk om voor het mooiste speel
goedbeestje te gaan spelen, terwijl een
ander het verdiende. Grijzemans dacht
er al over, om stilletjes weg te glippen
van het feest, toen de poppenharmonie
ophield met spelen en koning Lappen
leeuw rechtop met olechtige stem
riep: Mag ik dat konijntje ginds ver
zoeken bij mijn troon te komen? Zie
je nu wel! riepen alle dieren en ze
duwden Grijzemans tot vlakbij de
troon van koning Lappenleeuw Die
riep: mooi. mooi, van dichtbij lijk je
nog echter dan van veraf. Ik roep jou
uit tot het mooiste speelgoedbeest van
de wereld. Jouw naam komt in mijn
Die dikke Madelonnetje
was dikker dan een tonnetje.
„Wanneer ik nu eens vasten kon,
dan werd ik dun" zei Madelon.
„Ach wat" zei Madelonnetje,
„ik neem nog één bonbonnetje,
't Is werkelijk voor de laatste keer.
Dan snoep ik heus, nee heus nooit meer."
„Zie zo" riep Madelonnetje.
„Nu ga ik in het zonnetje.
Ik houd zo dolveel van de zon."
Ze stapte ploef, op het balkon.
Krak krak, zei het balkonnetje.
Daar ging dat Madelonnetje.
Daar ging ze et haar volle maag,
al krak en krakende omlaag.
„Ach help" riep Madelonnetje.
„Dat kwam door dat bonbonnetje!"
VERA WITTE
grote boek te staan en Jan Steenbok...
Maar konijntje Grijzemans schudde
zijn kopje, zodat zijn lange oren ervan
flapten. Nee Majesteit, riep hij, ik ben
geer, speelgoedbeest, ik ben echt...
Nu zal de koning wel boos worden,
dacht Grijzemans. Maar inplaats daar
van begon de koning te lachen. Haha,
die is goed. Jij bent een grappenma
ker hoor! Een levend konijntje, dat
me: een broekje en een jasje aan rond
loopt. Hahaha. Kom Jan Steenbok,
maak maar eens een mooi portret van
dit konijntje hier.
Grijzemans wist zich geen raad, nu
de koning hem niet geloven wou. Hij
had graag hard weg willen lopen,
maa. er stonden wel honderd speel
goedbeestjes om nem heen, die alle
maal riepen: welgefeliciteerd En:
hoera, hoera, hoera!
Beschaamd sloeg hij zijn ogen neer
en toen hij naar de grond keek, zag
hij daar een klaverbloempje staan. Ha,
dacht Grijzemans opgelucht. Hij bukte
zich en tot schrik van koning Lappen
leeuw en alle andere speeldgoedbeestj es
begon hij ijverig te knabbelen. Alle
maal begrepen ze, dat Grijzemans een
levend konijntje moest zijn, want
speelgoedbeestjes eten niet.
Je bent echt, je bent levend, riep de
koning. Dat zei ik toch al majesteit,
zei konijntje Grijzemans, terwijl hij
het laatste stukje klaverbloem door
slikte. Het was wel stout van me om
aangekleed op uw feest te komen,
maar ik wil toch ook niet uitgeroepen
worden tot het mooiste speelgoedbeest-
je van de wereld. Dat zou met eerlijk
zijn.
Koning Lappenleeuw knikte. Je bent
wel stout geweest, zei hij. Maar de
kwaadste ben je toch ook weer niet.
Je hebt me nog op tijd laten zien, dat
je echt was. Stel je voor, dat ik je
naam had laten opschrijven in mijn
boek. De naam van een levend konijn.
Dal zou een schande zijn voor heel het
speelgoeddierenrijk.
Ik begrijp het, zei Grijzemans zacht.
Daarom heb ik ook dat klaverbloem
pje opgeknabbeld.
Juist, knikte de koning en daarom
zal ik ook niet boos meer op je zijn.
Je mag voor deze keer op ons feest
blijven en laat nu die kleine giraf
gi.nds eens naar voren komen, want die
is nu toch echt de mooiste van alle
maal.
Konijntje Grijzemans trok dankbaar
zijn jasje en zijn broekje uit, want die
dienden nu toch nergens meer voor en
zonder die kleren kon hij vee: vrijer
rond springen. Het liep al tegen de
morgen toen het feest afgelopen was
en Grijzemans de kleertjes terugbracht
bij Jansje het houthakkerskind.
Ik trek van mijn leven geen poppen-
kieertjes meer aan, zei Grijzemans in
zichzelf. En toen ging hij gauw naar
zijn broertjes en zusjes om te vertel
len, dat hij bijna, maar dan ook héél
op het nippertje het allermooiste speel
goedbeestje was geweest. Het scheelde
niet meer dan een klaverbloem!
LEA SMULDERS
VERVOLGVERHAAL door HARRY BO UTS VII
Zo verbouwereerd was Karei, dat hij zelfs niet meer in
staat was te protesteren. De robot bond hem een
bijzonder groot model propellor op zijn rug. „Hoe kan
ik die stad nou vinden? Dat is toch onmogelijk,
bovendien heb ik last van hoogtevrees". Zijn bezwaren
vverden allemaal weggewimpeld. „Jij kunt rustig de ogen
sluiten. De vliegschroef is voorzien van een radaroog, dat
gericht is op een elektrische magneet, welke ik in de stad
heb neergelaten. Jij wordt er zo naar toe getrokken. Wan
neer je zelf wilt sturen bereik je de stad niet. Hou je kalm,
doe niets, zodat je niet uit de magnetische baan geraakt.
Maar wat mankeert jou? Je motorkap is toch niet lek? Je
Vangen zijn roodgloeiend geworden. Staat je hoofd in
brand? Zal ik de brandblusser even op je richten?" De
robot werd een en al vriendelijkheid; Karei wist het niet te
Vaarderen. Wel zag hij in, dat zijn gejammer toch geen
succes had, en daarom liet hij hem zonder meer begaan.
Een nieuwe ingeving veranderde zijn wanhoop in een
bijna uitbundige vreugde. Immers, als er een mogelijkheid
Vas om van die robot en zijn ellendige schotel verlost te
v or den, dan was die nu gekomen. De robot zag Karel's
Plotselinge kalmte enkel als resultaat van zijn bemoedigende
Voorden. Het was dan ook meer een behoefte van hem
otn zich zo menselijk mogelijk te gedragen dan een kwestie
van argwaan, dat hij zijn leerling niet wilde laten vertrek
ken nadat hij ontdekt had, dat de duisternis was ingeval-
Jen. Zijn mechanisch brein had vastgesteld hoe de mensen
s avonds naar bed gaan en deze gewoonte had hij zich
eigen gemaakt, dus ook Karei moest er aan geloven. Hij
kreeg een zachte schuimrubber matras. De robot ging zelfs
Verder tot grote vreugde van zijn leerling. Uit een verborgen
kast haalde hij drie worsten, een stuk kaas en een fles
'kolk. „Heb ik gevonden'' zei hij, hetgeen naar Karei ver
bloedde betekende: „Heb ik gestolen" Alle goede karakter
eigenschappen, waaronder eerlijkheid een belangrijke
Plaats innam, waren niet krachtig genoeg om Karel's eet
lust te verdringén.
Misschien was het slecht van hem, nu hij de overtuiging
bad, dat alles gestolen was, maar met zo'n honger als van
li a,re\'. l°ch vergeeflijk. Na een lange dag van hongerlijden
vi, bet zich goed smaken, goed genoeg om zich voorlopig
olkomen tevreden te voelen.
Daar kon zelfs de weigering van de robot om de pro
pellor op Karel's rug los te maken weinig aan ver
anderen, ofschoon hij daardoor de nacht moest door-
brengen op zijn gevulde buik.
"et werd een nogal onrustige nacht, ook al omdat de
ij].j°t geen vijf minuten achtereen op zijn matras kon
Vni V lrrjmers Been slaap. Niettemin stond hij
Cnru ?arel s slaapplaats, zodra het eerste daglicht door de
Eiiv Stuurde. „Opstaan, opstaan, jij moet vertrekken"
z;. gebulder sloeg Karel's dromen over zijn bloemen en
Schv'i ls t bet bos kapot en de arme Karei vloog ver-
liik overeind. Zonder veel plichtplegingen, een behoor-
batt! morgengroet kon er niet eens af, drukte de robot een
tiM 1J m Karel's handen, waarop een schakelaar beves-
Was. „Dit is het radiocontact voor je propellor. Draai
eraan en doe je best". Karei, intussen klaar wakker door
zijn hoop op ontvluchting, sprong kwiek naar buiten. „Tot,
totot ziens", schreeuwde hij alvorens de propellor in
beweging te brengen. De eerste minuten lukte het vliegen
niet erg, omdat zijn benen onder hem uitschoten en hij als
een droogzwemmer in de lucht spartelde. Zacht zoemend
trok de propellor hem naar boven. Van enige luchtziekte
merkte hij niets, toch wilde hij zo goed mogelijk de raad
van zijn opdrachtgever opvolgen en hij sloot zijn ogen. Had
hij dat maar niet gedaan. Het bleek dat ook de robot niet
alles voorzien kon, hij had n.l. helemaal geen rekening
gehouden met de dennebomen, waaraan het landschap rijk
was. Karei ontdekte ze nu niet vóór zijn hoofd tegen een
der woudreuzen bonsde Was het vreemd, dat hij daarna alle
raad van zijn meester in de wind sloeg? Hij prees zich
weldra gelukkig met zijn ongehoorzaamheid, want nadat
hij gewend was geraakt aan de voorbijflitsende bergen,
heuvels, vlakten en landerijen begon hij allerlei voorwerpen
onder zich te onderscheiden. Had hij zijn ogen dichtgehou
den, hij zou voorbij gevlogen zijn aan het dorp, dat aan
zijn linker kant opdook tussen het bontgetinte groen, niet
vermoedend hoe dichtbij zijn redding was. Boven hel
kleine geïsoleerde wereldje prijkte een glinsterende kerk
toren, Karei naderde het dicht genoeg om de verwaande
haan op het uiterste puntje te zien ronddraaien.
U--.T
(Advertentie
I - 1 N oumictlic A c
SHELL
SjnoRcLUS
18 augustus a.s. i
©pnieuw'n jeugd-
landdag van de
Shell Junior Club j
in de Ahoy'-hal- i
len te Rotterdam, j
Een dag, in het te- i
ken van de kam-
pioenenin vrijwel
elke sport! Is uw i
kind ook present?
Is uw kind al lid?
Inlichtingen bij j
elke Sheil-pomp.
ZWOLLE, 13 juli. Per 1 novem
ber van het volgend jaar zal de direc
tie IJsselmeerpolders tweehonderd
landbouwbedrijven in het noord-ooste
lijk gedeelte van Oostelijk Flevoland
uitgeven. Dit zal de eerste grote uit
gifte in deze nieuwe polder zijn. Een
uitgifte op beperkte schaal is dit
jaar al geschied; 24 bedrijven werden
toegewezen aan boeren, wier bedrijf
op het oude land aan bedrijfsvergro-
ting in ruilverkavelingsgebieden of aan
stadsuitbreidingen ten offer zijn geval
len.
In totaal zal Oostelijk Flevoland, vol
gens het onlangs vastgestelde uitgifte
plan, 1141 bedrijven tellen, namelijk
973 akkerbouw en 168 gemengd. Onge
veer tachtig procent van die bedrijven
zal een oppervlakte van dertig hecta
re of meer hebben. De drie grootste
bedrijven zullen een oppervlakte van
120 hectare hebben.
ARNHEM, 13 juli De „Kunstbe-
oefeningsprijs 1962" (f 1000) van de
Akademie voor beeldende kunst en
kunstnijverheid is toegekend aan Didi
Goedhart (21) uit Den Dolder.
Zij verwierf het diploma van edelsmid
en was de beste leerlinge van de negen
tien kandidaten die dit jaar het eind
examen hebben gedaan. Zij ontving de
prjjs uit handen van burgemeester C.
G. Matser.
(Advertentie)
Neerlands eerste reisbureau
aan de Middellandse Zee
In Spanje en Italië
vooreen
goed
advies
vooreen
goede
D i reis
21. INLICHTINGEN BIJ AL ONZE 25 KANTOREN IN NEDERLAND.
22
„Neen, werkelijk, inspecteur, ik ben wel de laatste,
die u helpen kan."
„U zou me toch kunnen vertellen, hoe het nu
eigenlijk met dat ontslag staat. Is u nu eigenlijk
nog in dienst van Maison Saleminq of niet?"
Ze lacht, een kirrend keellachtje:
„Ja, daar vraagt u me nu juist iets, waarop ik
mezelf eigenlijk ook geen antwoord weet te geven.
Ben ik nu ontslagen, ja of neen?"
„Wat bedoelt u daarmee?"
„Nu, kijkt u eens, mevrouw, of moet ik zeggen,
wijlen mevrouw? Nu mevrouw heeft me met een da
verende scène ontslagen. Formeel had ze daar het
recht niet toe, begrijpt u."
„Natuurlijk, een ontslag zonder werkelijk gegronde
reden..."
„Ja, maar dat is het niet alleen. Officieel had
alleen mijnheer het beheer over de afdeling Haute
Couture. Mevrouw kon voor die afdeling niemand
aannemen of ontslaan. Dat wil zeggen officieel."
„Bedoelt u daarmee, dat ze het niet officieel toch
deed?"
„En of. Ontslag geven was een speciale hobby vap
dat creatuur."
,.Maar mijnheer..."
..Mijn waarde inspecteur, mijnheer is een wezel,
hij was doodsbang van die, die Medusa..."
Pieter Auguste zoekt vergeefs naar enig verband
tussen de dame met het slangenhaar wier aanblik
zo'n verstenende uitwerking had en wijlen Hendrika
Saleminq. Misschien had ze ook die nare hebbelijk
heid, peinst hij. Of anders bedoelt juffrouw Perk-
meier een ander, eveneens slecht befaamd vrouws
persoon Megaera.
„Dus mijnheer berustte in uw ontslag als ik de
zaak goed begrijp?"
„Neen, mijnheer was wanhopig, inspecteur, in een
woord wanhopig," zegt ze met een tragische keel
stem. „Gelooft u mij, ik heb nog nooit iemand zo...
zo verslagen gezien. Het was alsof dat creatuur hem
het hart uit de borst had gerukt. O, het was ont
zettend! Het was hartbrekend!"
„Dus mijnheer Saleminq berustte ditmaal niet?"
„Och, neen, hij deed wat hij kon, de arme man.
Maar wat hielp dat? Een mus had het evengoed
op kunnen nemen tegen... tegen een stoomroller
Hij bad en smeekte, dat het hardste hart erbij
zou zijn gesmolten. Maar dat wezen had geen hari
ze veegde de arme man en zijn protesten en smeek
beden letterlijk en figuurlijk van de baan.
Diezelfde middag nog kwam hij hier en smeekte
mij op zijn knieën toch vooral geen andere verbinte
nis aan te gaan. Hij bezwoer me dat alles in orde
zou komen. Maar ik heb het ondanks al die verzeke
ringen van mijnheer toch maar verstandiger gevon
den zo hier en daar mijn voelhorens eens uit te ste
ken. Er is een van de grote Parijse huizen, die al
telkens weer moeite voor mij gedaan heeft en dus..."
„Zo, zo, mijnheer wilde u dus tot geen prijs laten
gaan?"
„Tot geen prijs, inspecteur! Hij stelde mij voor
een weekje weg te blijven. In die tijd zou mevrouw
de hele affaire wel vergeten zijn, dacht de stakker.
Maar ik wist wel beter. Mevrouw had nu eenmaal
stierlijk het land aan elke vrouw met een goed figuur.
En speciaal aan de mannequins. Ja, en nog
extra speciaal aan mij, inspecteur."
De schuine felblauwe ogen zien hem veelbeteke
nend aan.
„Moet ik uit wat u me daar vertelt, juffrouw Perk-
meier, opmaken dat mijnheer's wanhoop niet alleen
uit zakelijke redenen, maar ook uit oorzaken van
sentiment voortkwam?"
Ze ziet hem even niet begrijpend aan, en aarzelt
zichtbaar met antwoorden.
„Ik bedoel of de gevoelens van mijnheer Sale
minq voor u nog van andere aard waren, dan die
van een werkgever voor een uitzonderlijk goede
kracht."
Ze blijft hem een beetje béte aanstaren.
Sacré nom, wat is dat creatuur langzaam van
begrip, denkt Perquin. En elke poging zich zo
kies mogelijk uit te drukken latende varen, zegt hij
a bout portant: „Was mijnheer Saleminq verliefd
op u, juffrouw, Perkmeier?"
„Oh," kirt ze, „foei, inspecteur, nu wordt u onbe
scheiden. Ik had werkelijk niet gedacht, dat u zo
ondeugend kon zijn."
Ze verschikt haar japon zodat er nog iets meer
te zien komt van een zeer welgevormd been. Pieter
Auguste voelt grote lust haar eens flink daar elkaar
te schudden. Zo'n ij dele, stomme koe. Béte vache,
va," denkt hij woedend.
„Het spijt me, dat u zoiets van me denkt, juffrouw
Perkmeier," zegt hij stroef. „Als ik u zo'n vraag
stel, is het alleen omdat er een moord is gepleegd.
Een moord, begrijpt u. En omdat het mijn plicht
als politieman is alle gegevens te verzamelen, die
tot de ontdekking van de moordenaar kunnen lei
den."
„U bedoelt, dat hij haar vermoord zou kunnen
hebben om mij?"
De scheve blauwe ogen kijken half angstig, half
belust.
„O. inspecteur, maar dat is dan toch nooit mijn
bedoeling geweest! Er bestond niets, werkelijk niets
tussen rnjj en mijnheer Saleminq. Niet, dat hij dat
niet graag anders zou hebben gezien, u weet, hoe
mannen zijn. Maar ik ben toch niet verantwoordelijk
voor mijnheer Saleminqs gevoelens, nietwaar, in
specteur." Ze lacht weer haar kirrend keellachje.
Wordt vervolgd)