Gé van Toorenburg won muziekoorlog zegimt Beroemd model ZATERDAG 21 JULI 1962 PAGINA 11 A star is born, op het Rem- brandtsplein. Het was on langs een sensationele avond toen Rika Jansen zich in haar one-woman-show presenteerde in het speciaal voor haar gebouwde Rembrandt-theater. „Ik keek de Zaal in en ik stierf op slag. Daar Zat heel Amsterdam, letterlijk iedereen uit het vak. Klapper tandend ging ik op, weet je, met he beverd in mijn knieën. Dat kan je niet tegenhouden. Ik dacht: Nou meid, daar ga je dan voor he leeuwen. Oh, d'r kwam zowat geen geluid uit m'n keel. Maar ik wilde mij niet laten afslachten. En ik voelde ineens de zaal komen. En bij de pauze wist ik dat ik ge- Wonnen had. Ze waren later alle maal gek. Ik had een hele blauwe arm van dat iedereen mij kneep. Fijn meid, zeiden ze allemaal". RIKA JANSEN: ik wilde ook wel eens een mooie jurk Het was inderdaad iets merkwaardigs dat ..iedereen uit het vak" wilde zien of dé' vroegere Zwarte Riek haar grote gooi naar het theater zou halen. Er Was een sfeer van verwachting, want iedereen had in de Jordaanprinses van enkele jaren terug iets van ras ver bloede. En iedereen mocht haar graag. Het was ook geen geheim dat haar man, de amusementsboss Kees Man- ders, een lieve duit in zijn vrouw had gestoken. Voor haar bouwde hij in het nutteloze gat op het Rembrandtsplein een nieuw theater, helemaal fijn, met aueen maar rode lampjes, en eindeloos gedrapeerd rood fluweel, een knap UChtorgel, een bar, tafeltjes en con- 'Umpties, enfin, een zaaltje vol heimwee haar romantischer amusementstijden. En toen daar ineens Rika Jansen Werkelijk een Grande Dame du Theatre bleek in een show van twee-en-half-uur, *at heel dat vakkundige, verknochte Publiek te kreunen en te gillen van in tens genoegen. Hier was nu ineens wat het Rembrandtsplein al zo lang node beeft gemist. De volgende dag kon men °P het Leidseplein, aan de artistiek gelardeerde tafeltjes van Americain, iedereen er over horen. En in het huis Van Rika Jansen kwamen bloemstukken binnen, en later brieven van Jan-en-al- leman, telegrammen, en in het ochtend blad betuigde iemand per advertentie tljn oprechte dank aan haar in het openbaar. „Zo mooi heb ik het mij niet dur ven dromen," zegt Rika Jansen. Ze zit er stralend bij, met een raven zwart rattekoppie, witte tanden in een ronde boog, en eenvoudig, maar chic gekleed. Haar oogranden, met groene streepjes en zwarte vegen, zjjn al bijna gereed voor het optreden van 's avonds. Ze is onmiddellijk heel charmant, met een eindeloze variatie Van uitdrukkingen in haar toch vrij hoekige gelaat. Ze praat zó veel, dat ze plotseling moet zeggen: „Nou stop ik, want anders heb ik voor vanavond geen stukkie stem meer over." Die stem zal nooit verloochenen dat *e van de Brouwersgracht komt, uit de viswinkel van haar vader, en dat ze op ue Lindengracht op school heeft geze ten. Dat heel speciale, wat de Jor- Qaan volgens de overleveringen vroeger bezat, vindt men nog in haar persoon. Hat mengsel van sentiment, onopzette lijke humor, de gijn van je-hela-hola- bopvaldrie, dat zwierige is bij haar nog ®cht. En al heeft ze het ras om een Grande Dame du Théatre te worden, bet blijft bij haar echt, zodat men kich als Amsterdammer soms in alle staten jjan verrukking voelt. Maar het is ken- belijk niet aan grenzen gebonden. De ttangaise, bij wie" ze met veel élan al lang Franse les neemt, zei haar meer malen: ,,Je hebt een heel leuk accent lh je Frans, ik zeg niet wat, anders 6a je het misschien verbeteren." Wat jben in haar zeker voortreffelijke Frans boort, is nog net de Lindengracht. „Daar was ik op de christelijke school. Met zingen moest ik bij de jongens gaan zitten, want in de tweede stem viel mijn schorre geluid Toch weer Zwarte Riek? niet op. Ze konden bij nul thuis alle maal goed zingen. Mijn zus is Maria Zamorra geworden. De Chirco's wa ren twee nichtjes van mij. Maar ze zeiden altijd: Hou jij je waffel nou dicht. En ik wou zo graag. Ik wou uit die vis, weet je. Wo stonken er naar, waar wij ook kwamen. De hele dag stond je vis schoon te maken. En mijn vader stuurde ons naar de markt. Dan vroeg-die: Hoeveel han del hebben jullie nog? Da's niks. Blijf staan tot je los bent. Jongens, dan stond je tot 's nachts twaalf uur. Mijn vader zei ook: Als je wat wil -bereiken, moet je werken. En hij had gelijk. Ik ging cursussen volgen en diploma's halen. En als er een zang wedstrijd was deed ik mee. Een tante zei mij dat er in Rotterdam een zangeres werd gevraagd, in een nachtclub. Ik zou 75 gulden per week krijgen, maar er was bijna geen ver dienste in die tent, dus kreeg ik ook vaak niks. Toen ben ik ook nog ouvreuse geweest in een bioscoop, om geld te verdienen voor kostuums. Ik had een tante die acrobaatte, die zei: Kom bij mij werken. Nou, ik acro baat, weet je. Ik was onderman, en had altijd een heel gewicht te dragen. Ik moest en ik zou voor- en achter plank leren, als slangenmens, weet je, al was het helemaal mijn werk niet. Jongen, ik heb wel eens angst gehad als wij heel hoog moesten werken.". Ze somt een reeks van namen op, waaronder ze optrad: Fanny Black, Gaston, er, toen werd ze Zwarte Riek, die Jordaanliedjes zong van ,,Ik heb rooie en witte radijs" en „Mijn wiegie was een stijfselkissie." In de plotselin ge rage met Johnnie Jordaan kwam ze mee omhoog. De kermissen en ca fézaaltjes werden grote zalen, waar ze de liedjes zong die Kees Manders ge woonlijk voor haar maakte. Van Zwar te Riek maakte men de_ Jordaanprin ses die in een open calèche door de buurt werd getroond. „Ineens was ik het zat. Ik wilde ook wel eens in een mooie jurk op het to neel staan. Altijd in die baaien rok, met dat jak, en die mensen die je zo lekker tof op je schouders sloegen, wildvreemden die je kwamen zoenen. Op een avond loop ik in de stad en hoor ik achter mijn rug smiespelen. Kijk, daar hè-je Magere Jossie. Dat was net in die tijd van al die moorden op de walletjes. Ik zei tegen Kees: „Kees, nou ben ik echt helemaal ge weest," weet je. Kees heeft mü toen in zijn show gezet als Rika Jansen. Tschi, tschi, tschi. Daar zjjn wij anderhalf jaar geleden mee naar Frankrijk ge weest, naar Nice. Nou jongen,, we kon den wel voor acht jaar contract krij gen. Wij waren met 24 man op stap, en dat was altijd ellende. Ik kon daar niet tegen. Ik ben zo precies. En dan dansten die meisjes weer niet gelijk. En dan lustten ze het eten niet. Ik 's avonds kijken of ze allemaal in bed lagen. En dan zeiden ze dat ze een mooi contract konden krijgen. Maar ik zei; Daar komt niks van. Eerst mee naar huis. Afmelden bij je vader en moeder. Maar ik intussen in de zenu wen hè. Onze manager zei toen Waarom gaat die vrouw niet alleen werken. Ik prakkezeren, weet je. Thuis ging ik het hele huis schilderen, en steeds maar denken: Kan ik het, kan ik het niet, wat zou ik wel kunnen? Kees zei: Van mij mag je alléén in een show. Nou, en zo is het gegaan, weet je." Anderhalf jaar heeft Rika Jansen ongelooflijk hard gewerkt. Ze zocht een repertoire en probeerde van alles uit. „Piaf wilde ik zo graag doen. Dat was voor mij het geweldigste wat er is. Ik zette die plaat van haar op. Maar nee hoor, ik heb die klop niet in mijn stem. Laat ik er maar afblijven. Die vrouw, ais je haar ziet opkomen, op het toneel vind je het een zielig schep seltje, maar als ze zingt, vind je het een schoonheid." Ze koos ook een lied je van Mariene Dietrich. Toen Marie ne in Amsterdam kwam zingen, zei Rika Jansen: „Ik ga er niet heen. Ze is zo'n enorme persoonlijkheid dat ik bang ben door haar beïnvloed te wor den. Ik wil alles zelf opbouwen." Ze studeerde intensief Frans, en nam ook grondig andere talen door. Vocht tot ze het Weense accent onder de knie had, en het Amerikaanse. De showman Jack Bow werkte eindeloos met haar om haar theater-bewegingen bü te brengen. En om alles tot in de perfectie voor elkaar te krijgen, onder ging ze een drastische vermagerings kuur, die haar zichtbaar slanker maak te en veertien pond gewicht wegnam. Het is Zwarte Riek niet meer, die in „Plumes, Pluches en Plastic" voor het publiek verschijnt, maar het onver valste theaterkind Rika Jansen. Met een yvat schorre, soms luidkeels explo derende stem zingt ze een reeks van bijna allemaal bekende liedjes, soms een eeuw oud, vaak herinneringen aan grote artiesten van de music hall, bijna stuk voor stuk herboren door het ge heim van haar persoonlijkheid. He. S. Het lijkt hier wel een kerk, zeiden enkele teleurge stelde Amerikaanse ver lofgangers tegen elkaar toen zij de Corrida-club van Gé van Toorenburg in de Am sterdamse Wagenstraat betra den. Hoe goed zij daarmee de muziek van Debussy's „La Cathédrale Engloutie" verston den, drong op dat moment echter niet tot hen door. Zij zagen slechts de fluisterende bezoekers, de sfeervolle ver lichting en de op zijn tenen sluipende ober, die de bestel lingen bijna geruisloos uitvoer de. Ze bleven toch even zit ten, ongeïnteresseerd het stuk je kauwgum van de ene n ,;ir de andere mondhoek dirige rend. Toen werd het hun te bar. Uit de Steinway-concert- vleugel .achter in de pijpenla klonken de beginaccoorden van het pianoconcert van Ravel kompleet met de op de band staande orkestbegeleiding. De Amerikanen stopten hun oren dicht en verdwenen in het te genover gelegen danslokaal waar jazz te beluisteren viel. De stille en vergeten Wagen straat bij de Amstel levert iedere avond weer een kaka- fonie van geluiden op: Bebop en Brubeck van de ene kant; Bach en Brassens van de an dere. Nog maar enkele maan den geleden toen hier het „Mekka der jazzmodernisten" Sheherazade was gevestigd zag men muziekliefhebbers in du- bio staan: links klassiek, rechts jazz. Nu is de „Shehe razade opgeheven en de laat ste jazzclub uit Amsterdam verdwenen. Er is een dansge legenheid voor in de plaats ge komen, waar ook moderne jazzmuziek wordt gespeeld. Met dit verschil dat nu de mu ziek uit de grammofoon moet komen. Voor velen was de aar digheid er toen af. Gé van Toorenburg (54) kan er echt niet om treuren. Jarenlang heeft de Corridaclub een hevi ge strijd moeten voeren tegen de „Sheherazade". Jazz con tra klassiek. Een muziekoor log, waar nu eens de BUMA niet aan te pas kwam. Thans is het klassieke terrein gezui verd. Bijna veertien jaar geleden begon de ondernemende Gé v. Toorenburg in het obscure straatje het avontuur van zijn leven: een club waar vooral klassieke muziek maar ook songs uit musicals en Franse chansons ten gehore zouden worden gebracht. „De eerste jaren waren zeker niet de bes te", zegt Van Toorenburg. Er kwamen nogal eens jongelui binnen die ander amusement verwachtten en die bij het ho ren van de muziek van Cho pin of Bartök hun misnoegen niet onder de pas vernieuwde stoelen of banken staken. Ge lukkig hadden wij toen een ex- bokser in dienst die zeer mu zikaal was (sinds wij weten dat de grote Bep van Klave ren voor en na het gevecht naar Bach luisterde, begrijpen wij het) en die de jongelui zonder vorm van proces in de kraag vatte en eruit bonjour de". Maar gelukkiger tijden kondigden zich aan. Het pu bliek alsook de inkomsten wed den beter. Velen vonden de weg naar de Corrida-club. On der hen waren verscheidene bekende figuren als Johan v. d. Boogert, George van Re- nesse, Jurriaan Andriessen, Ri ta Reys en Pim Jacobs, Ge rard Hengeveld, Ton Lutz, Theo Olof, dr. Max Euwe, Willy Walden en Piet Muyse- laar, Hans Henkemans, Corry Bijster, Gré Brouwenstein, Louis de Bourbon e.a. Het he le gezelschap van Porgy and Bess, The Free and Easy- show, de leden van de Fritz Hirsch operette, Les Compag nons de la chanson, de My Fair Lady-vertolkers en diver se andere gezelschappen brachten de club een bezoek. Leden van het Concertgebouw orkest en leerlingen van het conservatorium komen er re gelmatig. Het gastenboek dat Gé zorgvuldig bijhoudt, kon op deze manier uitgroeien tot een interessant boekwerk. Eduard van Beinum schreef er inder tijd in: „Alle bewondering en respect voor uwe prestaties. Proficiat". Rosa Spier krabbel de: „Als Myra Etass uw Bach hoorde, zou zjj met evenveel enthousiasme bravo" roepen als ik nu". Max Euwe zag in Van „Tooren"burg zelfs een potentiële concurrent en schreef: „Als Gé even handig met torens zou kunnen omgaan als met noten, dan had ik mijn langste tijd er op zitten". De hoofdpersoon is onder de loftuitingen niet bezweken. Met gepaste trots bladert hij in zijn gastenboek en denkt terug aan die begintijd in Rotterdam. Als 14-jarige jongen speelde hij in bars, nachtclubs en andere ge legenheden. Hij wilde op het conservatorium, maar de fi nanciële middelen ontbraken. „Dan ga ik het zelf verdienen", dacht hij en zo kon het gebeu ren dat hij op een mooie zo meravond met de korte broek nog aan achter de rammelpi ano in een Rotterdamse katte- kroeg kroop om er de dans- lustigen op vriendelijke en makkelijk in het gehoor liggen de wijsjes te onthalen. Sinds die dag is het voor de jonge pianist knokken geweest. Knok ken om aan het werk te ko men en te blijven, om zijn stu die door te zetten en het geld te verdienen waardoor zijn jon- gensideaal verwezenlijkt zou kunnen worden: een recital te geven in de grote zaal van het Amsterdamse Concertgebouw. Dat ideaal, voor Van Tooren burg toen nog niet meer dan een heerlijke dagdroom in de zo spaarzame vrije uurtjes, is allang werkelijkheid geworden. Hij speelde in de grote zaal, gaf diverse recitals in de klei ne zaal en trad op voor ra dio en televisie. Het vreemde jongetje dat in de keiharde we reld van de muziekbusiness zjjn eigen, bescheiden wegge tje trachtte te zoeken, is nu de eigenaar van twee prachti ge Steinway-coneertvleugels, een muziekbibliotheek waarin alle werken die er voor piano zijn gecomponeerd ruim vijf tien meter plank beslaan en een eigen club waar hij uit sluitend zijn muziek kan spe len. De leerling van Gerard Hengeveld en Oscar Back speelt bijna alles uit het hoofd. Van Prokoviev tot Couperin en van Bartök tot Scarlatti. Maar Van Toorenburg heeft er hard voor moeten werken. Na zijn Rotterdamse periode reisde hij van de ene plaats naar de andere: Zutphen, Amersfoort, Scheveningen (Ca sino), Amsterdam. Enkele ja ren heeft hij als pianist geva ren bij de Mij. Nederland. Daarna belandde hij in een Hongaars orkestje en vervol- fens bij een combo ergens aan e boulevard in Scheveningen. En intussen studeerde hij maar. Vijf tot zes uur over dag. 's Avonds moest dan nog het dozijn uren worden volge- maakt. Zijn studies verliepen vlot. In 1951 moest hij staats examen doen aan het ko ninklijk conservatorium in Den Haag. „Die dag zal ik mijn le- uiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiJiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiijiiiiiiiiniiiiiitirjiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHniiiiiiiiiiiiiiniiiiiiii INEKE KLAARHAMER: ven niet vergeten", zegt Van Toorenburg. De voorzitter van de Mij. voor Toonkunst had mij al eens gezegd dat hij 't maar kwalijk vond dat ik op deze manier mijn brood ver diende eij drong er op aan dat ik de piano maar voor het „se rieuzere" werk moest reserve ren. Toen ik dus op die be wuste dag de examenzaal bin nenstapte was ik behoorlijk nerveus. „Gaat u maar zitten", zei de voorzitter van de exa mencommissie Sem Dresden. Tot het uiterste geconcentreerd ga je dan achter de piano zit ten en begin je te spelen. Je verwacht dat de heren stil gaan zitten luisteren. Maar nee hoor. Je bent nog geen twee minuten bezig of de heren be ginnen op bijna onhoorbare wijze met elkaar te fluisteren. Allemachtig, ik doe het niet goed, denk je dan meteen, maar je gaat door. Enkele ogenblikken later, terwijl je je ziel legt in Ravel's Sonatine, dringt plotseling het scherpe aroma van een dure sigaar in je neusgaten. Waarom speel ik nog, ik kan er net zo goed mee uitscheiden, denk je. Even la ter hoor je het schuiven van stoelen. Er staan nu een paar heren op. Een van hen vertelt een aardigheidje waar de an der een gesmoord, hikkend lachje van overhoudt. Ik ben verloren. Reddeloos verloren. Hoe is het mogelijk. De zweet druppels verschijnen op je voorhoofd. Mjt de moed der wanhoop speet je het stuk uit. „Fjjn meneer Van Toorenburg. U speelt in nachtclubs is het niet? Goed, speelt u dan voor de commissie maar eens die concertétude van Pierné Enfin, je gaat weer aan het werk. De gebeurtenissen her halen zich met dit verschil dat er nu iemand duidelijk hoor baar met zijn koffiekopje ram melt. Plotseling zegt de voor zitter: Dank u wel meneer, u kunt gaan. Ik was óp. Dat weet ik wel. Hulpeloos keek ik in de blau we walm van rook naar een eventueel teken van goedkeu ring van de zijde der commis sie. Het was, meen ik. Wil- iiiiiiiiniiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiii lem Andriessen, die mij dat tenslotte gaf. Ik begreep dat ik er door was. De gang van het conservatorium was voor mij als mineraalwater na een moordende bergétappe in de Tour de France. Op zijn pun- tenlijstje zouden later bij na uit sluitend achten voor komen. Iedere avond luisteren tien tallen muziekliefhebbers naar zijn muziek. Het vormt een welkome onderbreking van de sleur van iedere dag. De eige naar van de Corridaclub vindt het dankbaar werk. De men sen hebben het nodig in deze „Doe het zelf" en ..Trek uw eigen, schone handdoek"-tijd. Iemand vraagt melodieën uit de West Side Story, iemand vraagt Liszt, iemand vraagt „dat fijne nummer van Azna- vour", iemand wil de Pavane van Ravel horen. Terwijl bar man Willem peinzend een keu ze maakt uit 21 soorten whis ky, speelt Gé van Toorenburg. De hele avond door. En de bezoekers blijven luisteren tot sluitingstijd: tot twee uur in de nacht. Fr. B. Dit is een godin uit de moderne publiciteits- wereld. Zo althans zon men de 27-jarige Gioy Moritz kunnen noemen, die tot de Europese topmodellen be hoort. Ze is afkomstig uit Rome, waar haar vader foto graaf is, maar haar werk terrein vindt ze grotendeels in Milaan, waar men haar vaak in haar kleine rode autootje op pad kan vinden. Door heel Italië ziet men haar op affiches staan ter aanprijzing van een olijfolie- merk. Haar portret komt men ook in de moderubrie ken van grote bladen als Grazia, Vogue en Marie- Claire tegen. Het is voor haar hard werken in Italië, waar de prijzen voor een foto model van haar klasse zeker niet bijzonder hoog zijn (3000 tot 5000 lire per foto). Wat ze moet uitgeven aan reis- en verblijfkosten, aan de kapster (wekelijks) en aan kleding en make-up-artike- len is schrikwekkend. Ach ter het schijn wereldje van mode en publiciteit dat veie meisjes nog altijd heel verlokkend vinden is haar werkelijke leven vol zware inspanningen, zenuwachtig gehaast en moeizaam uit bouwen van haar reputatie. een persoonlijke stijl Die donkerharige televisie omroepster „met de krul naar buiten", dat onge kunstelde meisje met de knipperende oogopslag, dat is Ineke Klaarhamer. Van tijd tot tijd zit ze ongemakkelijk op een kantoorkrukje op te zien naar een rood lampje boven een camera. Uit een duistere controlekamer boven haar klinkt ineens een geheimzinni ge stem en dan begint de om- roepster in het niets te spre ken. In het niets? Voor haar snort de camera waarachter zjj een slordige miljoen kijkers weet. Dat is een boeiend idee, maar zo vluchtig. Het gesprek met de niet antwoordende ca mera duurt slechts een paar minuten en eindigt met een knipoogje bij het „welterusten" zeggen. Dan verdwijnt Ineke Klaarhamer uit de huiskamers, uit de studio ook, en haast zij zich naar haar eigen kamer aan de Churchill-laan in Am sterdam. Mllllllliiilllllllllinillllliiiiiiiiiiiiiiiilllliiiiii „Daar leeft zij haar eigen le ventje, een zelfstandig bestaan als stewardess. Als zij er zin in heeft, kriebelt ze een teke ning bij elkaar, gaat bij haar buren (allemaal studenten) koffiedrinken, kokkerelt wat in de keuken of ze neemt een boek. Een studieboek liefst, over Middeleeuwse kunst. Mid delnederlandse Literatuur of soms over pedagogie. Zij pakt veel aan en schept er genoe gen in om daar zoveel moge- ijk een persoonlijk cachet aan te geven. Ze vindt dat maar moeilijk 'n haar werk voor de KRO-te- levisie. Dat geeft haar geen armslag, en als het werk haar toch boeit dan is het voorna melijk uit lust tot enig avon tuur. Elke uitzending onder gaat zij nog steeds als die eer ste nerveuze zaterdag 19 de cember, twee jaar geleden, en dat vond ze een avontuur. Zomaar, in een bul van „Nu wil ik eens wat anders" zond zij de NTS haar sollicitatie brief. „Na de MMS had ik Ineke Klaarhamer op museumbezoek. twee jaar bij een VW in Arn hem gewerkt, aan de balie en ook als gastvrouwe bij excur sies en tentoonstellingen. Ik was gewend te spreken tegen mensen. De NTS verwees mij naar een van de secties. Ik stuurde een mini-foto een van zo'n kaart met vieren twintig grijnzen naar de KRO, waarna ik een test mocht maken. Eerst iets voor lezen over de Sjah van Per- zië en toen een interview met iemand over West-Indië. Ik heb geloof ik erg stompzinni ge vragen gesteld. Maar ik werd aangenomen. Een jaar lang moest ik voor elke uit zending van Arnhem naar Bus- sum reizen. Tijdens het lunch- uur ging ik naar de kapper. Na de uitzending sliep ik 's nachts in Bussum en de vol gende morgen treinde ik in al le vroegte naar Arnhem om daar bij de VW mijn plaats weer in te nemen. Dat ge combineerde leven kon ik niet volhouden. De VW liet ik schieten en ik bleef thuis mijn moeder een beetje helpen in de huishouding. Dat beviel mij ook niet, want ik had nu niet zoveel ajiders meer te doen dan t\v«e of drie keer in de maand een programma aan te kondigen." Maar voor de zelfstandige, doortastende Ineke Klaarha mer gaf dit veel te weinig avontuur. Zij zocht een kamer in Amsterdam en kon stewar dess worden bij Martin Air Charters. Nu vliegt zij enige malen per week op korte vluch ten; veel plezier en veel wis selvallige belevenissen, vindt zij. En nu kan zij over meer tijd beschikken voor de bijko mende zorgen die met haar bezigheid van omroepster ver band houden. Ze kan zich wat vaker naar haar kapster be geven en wat uurtjes uittrek ken om de mode-winkels af te lopen. Graag ook houdt ze de eer aan zichzelf en ontwerpt en naait zij zelf kledingstuk ken. Vrjj geregeld aanvaardt zij ook uitnodigingen om als lady-speaker op modeshows te verschijnen. „In alles wat ik doe probeer ik iets van mijzelf te leggen. Dat vind ik belangrijk. Mijn kliederijen op papier en het ontwerpen van een leuk japon netje getuigen daarvan, hoop ik. Voor de televisie zou ik ook graag een eigen stijl vin den. Een moeilijkheid is wel eens dat de regisseurs mijn tekst schrijven, en die drukken zich op een heel andere manier uit dan ik zelf zou doen. Ik zou het wat gezelliger willen doen. Ik stel mij dan altijd de huiskamers voor waar ze zitten te kijken: pa onderuit in zijn fauteuil, moeder aan haar brei werk en zoonlief met een scheel oog naar mij en een an der oog op een pagina Grieks. Dan past geen stijve tekst. Eigen zinnen en woorden zijn ook gemakkelijker te onthou den. In overleg met de eind- regisseur zou het, net als in België, best gaan, denk ik. Bij de kinderuitzendingen vervang ik soms Hannie Lips, die al leen ai met haar wuifgebaar een eigen manier van optreden bezit. Omdat ik van dieren houd, neem ik wei eens een poes mee of, zoals kort ge- den, een chimpansee. Dat geeft toch weer een apart accentje.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1962 | | pagina 11