Gé van Toorenburg
won muziekoorlog
zegimt
Beroemd
model
ZATERDAG 21 JULI 1962
PAGINA 11
A star is born, op het Rem-
brandtsplein. Het was on
langs een sensationele avond
toen Rika Jansen zich in haar
one-woman-show presenteerde in
het speciaal voor haar gebouwde
Rembrandt-theater. „Ik keek de
Zaal in en ik stierf op slag. Daar
Zat heel Amsterdam, letterlijk
iedereen uit het vak. Klapper
tandend ging ik op, weet je, met
he beverd in mijn knieën. Dat kan
je niet tegenhouden. Ik dacht:
Nou meid, daar ga je dan voor
he leeuwen. Oh, d'r kwam zowat
geen geluid uit m'n keel. Maar ik
wilde mij niet laten afslachten. En
ik voelde ineens de zaal komen.
En bij de pauze wist ik dat ik ge-
Wonnen had. Ze waren later alle
maal gek. Ik had een hele blauwe
arm van dat iedereen mij kneep.
Fijn meid, zeiden ze allemaal".
RIKA JANSEN:
ik wilde ook
wel eens een
mooie jurk
Het was inderdaad iets merkwaardigs
dat ..iedereen uit het vak" wilde zien
of dé' vroegere Zwarte Riek haar grote
gooi naar het theater zou halen. Er
Was een sfeer van verwachting, want
iedereen had in de Jordaanprinses van
enkele jaren terug iets van ras ver
bloede. En iedereen mocht haar graag.
Het was ook geen geheim dat haar
man, de amusementsboss Kees Man-
ders, een lieve duit in zijn vrouw had
gestoken. Voor haar bouwde hij in het
nutteloze gat op het Rembrandtsplein
een nieuw theater, helemaal fijn, met
aueen maar rode lampjes, en eindeloos
gedrapeerd rood fluweel, een knap
UChtorgel, een bar, tafeltjes en con-
'Umpties, enfin, een zaaltje vol heimwee
haar romantischer amusementstijden.
En toen daar ineens Rika Jansen
Werkelijk een Grande Dame du Theatre
bleek in een show van twee-en-half-uur,
*at heel dat vakkundige, verknochte
Publiek te kreunen en te gillen van in
tens genoegen. Hier was nu ineens wat
het Rembrandtsplein al zo lang node
beeft gemist. De volgende dag kon men
°P het Leidseplein, aan de artistiek
gelardeerde tafeltjes van Americain,
iedereen er over horen. En in het huis
Van Rika Jansen kwamen bloemstukken
binnen, en later brieven van Jan-en-al-
leman, telegrammen, en in het ochtend
blad betuigde iemand per advertentie
tljn oprechte dank aan haar in het
openbaar.
„Zo mooi heb ik het mij niet dur
ven dromen," zegt Rika Jansen. Ze
zit er stralend bij, met een raven
zwart rattekoppie, witte tanden in
een ronde boog, en eenvoudig, maar
chic gekleed. Haar oogranden, met
groene streepjes en zwarte vegen,
zjjn al bijna gereed voor het optreden
van 's avonds. Ze is onmiddellijk heel
charmant, met een eindeloze variatie
Van uitdrukkingen in haar toch vrij
hoekige gelaat. Ze praat zó veel, dat
ze plotseling moet zeggen: „Nou stop
ik, want anders heb ik voor vanavond
geen stukkie stem meer over."
Die stem zal nooit verloochenen dat
*e van de Brouwersgracht komt, uit de
viswinkel van haar vader, en dat ze op
ue Lindengracht op school heeft geze
ten. Dat heel speciale, wat de Jor-
Qaan volgens de overleveringen vroeger
bezat, vindt men nog in haar persoon.
Hat mengsel van sentiment, onopzette
lijke humor, de gijn van je-hela-hola-
bopvaldrie, dat zwierige is bij haar nog
®cht. En al heeft ze het ras om een
Grande Dame du Théatre te worden,
bet blijft bij haar echt, zodat men kich
als Amsterdammer soms in alle staten
jjan verrukking voelt. Maar het is ken-
belijk niet aan grenzen gebonden. De
ttangaise, bij wie" ze met veel élan al
lang Franse les neemt, zei haar meer
malen: ,,Je hebt een heel leuk accent
lh je Frans, ik zeg niet wat, anders
6a je het misschien verbeteren." Wat
jben in haar zeker voortreffelijke Frans
boort, is nog net de Lindengracht.
„Daar was ik op de christelijke
school. Met zingen moest ik bij de
jongens gaan zitten, want in de
tweede stem viel mijn schorre geluid
Toch weer Zwarte Riek?
niet op. Ze konden bij nul thuis alle
maal goed zingen. Mijn zus is Maria
Zamorra geworden. De Chirco's wa
ren twee nichtjes van mij. Maar ze
zeiden altijd: Hou jij je waffel nou
dicht. En ik wou zo graag. Ik wou
uit die vis, weet je. Wo stonken er
naar, waar wij ook kwamen. De hele
dag stond je vis schoon te maken.
En mijn vader stuurde ons naar de
markt. Dan vroeg-die: Hoeveel han
del hebben jullie nog? Da's niks.
Blijf staan tot je los bent. Jongens,
dan stond je tot 's nachts twaalf uur.
Mijn vader zei ook: Als je wat wil
-bereiken, moet je werken. En hij had
gelijk. Ik ging cursussen volgen en
diploma's halen. En als er een zang
wedstrijd was deed ik mee. Een
tante zei mij dat er in Rotterdam een
zangeres werd gevraagd, in een
nachtclub. Ik zou 75 gulden per week
krijgen, maar er was bijna geen ver
dienste in die tent, dus kreeg ik ook
vaak niks. Toen ben ik ook nog
ouvreuse geweest in een bioscoop, om
geld te verdienen voor kostuums. Ik
had een tante die acrobaatte, die zei:
Kom bij mij werken. Nou, ik acro
baat, weet je. Ik was onderman, en
had altijd een heel gewicht te dragen.
Ik moest en ik zou voor- en achter
plank leren, als slangenmens, weet
je, al was het helemaal mijn werk
niet. Jongen, ik heb wel eens angst
gehad als wij heel hoog moesten
werken.".
Ze somt een reeks van namen op,
waaronder ze optrad: Fanny Black,
Gaston, er, toen werd ze Zwarte Riek,
die Jordaanliedjes zong van ,,Ik heb
rooie en witte radijs" en „Mijn wiegie
was een stijfselkissie." In de plotselin
ge rage met Johnnie Jordaan kwam
ze mee omhoog. De kermissen en ca
fézaaltjes werden grote zalen, waar ze
de liedjes zong die Kees Manders ge
woonlijk voor haar maakte. Van Zwar
te Riek maakte men de_ Jordaanprin
ses die in een open calèche door de
buurt werd getroond.
„Ineens was ik het zat. Ik wilde ook
wel eens in een mooie jurk op het to
neel staan. Altijd in die baaien rok,
met dat jak, en die mensen die je zo
lekker tof op je schouders sloegen,
wildvreemden die je kwamen zoenen.
Op een avond loop ik in de stad en
hoor ik achter mijn rug smiespelen.
Kijk, daar hè-je Magere Jossie. Dat
was net in die tijd van al die moorden
op de walletjes. Ik zei tegen Kees:
„Kees, nou ben ik echt helemaal ge
weest," weet je. Kees heeft mü toen in
zijn show gezet als Rika Jansen. Tschi,
tschi, tschi. Daar zjjn wij anderhalf
jaar geleden mee naar Frankrijk ge
weest, naar Nice. Nou jongen,, we kon
den wel voor acht jaar contract krij
gen. Wij waren met 24 man op stap,
en dat was altijd ellende. Ik kon daar
niet tegen. Ik ben zo precies. En dan
dansten die meisjes weer niet gelijk.
En dan lustten ze het eten niet. Ik
's avonds kijken of ze allemaal in bed
lagen. En dan zeiden ze dat ze een
mooi contract konden krijgen. Maar ik
zei; Daar komt niks van. Eerst mee
naar huis. Afmelden bij je vader en
moeder. Maar ik intussen in de zenu
wen hè. Onze manager zei toen
Waarom gaat die vrouw niet alleen
werken. Ik prakkezeren, weet je. Thuis
ging ik het hele huis schilderen, en
steeds maar denken: Kan ik het, kan
ik het niet, wat zou ik wel kunnen?
Kees zei: Van mij mag je alléén in
een show. Nou, en zo is het gegaan,
weet je."
Anderhalf jaar heeft Rika Jansen
ongelooflijk hard gewerkt. Ze zocht
een repertoire en probeerde van alles
uit. „Piaf wilde ik zo graag doen. Dat
was voor mij het geweldigste wat er
is. Ik zette die plaat van haar op. Maar
nee hoor, ik heb die klop niet in mijn
stem. Laat ik er maar afblijven. Die
vrouw, ais je haar ziet opkomen, op
het toneel vind je het een zielig schep
seltje, maar als ze zingt, vind je het
een schoonheid." Ze koos ook een lied
je van Mariene Dietrich. Toen Marie
ne in Amsterdam kwam zingen, zei
Rika Jansen: „Ik ga er niet heen. Ze
is zo'n enorme persoonlijkheid dat ik
bang ben door haar beïnvloed te wor
den. Ik wil alles zelf opbouwen."
Ze studeerde intensief Frans, en
nam ook grondig andere talen door.
Vocht tot ze het Weense accent onder
de knie had, en het Amerikaanse. De
showman Jack Bow werkte eindeloos
met haar om haar theater-bewegingen
bü te brengen. En om alles tot in de
perfectie voor elkaar te krijgen, onder
ging ze een drastische vermagerings
kuur, die haar zichtbaar slanker maak
te en veertien pond gewicht wegnam.
Het is Zwarte Riek niet meer, die in
„Plumes, Pluches en Plastic" voor het
publiek verschijnt, maar het onver
valste theaterkind Rika Jansen. Met
een yvat schorre, soms luidkeels explo
derende stem zingt ze een reeks van
bijna allemaal bekende liedjes, soms
een eeuw oud, vaak herinneringen aan
grote artiesten van de music hall, bijna
stuk voor stuk herboren door het ge
heim van haar persoonlijkheid.
He. S.
Het lijkt hier wel een kerk,
zeiden enkele teleurge
stelde Amerikaanse ver
lofgangers tegen elkaar
toen zij de Corrida-club van
Gé van Toorenburg in de Am
sterdamse Wagenstraat betra
den. Hoe goed zij daarmee de
muziek van Debussy's „La
Cathédrale Engloutie" verston
den, drong op dat moment
echter niet tot hen door. Zij
zagen slechts de fluisterende
bezoekers, de sfeervolle ver
lichting en de op zijn tenen
sluipende ober, die de bestel
lingen bijna geruisloos uitvoer
de. Ze bleven toch even zit
ten, ongeïnteresseerd het stuk
je kauwgum van de ene n ,;ir
de andere mondhoek dirige
rend. Toen werd het hun te
bar. Uit de Steinway-concert-
vleugel .achter in de pijpenla
klonken de beginaccoorden van
het pianoconcert van Ravel
kompleet met de op de band
staande orkestbegeleiding. De
Amerikanen stopten hun oren
dicht en verdwenen in het te
genover gelegen danslokaal
waar jazz te beluisteren viel.
De stille en vergeten Wagen
straat bij de Amstel levert
iedere avond weer een kaka-
fonie van geluiden op: Bebop
en Brubeck van de ene kant;
Bach en Brassens van de an
dere. Nog maar enkele maan
den geleden toen hier het
„Mekka der jazzmodernisten"
Sheherazade was gevestigd zag
men muziekliefhebbers in du-
bio staan: links klassiek,
rechts jazz. Nu is de „Shehe
razade opgeheven en de laat
ste jazzclub uit Amsterdam
verdwenen. Er is een dansge
legenheid voor in de plaats ge
komen, waar ook moderne
jazzmuziek wordt gespeeld.
Met dit verschil dat nu de mu
ziek uit de grammofoon moet
komen. Voor velen was de aar
digheid er toen af. Gé van
Toorenburg (54) kan er echt
niet om treuren. Jarenlang
heeft de Corridaclub een hevi
ge strijd moeten voeren tegen
de „Sheherazade". Jazz con
tra klassiek. Een muziekoor
log, waar nu eens de BUMA
niet aan te pas kwam. Thans
is het klassieke terrein gezui
verd.
Bijna veertien jaar geleden
begon de ondernemende Gé v.
Toorenburg in het obscure
straatje het avontuur van zijn
leven: een club waar vooral
klassieke muziek maar ook
songs uit musicals en Franse
chansons ten gehore zouden
worden gebracht. „De eerste
jaren waren zeker niet de bes
te", zegt Van Toorenburg. Er
kwamen nogal eens jongelui
binnen die ander amusement
verwachtten en die bij het ho
ren van de muziek van Cho
pin of Bartök hun misnoegen
niet onder de pas vernieuwde
stoelen of banken staken. Ge
lukkig hadden wij toen een ex-
bokser in dienst die zeer mu
zikaal was (sinds wij weten
dat de grote Bep van Klave
ren voor en na het gevecht
naar Bach luisterde, begrijpen
wij het) en die de jongelui
zonder vorm van proces in de
kraag vatte en eruit bonjour
de". Maar gelukkiger tijden
kondigden zich aan. Het pu
bliek alsook de inkomsten wed
den beter. Velen vonden de
weg naar de Corrida-club. On
der hen waren verscheidene
bekende figuren als Johan v.
d. Boogert, George van Re-
nesse, Jurriaan Andriessen, Ri
ta Reys en Pim Jacobs, Ge
rard Hengeveld, Ton Lutz,
Theo Olof, dr. Max Euwe,
Willy Walden en Piet Muyse-
laar, Hans Henkemans, Corry
Bijster, Gré Brouwenstein,
Louis de Bourbon e.a. Het he
le gezelschap van Porgy and
Bess, The Free and Easy-
show, de leden van de Fritz
Hirsch operette, Les Compag
nons de la chanson, de My
Fair Lady-vertolkers en diver
se andere gezelschappen
brachten de club een bezoek.
Leden van het Concertgebouw
orkest en leerlingen van het
conservatorium komen er re
gelmatig. Het gastenboek dat
Gé zorgvuldig bijhoudt, kon op
deze manier uitgroeien tot een
interessant boekwerk. Eduard
van Beinum schreef er inder
tijd in: „Alle bewondering en
respect voor uwe prestaties.
Proficiat". Rosa Spier krabbel
de: „Als Myra Etass uw Bach
hoorde, zou zjj met evenveel
enthousiasme bravo" roepen
als ik nu". Max Euwe zag
in Van „Tooren"burg zelfs
een potentiële concurrent en
schreef: „Als Gé even handig
met torens zou kunnen omgaan
als met noten, dan had ik mijn
langste tijd er op zitten".
De hoofdpersoon is onder de
loftuitingen niet bezweken. Met
gepaste trots bladert hij in zijn
gastenboek en denkt terug aan
die begintijd in Rotterdam. Als
14-jarige jongen speelde hij in
bars, nachtclubs en andere ge
legenheden. Hij wilde op het
conservatorium, maar de fi
nanciële middelen ontbraken.
„Dan ga ik het zelf verdienen",
dacht hij en zo kon het gebeu
ren dat hij op een mooie zo
meravond met de korte broek
nog aan achter de rammelpi
ano in een Rotterdamse katte-
kroeg kroop om er de dans-
lustigen op vriendelijke en
makkelijk in het gehoor liggen
de wijsjes te onthalen. Sinds
die dag is het voor de jonge
pianist knokken geweest. Knok
ken om aan het werk te ko
men en te blijven, om zijn stu
die door te zetten en het geld
te verdienen waardoor zijn jon-
gensideaal verwezenlijkt zou
kunnen worden: een recital te
geven in de grote zaal van het
Amsterdamse Concertgebouw.
Dat ideaal, voor Van Tooren
burg toen nog niet meer dan
een heerlijke dagdroom in de
zo spaarzame vrije uurtjes, is
allang werkelijkheid geworden.
Hij speelde in de grote zaal,
gaf diverse recitals in de klei
ne zaal en trad op voor ra
dio en televisie. Het vreemde
jongetje dat in de keiharde we
reld van de muziekbusiness
zjjn eigen, bescheiden wegge
tje trachtte te zoeken, is nu
de eigenaar van twee prachti
ge Steinway-coneertvleugels,
een muziekbibliotheek waarin
alle werken die er voor piano
zijn gecomponeerd ruim vijf
tien meter plank beslaan en
een eigen club waar hij uit
sluitend zijn muziek kan spe
len. De leerling van Gerard
Hengeveld en Oscar Back
speelt bijna alles uit het hoofd.
Van Prokoviev tot Couperin en
van Bartök tot Scarlatti.
Maar Van Toorenburg heeft
er hard voor moeten werken.
Na zijn Rotterdamse periode
reisde hij van de ene plaats
naar de andere: Zutphen,
Amersfoort, Scheveningen (Ca
sino), Amsterdam. Enkele ja
ren heeft hij als pianist geva
ren bij de Mij. Nederland.
Daarna belandde hij in een
Hongaars orkestje en vervol-
fens bij een combo ergens aan
e boulevard in Scheveningen.
En intussen studeerde hij
maar. Vijf tot zes uur over
dag. 's Avonds moest dan nog
het dozijn uren worden volge-
maakt. Zijn studies verliepen
vlot. In 1951 moest hij staats
examen doen aan het ko
ninklijk conservatorium in Den
Haag. „Die dag zal ik mijn le-
uiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiJiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiijiiiiiiiiniiiiiitirjiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHniiiiiiiiiiiiiiniiiiiiii
INEKE KLAARHAMER:
ven niet vergeten", zegt Van
Toorenburg. De voorzitter van
de Mij. voor Toonkunst had
mij al eens gezegd dat hij 't
maar kwalijk vond dat ik op
deze manier mijn brood ver
diende eij drong er op aan dat
ik de piano maar voor het „se
rieuzere" werk moest reserve
ren. Toen ik dus op die be
wuste dag de examenzaal bin
nenstapte was ik behoorlijk
nerveus. „Gaat u maar zitten",
zei de voorzitter van de exa
mencommissie Sem Dresden.
Tot het uiterste geconcentreerd
ga je dan achter de piano zit
ten en begin je te spelen. Je
verwacht dat de heren stil
gaan zitten luisteren. Maar nee
hoor. Je bent nog geen twee
minuten bezig of de heren be
ginnen op bijna onhoorbare
wijze met elkaar te fluisteren.
Allemachtig, ik doe het niet
goed, denk je dan meteen,
maar je gaat door. Enkele
ogenblikken later, terwijl je je
ziel legt in Ravel's Sonatine,
dringt plotseling het scherpe
aroma van een dure sigaar in
je neusgaten. Waarom speel ik
nog, ik kan er net zo goed mee
uitscheiden, denk je. Even la
ter hoor je het schuiven van
stoelen. Er staan nu een paar
heren op. Een van hen vertelt
een aardigheidje waar de an
der een gesmoord, hikkend
lachje van overhoudt. Ik ben
verloren. Reddeloos verloren.
Hoe is het mogelijk. De zweet
druppels verschijnen op je
voorhoofd. Mjt de moed der
wanhoop speet je het stuk uit.
„Fjjn meneer Van Toorenburg.
U speelt in nachtclubs is het
niet? Goed, speelt u dan voor
de commissie maar eens die
concertétude van Pierné
Enfin, je gaat weer aan het
werk. De gebeurtenissen her
halen zich met dit verschil dat
er nu iemand duidelijk hoor
baar met zijn koffiekopje ram
melt. Plotseling zegt de voor
zitter: Dank u wel meneer,
u kunt gaan.
Ik was óp. Dat weet ik wel.
Hulpeloos keek ik in de blau
we walm van rook naar een
eventueel teken van goedkeu
ring van de zijde der commis
sie. Het was, meen ik. Wil-
iiiiiiiiniiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiii
lem Andriessen, die mij dat
tenslotte gaf. Ik begreep dat
ik er door was. De gang van
het conservatorium was voor
mij als mineraalwater na een
moordende bergétappe in de
Tour de France. Op zijn pun-
tenlijstje zouden later bij na uit
sluitend achten voor komen.
Iedere avond luisteren tien
tallen muziekliefhebbers naar
zijn muziek. Het vormt een
welkome onderbreking van de
sleur van iedere dag. De eige
naar van de Corridaclub vindt
het dankbaar werk. De men
sen hebben het nodig in deze
„Doe het zelf" en ..Trek uw
eigen, schone handdoek"-tijd.
Iemand vraagt melodieën uit
de West Side Story, iemand
vraagt Liszt, iemand vraagt
„dat fijne nummer van Azna-
vour", iemand wil de Pavane
van Ravel horen. Terwijl bar
man Willem peinzend een keu
ze maakt uit 21 soorten whis
ky, speelt Gé van Toorenburg.
De hele avond door. En de
bezoekers blijven luisteren tot
sluitingstijd: tot twee uur in
de nacht.
Fr. B.
Dit is een godin uit de
moderne publiciteits-
wereld. Zo althans zon
men de 27-jarige Gioy Moritz
kunnen noemen, die tot de
Europese topmodellen be
hoort. Ze is afkomstig uit
Rome, waar haar vader foto
graaf is, maar haar werk
terrein vindt ze grotendeels
in Milaan, waar men haar
vaak in haar kleine rode
autootje op pad kan vinden.
Door heel Italië ziet men
haar op affiches staan ter
aanprijzing van een olijfolie-
merk. Haar portret komt
men ook in de moderubrie
ken van grote bladen als
Grazia, Vogue en Marie-
Claire tegen. Het is voor haar
hard werken in Italië, waar
de prijzen voor een foto
model van haar klasse zeker
niet bijzonder hoog zijn (3000
tot 5000 lire per foto). Wat
ze moet uitgeven aan reis-
en verblijfkosten, aan de
kapster (wekelijks) en aan
kleding en make-up-artike-
len is schrikwekkend. Ach
ter het schijn wereldje van
mode en publiciteit dat
veie meisjes nog altijd heel
verlokkend vinden is haar
werkelijke leven vol zware
inspanningen, zenuwachtig
gehaast en moeizaam uit
bouwen van haar reputatie.
een persoonlijke stijl
Die donkerharige televisie
omroepster „met de krul
naar buiten", dat onge
kunstelde meisje met de
knipperende oogopslag, dat is
Ineke Klaarhamer. Van tijd tot
tijd zit ze ongemakkelijk op
een kantoorkrukje op te zien
naar een rood lampje boven
een camera. Uit een duistere
controlekamer boven haar
klinkt ineens een geheimzinni
ge stem en dan begint de om-
roepster in het niets te spre
ken. In het niets? Voor haar
snort de camera waarachter
zjj een slordige miljoen kijkers
weet. Dat is een boeiend idee,
maar zo vluchtig. Het gesprek
met de niet antwoordende ca
mera duurt slechts een paar
minuten en eindigt met een
knipoogje bij het „welterusten"
zeggen. Dan verdwijnt Ineke
Klaarhamer uit de huiskamers,
uit de studio ook, en haast zij
zich naar haar eigen kamer
aan de Churchill-laan in Am
sterdam.
Mllllllliiilllllllllinillllliiiiiiiiiiiiiiiilllliiiiii „Daar leeft zij haar eigen le
ventje, een zelfstandig bestaan
als stewardess. Als zij er zin
in heeft, kriebelt ze een teke
ning bij elkaar, gaat bij haar
buren (allemaal studenten)
koffiedrinken, kokkerelt wat in
de keuken of ze neemt een
boek. Een studieboek liefst,
over Middeleeuwse kunst. Mid
delnederlandse Literatuur of
soms over pedagogie. Zij pakt
veel aan en schept er genoe
gen in om daar zoveel moge-
ijk een persoonlijk cachet aan
te geven.
Ze vindt dat maar moeilijk
'n haar werk voor de KRO-te-
levisie. Dat geeft haar geen
armslag, en als het werk haar
toch boeit dan is het voorna
melijk uit lust tot enig avon
tuur. Elke uitzending onder
gaat zij nog steeds als die eer
ste nerveuze zaterdag 19 de
cember, twee jaar geleden, en
dat vond ze een avontuur.
Zomaar, in een bul van „Nu
wil ik eens wat anders" zond
zij de NTS haar sollicitatie
brief. „Na de MMS had ik
Ineke Klaarhamer op museumbezoek.
twee jaar bij een VW in Arn
hem gewerkt, aan de balie en
ook als gastvrouwe bij excur
sies en tentoonstellingen. Ik
was gewend te spreken tegen
mensen. De NTS verwees mij
naar een van de secties. Ik
stuurde een mini-foto een
van zo'n kaart met vieren
twintig grijnzen naar de
KRO, waarna ik een test
mocht maken. Eerst iets voor
lezen over de Sjah van Per-
zië en toen een interview met
iemand over West-Indië. Ik
heb geloof ik erg stompzinni
ge vragen gesteld. Maar ik
werd aangenomen. Een jaar
lang moest ik voor elke uit
zending van Arnhem naar Bus-
sum reizen. Tijdens het lunch-
uur ging ik naar de kapper.
Na de uitzending sliep ik
's nachts in Bussum en de vol
gende morgen treinde ik in al
le vroegte naar Arnhem om
daar bij de VW mijn plaats
weer in te nemen. Dat ge
combineerde leven kon ik niet
volhouden. De VW liet ik
schieten en ik bleef thuis mijn
moeder een beetje helpen in
de huishouding. Dat beviel mij
ook niet, want ik had nu niet
zoveel ajiders meer te doen
dan t\v«e of drie keer in de
maand een programma aan
te kondigen."
Maar voor de zelfstandige,
doortastende Ineke Klaarha
mer gaf dit veel te weinig
avontuur. Zij zocht een kamer
in Amsterdam en kon stewar
dess worden bij Martin Air
Charters. Nu vliegt zij enige
malen per week op korte vluch
ten; veel plezier en veel wis
selvallige belevenissen, vindt
zij. En nu kan zij over meer
tijd beschikken voor de bijko
mende zorgen die met haar
bezigheid van omroepster ver
band houden. Ze kan zich wat
vaker naar haar kapster be
geven en wat uurtjes uittrek
ken om de mode-winkels af te
lopen. Graag ook houdt ze de
eer aan zichzelf en ontwerpt
en naait zij zelf kledingstuk
ken. Vrjj geregeld aanvaardt
zij ook uitnodigingen om als
lady-speaker op modeshows te
verschijnen.
„In alles wat ik doe probeer
ik iets van mijzelf te leggen.
Dat vind ik belangrijk. Mijn
kliederijen op papier en het
ontwerpen van een leuk japon
netje getuigen daarvan, hoop
ik. Voor de televisie zou ik
ook graag een eigen stijl vin
den. Een moeilijkheid is wel
eens dat de regisseurs mijn
tekst schrijven, en die drukken
zich op een heel andere manier
uit dan ik zelf zou doen. Ik
zou het wat gezelliger willen
doen. Ik stel mij dan altijd de
huiskamers voor waar ze zitten
te kijken: pa onderuit in zijn
fauteuil, moeder aan haar brei
werk en zoonlief met een
scheel oog naar mij en een an
der oog op een pagina Grieks.
Dan past geen stijve tekst.
Eigen zinnen en woorden zijn
ook gemakkelijker te onthou
den. In overleg met de eind-
regisseur zou het, net als in
België, best gaan, denk ik. Bij
de kinderuitzendingen vervang
ik soms Hannie Lips, die al
leen ai met haar wuifgebaar
een eigen manier van optreden
bezit. Omdat ik van dieren
houd, neem ik wei eens een
poes mee of, zoals kort ge-
den, een chimpansee. Dat geeft
toch weer een apart accentje.