Duizend verhalen voor een feeënjnrk Bokma fat Spionage voor Venus H KUIFJE IN TIBET t DE PELSJAGER S Alfredo A HAWAAOEOE MOORD in de Apollokliniek yiB u hf Benoemingen Wijdingen ZATERDAG 21 JULI 1962 PAGINA 13 Vervolgverhaal door harry BOUTS VIII DE AVONTUREN VAN KUIFJE EN BOBBY dooi HERCÉ 119 VerdikkieDie kreet gat door merg en been Je zou geloren dit hij rerdriet heeft... Dit zou me niet zo erg verwonderen Hij heeft zich giuw an mj gehecht. In het begin bncht hij me koekjes die hij tussen de wrakstukken vin het vliegtuig gevonden hid. Liter heb ik mijn honger gestild met krui - den en wortels, die hij vin zjn mchteijke tochten meebneht... Ji wj hebben die grot ontdekt, Tching, en op de steen hebben wj je nam gelezen. Liter vonden wj je sja/.. Ji,mijn sja/. Luister hoe dit gebeurd is Iff o y r--"T/i f In Soms bestond zjn buit uit kleine dieren, ik dwong mezelf ze op te eten mar het was verschrikke lijk... Lingzamerhind kwdm ik op knchtenik kon opstart en toen kwim ik op het idee mijn nam in een rots te krissen Op een ochtend kwim de yeti ils een wervelwind binnen.Hj scheen total nn streek. Hj nim me op en snelde in iooppis de bergen op.. De bestijging vin een steile rots- wind Wis een wagstuk... ERIC DE NOORMAN 13. De krijger kijkt bedenkelijk. „Uh, niet dat ik bang ben Heer, maar hoe zullen we die troep ongemerkt volgen?" mompelt hij. Eric schiet in de lach, maar zijn metgezel trekt een verongelijkt gezicht en zegt: „Tja, Heer, vergeet niet, dat ik zo'n beetje verantwoordelijk ben voor u. Ik bedoel..." „Jaja, ik begrijp het best vriend", glimlacht Eric. „Inderdaad je hebt gelijk. Ik denk ook zelf, dat die kerels daar op de vlakte voorlopig geen gevaar opleveren, want ze verwijderen zich steeds meer. Wel, mogelijk hebben z e het niet eens op ons begrepen." De krijger slaakt een zucht van verlichting, als de Noorman zijn paard keert. In stilte aanvaarden zij de terugweg. Er is genoeg, waar over de Noorman na kan denken, maar achteraf bezien is hij de krijger toch dankbaar, dat deze hem van zijn voornemen, de troep te volgen, heeft weten af te brengen. Ou hun weg terug naar het kamp merken ze niets meer, dat op onraad duiden kan, maar wanneer de Noorman in het kamp terugkeert, wacht Erwin hem met een somber gezicht op. „Ben je wijzer geworden?" vraagt hij. De Noorman vertelt wat hij ontdekt heeft en Erwin knikt grimmig. „Jaja, het ziet er naar uit, dat het niet om ons te doen was. Maar dat is het wél! Want toen je weg was, werden wij bespioneerd. Onze schildwachten ontdekten de kerel, maar hij wist te ontkomen." door MARTIN MONS Moeder, verzint u nou voor ons eens 'n verhaaltje, zeiden de kinderen van moeder Mosselaar 0 haast iedere dag. Ze waren dan rtj dol op verhaaltjes en alle boeken ,ze hadden, kenden ze bijna hele- n?al van buiten. I.,111umzei moeder Mosse- jaar dan en ze trok een diepe rimpel o "aar hoofd. Maar na een poosje zoohtte ze: ik kan geen verhaaltjes ver- nnen. Ik kan wél lekkere pap koken ?h pudding. Ik kan wél cake bakken en ooterkoek. En mooie kleren voor jullie "aaien kan ik zelfs bijzonder goed. ilaar verhaaltjes verzinnen, nee, dat ban ik niet. 7 Dat vonden de kinderen heel jammer, f® hadden wel eens gehoord, dat er moeders waren, die omaar verhalen bonden bedenken. Helemaal spiksplin- J®.rnieuwe verhalen, die niemand nog ^'st. Kon die moeder van ons dat ook maar, dachten ze. En daarom bleven ze e?" om zeuren. Elke avond haast op hieuw. Vervelend! zei moeder Mosselaar te- pn zichzelf. Ik wou dat het maar eens jukken wou. Op 'n avond ging ze guiten, Jn haar tuintje naar de maan staan kij- bon. Ze had wel eens gehoord, dat je J" de maneschijn gemakkelijk verhaal los kunt verzinnen. Ik kan het allicht Proberen, zei moeder Mosselaar. Ze Shig op het tuinhek zitten, keek omhoog wachtte. Maar er kwam geen ver haaltje op haar afgevlogen. Er kwam ^vel wat anders: een kleine fee kwam Plotseling uit de lucht gevallen en ging °P haar schouder zitten. Och mevrouw, zuchtte de fee, ik weet 'he geen raad! Welwel, zei moeder Mosselaar ver baasd. 'n Feetje dat zich geen raad w®et. Daar moet wat bijzonders mee aan de hand zijn. Vertel maar eens wat Or gebeurd is. Iets heel erg verschrikkelijks, zei de fee. Vannacht zou ik met mijn vriendin hen naar het maanfeest gaan. Ik had Vanmiddag mijn zondagse jurk al aan getrokken. Dat is gemakkelijk, dacht ik. Dan kan ik rechtdoor naar het feest. Maar nou ben ik met mijn rokje aan oen boomtak blijven hangen en er is een grote scheur in gekomen. Tja, ik wil u eerlijk bekennen, dat ik wél een wild feetje ben. Feeë-.noei heeft me al dik wijls gewaarschuwd, dat ik een beetje kalmer moet zijn. Maar hoe moet dat nu? Met 'n gescheurde jurk kan ik niet haar het feest. Feeë-moei zou zich dood schamen, als ze me zo zag binnenko ken- Dat zal wel, zei moeder Mosselaar. Maar die feeë-moei van jou is zo knap. Die tovert wel een nieuwe feestjurk voor je. Ga maar gauw naar huis, dan kom je nog wel op tijd. £ee.>. mevrouw, zuchtte de kleine tee. i- eee-moei heeft gisteren nog tegen „i®,,gezbgÖ; je krijgt voorlopig geen nieuwe juf-R. Je moet maar wat zui niger leren zijn. Zo, zei moeder Mosselaar. Dat is niet Zo mooi. Laat me die scheur eens goed bekijken. Nounou, die is niet mis. Zal ik 'r.s proberen of ik je jurk een beetje kaken kan? Kunt u zo goed naaien mevrouw? riep "et feetje verrast. O, als die scheur paar dicht is. Dan ben ik al geholpen. Dan zal ik zorgen, dat niemand het zien ban. Ik hou gewoon mijn hand ervoor. Kom maar binnen, zei moeder Mosse- ■iaar. Ik zal wel eens zien. Ze haalde haar lappendoosje voor de dag, rommelde er wat in en vond wa rempel een mooi rose lint, dat precies bij de feeën-jurk kleurde. Vlug en han dig naaide ze de scheur dicht en zette er toen een mooie roset op, die ze van het lint gemaakt had. Nu was de scheur helemaal bedekt. Je zag er niets meer van. O, wat bent u knap, wat bent u ver schrikkelijk knap! riep de kleine fee. Maar moeder Mosselaar zuchtte eens en zei: ik ben toch niet zo knap, als ik wel zou willen. Zie je, ik kan geen verhaaltjes uit denken, zelfs niet in de maneschijn. En de kinderen zouden dat toch zo heel graag willen. Is dat alles? lachte de fee, terwijl ze zich spiegelde in de koperen ketel, die op de haard stond. Ik zal u duizend ver halen geven, omdat u mij zo fijn gehol pen hebt. Heeft u soms 'n leeg sigaren kistje of zo? Ja, dat had moeder Mosselaar wel. Ze ging het vlug halen, al begreep ze werkelijk niet, wat het feetje daarmee van plan kon zijn. Mooi, riep het feetje, ze kroop met haar hoofdje onder het deksel en ze zuchtte drie keer, heel lang en heel diep. Nu moet je weten, dat er in die drie feeënzuchtjes niet minder dan dui zend verhaaltjes zaten. Het sigarenkist je was er helemaal vol van, maar zien kon je ze niet. Wanneer u even uw neus in het si garenkistje steekt, komt er vanzelf een verhaal in uw hoofd, zei het feetje. Vertel plezierig mevrouw en heel veel groeten aan uw kindertjes. Toen vloog ze naar buiten, om naar het maanfeest te gaan, met een jurk, die mooier was dan eerst. De volgende avond, toen de kinderen van moeder Mosselaar weer om een nieuw verhaaltje vroegen, haalde moe der het sigarenkistje voor de dag, stak haar neus erin en wachtte eventjes. En ja hoor, ze wist er een. Een spiksplin ternieuw verhaal, dat niemand ooit nog gehoord had. De kinderen vonden het prachtig. Ze begrepen alleen niet, waar om moeder daareven zo gek had ge daan met dat sigarenkistje. Moeder wilde het eerst niet vertellen. Neenee jongens, zei ze, het is bedtijd. Jullie hebt nu een verhaaltje gehad en morgen vertel ik er weer een. Maar de kinderen begrepen, dat er iets heel bijzonders gebeurd moest zijn. En ze werden erg nieuwsgierig. Hoe kon u nou toch opeens wél een verhaal verzinnen? vroegen ze. En hoe kunt u zomaar weten, dat u er morgen weer een vertellen kunt. Toen vertelde moeder Mosselaar, wat er gebeurd was. De kinderen werden er stil van, zó mooi vonden ze het. Een kleine fee in hun huis, die tegen hun moeder gezegd had: wat bent u toch verschrikkelijk knap! En die zomaar duizend verhalen gegeven had, om één enkel jurkje! Als een feeën-jurk al duizend verhaal tjes waard is, hoeveel moeten dan onze grote kleren waard ~ijn, riepen de kin deren. Onze jurken, onze bloesjes en onze pyamaatjes. En alle andere din gen die u voor ons maakt. Ik weet het niet, lachte moeder Mos selaar. Maar nu is het heus tijd om te gaan slapen. Ze bracht de kindere naar bed en zette het sigarenkistje in de kast. In het lege sigarenkisttje zaten nog precies negenhonderd negenennegentig verhalen. Want zie je die blijver er over van duizend min één! LEA SMULDERS (Advertentie) Oude genever Bessenrood Citroen jenever oe moest hij daar nu komen? De propellor voerde hem langs de grens van het dorp en hij moest vlug rea geren anders zou hij te ver weg zijn om nog iets fte i kunnen doen- Op goed geluk sloeg hij zo met zijn Benen, dat zijn hoofd pal in de richting van de toren paaide. Het hielp, de zuigende kracht van de magneet P de atoomstad, welke hem naar zich toetrok, verdween ffotseling. Hij had zich uit de magnetische baan gewerkt. et onverminderde vaart dreef de propellor hem naar de over vredige boerderijen, weiden met koeien en rpapen. Als een glanzend lint kronkelde zich een asfaltweg Jaar het dorp toe. Er kropen kleine figuren over, auto's jpuurlijk, auto's met mensen erin. Deze gedachte maakte >:rd bijzonder gelukkig en hij begon luidkeels te zingen. 0lr. bereikte hij het dorp, waar de bewoners hem spoedig h, dekt hadden en hem wuivend stonden op te wachten. Ze V, jen °P de daken en hingen uit de ramen om het liik der van de vliegende, zingende man van zo dicht moge- te aanschouwen. Karei begon terug te wuiven. „Ik -met alleen mijn vrijheid tegemoet, maar ik wordt boven- vrnn als een held ontvangen", meende hij. Hij juichte te ben Nauwelijks had hij door een handige zwaai van zijn ■hert een te intieme ontmoeting met de torenhaan ver- scho n bij voelde een onverklaarbare kracht in zijn bii 5en' welke hem achteruit trok. Instinctief omhelsde de gespietste kerkvogel en klemde zich met handen *iin i vast aan bet kopersterke dier. De zuigkracht in tTiikU?'°enen werd steeds sterker, doch Karei wilde zijn stripid niet prijsgeven. Hij vermoedde een nieuwe val- ■vveM Van de robot en verdedigde zich tot het uiterste. Het Golf tretn onSebjbe strijd, waarin de haan het onderspit vQor K,et. arme dier werd van zijn voetstuk gerukt en vloog ^arel u eerst van zijn leven, zij het in de armen van hatii-V. Det feestgewoel in het dorp sloeg om in een ware 8repe,Utemming. De jagers, de stropers en de politie-agenten *aiW £un schiettuigen in de overtuiging dat die vliegende bun torenhaan was komen stelen. En eigenlijk was het ook zo, want Karei was te beduusd om het zware ding los te laten. Met zijn voeten vooruit als een menselijke kogel suisde hij ermee door de lucht. Het was een geluk voor hem, dat de wapens van de dorpelingen niet ver genoeg droegen of te onzuiver schoten in elk geval bereikte geen der kogels hem. Zijn vaart nam zienderogen toe, tot tenslotte alle velden, bossen en landerijen als bonte strepen voorbij flitsten. Een schok, welke doordrong in elke zenuw van de ontmoedigde vluchteling, meldde hem dat hij zijn einddoel de schotel bereikt had. Vanuit een der verborgen ramen wipte de dreigende nijptang op hem af. bij greep Karei vast en trok hem en de haan, die hij nog altijd in zijn armen gekneld hield, door de nauwe gang naar binnen. In de cockpit wachtte de robot al. Hij zwaaide met zijn lege azijnfles en zei: „Ik dacht dat ik mijn nieuwe uitvinding weer moest gebruiken. Kereltje, kereltje, wat heb jij gedaan? Je bent een deserteur, maar een domme. Nooit zul jij een goede robot worden. Dacht jij werkelijk je zo vlug te kunnen onttrekken aan jouw plichten? Ik heb een elektrische magneet aan je schoenen bevestigd. Op het televisiescherm kon ik je reis volgen, dus ook je vlucht. Bijna was je mij ontsnapt, want ik wist met meer welke magnetenmotor ik op je richten moest". Karei was met stomheid geslagen. „Voor straf moet je nu te voet naar de stad. Ik geef je twee springelementen mee. Die brengen je even vlug naar het doel als die propellor". De robot diepte uit een zilverkleurige kast naast het schakelbord twee veren op van meer dan een meter lengte. Dan tilde hij Karei op, plaatste diens voeten erop en klemde de veren door middel van een paar beugels vast. Zeven eivormige apparaatjes drukte hij Karei in de hand, zij waren van een bruin-glanzend metaal vervaardigd en lood zwaar. „Hiermee kun je je beschermen als je in gevaar verkeert", onderrichtte de robot. „De inhoud van deze be schermers is door een langdurige onderdompeling in een zuurbad sterk ingekrompen. Hoe het precies werkt weet ik niet, alleen moet je op die rode puntjes drukken wanneer je ze wilt gebruiken. Wat er dan gebeurt is mij volkomen onbekend. Wees er dan ook erg voorzichtig mee, want ze schijnen gevaarlijk te zijn". De arme leerling durfde geen woord te zeggen na het mislukken van zijn ontvluchtings pogingen, uit vrees voor nog meer straf. Ruw greep de machineman hem beet en liet hem uit de schotel vallen. Voor Karei zijn kreet van schrik volledig had kunnen slaken was hij beneden, maar niet voor lang. De veren drukten hem met verdubbelde snelheid omhoog, wel tien meter. Ongelukkig stond de boom, die hem zo gehinderd had bij zijn eerste tocht, nog steeds op dezelfde plaats. Kareis sprong reikte iets minder dan de omtrek van de boomkruin, zodat een der veren eraan bleef haken. De arme kerel sloeg over de kop, een keer, twee keer, drie keer.tot de veer losschoot en Karei met een opgeheven, maar duizelig hoofd de grond weer bereikte. Trillend pers ten de veren zich samen om hem vervolgens terug te schieten, steeds harder, steeds hoger. Over rivieren en heu vels wipte hij na een poosje alsof hij nooit anders gedaan had. Van de richting behoefde hij zich niets aan te trekken, daar zorgden de magneten wel voor. Des te meer zorgen maakte hij zich over de groeiende hoogte, waar de veren hem met onverdroten ijver naar toe voerden. Na verloop van tijd doorboorde hij het toch niet zo lage wolkendek, sprong er zelfs overheen. Bij het dalen wilde zijn maag niet zo vlug naar beneden, zodat het ongehoorzame lichaamsdeel een ronde achterbleef. Daalde Karei dan leek zijn maag naar boven te klimmen, steeg hij dan zakte zijn maag. Hij werd er zo misselijk van, dat hij zijn ogen moest sluiten. Veel kwaad kon het niet, vond hij, de beboste bergen lagen ver achter hem hij was terechtgekomen in een kale, droge vlakte en dus hoefde hij niet meer zo voorzichtig te zijn. Een minder plezierige, zelfs angstwekkende ervaring leerde hem, dat er nog meer hindernissen bestonden dan bomen. Bij het nemen van een reusachtige wolk voelde hij zich opeens geremd bij zijn terugtocht naar de aarde. Zijn benen werden uit elkaar getrokken en toen de wolk onder hem uitgegleden was vond hij zichzelf terug op de gladde rug van een viermotorig verkeersvliegtuig. Copyright Casterman 1 (L T «fife PÉ UI u/\ 'y Irv. MOCO COPENHAGEN URMOND, 21 juli Op het hier ge houden kapittel van de Nederlandse provincie van de Minderbroeders Con ventuelen is pater Rosarius van der Broeck gekozen tot provinciale over ste. Pater van der Broeck tot nu toe leraar aan het „Christus Koning"-col- lege, volgt pater Willibrord Lendemeij- er op, die reeds sinds 1954 provinciaal was. Tot secretaris van het provincia- laat werd benoemd pater dr. Marceli- nus Egberink. De paters Canisius Del- gijer en Victorinus Steeghs werden be noemd tot custodes; definitores werden de paters Emmanuel Toonen en Flo- rentius Lucassen. Voorts werden be noemd tot gardiaan van het klooster Urmond, tevens rector van de Antoni- usparochie, pater Jeroen Terlingen; tot gardiaan te Wijnandsrade pater dr. Thaddeus van Adrichem; tot rector te Treebeek - St. Barbara, pater Willi brord Lendemeijer; tot rector te Kes- senlich (B), pater Werenfridus Schou ten; (tevens magister van de novicen); tot magister van de fraters te Wij nandsrade pater Victorinus Steeghs; tot rector van het college te Urmond pater dr. Benedictus Jansen en tof com missaris van de Franciscaanse leke- beweging in Nederland pater Antonius de Brake. ROERMOND, 21 juli Het ligt in de bedoeling van mgr. P. Moors, ge leidelijk aan te komen tot een betere werkverdeling op bestuurlijk en admi nistratief gebied van zijn bisdom. Dit in verband met de sterk toegenomen werk zaamheden. Aan zijn vicaris-generaal, mgr. drs. P. van Odijk, heeft de bisschop spe ciaal de zorg voor de jeugd opgedragen. De secretaris van het bisdom mr. W. P. H. Delhoofen. die ook tot nu toe reeds met de leiding van de economi sche sector was belast, is geheel voor dit werk vrijgesteld en benoemd tot algemeen econoom van het bisdom. In zijn plaats is tot secretaris benoemd de weleerwaarde heer J. J. J. M. Hen- drix, kapelaan te Gennep. De nieuwe secretaris werd in 1932 geboren en in 1957 tot priester gewijd en benoemd te Gennep. Drs. P. L. J. Moonen sinds 1957 se cretaris van het bisdom blijft deze functie vervullen. DEN BOSCH, 21 juli Mgr. W. M. Bekkers zal morgen in de parochiekerk van de H. Petrus te Vught de priester wijding toedienen aan de eerw. fraters J. Clusters, L. de Louw, W. Henmans, H. Kaal, H. Stultiëns, J. van Gaaien en A. v. Djjk van de Missionarissen van Scheut-Sparrendaal. 28 „Sophie Perkmeier is een uitstekende mannequin, ze zou overal emplooi kunnen vinden. Natuurlijk was haar positie bij Maison Saleminq wel een heel bijzondere omdat zij zo het volmaakte type was voor mijnheer Saleminqs creaties." „Dus toch een klap dat ontslag?" Een felle blos overtrekt haar gezichtje. „Dat..., dat is oneerlijk," zegt ze heftig, ,,u probeert mij te gebruiken om een motief te fabriceren voor Sophie Perkmeier. Ik zeg u nog eens, zij kon overal te recht. Elke Parijse couturier zou... Ik vrees, dat het nu toch waarlijk mijn tijd wordt, inspecteur." En dat is de tweede slechte beurt vanmorgen, verzucht Pieter Auguste als hij haar tenger figuurtje nastaart. Wie groet ze daar zo vriendelijk? Ah. onze heer Donderwinkel, de enige treurende. Nu ja, wel beschouwd is dat mevrouwtje Servaes een echte kattekop. En veel wijzer geworden ben ik nog niet, want dat de dierbare overledene in haar hele om geving gezien was als een rotte kool bi) de groente man, dat wist ik ook al voor zij het me vertelde. En of ik nu zo voetstoots maar aan mag nemen dat er geen tedere banden bestaan tussen Jean Baptiste en die Siamese poesejuffer, alleen omdat mevrouw Servaes mij dat gelieft te verzekeren... Die mevrouw Servaes heeft een beschermingscomplex, Ze zou de hele wereld wel willen behoeden tegen die boze wolf van de recherche. Intussen gaat Susanne Servaes met driftige stappen de Kalverstraat door. Ze voelt de tranen prikken achter haar oogleden. Waarom was ze ook met die man gaan lunchen, ze had toch vooruit kunnen weten dat het hem er alleen maar om te doen was haar uit te horen, haar er toe te brengen zonder dat ze het zich bewust was, dingen te zeggen, die anderen konden incrimineren. Anderen of haarzelf. Dat zou voor die inspecteur Perquin geen verschil hebben gemaakt. Alles was koren op zijn molen. Zo'n politiekere! Maar het bleef toch haar eigen, domme schuld. Wat ter wereld had er haar toch toe gedreven? Enfin, hij had toch lekker mets uit haar gekregen dat iemand kwaad kon doen. Au! Wat is dat? Waarom kijkt dat mens dan toch niet beter uit. Susanne Servaes voelt een stoot in de rug en dan, opeens, ligt ze op de rijweg en de chauffeur van een vrachtwagen brengt onder oor verscheurend geknars van zijn remmen zijn zware wagen geen centimeter van haar hoofd tot stilstand. Mensen snellen toe. Ze wordt overeind geholpen, afgeborsteld. Er is een brouhaha van stemmen. ,',Mens, wacht-toch tot dat ze fen de Eerste Hui- lep komme, je ken nooit wete," raadt zorgzaam een forse kerel. En een vrouw valt hem bij met een verhaal over een neef die kaseweel eers niks nie ge- moreke had van zijn val en nog geen week later aan de gevolgen van voormelde val was overleden. „Zal ik een taxi voor u halen, mevrouw?" vraagt een ander. Ze schudt verward het hoofd: „Ik... ik weet niet..." „Ze is geheel d'r tramontane kwijt," zegt de dikke juffrouw weer, ,,'t is zonde. Dat rijdt en rost maar..." „Wel ja, je mot mén nodig de schuld gefe," zegt de chauffeur verontwaardigd. „Asof ik 'et hellepe ken, as de mense vlak foor me wage gane leggen, 't Is nog een Goswonder da'k op tijd heb kenne remme." En dan plotseling een bekende stem. Mijnheer Donderwinkel, die de straat is overgestoken en zich nét zo lang door de oploop heeft gewurmd tot hij een blik kon slaan op het middelpunt er van. „Mevrouw Servaes, mijn hemel, wat is er met u gebeurd?" „O, mijnheer Donderwinkel! Het... het is nog goed afgelopen. Alleen mijn kous maar." Ze lacht zenuw achtig. „Wilt u met me mee lopen, ik voel me nog een beetje vreemd." ,,'t Is zonde, denkt juffrouw Lorrewa en ze kijkt hoofdschuddend naar de lange magere gedaante van haar commensaal, die als een bedroefde reiger uit het raam staart ,,'t Zonde, nou heb ie weer niks gegete." Ze zucht hoorbaar en rammelt onnodig luid bij het afruimen met porselein en bestek. Vergeefs, wat Pieter Auguste Perquin betreft kon de goede juf frouw Lorrewa even zo goed op de Noordpool zit ten. Verontwaardigd schuift ze de deur uit. Twee aanwijzingen, denkt hoofdinspecteur Perquin bitter. Zegge twee aanwijzingen, een zak doekje en een bundeltje facturen. Twee aanwijzin gen en van geen van beide kun je zeker wezen, dat het werkelijk aanwijzingen ziin. Die facturen kunnen wel helemaal niets met de moord te maken hebben. En dat zakdoekje? De initialen er op zijn dezelfde als die van die Siamese poes. En het parfum klopte ook. Maar bjj de verklaring van die half onnozele meid was nu ook nog de verklaring van een alles behalve onnozele medebewoonster gekomen, die per tinent beweerde, dat zjj juffrouw Perkmeier van half twee tot over drie in haar kamer bezig gehoord. „Ze was natuurlijk weer haar meubels aan het verslepen," had genoemde dame misprijzend ge zegd. dat doet ze zo om de andere dag. En juist als ik rusten wil. 't Is hier toch al zo gehorig en als ze dan ook nog met zware stukken gaan slepen..." Tot over drie, peinst Perquin verder. En om halfvier kwam er bezoek. Je moest toegeven, dat een goed halfuur een beetje kort was om heen en terug naar de Apollokliniek te gaan en even een moord te plegen. Hoewel, met een taxi? Hij zou de diverse taxistands ook nog maar eens laten kam men naar een eventuele chauffeur, die die juffrouw naar de Apollokliniek had gereden. Niet dat hij veel hoop had op succes. Neen, de enige gegadigde wiens alibi niet vast scheen te staan was Jean Baptiste Saleminq. Wat heeft hij uitgevoerd in de drie kwartier, die verliepen tussen zfln vertrek uit het huis op de Apollolaan en zijn aankomst op de Herengracht? Hij kan natuurlijk zeggen, dat hjj op zijn dode gemak van de Apollolaan naar de Heren gracht is gekuierd om te genieten van het mooie weer. En we kunnen het tegendeel niet bewijzen, tenzij we een chauffeur kunnen vinden, die hem ge reden heeft. Stom vervelend, dat die gris perle por tier nu ook juist weg moest zijn'toen de baas ar riveerde. Dit is een zaakje vol pech, pech en nog een pech! (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1962 | | pagina 13