Niet het „brutalisme" is
aan de beurt, maar de
verveling van het nieuwe
Nieuwe beelden
voor Utrecht
Carnaval der architecten van J. J. P. Oud
Maar is er ook sprake
van een nieuwe stijl?
Het tulpenmotief in de
Turkse kunst
en thuis
Verkade
Ry-King
knackebröd
\'v>-
VRIJDAG 3 AUGUSTUS PAGINA
In de stroom der beoordelingen,
beschrijvingen en standpunt
bepalingen over de nieuwe
kerken, die als paddestoelen uit
de grond groeien tot meerdere eer
en glorie van God en de lieve Hei
ligen beklijft er maar weinig. Wij
in onze tijd zijn met de moderne
kerken al net zo blij als de driftige
kerkenbouwers van na het herstel
der bisschoppelijke hiërarchie in
1853. De ellende der waterstaats
kerken was voorbij (zo was de me
ning) en men ging de gothiek her
beleven, want daar zou alle goeds
van komen. We denken thans, dat
de neo-romaanse basilica vieux-
jeu is en in slagorde scharen
aich de lieden die de vernieuwing
van de kerk moeten bewerk
stelligen. Men meent dat de vrij
heid van bouwen ook een vrijheid
van geloofsbeleving zal geven.
een nieuw begrip voor lekker eten!
Prijs per pak bruin of wit 85 ct
Pak bruin in sierlijke, plastic trommel f
Een uitnodiging tot smakelijk
eten. Verkade Ry-King knackebröd. Altijd knapperig-vers
ook op maandagochtend. Verras morgen uw gezin met dit
nieuwe begrip voor lekker eten: Verkade Ry-King. Uit en thuis»
Geniet dubbel van Uw picknick met Verkade
Ry-King knackebröd. Voor jong en oud. Een feestelijke
lekkernij met zoet of hartig beleg. Neem zo'n pak mee#
Verkade Ry-King. Altijd versaltijd heerlijk. Uit en thuis!
Detail van het grote raamt, voorstellend het Zonnelied van St. Franciscns; glas
appliqué van Eugène Quanjel.
plete orgie of anarchisme ontstaan,
die van-buiten-uit zoekt, omdat ze het
van-binnen-uit nog niet kan vinden"
zegt Oud en hij vervolgt: ,,In werke
lijkheid is alle bouwen als het op
recht is „heilig". Maar dit heilige
U er zonder meer. Onopvallend. De
kerkbouw moet intussen ..nadrukke
lijk heilig" zijn. Moet het heilige dui
delijk laten zien. Nu dit doet het dan
ook. Alles haast op het gebied van
de kerkbouw is heden ten dage bui
ten proportie. Het evenwicht, de stilte
en de rust, die men zich identiek
denkt met het geloof zijn tegenwoor
dig meestal ver te zoeken".
„Het bijna alles Carnaval wat de
klok slaat.
Té hoge, té brede, té dikke, té dun
ne, té open, té dichte, té scheve to
rens. Torens los van de kerk, midden-
In de kerk, overhoeks of dwars. Met
of zonder in- of aanhangende klok
ken. Met griezelig draaiende buiten-
tappen of om de hoek kijkende binnen
trappen. Met enkel of dubbel schuine
daken. Met platte of zwaard-puntige
daken. Naar boven verijlende of ver
dikkende torens. Scheluw verdraaide
torens. Holle en bolle torens. Klok
ken aan bruggen tussen torens of gi
gantische staalconstructies met schat
tige balletjes er aan. Bombardements-
zware vrijstaande muren met een gat
voor iets dat geluid maakt. En zo bui
ten het gebouw, zo binnen. Het ge
bouw uitwendig rond, scheef, bol of
plat. Binnen: fantastisch eveneens vol
verrassingen!
Zó de nieuwe kerk, zó het nieuwe
klooster".
Aldus prof. Oud. Tja daar zitten we
dan met onze vernieuwing van de ker
kelijke bouwkunst.
Maar ook Gij Brutus, ook gij Oud.
Ook aan Uw prachtig mooie Bio-herstel-
lingsoord bevindt zich een toren zonder
direct functioneel doel, met draaiende
trappen, die nergens voor dienen, want
er is onder de duiktoren geen zwembad,
al dient er direct aan toegevoegd te
worden dat de toren noch te dun, noch
te dik, noch draaiend, te open, te dicht
of te scheef is.
Wat we ons af dienen te vragen is,
of er uit de stroom van nieuwe kerken
ook een nieuwe „stijl" zal voortkomen.
We hebben de niet-utilitairebouw die een
kerk nu eenmaal is in zekere zin te zien
als toetssteen voor het gehele heden
daagse bouwen. Eigenlijk is een kerk
nutteloos in de ogen der efficiënte be
rekenaars. Eén dag in de week wordt
het gebouw doeltreffend gebruikt, de
rest van de week is gedurende enkele
uren een klein deel van het geheel ge
bruikt, meestal door ouden van dagen
en onwillige schoolkinderen. Maar juist
hier breekt een expressiemogelijkheid
baan, die uniek is voor de gehele archi
tectuur. Met heimwee beziet men nog de
tijden van weleer, met een monastieke
levensvorm die juwelen van intieme en
besloten kloostergangen schiep, met ge
bouwen inwendig als een woud van zui
len en verrukkingen van ijle gewelven
en uitwendig een kristal-klare architec
tuur die de wereld niet meer zou aan
schouwen.
En toch... op dit moment is een nieu
we vorm groeiende.
Want al mag Oud dan een pessimis
tisch en raak schrijver zijn... l'archi-
tecture est en marche... ook in de ker-
kebouw. Wanneer we geen geloof meer
hebben in onze eigen prestaties gaan we
ten onder en al lijkt West-Europa veel
op een alleen maar geld verdienende
gemeenschap zonder positieve toekomst,
we mogen wel bedenken dat heel de
moderne architectuur, waar dan ook in
de wereld gedemonstreerd, nog altijd
stamt uit het aloude moederland, West-
Europa.
De nieuwe kerk blijft een punt voor
rusteloze beschouwingen en men doet
er goed aan dit element blijvend in de
belangstelling te trekken. Juist nu de
kerkebouw tot realisatie komt en zelfs
met regeringssubsidie geleid wordt
moeten we ons goed realiseren waar
heen wij gaan en waar onze verant
woording ligt tegenover het nageslacht.
Een kerk te Eindhoven bracht mij
weer tot nadenken over dit probleem.
Het gaat om de „Judas Thaddcus" in
het Noordelijk deel van de stad. Ar
chitect is Hans Koldewey, zoon van de
bekende kerkenbouwer uit de dertiger
jarfn. Hij was neo-romaans, een tijd
perk ingeluid met van Moorsel, Valk
en Stuyt. De kerk in Eindhoven; ge
knikt dak, toren in de facade, enigs
zins op Ronchamps geïnspireerd, toch
zeer eigen van vorm, typerend silhou
et in een nieuw stadsdeel, zijwand ge
heel verticaal doorsneden met raam
van de jonge veelbelovende schilder
Lennaerts. Overigens een te bleek
raam met te weinig expressie-kracht,
jammer voor de gemiste kans. Moge
lijk is Lennaerts door de knieën ge
gaan onder druk van architect en
bouwpastoor. De positieve kracht van
de kunstenaar spreekt te weinig. Ar
chitecten en opdrachtgevers moeten
een kunstenaar met behoud van eigen
persoonlijkheid in een bouwwerk opne
men, pas dan wordt zijn werk een le
vend element. De kracht, die men in
het raam tekort komt, mist men in
zijn vrije schilderingen niet. De kerk
zelf is, ook in de details, een gaaf geheel.
Eigenlijk zijn wij met onze heden
daagse kerken gauw tevreden! Wan
neer het grondplan en de maquette
van de opbouw eenmaal geaccep
teerd zijn, dan laat men de rest door
gaans aan charmante oplossingen
over. De schraalheid van ons heden
daags gelovig smaakgevoel is gauw
bevredigd. Dat ervoer ik ook bij de
nieuwe kerk in Hoensbroek-Mariara-
de van architect H. Coenen uit
Maastricht. Deze architect heeft des
tijds het project van Charles Eyck
voor Meersen uitgewerkt. Het is
een kerk voor de paters Minderbroe
ders-Conventuelen. Ook hier weer
een klap-dak, voorwanden met beton
elementen, zoals Koldewey ze con
strueerde in de nieuwe kerk te Ede
en zoals Peret ze al decennia geleden
gebruikte in zijn bouwvormen te
Parijs en Le Havre.
De campanille, die Coenen bij zijn kerk
ontwierp, is nog in aanbouw, zodat men
er nog geen oordeel over kan hebben.
Eugene Quanjel heeft een tweetal
ramen in glas-appliqué uitgevoerd,
voorstellend het zonnelied van Fran-
ciscus en de prediking tot de vissen
van Antonius. Glas appliqué is een
omstreden techniek die vele gevaren
(technisch) met zich brengt. Hier is
doorgedacht. Dat men in een bouwwerk
de vragen, die het deed rijzen, herkent
is boeiend, boeiender dan een voltooide
constructie, waar charmante formules de
antwoorden pasklaar maakten.
MARIUS VAN BEEK
Turkse vaas uit de 16e eeuw.
rie en een halve eeuw geleden
werden diplomatieke betrekkin
gen aangeknoopt tussen Turkije
en de toenmalige Verenigde Ne
derlanden. Dit historische feit is niet
herdacht met het roeren van de grote
(Turkse) trom, maar met een ldeine
doch interessante tentoonstelling over
een motief, dat voor beide landen kan
gelden, nl. „Het tulpenmotief in de
UTRECHT De In deze stad
opgerichte en gevestigde^ Maatschappij
voor Diergeneeskunde, die 27 augustus
honderd jaar bestaat hetgeen van
1? tot en met 15 september zal worden
gevierd wil Mi die gelegenheid aan
de band tussen Utrecht en de maat
schappij gestalte geven in de vorm van
een beeldhouwwerk. Er zal hiervoor een
bedrag van 6.000 door de leden wor
den bijeengebracht. Men hoopt dat de
gemeente eenzelfde bedrag beschikbaar
stelt opdat aan een vooraanstaande
beeldhouwer opdracht kan worden ver
leend een beeld te vervaardigen van
weliswaar bescheiden formaat, maar
toch van zoveel allure dat het tot de
stadsverfraaiing kan bijdragen. Als
plaats voor het beeld is gedacht de
Prinsesselaan, terwijl de schenker de
suggestie doet Thea v. d. Pant als
beeldhouwer uit te kiezen.
De gemeenteraad had in 1956 in prin
cipe besloten de Jaarbeurs een beeld
te schenken ter plaatsing bij de hoofd
ingang van de toen in gebruik geno
men Juliana-hal aan de Graadt van
Roggenweg Achteraf bleek het zich
hier bevindende plein weinig gelukkig
voor een beeldhouwwerk. Zowel de raad
van beheer van de Jaarbeurs als B. en
W. geven nu de voorkeur aan een
beeld bij de ingang van het nieuwe
secretariaatsgebouw op het Vredenburg,
Men overweegt daarbij ook de Amster
damse beeldhouwer Amdré Volten op
dracht voor een beeld te verstrekken.
Marius van Beek, die van de ver
eniging „De Nederlandse Baksteenin
dustrie" opdracht kreeg een ontwerp
te maken voor een beeld van Fran-
gois Villon op het Janskerkhof, dat
deze vereniging bij de lustrumviering
in 1961 aan het Utrechtsch Studenten
korps heeft aangeboden, heeft nu zjjn
plan bij B. en w. ingediend en daar
op inmiddels goedkeuring verkregen.
Het wordt e=n monument van onge
veer drie meter hoog, terwijl het
eigenlijke in brons uit te voeren beeld
ongeveer anderhalve meter hoog zal
zijn.
Het in 1948 op het Servaesbolwerk
geplaatste beeld van dr. Joh. Wagenaar
zal verhuizen omdat dit punt naar het
oordeel van velen niet in overeenstem
ming was met de persoonlijkheid en het
werk van de Utrechtse componist. Als
een beter en meer waardige plaats is
uitgekozen het plantsoentje in de bocht
aan het begin van de Johan Wagenaar-
kade langs het Amsterdam-Rijnkanaal.
Het hoofdaltaar van de Eindhovense kerk.
Stroom van nieuwe kerken
Het geloof is hetzelfde gebleven, de
bevrijding bljjkt bij onszelf te liggen en
de oude riten bieden perspectief ge
noeg. Het kerkgebouw is niet hetzelfde
gebleven, de besloten ruimte is tot een
„open" verkeer met de gemeenschap
geworden. Hier en daar wordt de kerk
tot een soort show-room voor de Heilige
Geest en de hoop leeft er altijd nog
dat de naasten evenzeer bemind worden
als het eigen „ik".
De felste kritiek sinds lang op de ker
kenbouw kwam enige maanden geleden
van iemand, waarvan men het niet ver
wacht zou hebben, J. J. P. Oud. In
„De Groene Amsterdammer" schreef
hij op 10 februari van dit jaar een arti
kel onder de kop: „het carnaval der
architecten". Na beschreven te hebben
dat na tientallen jaren de architectuur
fericht werd op een eenvoudige en dui-
eljjke samenspraak van vormen en ma
terialen, zegt Oud hoe het bouwen een
bezield stuk technisch werk zou moeten
opleveren. In plaats daarvan is er een
brutalisme bij het gebruik van materia
len aan de orde gekomen. Met een ku
bistische blokkerigheid werd het orna
ment vervangen en de voor-ontwerpen
van gri te visionnaire bouwers als Mies
van der Roht bleken in de praktijk uit
muntend bruikbaar voor grote bouwers
die er voor hun exploitatie-doeleinden
belangrijke voordelen aan wisten te ont
lenen.
„Als gevolg van de drang om „leven
in de brouwerij te scheppen" is op
het gebied van de kerkbouw een com-
het gekleurde glas niet zomaar opge
plakt maar gevat tussen twee spiegel
ruiten, een veilig systeem, waarmee
men sterk kan experimenteren. De
glaswanden hebben dan ook een heel
speciale sfeer gekregen, die schilder
kunstig aandoet. Pastelkleuren, im
pressionistisch van bouw, niet aflei
dend van het centrale mysterie. Het
hooggeroemde monumentale karakter,
waarover de oude Roland Holst en
ook Campendock de mond vol hebben
gehad, is tot een charmante gouache
geworden. Met enig heimwee moet ik
denken aan de felle kleurenpracht van
Coventry... Toch zijn de ramen van
Quanjel de best geslaagde delen van
de kerk te Hoensbroek. De gehele op
bouw heeft iets van een leegheid, waar
bij de interieurs van de basilica der
Bossche School tot intieme rijkdom
worden! Eerlijkheid gebiedt mij dit te
erkennen.
Men moet denken aan de uitspraak
van het „Pastoraal liturgisch cen
trum" in Frankrijk, dat in 1960 vast
wilde leggen dat het sanctuarium en
de ruimte voor gelovigen, hiërarchisch
onderscheiden ruimten moeten bieden.
Slechts door te doen, door te bouwen
kunnen we onze feilen leren kennen.
De mooiste maquette geeft geen op
lossing voor wezenlijk bouwkunstige
problemen binnen het vlak van de ker
kebouw. De problemen van de verdeelde
ruimte en de onverdeelde ruimte druk
ten Karl Böhm (de zoon van Domini-
cus) bij zijn kerk te Brunssum. Deze
kerk is nog niet gereed, maar reeds
spreken de grote bouwvormen. Helaas
is ook hier weer een bouwkundig pro
bleem verkeerd begrepen hoe uniek de
oplossing ook mag wezen.
De Gotische kerk met haar gewelven
en beschermend dak was voortgekomen
uit een constructief gegeven. Het bou
wen van een door betonnen pilaren ge-
4 dragen harmonika-gewelf, een bouwsel
binnen de constructie van het geheel, is
con noodoplossing. Böhm is daar in
if Brunssum toe gekomen, maar zijn bouw-
werk doet toch een aantal vragen rijzen.
Hoofdingang met toren van de door Hans Koldewey ontworpen kerk van de In de manier, waarop hij het beton hsn-
H. judas Thaddeus in Eindhoven. Het bouwwerk is in dezelfde lichte baksteen teert, voelt men de samenhang met oude
Voorgevel van de kerk in Hoensbroek-Mariarade van architect H. Coenen.
uitgevoerd als gebruikt voor de schouwburg in Tilburg.
culturen, die breed en vol spanning werd
Turkse kunst". Onze „nationale bloem",
de tulp stamt immers uit het nabfle
oosten en werd enkele eeuwen geleden
van daar, via Wenen, naar West-Euro
pa overgebracht. Leiden, de stad waar
Clusius de tulp voor het eerst in de
hortus plantte (en die bovendien, zoal
niet het middelpunt, dan toch wel een der
grenspalen is van de oude, historische,
bloembolstreek) verleent de tentoon
stelling onderdak in het museum „De
Lakenhal".
De collectie (die tot en met 19 augus
tus in Leiden blijft en dan teruggaat
naar Turkije) omvat hoofdzakelijk ta
pijten, weefsels, ceramiek en foto's
van tegeltableaus in moskeeën e.d*«
maar er zijn ook een twaalftal mode**
ne Turkse schilderijen aan toegevoegd*
De ceramiek, de borduursels en d*
stoffen zijn oorspronkelijk werken w*
behoren tot de collectie van het muse"
um Topkapi in Istanboel. Deze werk*»
stammen uit de 16e eeuw en zijn ah*
met het tulpenmotief versierd. ,Ee»
boekband bevat gedichten van Süley*
man de Grote en is geschreven in 150"
door een van de beroemdste Turks*
calligrafen uit die tijd. Er is verde*
een miniatuur van Süleymans zoon.
Selim II, geschilderd door de miniatU'
rist Haydar, die in 1572 stierf. De g®*
exposeerde ceramieken zijn vervaar*
digd in het beroemde atelier van IzniK*
Men kan o.a. een mooi gevormde vaaS
met zilveren rand zien, gedecoreerd
met oranje tulpen uit de 16e eeuWi
alsmede een prachtige schaad uit de"
zelfde tijd. Interessant is voorts een
sierkistje, eveneens uit die tijd, bekleed
met geborduurd weefsel.