Margaret vertegenwoordigt koningin bij schilderachtige plechtigheden diplomatiek en defensief meerderjarig Het gelid der nautische tachtigers Wonderlijke verenigingdie geen lang leven wacht Solide sporen van twee eeuwen Brits bestuur mil ZATERDAG 4 AUGUSTUS 1962 PAGINA 9 Jamaica zal vanaf maandag 6 augustus enkele dagen groots en meeslepend feestvieren ter gelegenheid van de plechtige af kondiging van de volledige onaf hankelijkheid van dit tot dusver britse Westindische eiland, waar- van de naam smaakt naar de ge» heugten van rum en naar fascine rende Latijnsamerikaanse ritmen. Prinses Margaret en haar gemaal, ^°rd Snowdon, geboren Arm strong-Jones, die Jamaica reeds kennen van hun huwelijksreis, twee jaar geleden, zullen de Britse koningin representeren bij de on- ^hankelijkheidsplechtigheden van fandag. De volgende dag zal Rinses Margaret, in naam van par koninklijke zuster, het par- phent van de nieuwe staat ope- j en, die geheel naar Engels model s ingericht en op vrijwel ieder pbied solide sporen vertoont an twee eeuwen Britse aanwezig heid. Werkloosheid Bauxiet-rijkdom Slaven-pakhuis Ras Tafari Vuisten en vloeken «MbbhI JAMAICA Sir Alexander Bustamente, de premier van Jamaica. da»an ^et Brkse bewind en zeker aan j"' van de laatste honderd jaar. kan Un 'ra slechts aangename herinne- Vo« n bewaren, hetgeen doorgaans ev-koloiiiale gebieden een vrij zeld- J>aH verschijnsel is. Dat het eerste ee e,nent van Jamaica al in 1664 bij- flern m mSig gezien de toenmalige Zicj*0grafische en sociale situatie op w»*elf irrelevant wezen, het is als het stuif een symptoom van de Britse be- "'straditie, die er in onze eeuw be te K gericht was ook Jamaica voor nereiden op zijn onafhankelijkheid *af -^Minion-status). Voor Jamaica a,fc ,e onafhankelijkheidsverklaring tebe ICn vaM de schilderachtige festivi- jr, daarom slechts een soort ver- *iev aS ziin: het bereiken van defen- e en diplomatieke meerderheid. Vi^6 Britse regering zal Jamaica, deivfVan de oppervlakte ruim een Vn„ f van d'e van Nederland beslaat, tph t ®en als üd van het Geme- önS, relatie zal de Jonge staat nodig hebben voor de ont- lanïi u van z«n economie. Buiten- feek zal nog gedurende een die k Van jaren geboden blijven en m0pf.aii thans ook, en zonder formele de eden, kennen van de Verenig de n? ®ir Alexander Bustamente, toe ;«mier van Jamaica, heeft daar- dio-o m.ei van dit jaar reeds de no- Sii „.dontacten in Washington gelegd, de 4™ e.^ n gewillig oor vinden door ïen oo6 jaanse regering te' herinne- Cuha ^.1 tl° nabijheid van het rode daaruit voortspruitende te Jam kjlan de opbouw van 'n hedh- tvorden d®Jensie nodig ge roepen' Engeland ook zijn ^rjlrig^^t Defensieve meer- ^enhp;jCbrjinende tekort aan werkgele- w het tweede grote, en in tefen- ?r°blefvi t andere niet „nieuwe", aaImef 1® onafhankelijke 1 Sh^1pSorL£°?1teerd wordt. Ook hier uit de Britse regeling nog een rol. Het werkloosheidsvraagstuk is voor Jamaica namelijk des te acuter gewor den door de 1 juli van kracht geworden Commonwealth Immigration Act, waar bij de Britse regering de immigratie uit Gemenebestlanden beperkt. Tot dan toe hadden werkloze Jamaicanen zo goed als vrije toegang tot Brittannië en ze maakten er grif gebruik van. (Be kend zijn de rassenmoeiHjkheden in Londen van de laatste jaren West indiërs zijn over het algemeen donker der uitgevallen dan sommige Britten lief is.) De immigratie-beperkingen, waarbij de Britse regering, naar het zeggen van haar opponenten althans, speciaal Westindiërs op het oog gehad zou hebben, bezorgden vo rige week Maomillans nieuwe kabinet zijn eerste tegenslag, doordat een ver ontwaardigde parlements-meerderheid de regering dwong de deportatie onge daan te maken van de beklagenswaar dige 22-jarige Jamaicaanse miss Car men Bryan, die ook in Londen zonder werk geraakte en zich toen voor een waarde van twintig gulden aan levens middelen en kleine ldedingstukken ver greep in een warenhuis. Onafhankelijk zijn betekent voor Ja maica uiteraard, dat het land voortaan meer op zichzelf is aangewezen. De aanzienlijke suikeroogst van het eiland bijvoorbeeld werd tot dusver automa tisch voor het grootste gedeelte door Engeland overgenomen. Of dat in de toekomst ook nog zal geschieden is gezien de Britse onderhandelingen voor aansluiting bij de EEG twijfelach tig. De traditionele basis voor de Ja maicaanse economie is de landbouw, waarbij in de eerste plaats de rietsui ker komt, die tevens een van de voor naamste grondstoffen levert voor de wereldbefaamde rum. Bananen zijn eveneens een voornaam exportprodukt. Voorts vormt het toerisme een belang rijke bron van inkomsten voor het met beeldschone berglandschappen gestof feerde en van uitmuntende wegen voor ziene eiland. Vorig jaar werd het rum- en colypso-eiland door 224.000 toeristen bezocht, hetgeen twee maal zoveel was dan in 1954. Mijnbouw en industrie mogen dan op Jamaica steeds belangrijker worden, ze hebben nog bij lange na niet een be vredigend niveau bereikt. Jamaica her bergt 's werelds grootste bauxiet-voor- raad, maar Amerikaanse en Canadese aluminiumproducenten begonnen pas in 1952 met de exploitatie. Volgens goed-Engels voorbeeld heerst er op Jamaica een hecht- gefundeerd twee-partijenstelsel. Sinds de verkiezingen van april is de Jamaica Labour Party aan de regering, onder leiding van Bustamente, die ook reeds van 1945 tot 1955 premier was en die, zijn 78 jaar ten spijt, niets aan temperament en strijdlust heeft in geboet. Ondanks haar progressief klin kende naam volgt Bustamentes partij eerder een conservatieve dan een so cialistische koers. Dat kan niet gezegd worden van de „tegenpartij", de People's National Party van Norman Washington Manley, de vorige premier, die in de afgelopen verkiezings-cam- pagne gezinspeeld heeft op de wense lijkheid, dat het onafhankelijke Jamai ca een neutralistische buitenlandse po litiek zou voeren. Dit heeft geleid tot wantrouwen bij de Organisatie van Ame rikaanse Staten, die bij de kennisname van de uitlatingen van ex-premier Man ley gedacht zal hebben aan diens vriendschap voor premier Cheddi Ja- gan van Brits Guyana (thans nog, zoals Jamaica tot .dusver, slechts binnenlands zelfbesturend), om maar te zwijgen van hetgeen Fidel Castro van Cuba ge maakt heeft. te boeiender wat haar doelstellingen en manifestaties betreft. Het is de People's Political Party, onder welke niet veel zeggende naam de befaamde Ras Ta- fari-beweging schuilgaat. Ras Tafari is de eigenlijke naam van keizer Haile Se lassie van Ethopië, aan wie de slechts op Jamaica (een enkel eiland in de buurt daargelaten) voorkomende Ras- Tafarianen het zo goed als goddelijke leiderschap toekennen *van alle Ameri kaanse afstammelingen van voormalige negerslaven. Dit zonder dat „Ras Tafa ri" zelf van die eer gediend schijnt, al was het maar, omdat de Ethiopische heersers zich, als afstammelingen van koning Salomon en de koningin van Sa ba, niet als negers beschouwen en in derdaad enkele tinten lichter zijn. Op zichzelf doet dé Ras Tafari-beweging dus nogal naïef-onsehuldig aan. Het heeft er echter alle schijn van, dat marxistische, althans Castristische elementen zich van de Ras Tafari-bewe ging en haar geheimzinnig ritueel be dienen om bij de Jamaicanen latent aanwezige rassen-complexen te mobili seren en aldus een revolutionair kli maat te scheppen. Hoe het zij, zorgwek kend is de beweging niet. Bij de ver kiezingen van april behaalde de Political Party nog niet eens èèn pro cent van de 570.000 uitgebrachte stem men. De boosheid van Barbados en van andere leden van de Brits Westindische Federatie wegens het uittreden van Ja maica zal een kleine wanklank teweeg brengen bij de onafhankelijkheids-feest vreugde. De andere Brits Westindische eilanden hebben de uitnodiging voor de plechtigheden verontwaardigd afgewe zen. De in januari 1958 gestichte Federa tie is een mislukt experiment van de regering in Londen gebleken. Doel van de Brits Westindische Fe deratie was een economische band, die een basis moest vormen voor on afhankelijkheid van de Brits Westin dische eilanden, waartoe behalve Ja maica (het grootste en welvarendste) behoren: Barbados, Tobago, Trini dad, de Boven- en Benedenwindse Eilanden. Ruimtelijke versnippering, zeer uiteenlopende mate van ontwik keling en bevolkingssamenstelling als mede geringe economische contacten maakt het Britse federatie-experi ment b\j voorbaat al twijfelachtig. Hierbij kwam het misnoegen van Ja maica, dat niet ten onrechte vreesde het grootste gedeelte van de belastin gen op te moeten brengen, dat in zijn wiek geschoten was toen Port of Spain op Trinidad tot federale hoofdstad werd gepromoveerd en dat klaagde over bureaucratische rompslomp en een nei ging tot corruptie bij de nieuwe bureau cratie. Want, wellicht tengevolge van het feit, dat Jamaica merendeels door mulatten bevolkt wordt, of anders we gens integer Brits voorbeeld, er tiert niet het euvel van corruptie, zoals dat in andere Latijnsamerikaanse landen in zo hevige mate het geval is. Septem ber vorig jaar besloten de Jamaicanen bij referendum zich van de hun „opge drongen" federatie te ontdoen, hetgeen de overblijvende leden niet licht verge ten, noch vergeven. Jamaica heeft zijn weg naar volko men onafhankelijkheid in étappes afge legd. Een vrijwel geruisloze emancipa tie, die al vóór de Tweede Wereldoor log werd ingeleid en die begon met ge leidelijke vervanging van Britse ambte naren door Jamaicanen. In 1944 kwam er algemeen kiesrecht voor alle meer derjarigen in 1959 binnenlands zelfbe stuur, hetgeen betekende, dat de enige beslissingen, die in Londen en niet in Jamaica's hoofdstad Kingston ge troffen werden betrekking hadden op de defensie en de buitenlandse politieke betrekkingen. Het Britse bewind op Jamaica moet vrijwel steeds gunstig afgestoken hebben bij dat in koloniën van andere landen. In 1655 werd het eiland door de Engelsen veroverd op de Spanjaarden en zeven jaar later al, in 1662, kreeg het zijn eerste grondwet waarbij men dient te bedenken, dat die slechts op blanken van toepassing Het voormalige Duitse opleidingsschip „Horst Wessel" onder volle zeilen. Thans varen de Amerikanen er mee over de zeven zeeën en zij noemen dit zeilschip „Eaglt" VIJFENTWINTIG JAAR KAAP HOORNVAARDERS hen die in de zee vaart een absoluut uiterste hadden be reikt: het ronden met een zeilschip van de beruchte Kaap Horn, de grimmige reuzen rots, als een spookachtige en gerd oprijzend uit de hoge zeeën voor de dodenkust van Vuurland. De rots domi neer in het klassieke verhaal vol wind, honger en ellende, moed, volharding en trouw. De mannen die het konden ver tellen kwamen naar Saint Malo. Achttien nationaliteiten vertegenwoordigden zij, maar nog immer gold hier het „Allen voor een, één voor allen" uit de dagen van de vaart, dat hoog in de ra's de grote ,boven-Bram" hen meedogenloos om de oren sloeg, de enorme stugge „Ro yal" hun handen tot bloedens toe open haalde en bikkelharde bootslieden met vingerbrede voorhoofden hun dwongen de sea-shanties te zingen, terwijl zij met hun martelspijkers de maat sloegen. Nu zijn dat nog slechts herinneringen, zeer kostbare echter die de „Amicale" koes tert in héél dat verrukkelijke visioen vol zonbelicht zeildoek- De „Amicale" jubileert met een fikse dosis melancholie tegen de horizon. Zij is een vereniging voor wie „morgen te laat is". Haar ledenkring bestaat voor namelijk uit nautische tachtigers en deze kring wordt al kleiner en kleiner. Als zodanig heeft de „Amicale" dan ook geen enkele toekomst en er komt een dag dat de laatste „Albatros" eenzaam wegwiekt, de levenszin der Amicale reddeloos met zich meevoerend. Het is een triest vooruitzicht, dat men echter vooruit heeft geweten. Het doel van de „Amicale" voorziet slechts in een le- vens-avond-in-stijl voor deze mannen van de lange deining, een binding met hun grote dagen op de klippers, drie mastbarken en volschepen, misschien wel het allermooiste hoofdstuk dat de zeevaart kent. In. de grote finale danste het zeilschip op het toppunt van z'n kunnen over de zeven zeeën en de vor men, scherp in de boeg en rijzig in de flanken, waren een lust voor het oog. Een typisch straatbeeld in een volkswijk van Kingston, de Jamaicaanse hoofdstad. Er is op Jamaica nog een derde partij, numeriek zeer onbelangrijk, maar des was. Een serie zwarte bladzijden in de geschiedenis van Jamaica vormt het feit dat het eiland minstens honderdvijftig jaar lang Blitse slavenhandelaren tot eer. „voorraadschuur" voor hun mens onterende negotie diende. Hieruit wordt de overwegend negroïde bevolkingssa menstelling verklaard. Daarnaast was Jamaica jarenlang berucht als smokkel- basis. De toestand op andere Westindi- sce eilanden was echter, wat deze beide euvels betreft, geen haar beter. Men denke maar aan Sint Eustatius, de Ne derlandse „Gouden Rots" uit de tijd van de Amerikaanse vrijheidsoorlog. Voor de Britten pleit in ieder geval, dat ze reeds in 1834 op Jamaica de slavernij afschaften. De Nederlan ders gingen hiertoe pas in 1863 over... Met de vrijlating van de slaven (op Jamaica kende men ook het verschijn sel van de „bosnegers") begon een periode van humaan bewind ten aan zien van de niet-blanke bevolking. In 1866 kreeg Jamaica de status van Kroonkolonie en in 1884 werd het stem recht uitgebreid tot „ontwikkelde met- blanken." Columbus ontdekte Jamaica, dat door de Indiaanse stam der Arawakken (de oorspronkelijke, thans vrijwel uitgestor ven bevolking) Xaymaca genoemd werd, tijdens zijn tweede reis in 1493. De Spanjaarden deden met Jamaica, wat ze met al hun nieuwe ontdekkingen de den: de bevolking stelselmatig beroven van gouden sieraden en al hetgeen waar devol was ze aan onderlinge twisten, hongersnood en epidemieën ten prooi ge ven, opdat er zich Spanjaarden konden komen vestigen. Reeds kor; na het jaar 1500 stichtten dan ook Spanjaarden vanuit Andalusië de eerste plantages van rietsuiker op Jamaica en ze impor teerden er tot dan toe onbekende paar den en vee, die zich weldra tot onmete lijke kudden in het wild vermenigvul digden. Goede boeren waren de koloni serende Spanjaarden stellig. Van de In dianen keken ze de cultuur van mais, tabak (genoemd naar het eilar.d Tobago) en vooral cacao af. Een eeuw lang ging dat alles naar Spaanse wens, totdat de Westindische eilanden betrokken raak ten bij het complex van oorlogen, dat voor de noordelijke Nederlanden tach- tig jaar duurde. In 1624 al eigenden de Britten zich net Westindische eiland St. Kitts toe ten nadele van hun Spaanse vijanden. Jamaica werd in 1655 door de Engelsen min of meer bij toeval veroverd. Cromwell had admiraal Penn en generaal Venables opgedragen het aanmerkelijk groter en begerenswaardi ger eiland Hispaniola (thans ingenomen door Haïti en door de Dominicaanse Republiek) te veroveren, maar daarin konden de Britten nimmer slagen. E.-W. VAN OPZEELAND Namen als de Engelse „Cutty-Sark" en haar duivelse rivaal de „Termopylae", de Deense „Kjöbenhavn" met onder de lange boegspriet als schegbeeld het mar kante corpus van bisschop Absalom As- serssön, stichter van Kopenhagen, waar mee zij op raadselachtige wijze in de golven verdween, het Duitse volschip de „Famir", in 1957 bij de Azoren ver gaan en de vermaarde Nederlandse klipper „Adriana" spelen indrukwek kende titelrollen in deze ballade van de zeilvaart. Iets van hun grote romantiek is blijven bestaan, maar vergeten zijn vaak de erbarme lijke omstandighe den waarop men deze schepen be- voer, soms meer dan honderd dagen nodig had om de stormen en zeeen bij Kaap Hoorn te trotseren, alvorens eindelijk dit ver maledijde onding te ronden. De soms zeer slechte toestanden aan boord het nulletje van lauw drinkwater als rantsoen met wat lime-juice er door- heen°egen de berry-berry, het ronselen nf te wel Sjanghaien" in de havenkroe gen voor' reizen zonder uitzicht en de hele magere gage. Maar wie eenmaal lanes de pardoenen omhoog was gegaan en tussen het zwellende en neigende dundoek glorieerde, was onmiddellijk besmet met die wonderlijke trouw aan het zeilschip. Hoog in de ra's werden de vuisten gebald naar het eerste stoom- schiD en enorme langgerekte banvloe ken in de dikke smerige wolken stoom geslingerd. Het zeilschip is tenslotte nog te snel gestorven. Vrijwel van den be ginne af heeft de mens met zeil geva ren Het geeft geen pas de verenigde Kaanhoornvaarders voor sentimentele pikbroeken uit te maken. Zij hebben de glorie van het volschip volop gekend en diep in hun hoofden zit gegrift: „I can feel the clipper tremble as she lifts her feet An'her dainty bows are dan- cin'down tre sea's wide street." Nederland is de jongste telg in het gelid der „Amicale" Het was er met bij op die historische dag in Saint Malo. Ofschoon wij toch een rol van beteke nis speelden in de geschiedenis van de Kaap-Hoornvaart. De Hoomse zeeman Willem Schouten presteerde het im mers om in 1615, samen met Jacques Lemaire, via het uiterste puntje van Zuid-Amerika, Vuurland, naar Indië te varen en voor de Europese navigatie deze route te ontdekken. En sindsdien hebben talrijke Nederlanders de nau tische sporen gedrukt rond de Kaap, die Hoorns naam draagt Eerst drie jaar terug trad Nederland toe tot de „Ami cale" onder het motto: „Beter laat dan nooit". En vrij spoedig had men zo'n vijftig vaderlandse Kaaphoornvaarders bij elkaar. Zeker niet allen, maar men heeft nu eenmaal niet iedereen kunnen bereiken. Maar nu hebben wij dan toch ook onze verenigde Kaapvaarders en zij vormen een club die er wezen mag. Op de brug troont de voor dit gezel schap nog opmerkelijk jonge en vitale gezagvoerder H. C. van Vulpen, drie enzestig jaar oud, een man die in zijn jeugdjaren de rots als een duvelstoe jager leerde kennen. Met zijn enthou siaste secretaris-penningmeester K. Suyk jr. (geen zeevarende, maar bij hoge uitzondering tot de kring toegelaten, omdat hij wel in de zeilvaart tot doc tor zou kunnen promoveren) vormt ka pitein Van Vulpen een bijzonder actief kader, dat regelmatig bijeenkomt en thans druk doende is om de eerstvol gende bijeenkomst van de „Amicale" met zijn in totaal ongeveer twaalfhon derd leden in het stamnest Hoorn te organiseren. En dat belooft straks een feest van jewelste te worden. Los van deze zaak, maar toch wel passend in dit jubileumjaar van de „Amicale" is de start van de grote zee- zeilwedstrijd, die The Sail-Training- Association elke twee jaar belegt. Prins Philip van Engeland zal op 11 augustus H. C. VAN VULPEN .de rots als duvelstoejager als beschermheer van deze „Associa tion" vanaf het koninklijk jacht „Brit- tania" voor de kust van Torbay in Zuid-Engeland drie-en-dertig zeilsche pen wegschieten. En dat is een zeer opmerkelijk aantal, wanneer men be denkt, dat uitsluitend zeilende school- schepen en zeilvaartuigen die geheel bemand zijn met leerlingen van zee vaartscholen en soortgelijke opleidingen mogen deelnemen. Rotterdam beleeft de climax van dez gebeurtenis. De fi nish ligt namelijk voor Hoek van Hol land, waarna de restanten van een roem vol verleden de Maasstedelijke haven zullen binnenlopen en afmeren in de Veerhaven en aan d- Parkkade. En er zijn grote knapen bij, zoals de vierkant getuigde Noor „Orlandet" en de Duitse „Gorch Fock", alsmede een zestal meer dan vijftig ton metende Britse, Franse, Italiaanse, Noorse en Nederlandse schoe ners. Het publiek zal de gelegenheid krij gen de schepen te bezichtigen. Het is begrijpelijk, dat ook vele Kaaphoom- vaarders deze kans met beide handen zullen aangrijpen. Als „Albatros" wan- weer ze vroeger als kapitein de Kaap rondden, als „Mal- lemuk" indien zij de Kaap in een la gere rang passeer den en later het 1 kapiteinsdiploma haaden of a^s „Kaapse Duif" indien zij, hetzij als sche peling, hetzij als passagier (dus ook vrou wen) om de „dodenrots" zeilden, zullen zij de valreep betreden met een ontroe ring die niet geveinsd is. De blik van hun ogen zal omhoog gaan langs knoestige masten en tuigage en zij zullen ze her kennen de bovenbramra, de bramstreng, de zalings, de kluiverleider en boe al die onderdelen ook mogen heten. De lucht van schip en touwwerk zal ae herinneringen voeden, de dagen van weleer doen herleven: heerlijk hoog aan de wind in de milde passaat met alle zeilen bij. Dan de zeilen slap en ordeloos, het schip vleugellam in de doldrums van de windstilte, de mannen loom en lui op 't traagwiegende dek, ter wijl een scheepsbel zachtjes meeklepte op het ritme van de deining. De moordende uren van storm en ontbering, de wind jammerend in het wand, de zeilen in flarden aan de ra's, dikke seizings als garen geknapt, terwijl zij die moesten pakken iii de zwiepende takken van de kunstbomen, die ook wel ra's werden genoemd. Zij zullen het terugzien, als was het gisteren gebeurd, voor hen gold een hand voor het schip, een voor jezelf. „Drukken" was er niet bij. Ziek melden ook niet, want dan krepeerde je maat, die vergeefs op aflossing wachtte. Een zeemanskist op slot was een belediging. „Allen voor één, één voor allen." „Brotherhood of the sea", noemden de Engelsen het. „Fraternité de la mer" de Fransen. Het waren in ternationale begrippen. Straks zullen hun ogen de kampagne afzoeken, speurend naar de plek waar altijd de ouwe stond, dikwijls zo'n ver- pekelde rot van een „Liverpool- Irish man", de armen hautin gekruist voor de borst en de bult van een pruim in de wang. Hij kon hen zo hartstochte lijk beledigen, maar wat deerde hun dat. Ook al stonden zij aan de lijzijde van het schip tot hun buiken in het kolkende water te sjorren, zij zongen hun shanties. „Rolling-home, rolling home across the sea". En zij hoorden hem niet HAYE THOMAS

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1962 | | pagina 9