Margaret vertegenwoordigt koningin
bij schilderachtige plechtigheden
diplomatiek
en defensief
meerderjarig
Het gelid der nautische tachtigers
Wonderlijke verenigingdie
geen lang leven wacht
Solide sporen
van twee eeuwen
Brits bestuur
mil
ZATERDAG 4 AUGUSTUS 1962
PAGINA 9
Jamaica zal vanaf maandag 6
augustus enkele dagen groots
en meeslepend feestvieren ter
gelegenheid van de plechtige af
kondiging van de volledige onaf
hankelijkheid van dit tot dusver
britse Westindische eiland, waar-
van de naam smaakt naar de ge»
heugten van rum en naar fascine
rende Latijnsamerikaanse ritmen.
Prinses Margaret en haar gemaal,
^°rd Snowdon, geboren Arm
strong-Jones, die Jamaica reeds
kennen van hun huwelijksreis,
twee jaar geleden, zullen de Britse
koningin representeren bij de on-
^hankelijkheidsplechtigheden van
fandag. De volgende dag zal
Rinses Margaret, in naam van
par koninklijke zuster, het par-
phent van de nieuwe staat ope-
j en, die geheel naar Engels model
s ingericht en op vrijwel ieder
pbied solide sporen vertoont
an twee eeuwen Britse aanwezig
heid.
Werkloosheid
Bauxiet-rijkdom
Slaven-pakhuis
Ras Tafari
Vuisten en vloeken
«MbbhI
JAMAICA
Sir Alexander Bustamente, de premier van Jamaica.
da»an ^et Brkse bewind en zeker aan
j"' van de laatste honderd jaar. kan
Un 'ra slechts aangename herinne-
Vo« n bewaren, hetgeen doorgaans
ev-koloiiiale gebieden een vrij zeld-
J>aH verschijnsel is. Dat het eerste
ee e,nent van Jamaica al in 1664 bij-
flern m mSig gezien de toenmalige
Zicj*0grafische en sociale situatie op
w»*elf irrelevant wezen, het is als het
stuif een symptoom van de Britse be-
"'straditie, die er in onze eeuw be
te K gericht was ook Jamaica voor
nereiden op zijn onafhankelijkheid
*af -^Minion-status). Voor Jamaica
a,fc ,e onafhankelijkheidsverklaring
tebe ICn vaM de schilderachtige festivi-
jr, daarom slechts een soort ver-
*iev aS ziin: het bereiken van defen-
e en diplomatieke meerderheid.
Vi^6 Britse regering zal Jamaica,
deivfVan de oppervlakte ruim een
Vn„ f van d'e van Nederland beslaat,
tph t ®en als üd van het Geme-
önS, relatie zal de Jonge staat
nodig hebben voor de ont-
lanïi u van z«n economie. Buiten-
feek zal nog gedurende een
die k Van jaren geboden blijven en
m0pf.aii thans ook, en zonder formele
de eden, kennen van de Verenig
de n? ®ir Alexander Bustamente,
toe ;«mier van Jamaica, heeft daar-
dio-o m.ei van dit jaar reeds de no-
Sii „.dontacten in Washington gelegd,
de 4™ e.^ n gewillig oor vinden door
ïen oo6 jaanse regering te' herinne-
Cuha ^.1 tl° nabijheid van het rode
daaruit voortspruitende
te Jam kjlan de opbouw van 'n hedh-
tvorden d®Jensie nodig ge
roepen' Engeland ook zijn
^rjlrig^^t Defensieve meer-
^enhp;jCbrjinende tekort aan werkgele-
w het tweede grote, en in tefen-
?r°blefvi t andere niet „nieuwe",
aaImef 1® onafhankelijke
1 Sh^1pSorL£°?1teerd wordt. Ook hier
uit de Britse regeling nog een
rol. Het werkloosheidsvraagstuk is voor
Jamaica namelijk des te acuter gewor
den door de 1 juli van kracht geworden
Commonwealth Immigration Act, waar
bij de Britse regering de immigratie
uit Gemenebestlanden beperkt. Tot dan
toe hadden werkloze Jamaicanen zo
goed als vrije toegang tot Brittannië en
ze maakten er grif gebruik van. (Be
kend zijn de rassenmoeiHjkheden in
Londen van de laatste jaren West
indiërs zijn over het algemeen donker
der uitgevallen dan sommige Britten
lief is.) De immigratie-beperkingen,
waarbij de Britse regering, naar het
zeggen van haar opponenten althans,
speciaal Westindiërs op het
oog gehad zou hebben, bezorgden vo
rige week Maomillans nieuwe kabinet
zijn eerste tegenslag, doordat een ver
ontwaardigde parlements-meerderheid
de regering dwong de deportatie onge
daan te maken van de beklagenswaar
dige 22-jarige Jamaicaanse miss Car
men Bryan, die ook in Londen zonder
werk geraakte en zich toen voor een
waarde van twintig gulden aan levens
middelen en kleine ldedingstukken ver
greep in een warenhuis.
Onafhankelijk zijn betekent voor Ja
maica uiteraard, dat het land voortaan
meer op zichzelf is aangewezen. De
aanzienlijke suikeroogst van het eiland
bijvoorbeeld werd tot dusver automa
tisch voor het grootste gedeelte door
Engeland overgenomen. Of dat in de
toekomst ook nog zal geschieden is
gezien de Britse onderhandelingen voor
aansluiting bij de EEG twijfelach
tig. De traditionele basis voor de Ja
maicaanse economie is de landbouw,
waarbij in de eerste plaats de rietsui
ker komt, die tevens een van de voor
naamste grondstoffen levert voor de
wereldbefaamde rum. Bananen zijn
eveneens een voornaam exportprodukt.
Voorts vormt het toerisme een belang
rijke bron van inkomsten voor het met
beeldschone berglandschappen gestof
feerde en van uitmuntende wegen voor
ziene eiland. Vorig jaar werd het rum-
en colypso-eiland door 224.000 toeristen
bezocht, hetgeen twee maal zoveel was
dan in 1954.
Mijnbouw en industrie mogen dan op
Jamaica steeds belangrijker worden, ze
hebben nog bij lange na niet een be
vredigend niveau bereikt. Jamaica her
bergt 's werelds grootste bauxiet-voor-
raad, maar Amerikaanse en Canadese
aluminiumproducenten begonnen pas in
1952 met de exploitatie.
Volgens goed-Engels voorbeeld
heerst er op Jamaica een hecht-
gefundeerd twee-partijenstelsel.
Sinds de verkiezingen van april
is de Jamaica Labour Party aan de
regering, onder leiding van Bustamente,
die ook reeds van 1945 tot 1955 premier
was en die, zijn 78 jaar ten spijt, niets
aan temperament en strijdlust heeft in
geboet. Ondanks haar progressief klin
kende naam volgt Bustamentes partij
eerder een conservatieve dan een so
cialistische koers. Dat kan niet gezegd
worden van de „tegenpartij", de
People's National Party van Norman
Washington Manley, de vorige premier,
die in de afgelopen verkiezings-cam-
pagne gezinspeeld heeft op de wense
lijkheid, dat het onafhankelijke Jamai
ca een neutralistische buitenlandse po
litiek zou voeren. Dit heeft geleid tot
wantrouwen bij de Organisatie van Ame
rikaanse Staten, die bij de kennisname
van de uitlatingen van ex-premier Man
ley gedacht zal hebben aan diens
vriendschap voor premier Cheddi Ja-
gan van Brits Guyana (thans nog, zoals
Jamaica tot .dusver, slechts binnenlands
zelfbesturend), om maar te zwijgen van
hetgeen Fidel Castro van Cuba ge
maakt heeft.
te boeiender wat haar doelstellingen en
manifestaties betreft. Het is de People's
Political Party, onder welke niet veel
zeggende naam de befaamde Ras Ta-
fari-beweging schuilgaat. Ras Tafari is
de eigenlijke naam van keizer Haile Se
lassie van Ethopië, aan wie de slechts
op Jamaica (een enkel eiland in de
buurt daargelaten) voorkomende Ras-
Tafarianen het zo goed als goddelijke
leiderschap toekennen *van alle Ameri
kaanse afstammelingen van voormalige
negerslaven. Dit zonder dat „Ras Tafa
ri" zelf van die eer gediend schijnt, al
was het maar, omdat de Ethiopische
heersers zich, als afstammelingen van
koning Salomon en de koningin van Sa
ba, niet als negers beschouwen en in
derdaad enkele tinten lichter zijn. Op
zichzelf doet dé Ras Tafari-beweging
dus nogal naïef-onsehuldig aan.
Het heeft er echter alle schijn van,
dat marxistische, althans Castristische
elementen zich van de Ras Tafari-bewe
ging en haar geheimzinnig ritueel be
dienen om bij de Jamaicanen latent
aanwezige rassen-complexen te mobili
seren en aldus een revolutionair kli
maat te scheppen. Hoe het zij, zorgwek
kend is de beweging niet. Bij de ver
kiezingen van april behaalde de
Political Party nog niet eens èèn pro
cent van de 570.000 uitgebrachte stem
men.
De boosheid van Barbados en van
andere leden van de Brits Westindische
Federatie wegens het uittreden van Ja
maica zal een kleine wanklank teweeg
brengen bij de onafhankelijkheids-feest
vreugde. De andere Brits Westindische
eilanden hebben de uitnodiging voor de
plechtigheden verontwaardigd afgewe
zen. De in januari 1958 gestichte Federa
tie is een mislukt experiment van de
regering in Londen gebleken.
Doel van de Brits Westindische Fe
deratie was een economische band,
die een basis moest vormen voor on
afhankelijkheid van de Brits Westin
dische eilanden, waartoe behalve Ja
maica (het grootste en welvarendste)
behoren: Barbados, Tobago, Trini
dad, de Boven- en Benedenwindse
Eilanden. Ruimtelijke versnippering,
zeer uiteenlopende mate van ontwik
keling en bevolkingssamenstelling als
mede geringe economische contacten
maakt het Britse federatie-experi
ment b\j voorbaat al twijfelachtig.
Hierbij kwam het misnoegen van Ja
maica, dat niet ten onrechte vreesde
het grootste gedeelte van de belastin
gen op te moeten brengen, dat in zijn
wiek geschoten was toen Port of Spain
op Trinidad tot federale hoofdstad
werd gepromoveerd en dat klaagde over
bureaucratische rompslomp en een nei
ging tot corruptie bij de nieuwe bureau
cratie. Want, wellicht tengevolge van
het feit, dat Jamaica merendeels door
mulatten bevolkt wordt, of anders we
gens integer Brits voorbeeld, er tiert
niet het euvel van corruptie, zoals dat
in andere Latijnsamerikaanse landen in
zo hevige mate het geval is. Septem
ber vorig jaar besloten de Jamaicanen
bij referendum zich van de hun „opge
drongen" federatie te ontdoen, hetgeen
de overblijvende leden niet licht verge
ten, noch vergeven.
Jamaica heeft zijn weg naar volko
men onafhankelijkheid in étappes afge
legd. Een vrijwel geruisloze emancipa
tie, die al vóór de Tweede Wereldoor
log werd ingeleid en die begon met ge
leidelijke vervanging van Britse ambte
naren door Jamaicanen. In 1944 kwam
er algemeen kiesrecht voor alle meer
derjarigen in 1959 binnenlands zelfbe
stuur, hetgeen betekende, dat de enige
beslissingen, die in Londen en niet in
Jamaica's hoofdstad Kingston ge
troffen werden betrekking hadden op de
defensie en de buitenlandse politieke
betrekkingen.
Het Britse bewind op Jamaica moet
vrijwel steeds gunstig afgestoken
hebben bij dat in koloniën van
andere landen. In 1655 werd het
eiland door de Engelsen veroverd op
de Spanjaarden en zeven jaar later al,
in 1662, kreeg het zijn eerste grondwet
waarbij men dient te bedenken, dat
die slechts op blanken van toepassing
Het voormalige Duitse opleidingsschip „Horst Wessel" onder volle zeilen. Thans varen de Amerikanen er mee over de zeven zeeën en zij noemen dit zeilschip „Eaglt"
VIJFENTWINTIG JAAR
KAAP HOORNVAARDERS
hen die in de zee
vaart een absoluut uiterste hadden be
reikt: het ronden met een zeilschip van
de beruchte Kaap Horn, de grimmige
reuzen rots, als een spookachtige en
gerd oprijzend uit de hoge zeeën voor de
dodenkust van Vuurland. De rots domi
neer in het klassieke verhaal vol wind,
honger en ellende, moed, volharding en
trouw. De mannen die het konden ver
tellen kwamen naar Saint Malo. Achttien
nationaliteiten vertegenwoordigden zij,
maar nog immer gold hier het „Allen
voor een, één voor allen" uit de dagen
van de vaart, dat hoog in de ra's de
grote ,boven-Bram" hen meedogenloos
om de oren sloeg, de enorme stugge „Ro
yal" hun handen tot bloedens toe open
haalde en bikkelharde bootslieden met
vingerbrede voorhoofden hun dwongen
de sea-shanties te zingen, terwijl zij met
hun martelspijkers de maat sloegen. Nu
zijn dat nog slechts herinneringen, zeer
kostbare echter die de „Amicale" koes
tert in héél dat verrukkelijke visioen
vol zonbelicht zeildoek-
De „Amicale" jubileert met een fikse
dosis melancholie tegen de horizon. Zij
is een vereniging voor wie „morgen te
laat is". Haar ledenkring bestaat voor
namelijk uit nautische tachtigers en
deze kring wordt al kleiner en kleiner.
Als zodanig heeft de „Amicale" dan ook
geen enkele toekomst en er komt een
dag dat de laatste „Albatros" eenzaam
wegwiekt, de levenszin der Amicale
reddeloos met zich meevoerend. Het is
een triest vooruitzicht, dat men echter
vooruit heeft geweten. Het doel van de
„Amicale" voorziet slechts in een le-
vens-avond-in-stijl voor deze mannen
van de lange deining, een binding met
hun grote dagen op de klippers, drie
mastbarken en volschepen, misschien
wel het allermooiste hoofdstuk dat de
zeevaart kent. In. de grote finale danste
het zeilschip op het toppunt van z'n
kunnen over de zeven zeeën en de vor
men, scherp in de boeg en rijzig in de
flanken, waren een lust voor het oog.
Een typisch straatbeeld in een volkswijk van Kingston, de Jamaicaanse hoofdstad.
Er is op Jamaica nog een derde partij,
numeriek zeer onbelangrijk, maar des
was. Een serie zwarte bladzijden in de
geschiedenis van Jamaica vormt het feit
dat het eiland minstens honderdvijftig
jaar lang Blitse slavenhandelaren tot
eer. „voorraadschuur" voor hun mens
onterende negotie diende. Hieruit wordt
de overwegend negroïde bevolkingssa
menstelling verklaard. Daarnaast was
Jamaica jarenlang berucht als smokkel-
basis. De toestand op andere Westindi-
sce eilanden was echter, wat deze beide
euvels betreft, geen haar beter. Men
denke maar aan Sint Eustatius, de Ne
derlandse „Gouden Rots" uit de tijd
van de Amerikaanse vrijheidsoorlog.
Voor de Britten pleit in ieder geval,
dat ze reeds in 1834 op Jamaica de
slavernij afschaften. De Nederlan
ders gingen hiertoe pas in 1863 over...
Met de vrijlating van de slaven (op
Jamaica kende men ook het verschijn
sel van de „bosnegers") begon een
periode van humaan bewind ten aan
zien van de niet-blanke bevolking. In
1866 kreeg Jamaica de status van
Kroonkolonie en in 1884 werd het stem
recht uitgebreid tot „ontwikkelde met-
blanken."
Columbus ontdekte Jamaica, dat door
de Indiaanse stam der Arawakken (de
oorspronkelijke, thans vrijwel uitgestor
ven bevolking) Xaymaca genoemd werd,
tijdens zijn tweede reis in 1493. De
Spanjaarden deden met Jamaica, wat
ze met al hun nieuwe ontdekkingen de
den: de bevolking stelselmatig beroven
van gouden sieraden en al hetgeen waar
devol was ze aan onderlinge twisten,
hongersnood en epidemieën ten prooi ge
ven, opdat er zich Spanjaarden konden
komen vestigen. Reeds kor; na het
jaar 1500 stichtten dan ook Spanjaarden
vanuit Andalusië de eerste plantages
van rietsuiker op Jamaica en ze impor
teerden er tot dan toe onbekende paar
den en vee, die zich weldra tot onmete
lijke kudden in het wild vermenigvul
digden. Goede boeren waren de koloni
serende Spanjaarden stellig. Van de In
dianen keken ze de cultuur van mais,
tabak (genoemd naar het eilar.d Tobago)
en vooral cacao af. Een eeuw lang ging
dat alles naar Spaanse wens, totdat de
Westindische eilanden betrokken raak
ten bij het complex van oorlogen, dat
voor de noordelijke Nederlanden tach-
tig jaar duurde. In 1624 al eigenden de
Britten zich net Westindische eiland
St. Kitts toe ten nadele van hun Spaanse
vijanden. Jamaica werd in 1655 door
de Engelsen min of meer bij toeval
veroverd. Cromwell had admiraal Penn
en generaal Venables opgedragen het
aanmerkelijk groter en begerenswaardi
ger eiland Hispaniola (thans ingenomen
door Haïti en door de Dominicaanse
Republiek) te veroveren, maar daarin
konden de Britten nimmer slagen.
E.-W. VAN OPZEELAND
Namen als de Engelse „Cutty-Sark" en
haar duivelse rivaal de „Termopylae",
de Deense „Kjöbenhavn" met onder de
lange boegspriet als schegbeeld het mar
kante corpus van bisschop Absalom As-
serssön, stichter van Kopenhagen, waar
mee zij op raadselachtige wijze in de
golven verdween, het Duitse volschip
de „Famir", in 1957 bij de Azoren ver
gaan en de vermaarde Nederlandse
klipper „Adriana" spelen indrukwek
kende titelrollen in deze ballade van de
zeilvaart.
Iets van hun
grote romantiek is
blijven bestaan,
maar vergeten zijn
vaak de erbarme
lijke omstandighe
den waarop men
deze schepen be-
voer, soms meer
dan honderd dagen
nodig had om de
stormen en zeeen
bij Kaap Hoorn te
trotseren, alvorens
eindelijk dit ver
maledijde onding
te ronden. De soms
zeer slechte toestanden aan boord
het nulletje van lauw drinkwater als
rantsoen met wat lime-juice er door-
heen°egen de berry-berry, het ronselen
nf te wel Sjanghaien" in de havenkroe
gen voor' reizen zonder uitzicht en de
hele magere gage. Maar wie eenmaal
lanes de pardoenen omhoog was gegaan
en tussen het zwellende en neigende
dundoek glorieerde, was onmiddellijk
besmet met die wonderlijke trouw aan
het zeilschip. Hoog in de ra's werden
de vuisten gebald naar het eerste stoom-
schiD en enorme langgerekte banvloe
ken in de dikke smerige wolken stoom
geslingerd. Het zeilschip is tenslotte nog
te snel gestorven. Vrijwel van den be
ginne af heeft de mens met zeil geva
ren Het geeft geen pas de verenigde
Kaanhoornvaarders voor sentimentele
pikbroeken uit te maken. Zij hebben de
glorie van het volschip volop gekend
en diep in hun hoofden zit gegrift: „I
can feel the clipper tremble as she lifts
her feet An'her dainty bows are dan-
cin'down tre sea's wide street."
Nederland is de jongste telg in het
gelid der „Amicale" Het was er met
bij op die historische dag in Saint Malo.
Ofschoon wij toch een rol van beteke
nis speelden in de geschiedenis van de
Kaap-Hoornvaart. De Hoomse zeeman
Willem Schouten presteerde het im
mers om in 1615, samen met Jacques
Lemaire, via het uiterste puntje van
Zuid-Amerika, Vuurland, naar Indië te
varen en voor de Europese navigatie
deze route te ontdekken. En sindsdien
hebben talrijke Nederlanders de nau
tische sporen gedrukt rond de Kaap,
die Hoorns naam draagt Eerst drie jaar
terug trad Nederland toe tot de „Ami
cale" onder het motto: „Beter laat dan
nooit". En vrij spoedig had men zo'n
vijftig vaderlandse Kaaphoornvaarders
bij elkaar. Zeker niet allen, maar men
heeft nu eenmaal niet iedereen kunnen
bereiken. Maar nu hebben wij dan toch
ook onze verenigde Kaapvaarders en
zij vormen een club die er wezen mag.
Op de brug troont de voor dit gezel
schap nog opmerkelijk jonge en vitale
gezagvoerder H. C. van Vulpen, drie
enzestig jaar oud, een man die in zijn
jeugdjaren de rots als een duvelstoe
jager leerde kennen. Met zijn enthou
siaste secretaris-penningmeester K. Suyk
jr. (geen zeevarende, maar bij hoge
uitzondering tot de kring toegelaten,
omdat hij wel in de zeilvaart tot doc
tor zou kunnen promoveren) vormt ka
pitein Van Vulpen een bijzonder actief
kader, dat regelmatig bijeenkomt en
thans druk doende is om de eerstvol
gende bijeenkomst van de „Amicale"
met zijn in totaal ongeveer twaalfhon
derd leden in het stamnest Hoorn te
organiseren. En dat belooft straks een
feest van jewelste te worden.
Los van deze zaak, maar toch wel
passend in dit jubileumjaar van de
„Amicale" is de start van de grote zee-
zeilwedstrijd, die The Sail-Training-
Association elke twee jaar belegt. Prins
Philip van Engeland zal op 11 augustus
H. C. VAN VULPEN
.de rots als duvelstoejager
als beschermheer van deze „Associa
tion" vanaf het koninklijk jacht „Brit-
tania" voor de kust van Torbay in
Zuid-Engeland drie-en-dertig zeilsche
pen wegschieten. En dat is een zeer
opmerkelijk aantal, wanneer men be
denkt, dat uitsluitend zeilende school-
schepen en zeilvaartuigen die geheel
bemand zijn met leerlingen van zee
vaartscholen en soortgelijke opleidingen
mogen deelnemen. Rotterdam beleeft
de climax van dez gebeurtenis. De fi
nish ligt namelijk voor Hoek van Hol
land, waarna de restanten van een roem
vol verleden de Maasstedelijke haven
zullen binnenlopen en afmeren in de
Veerhaven en aan d- Parkkade. En er
zijn grote knapen bij, zoals de vierkant
getuigde Noor „Orlandet" en de Duitse
„Gorch Fock", alsmede een zestal meer
dan vijftig ton metende Britse, Franse,
Italiaanse, Noorse en Nederlandse schoe
ners.
Het publiek zal
de gelegenheid krij
gen de schepen te
bezichtigen. Het is
begrijpelijk, dat ook
vele Kaaphoom-
vaarders deze kans
met beide handen
zullen aangrijpen.
Als „Albatros" wan-
weer ze vroeger als
kapitein de Kaap
rondden, als „Mal-
lemuk" indien zij
de Kaap in een la
gere rang passeer
den en later het 1
kapiteinsdiploma haaden of a^s
„Kaapse Duif" indien zij, hetzij als sche
peling, hetzij als passagier (dus ook vrou
wen) om de „dodenrots" zeilden, zullen
zij de valreep betreden met een ontroe
ring die niet geveinsd is. De blik van hun
ogen zal omhoog gaan langs knoestige
masten en tuigage en zij zullen ze her
kennen de bovenbramra, de bramstreng,
de zalings, de kluiverleider en boe
al die onderdelen ook mogen heten. De
lucht van schip en touwwerk zal ae
herinneringen voeden, de dagen van
weleer doen herleven: heerlijk hoog
aan de wind in de milde passaat met
alle zeilen bij. Dan de zeilen slap en
ordeloos, het schip vleugellam in de
doldrums van de windstilte, de mannen
loom en lui op 't traagwiegende dek, ter
wijl een scheepsbel zachtjes meeklepte op
het ritme van de deining. De moordende
uren van storm en ontbering, de wind
jammerend in het wand, de zeilen in
flarden aan de ra's, dikke seizings als
garen geknapt, terwijl zij die moesten
pakken iii de zwiepende takken van de
kunstbomen, die ook wel ra's werden
genoemd. Zij zullen het terugzien, als
was het gisteren gebeurd, voor hen
gold een hand voor het schip, een voor
jezelf. „Drukken" was er niet bij. Ziek
melden ook niet, want dan krepeerde
je maat, die vergeefs op aflossing
wachtte. Een zeemanskist op slot was
een belediging. „Allen voor één, één
voor allen." „Brotherhood of the sea",
noemden de Engelsen het. „Fraternité
de la mer" de Fransen. Het waren in
ternationale begrippen.
Straks zullen hun ogen de kampagne
afzoeken, speurend naar de plek waar
altijd de ouwe stond, dikwijls zo'n ver-
pekelde rot van een „Liverpool- Irish
man", de armen hautin gekruist voor
de borst en de bult van een pruim in
de wang. Hij kon hen zo hartstochte
lijk beledigen, maar wat deerde hun
dat. Ook al stonden zij aan de lijzijde
van het schip tot hun buiken in het
kolkende water te sjorren, zij zongen
hun shanties. „Rolling-home, rolling
home across the sea". En zij hoorden
hem niet
HAYE THOMAS