Het hondje Moortje diende wel
degelijk ergens voor
Tm
LIST TEGEN SCHURKENSTREKEN
DE PELSJAGER
Alfredo
Een avontuur van Drip, Drap en Drop
3
A B A S I
MOORD in de
Apollokliniek
fö
Twintig kaarsjes voor
Canadese luchtvaartmij
ZATERDAG 11 AUGUSTUS 19<2
PAGINA 13
LEA SMULDERS
VERVOLGVERHAAL DOOR HARRY BOUTS XI
ERIC DE NOORMAN
31. Verbijsterd staart Eric de zogenaamde houthakkers na, terwijl
dezen achter de stallen verdwijnen. Deze twee kerels waren spionnen
van de geheimzinnige voorname gast van de boer aan de andere zijde
van het moeras. 01 spioneerden ze meteen voor Gunlaug? Maar dan
is Gunlaug toch niet te vertrouwen... Hij aarzelt even. Terugkeren naar
de reusachtige burchtheer en deze ter verantwoording roepen of eerst
die twee kerels zien te grijpen? Hij besluit tot het laatste en stormt
met grote sprongen de krakende houten trappen af naar buiten, waar
hij nog juist het tweetal door de poort ziet wegrijden. „Wie zijn dat
bijt de Noorman een stalknecht toe. „Wie dat zijn?" stottert de man
verschrikt. „Gewoon dienaren van heer Gunlaug." „Een paard, zadel
een paard," snauwt Eric. Hoofdschuddend gadegeslagen door de totaal
verbijsterde stalknecht, springt de Noorman even later in het zadel,
maar als hij de poort uit rent, zijn de twee spionnen in het tegenover
liggende woud verdwenen.
kalmeert de zenuwen
zonder slaap te verwekken!
Liturgische weekkalender
katend
door
MARTIN MONS
Er was eens een oud meneertje, dat
met een heleboel andere oude
meneertjes in een huis woonde.
Maar dat ene oude meneertje
J}ad Iets wat de andere oude meneertjes
vlpt hadden. Hij had een klein zwart
''ond.je, dat Moortje heette en waarmee
l alle dagen uit wandelen ging.
.Moortje had een best leven. Niet al-
omdat hij alle dagen mee uit wan-
tjelen mocht, maar ook omdat alle
u.ue meneertjes in het huis hem vre-
?elijk verwenden. Ze gaven hem koek-
en speculaasjes. En nu en dan
Het is twintig jaar geleden dat uit
*'eh onafhankelijke Canadese vlieglijn-
lies, de Canadian Pacific Airlines werd
geboren die thans, een wereldluchtnet
heeft opgebouwd van 72.000 km lengte.
Hegonnen werd met een samenraapsel
van allerlei typen vliegtuigen, die de on-
regelmatige verbindingen onderhielden
bossen de bewoonde wereld en het on
eindig uitgestrekte en verlaten gebied
dat ver over de poolcirkel reikte.
Er zijn bij CPA nog piloten in dienst
uie vroeger, behalve „vliegenier," ook
postbode, trade-agent en dokter tege
lijk moesten zijn. Zij waren het die
landingen maakten op bevroren meer
tjes wanneer de sneeuwstormen in het
•Hoge Noorden te zwaar werden en die
^an soms dagen achtereen, zonder eni
ge verbinding met de buitenwereld,
beter weer moesten afwachten. Het wa-
r?h ook deze vliegers die de nieuwsgie-
riSe passagier geruststelden wanneer
?e boven de wolken naar de plaats van
bestemming „ergens in de rimboe"
/'ogen, met een: „als mijn sigaar op
'J5' dan weet ik dat ik moet gaan lan-
h?h." Alles is nu veranderd en derge-
illke situaties in het moderne luchtver-
tu! bestaan niet meer.
-Thans vliegt CPA, met Vancouver
Sterd*-6 ^>acific aI-s- beginpunt,naar Am-
sPan
„lerdam via het Noordpóolgebied; naar
jP^hje, Portugal en Italië via de Azo-
naar Zuid-Amerika via Mexico;
ha»r Austral'ë via Hawaii en Fiji; en
ar het Verre Oosten via de Aleoeten.
zelfs wel eens een stukje chocolade.
Moortje werd een dik hondje van al
dat gesnoep. Maar de baas van Moor
tje vond dat niet zo erg. Als we sa
men nog maar dikwijls uit wandelen
kunnen, zei hij.
Kef-kef, deed Moortje wel eens tegen
het paard van de schillenboer. Op een
dag had het paard van de schillenboer
zin om Moortje te plagen. Het zei:
hou stil, klein dik hondje dat je er
bent! Kijk liever eens naar mij: ik
trek een zware kar met schillen. Maar
jij doet niets. Ba!
Maar de poes van tante Truitje doet
ook niks, probeerde Moortje nog. De
poes van tante Truitje vangt muizen,
wist het schillenpaard. Allen jij bent
een dier dat nergens voor dient. Als
ik jou was, zou ik me schamen.
Och, wat kreeg Moortje een verdriet.
Het oude meneertje mocht dan nog zo
vriendelijk en gezellig tegen hem pra
ten, hij bleef er verdrietig bij. En of
het allemaal nog niet erg genoeg was,
wat het schillenpaard gezegd had, gin
gen de mensen op een schutting een
groot papier hangen met van alles over
het circus erop. Grote, sterke olifan
ten met meisjes op hun rug, een leeuw
die door een hoepel sprong, een zee
hond met een bal op zijn neus. Ja,
dacht Moortje, het schillenpaard heeft
gelijk. Alle dieren doen wat. Alleen
ik doe niets. Verdrietig zette Moortje
het op een lopen. Hoho, schreeuwde
het oude meneertje. Maar Moortje
keek niet om. Hij liep verder en ver
der, straat-in, straat uit. En het oude
meneertje moest die avond alleen naar
het grote huis. Waar is Moortje? vroe
gen alle andere oude meneertjes.
Moortjes baasje vertelde toen, hoe zijn
hondje opeens was weggelopen, toen
ze samen bij de circusplaat hadden
staan kijken.
Misschien is hij ook wel naar het
circus, zeiden de andere meneertjes.
En de volgende dag gingen ze alle
maal naar Moortje zoeken. Maar ze
vonden hem niet. Want Moortje zat
verdrietig in een portiek. Hij dacht na
over de woorden van het schillenpaard.
Jij bent een dier dat nergens voor
dient. Dan blijf ik hier maar zitten,
zei Moortje tegen zichzelf. Ik dien toch
nergens voor. Maar och, hij had eens
moeten weten hoe gezellig hij het al
tijd gemaakt had voor de oude me
neertjes in het grote huis. En hoe be
zorgd ze nu met hun allen liepen te
zoeken en „Moortje-Moortje-Moortje"
riepen. Moortjes baasje kon helemaal
niet meer eten of slapen, zo ongerust
was hij over zijn hondje. He heeft mis
schien wel een ongeluk gekregen, zei
den de andere oude meneertjes. Onder
de tram, of onder een auto. Of mis
schien wel onder een van die brom
fietsen. Die snorren tóch zo hard.
Ik zou je niet kunnen vertellen, wie
verdrietiger was: de baas van Moor
tje of Moortje zelf. Hij zat daar maar
In het portiekje, zonder brood, zonder
melk, zonder koekjes, speculaasjes en
zonder chocolaadjes. Maar wat nog
veel ergen was: zonder een baasje,
dat lief tegen hem praatte en dat hem
mee uit wandelen nam. Od een dag,
toen het juist een beetje hard waaide,
kwam het oude meneertje in de straat,
waar Moortje was weggekropen. Er
zou helemaal niets gebeurd zijn, als
de wind er niet was geweest. Die blies
„Fffft" de hoed van het oude meneer
tje zijn hoofd en rollebolde ermee de
straat door. Moortje zag in een flits
iets voorbij vliegen. Meteen zag hij
zijn baasje, met een bloot hoofd, zo
hard als hij kon door de straat lopen.
Toen bedacht Moortje zich niet lang.
Hij rende het portiek uit. roets, roets,
de hoed achterna en drie minuutjes
later stond hij jankend voor zijn eigen
baasje, met de hoed in zijn bek.
Dat is aardig, dacht een meneer van
de krant, die juist voorbij kwam. Hij
pakte zijn fototoestel en flipte meteen
een plaatje van Moortje met de hoed.
Moortje en het baasje hadden er niet
eens op gelet. Ze waren veel te blij,
dat ze elkaar terug zagen. Moortje,
Moortje, wat heb ik je gemist, zei het
oude meneertje. Je weet toch wel, dat
je bij mij moet zijn, om het .leven van
een oud meneertje een beetje blij en
gezellig te maken. Kef-kef, deed Moor
tje. Dat betekende: o, dus ik dien tóch
ergens voor. Dan had het schillenpaard
niet eens gelijk. Maar dat verstond het
oude meneertje natuurlijk niet. Samen
gingen ze naar huis, waar alle oude
meneertjes vrolijk èn blij waren, om
dat Moortje terug was.
Maar de volgende dag, wat stond er
in de krant? Een grote foto van Moor
tje, die de hoed van zijn baasje terug
bracht. Kijk toch, kijk toch eens gauw!
zeiden alle oude baasjes. Moortje zelf
mocht zijn eigen foto natuurlijk ook
zien. Hij was er wel trots op, dat snap
je. Als het schillenpaard nu nog eens
druft te zeggen, dat ik nergens voor
dien, dacht hij. Maar de schillenboer
zat die middag zijn boterham op te
eten en las ondertussen de krant. Het
Êaard gluurde mee over zijn schouder.
In toen het Moortjes foto zag, begon
het te briezen, zodat de schillenboer
roepen moest: he, kijk eens een beet
je uit voor mijn boterham. Dat is dat
dikke, zwarte hondje, dat ik laatst zo
geplaagd heb, zei het schillenpaard in
zichzelf. Je moet. toch uitkijken met
zulke dingen. Je weet eigenlijk nooit
tegen wie je het hebt.
Toen Moortje de volgende dag met
zijn baasje langs het schillenpaard
wandelde, zei het paard: ik heb je foto
gezien. Het was heel mooi. Je dient
dus tóch ergens voor. Om de hoed van
je baas terug te brengen.
Ik dien nog voor veel meer, kefte
Moortje. Ik breng bij wel honderd oude
meneertjes een heleboel gezelligheid.
En bij mijn eigen baasje nog het meest
van al. O, zei het schillenpaard en het
knikte beleefd.
Nooit durft het Moortje nog te pla
gen, al heeft het nog zo'n stoute zin.
Nee hoor, Moortje niet, zegt het schil
lenpaard. Moortje mag er wezen.
K' en doordringende etensiucht sloeg hem tegemoet.
Voor een dozijn dampende ketels stonden evenveel
in het wit geklede mannen te klutsen, te proeven en
foo j te kloppen, terwijl zij daarbij even vlijtig hun tongen
l ®ruen, zodat ze de indringer niet eens bemerkten. Hoe
gpj* uat nu, bedacht Karei. Hij was in een keuken terecht
Zji^drnen, hier konden toch geen documenten verborgen
yji. Zijn ogen overtuigden hem er echter van, dat dit
kast- geval was. Boven op een met groenten beladen
koel 'n de rechterhoek van de kamer stond het grijze
tria„ Karei stapte er onmiddellijk op af, maar de werkende
Ziydhen kregen hem daarbij in de gaten en zij toonden
tpaa niet erg gastvrij. De grootste en tevens dikste, een
tot) rnet een viertal onderkinnen, zwaaide energiek een
kiT?Pel in Kareis richting. Hevig verontwaardigd bulderde
diets 111 toe: ..Kleine schooier, wat zoek jij hier? Hier valt
je te gappen als je dat maar weet. Rare steltloper als
Èejr'dt vlug rechtsomkeer maakt, maak ik gehakt van je,"
om dergelijke behandeling stond Karei niet erg aan, daar-
2ich t m hÜ vlug het resterende ei in zijn hand, klaar om
hebh .verdedigen. „Professor Roelants wil dat grijze boek
Schn jn"> sprak hij kordaat, zich herinnerend dat een der
gej-detwachten hem zo genoemd had en hij dus geen leu-
,,pr®.Vertelde, want hij zelf wilde het boek immers hebben.
gen'> s.or Roelants kan voor mijn part platvoeten krij-
e'ke 'riZe' de dikke kok. „Professor Roelants is die vent, die
die sivers vlees wil hebben", beduidde hij de anderen,
Soc achter hem hadden opgesteld. „Zeg jouw profes-
ep j.'an Puffelen maar dat hij hier niets te zoeken heeft
Zian j_afgemarcheerd, mars. Laat ik je hier niet meer
de2jkleine hagedis op bedveren." Karei beantwoordde
de kov-Ting met het afgeven van het laatste ei. Omdat
Schuirn •|u'st een lange uithaal maakte om Karei met een
Het vi ?aan *e bekogelen, kon hij het ei niet aannemen.
kpai 'el op de grond, waar het met een oorverdovende
dikkgrf^Plodeerde. Een wit poeder spoot eruit, zich ver-
^Ulde ntot een geweldige wolk, die de gehele keuken
begotl" JJe koks zakten, als op commando, ter aarde en
«ep oj ?n ,luid te snurken. Het ei moest gevuld zijn met
er geen i sterk slaapmiddel. Vreemd genoeg had Karei
?°k da„ ast van. Vergenoegd dacht hij eraan, dat de robot
arels +V00r gezorgd had. Vermoedelijk had hij iets in
sehern?ten gedaan, een of ander tegengif, dat hem be
moeit» tl? tegen dat slaapmiddel. Het kostte hem weinig
t 1 boek ,Sen de slapende mannen door de kast te bereiken,
fep stortto 6g-te nemen en er van door te gaan. Maar bui-
•jept. Tril .fel1 de moeilijkheden als een wervelstorm op
ï?6hsen o ekoeken van de stad kwamen verschrikte
Jl?te do „ngedraald. Karei zag in de toegestroomde me
rits de t?„ ?"agenten, de liefhebber
vv?111. Uit n1 de moeilijkheden
J)ensen alle hoeken van de stad kwamen verschrikte
?l?te do „^g^uraafd. Karei zag in de toegestroomde me-
relfs de t„ tl?"a®en^en' de liefhebber van Bachmuziek en
?P zïjn nr»,e nonden. De robot in de schotel was gelukkig
?trooindo „o gebleven, de kracht in de magnetische veren
Peter 0D voelbaar terug. Karei zette het op een lopen, of
ef hll yiou sPringen, want na een lichte aarzeling ver-
tien rnot dP lucht: eerst twee meter, dan vier, dan
Eieter. Spoedig klom hij boven alle gebouwen uit.
stee2-ShTeii?root hem ten zeei"ste hoe hoog hij ook
SDrom» kwam niet vooruit, maar landde na iedere
toekiikoTP dezelfde plaats. Aanvankelijk waren de
'a®fen om i???e mensen te verbaasd over de acrobatische
breeuwen an'?ers te doen dan luidkeels... „ooh" te
t, 'tiine i!er Poütie-agenten kwam het eerst tot
ri^eld worried 5 man, het is een spion," riep hij. Met
hAssplaats ,t" d,e mensen, die het dichtst bij Kareis lan-
aJ? Intussen do naar voreR gedrukt. De vluchteling
he?Xallende hofifli?, n b®reikt' BÜ het dalen zag hij de
Bant Hie robot ï™8 V?P de toeschouwers. Wat te begin-
Han hylonkerél^ o- l)leef die misselijke robot, die arro-
naar beneii™ nuTi" woedend als ongerust viel
Vo^langers die Duidelijk bespeurde hij de kok en zijn
Schlinhaar klaarwnHzor <-»*» Unin».r,ni
evê^an on hem" .scfRlnbaar klaarwakker en helemaal
Crtla'« ook nMi te wachten. Pannen, bezems en
ae«- Tot ove?mlP? onderscheidde hij in de zwaaiende
overmaat van ramp waren ook enkele schild
wachten in het geweer gekomen. Hun karabijnlopen loer
den moordlustig haar boven. Daar scheen de robot op ge
wacht te hebben. Een zuigende stroom trok de weerloze
Karei op het nippertje uit de hebberige handen van de
stadbewoners. Sneller dan een pijl suisde hij de lange weg
terug over bossen, heuvels en bergen tot bij de schotel.
Half versuft bleef hij bij de ingang liggen. Zijn rust was
evenwel van korte duur. De deur van de schotel ging open
en de robot verwaardigde zich naar zijn leerling te schrij
den en hem toe te schreewen: „Waar blijf je toch? Geef
me vlug dat boek vóór je nog meer domme dingen doet."
Ontmoedigd haalde Karei het boek onder zijn arm van
daan. Nu had hij zijn opdracht uitgevoerd, maar de vrij
heid was voor hem verder weg dan ooit te voren. Hij stond
op en liep naar zijn ontvoerder toe. „Hier is dat stomme
ding", schreeuwde hij en mikte het boek naar het grote
robothoofd. Op datzelfde ogenblik ging er een schok door
hem heen, die hem deed wankelen. „Oud Hollandse keu
kenrecepten", las hij op de kaft van het vliegende boek.
Wat een vergissing, o wat een vergissing. Hij had ge
heime documenten moeten meebrengen en kwam met zo
iets terug.
Tekst: R. TASQUIN - Tekeningen: P. LUKACS
~vboguiT!
Goor ez op
KIND
e/fJOBL UK!
/ac -zac
Je
eens
C&Z&lJ
PflPPUUUUUUJ!
r
U//UD
o, u/or öev
UC OPHPNDlGr.
H6EM MU
Mter zu/PLUKf
MOCO
Zondag 12 augustus: 9e zondag na Pink
steren; eigen Mis; credo: pref. v. d. H
Drie-eenheid groen
Maandag: Mis v. d. zondag; 2e geb H. H
Hyppolytus en Cassianus groenHaar
lem: 2e geb H. Wigbertus; 3e geb. H. H
Hyppolytus en Cassianus.
Dinsdag: Vigilie van Maria ten Hemel
opneming; eigen Mis; 2e geb. H. Euse-
bius paars—
Woensdag: Maria ten Hemelopneming;
eigen Mis; credo: pref. v. d H. Maagd
Maria wit—
Donderdag: H. Joachim, vader v. d. H.
Maagd Maria; eigen Mis wit—
Vrijdag: H. Hyacinthus, belijder; Mis Os
Justi —witHaarlem en Rotterdam: H
Jeroen, martelaar; eigen Mis; 2e geb
H. Hyacinthus rood—
Zaterdag: Mis van O. L. Vrouw op zater
dag; 2e geb. H. Agapitus; pref. v. d. H.
Maagd Maria —wit— Utrecht: H. Weren-
fridus, belijder; Mis Justus; 2e geb. H.
Agapitus —wit— Haarlem: Verheffing v.
d. H. Bavo. belijder; eigen Mis; 2e geb
H. Agapitus wit—
Zondag 19 augustus: 10e zondag na Pink
steren: eigen Mis: credo; pref. v d. H.
Drie-eenheid —groen
PARIJS, 9 aug (Rtr) De Wereld
raad van kerken wil volgend jaar van
12 tot 26 juli in Montreal een conferen
tie over de eenheid van de kerk hou
den, aldus heeft dr. Robert Bilheimer,
Amerikaans presbyteriaan, op de con
ferentie van het centrale comité 'an
de raad in Parjjs meegedeeld. Meer
dan vijfhonderd vooraanstaande protes
tantse, anglicaanse en orthodoxe theo
logen uit alle werelddelen zullen aan
de conferentie in Montreal deelnemen.
Brittasnië Een 88-jarige man is
vrijdag op een boerderij bij Nottingham
in Engeland door een troep koeien ver
trapt. Hij overleed aan de gevolgen.
De koeien vielen de hond van de oude
man aan. Toen deze tussenbeide kwam,
kwam hij te vallen. Ook de hond kwam
om het leven. (Rtr)
(Advertentie)
.986S60
46
's Middags? Ik ben 's middags niet bi) Rika ge
weest, inspecteur. Dat is klinkklare onzin, die bewe
ring van u. Waarom zou ik, terwijl ik 's morgens
al eens bij men vrouw was geweest, 's middags
nog eens naar haar toe gaan? En dat, terwijl ik
tot over mijn oren in het werk zat met de toebe
reidselen voor New York. Er was niets in mijn
vrouws toestand, dat twee bezoeken per dag nood
zakelijk maakte. Nog eens, inspecteur, welke reden
zou ik hebben gehad om 's middags nog eens naar
de Apollokliniek te gaan?"
„Ja, welke, mijnheer Saleminq? Dat is nu juist
een van die dingen waar ik vreselijk nieuwsgierig
naar ben."
„Het spijt me, dat ik dan die nieuwsgierigheid
niet kan bevredigen, inspecteur. Ik ben in de
middag niet bij mijn vrouw geweest."
„Mijnheer Saleminq, hiernaast zit een taxichauf
feur, die u omstreeks drie uur op die dag van de
Apollokliniek naar de Herengracht heeft gereden."
„Die chauffeur kan niets anders verklaren dan
dat ik bij de taxi-standplaats tegenover de Apollo
kliniek ben ingestapt. Maar dat wil helemaal niet
zeggen, dat ik daarom in de Apollokliniek ben ge
weest. En dat ben ik dan ook niet. Ik kwam
rechtstreeks van huis en wilde naar de Herengracht
lopen omdat het "ulk mooi ^eer was, maar het
bleek later dan ik dacht en daarom besloot ik, toen
ik die standplaats passeerde een taxi te nemen."
„Als dat zo is. hoe kunt u dan verklaren, dat de
portier van de Apollokliniek u heeft gezien toen U
het gebouw verliet?"
„Als de man dat zegt, dan liegt hij, want hi) was
in geen velden of wegen te zien toen ik.
„Toen u?"
„Ik bedoel alleen maar, dat die man er nooit is.
Vijf keren van de zes is hij..."
„Kom, kom, mijnheer Saleminq, geef u verdei
maar geen moeite. En nu verwacht ik. dat u de
waarheid zegt en pronto, begrepen. Ik heb eens en
voor al genoeg van uw uitvluchten en draaierijen."
„Grote grutten." mompelt brigadier Van Tol in
zijn hoekje. Als de inspecteur zo uit zijn slof schiet
wordt het menens, dat weet hij. En Jean Baptiste
Saleminq voelt dat ook. Hij schijnt opeens in elkaar
te schrompelen tot iets onuitsprekelijk zieligs.
„Als ik u de waarheid zeg, gelooft u mij toch
niet," mompelt hij.
„Een wonder na al uw draaierijen. U heeft zitten
liegen tot u zwart ziet. En nu u met weer een andere
lezing te voorschijn belieft te komen, zou u willen,
dat ik u maar voetstoots geloofde," schampte Per-
quim
„Neen, inspecteur, natuurlijk niet, zegt Jean
Baptiste Saleminq ootmoedig. Nu is het alles toch
gekomen waarvoor hij steeds zo bang is geweest.
Hij heeft eigenlijk nooit goed kunnen geloven aan
zijn geluk. Rika's lastig, onaangenaam humeur heefi
hij altijd als een soort verzekering tegen het nood
lot gevoeld. Zijn geluk was wel groot, maar niet
volmaakt. En nu had het noodlot toch toegeslagen
„Wel mijnheer Saleminq, ik luister. Naar uv
volgende versie. Van Tol, gauw, geef hem wa'
cognac. Daar in die kast, de bovenste plank. Zi<
je dan niet, dat hii flauw valt?"
Een vijf minuten later zit Jean Baptiste Sale
minq, nog beverig, maar weer bij zijn positiever
op de enige gemakkelijke stoel die de kamer rijk is.
Zal ik maar weer bij die morgen beginnen inspec
teur?" vraagt hij benepen.
Hoofdinspecteur Perquin knikt.
Nu wat ik u daareven vertelde is de heilige
waarheid. Alles, Rika's angst en haar vriendelijk
heid. Het enige wat ik u verzwegen heb is dat ze
mij vroeg die middag terug te komen met een paar
papieren en bij haar te Dlijven tot het tijd was
voor het diner. Dat is zo ongeveer zeven uur. Ze
zei dat ze de zuster wou vragen daarna de deuren
naar de tuin te sluiten en er voor te zorgen dat
ze geen verder bezoek kreeg. Ook had ze het er
over dat ze die zuster zou vragen de deur naar de
gang die nacht op een of andere wijze af te slui
ten. Ze zei nog dat ze zich niet veilig zou voelen
voor ze die nieuwe kamer boven had. Ik bood
haar aan die avond weer terug te komen tot een
uur of tien. Ze nam dat aanbod met beide handen
aan. Maar toen ik haar voorstelde de directrice
te vragen of ik die nacht niet bij haar op de ka
mer kon slapen werd ze opeens kriegel. Ze dankte
ervoor belachelijk te worden, zei ze. Enfin ik zweeg
er verder maar over want ik zag wel, dat ze
doodsbang was en ik dacht dat ik haar, wanneer
het eenmaal avond werd toch wel zou kunnen over
halen. Desnoods had ik wel in een stoei kunnen
slapen. Ik heb vroeger, toen ik nog reiziger was,
vaak genoeg het grootste deel van de nacht in een
derde klasse coupé doorgebracht. De fauteuils in de
Apollokliniek zijn stukken meer comfortabel dan die
gladde houten banken en daar heb ik toch ook op
geslapen."
„Wat waren dat voor papieren, die uw vrouw u
vroeg mee te brengen?"
„O, een paar prqscalcualties, niets van bijzonder
belang. Ik geloof eigenlijk, inspecteur dat ze die
dingen maar als voorwendsel aangreep om mij terug
te laten komen. Dat was voor zij eerlijk toegaf dat
ze bang was, begrijpt u, inspecteur. Rika was altijd
erg hard over zichzelf en van niets of niemand bang.
Zij voelde deze angst dan ook als een vernedering
en het kostte haar grote moeite ervoor uit te ko
men. Als die angst niet zo overstelpend groot was
geweest, had ze er niet over gekikt, daar ben ik
zeker van."
„En van wie of wat was zij dan zo bang?"
Jean Baptiste Saleminq schudt het hoofd: „Werke
lijk, inspecteur, dat weet ik niet. Hoe ik haar ook
vroeg en smeekte, ze wou er met geen woord over
reppen. Ik weet wel, dat ik niet kan verlangen, dat
u me gelooft, dat is de zuivere waarheid."
„En u is die middag dus weer naar uw vrouw
toegegaan?"
Het bleke gezicht tegenover hem wordt groen.
„Ik... Ja, ik ben naar haar kamer gegaan, in
specteur. Maar toen ik de deur open deed zag ik
opeens... dat. En toen... toen heb ik de deur dicht
geklapt en ben weggerend."
(Wordt vervolg