Het hondje Moortje diende wel degelijk ergens voor Tm LIST TEGEN SCHURKENSTREKEN DE PELSJAGER Alfredo Een avontuur van Drip, Drap en Drop 3 A B A S I MOORD in de Apollokliniek fö Twintig kaarsjes voor Canadese luchtvaartmij ZATERDAG 11 AUGUSTUS 19<2 PAGINA 13 LEA SMULDERS VERVOLGVERHAAL DOOR HARRY BOUTS XI ERIC DE NOORMAN 31. Verbijsterd staart Eric de zogenaamde houthakkers na, terwijl dezen achter de stallen verdwijnen. Deze twee kerels waren spionnen van de geheimzinnige voorname gast van de boer aan de andere zijde van het moeras. 01 spioneerden ze meteen voor Gunlaug? Maar dan is Gunlaug toch niet te vertrouwen... Hij aarzelt even. Terugkeren naar de reusachtige burchtheer en deze ter verantwoording roepen of eerst die twee kerels zien te grijpen? Hij besluit tot het laatste en stormt met grote sprongen de krakende houten trappen af naar buiten, waar hij nog juist het tweetal door de poort ziet wegrijden. „Wie zijn dat bijt de Noorman een stalknecht toe. „Wie dat zijn?" stottert de man verschrikt. „Gewoon dienaren van heer Gunlaug." „Een paard, zadel een paard," snauwt Eric. Hoofdschuddend gadegeslagen door de totaal verbijsterde stalknecht, springt de Noorman even later in het zadel, maar als hij de poort uit rent, zijn de twee spionnen in het tegenover liggende woud verdwenen. kalmeert de zenuwen zonder slaap te verwekken! Liturgische weekkalender katend door MARTIN MONS Er was eens een oud meneertje, dat met een heleboel andere oude meneertjes in een huis woonde. Maar dat ene oude meneertje J}ad Iets wat de andere oude meneertjes vlpt hadden. Hij had een klein zwart ''ond.je, dat Moortje heette en waarmee l alle dagen uit wandelen ging. .Moortje had een best leven. Niet al- omdat hij alle dagen mee uit wan- tjelen mocht, maar ook omdat alle u.ue meneertjes in het huis hem vre- ?elijk verwenden. Ze gaven hem koek- en speculaasjes. En nu en dan Het is twintig jaar geleden dat uit *'eh onafhankelijke Canadese vlieglijn- lies, de Canadian Pacific Airlines werd geboren die thans, een wereldluchtnet heeft opgebouwd van 72.000 km lengte. Hegonnen werd met een samenraapsel van allerlei typen vliegtuigen, die de on- regelmatige verbindingen onderhielden bossen de bewoonde wereld en het on eindig uitgestrekte en verlaten gebied dat ver over de poolcirkel reikte. Er zijn bij CPA nog piloten in dienst uie vroeger, behalve „vliegenier," ook postbode, trade-agent en dokter tege lijk moesten zijn. Zij waren het die landingen maakten op bevroren meer tjes wanneer de sneeuwstormen in het •Hoge Noorden te zwaar werden en die ^an soms dagen achtereen, zonder eni ge verbinding met de buitenwereld, beter weer moesten afwachten. Het wa- r?h ook deze vliegers die de nieuwsgie- riSe passagier geruststelden wanneer ?e boven de wolken naar de plaats van bestemming „ergens in de rimboe" /'ogen, met een: „als mijn sigaar op 'J5' dan weet ik dat ik moet gaan lan- h?h." Alles is nu veranderd en derge- illke situaties in het moderne luchtver- tu! bestaan niet meer. -Thans vliegt CPA, met Vancouver Sterd*-6 ^>acific aI-s- beginpunt,naar Am- sPan „lerdam via het Noordpóolgebied; naar jP^hje, Portugal en Italië via de Azo- naar Zuid-Amerika via Mexico; ha»r Austral'ë via Hawaii en Fiji; en ar het Verre Oosten via de Aleoeten. zelfs wel eens een stukje chocolade. Moortje werd een dik hondje van al dat gesnoep. Maar de baas van Moor tje vond dat niet zo erg. Als we sa men nog maar dikwijls uit wandelen kunnen, zei hij. Kef-kef, deed Moortje wel eens tegen het paard van de schillenboer. Op een dag had het paard van de schillenboer zin om Moortje te plagen. Het zei: hou stil, klein dik hondje dat je er bent! Kijk liever eens naar mij: ik trek een zware kar met schillen. Maar jij doet niets. Ba! Maar de poes van tante Truitje doet ook niks, probeerde Moortje nog. De poes van tante Truitje vangt muizen, wist het schillenpaard. Allen jij bent een dier dat nergens voor dient. Als ik jou was, zou ik me schamen. Och, wat kreeg Moortje een verdriet. Het oude meneertje mocht dan nog zo vriendelijk en gezellig tegen hem pra ten, hij bleef er verdrietig bij. En of het allemaal nog niet erg genoeg was, wat het schillenpaard gezegd had, gin gen de mensen op een schutting een groot papier hangen met van alles over het circus erop. Grote, sterke olifan ten met meisjes op hun rug, een leeuw die door een hoepel sprong, een zee hond met een bal op zijn neus. Ja, dacht Moortje, het schillenpaard heeft gelijk. Alle dieren doen wat. Alleen ik doe niets. Verdrietig zette Moortje het op een lopen. Hoho, schreeuwde het oude meneertje. Maar Moortje keek niet om. Hij liep verder en ver der, straat-in, straat uit. En het oude meneertje moest die avond alleen naar het grote huis. Waar is Moortje? vroe gen alle andere oude meneertjes. Moortjes baasje vertelde toen, hoe zijn hondje opeens was weggelopen, toen ze samen bij de circusplaat hadden staan kijken. Misschien is hij ook wel naar het circus, zeiden de andere meneertjes. En de volgende dag gingen ze alle maal naar Moortje zoeken. Maar ze vonden hem niet. Want Moortje zat verdrietig in een portiek. Hij dacht na over de woorden van het schillenpaard. Jij bent een dier dat nergens voor dient. Dan blijf ik hier maar zitten, zei Moortje tegen zichzelf. Ik dien toch nergens voor. Maar och, hij had eens moeten weten hoe gezellig hij het al tijd gemaakt had voor de oude me neertjes in het grote huis. En hoe be zorgd ze nu met hun allen liepen te zoeken en „Moortje-Moortje-Moortje" riepen. Moortjes baasje kon helemaal niet meer eten of slapen, zo ongerust was hij over zijn hondje. He heeft mis schien wel een ongeluk gekregen, zei den de andere oude meneertjes. Onder de tram, of onder een auto. Of mis schien wel onder een van die brom fietsen. Die snorren tóch zo hard. Ik zou je niet kunnen vertellen, wie verdrietiger was: de baas van Moor tje of Moortje zelf. Hij zat daar maar In het portiekje, zonder brood, zonder melk, zonder koekjes, speculaasjes en zonder chocolaadjes. Maar wat nog veel ergen was: zonder een baasje, dat lief tegen hem praatte en dat hem mee uit wandelen nam. Od een dag, toen het juist een beetje hard waaide, kwam het oude meneertje in de straat, waar Moortje was weggekropen. Er zou helemaal niets gebeurd zijn, als de wind er niet was geweest. Die blies „Fffft" de hoed van het oude meneer tje zijn hoofd en rollebolde ermee de straat door. Moortje zag in een flits iets voorbij vliegen. Meteen zag hij zijn baasje, met een bloot hoofd, zo hard als hij kon door de straat lopen. Toen bedacht Moortje zich niet lang. Hij rende het portiek uit. roets, roets, de hoed achterna en drie minuutjes later stond hij jankend voor zijn eigen baasje, met de hoed in zijn bek. Dat is aardig, dacht een meneer van de krant, die juist voorbij kwam. Hij pakte zijn fototoestel en flipte meteen een plaatje van Moortje met de hoed. Moortje en het baasje hadden er niet eens op gelet. Ze waren veel te blij, dat ze elkaar terug zagen. Moortje, Moortje, wat heb ik je gemist, zei het oude meneertje. Je weet toch wel, dat je bij mij moet zijn, om het .leven van een oud meneertje een beetje blij en gezellig te maken. Kef-kef, deed Moor tje. Dat betekende: o, dus ik dien tóch ergens voor. Dan had het schillenpaard niet eens gelijk. Maar dat verstond het oude meneertje natuurlijk niet. Samen gingen ze naar huis, waar alle oude meneertjes vrolijk èn blij waren, om dat Moortje terug was. Maar de volgende dag, wat stond er in de krant? Een grote foto van Moor tje, die de hoed van zijn baasje terug bracht. Kijk toch, kijk toch eens gauw! zeiden alle oude baasjes. Moortje zelf mocht zijn eigen foto natuurlijk ook zien. Hij was er wel trots op, dat snap je. Als het schillenpaard nu nog eens druft te zeggen, dat ik nergens voor dien, dacht hij. Maar de schillenboer zat die middag zijn boterham op te eten en las ondertussen de krant. Het Êaard gluurde mee over zijn schouder. In toen het Moortjes foto zag, begon het te briezen, zodat de schillenboer roepen moest: he, kijk eens een beet je uit voor mijn boterham. Dat is dat dikke, zwarte hondje, dat ik laatst zo geplaagd heb, zei het schillenpaard in zichzelf. Je moet. toch uitkijken met zulke dingen. Je weet eigenlijk nooit tegen wie je het hebt. Toen Moortje de volgende dag met zijn baasje langs het schillenpaard wandelde, zei het paard: ik heb je foto gezien. Het was heel mooi. Je dient dus tóch ergens voor. Om de hoed van je baas terug te brengen. Ik dien nog voor veel meer, kefte Moortje. Ik breng bij wel honderd oude meneertjes een heleboel gezelligheid. En bij mijn eigen baasje nog het meest van al. O, zei het schillenpaard en het knikte beleefd. Nooit durft het Moortje nog te pla gen, al heeft het nog zo'n stoute zin. Nee hoor, Moortje niet, zegt het schil lenpaard. Moortje mag er wezen. K' en doordringende etensiucht sloeg hem tegemoet. Voor een dozijn dampende ketels stonden evenveel in het wit geklede mannen te klutsen, te proeven en foo j te kloppen, terwijl zij daarbij even vlijtig hun tongen l ®ruen, zodat ze de indringer niet eens bemerkten. Hoe gpj* uat nu, bedacht Karei. Hij was in een keuken terecht Zji^drnen, hier konden toch geen documenten verborgen yji. Zijn ogen overtuigden hem er echter van, dat dit kast- geval was. Boven op een met groenten beladen koel 'n de rechterhoek van de kamer stond het grijze tria„ Karei stapte er onmiddellijk op af, maar de werkende Ziydhen kregen hem daarbij in de gaten en zij toonden tpaa niet erg gastvrij. De grootste en tevens dikste, een tot) rnet een viertal onderkinnen, zwaaide energiek een kiT?Pel in Kareis richting. Hevig verontwaardigd bulderde diets 111 toe: ..Kleine schooier, wat zoek jij hier? Hier valt je te gappen als je dat maar weet. Rare steltloper als Èejr'dt vlug rechtsomkeer maakt, maak ik gehakt van je," om dergelijke behandeling stond Karei niet erg aan, daar- 2ich t m hÜ vlug het resterende ei in zijn hand, klaar om hebh .verdedigen. „Professor Roelants wil dat grijze boek Schn jn"> sprak hij kordaat, zich herinnerend dat een der gej-detwachten hem zo genoemd had en hij dus geen leu- ,,pr®.Vertelde, want hij zelf wilde het boek immers hebben. gen'> s.or Roelants kan voor mijn part platvoeten krij- e'ke 'riZe' de dikke kok. „Professor Roelants is die vent, die die sivers vlees wil hebben", beduidde hij de anderen, Soc achter hem hadden opgesteld. „Zeg jouw profes- ep j.'an Puffelen maar dat hij hier niets te zoeken heeft Zian j_afgemarcheerd, mars. Laat ik je hier niet meer de2jkleine hagedis op bedveren." Karei beantwoordde de kov-Ting met het afgeven van het laatste ei. Omdat Schuirn •|u'st een lange uithaal maakte om Karei met een Het vi ?aan *e bekogelen, kon hij het ei niet aannemen. kpai 'el op de grond, waar het met een oorverdovende dikkgrf^Plodeerde. Een wit poeder spoot eruit, zich ver- ^Ulde ntot een geweldige wolk, die de gehele keuken begotl" JJe koks zakten, als op commando, ter aarde en «ep oj ?n ,luid te snurken. Het ei moest gevuld zijn met er geen i sterk slaapmiddel. Vreemd genoeg had Karei ?°k da„ ast van. Vergenoegd dacht hij eraan, dat de robot arels +V00r gezorgd had. Vermoedelijk had hij iets in sehern?ten gedaan, een of ander tegengif, dat hem be moeit» tl? tegen dat slaapmiddel. Het kostte hem weinig t 1 boek ,Sen de slapende mannen door de kast te bereiken, fep stortto 6g-te nemen en er van door te gaan. Maar bui- •jept. Tril .fel1 de moeilijkheden als een wervelstorm op ï?6hsen o ekoeken van de stad kwamen verschrikte Jl?te do „ngedraald. Karei zag in de toegestroomde me rits de t?„ ?"agenten, de liefhebber vv?111. Uit n1 de moeilijkheden J)ensen alle hoeken van de stad kwamen verschrikte ?l?te do „^g^uraafd. Karei zag in de toegestroomde me- relfs de t„ tl?"a®en^en' de liefhebber van Bachmuziek en ?P zïjn nr»,e nonden. De robot in de schotel was gelukkig ?trooindo „o gebleven, de kracht in de magnetische veren Peter 0D voelbaar terug. Karei zette het op een lopen, of ef hll yiou sPringen, want na een lichte aarzeling ver- tien rnot dP lucht: eerst twee meter, dan vier, dan Eieter. Spoedig klom hij boven alle gebouwen uit. stee2-ShTeii?root hem ten zeei"ste hoe hoog hij ook SDrom» kwam niet vooruit, maar landde na iedere toekiikoTP dezelfde plaats. Aanvankelijk waren de 'a®fen om i???e mensen te verbaasd over de acrobatische breeuwen an'?ers te doen dan luidkeels... „ooh" te t, 'tiine i!er Poütie-agenten kwam het eerst tot ri^eld worried 5 man, het is een spion," riep hij. Met hAssplaats ,t" d,e mensen, die het dichtst bij Kareis lan- aJ? Intussen do naar voreR gedrukt. De vluchteling he?Xallende hofifli?, n b®reikt' BÜ het dalen zag hij de Bant Hie robot ï™8 V?P de toeschouwers. Wat te begin- Han hylonkerél^ o- l)leef die misselijke robot, die arro- naar beneii™ nuTi" woedend als ongerust viel Vo^langers die Duidelijk bespeurde hij de kok en zijn Schlinhaar klaarwnHzor <-»*» Unin».r,ni evê^an on hem" .scfRlnbaar klaarwakker en helemaal Crtla'« ook nMi te wachten. Pannen, bezems en ae«- Tot ove?mlP? onderscheidde hij in de zwaaiende overmaat van ramp waren ook enkele schild wachten in het geweer gekomen. Hun karabijnlopen loer den moordlustig haar boven. Daar scheen de robot op ge wacht te hebben. Een zuigende stroom trok de weerloze Karei op het nippertje uit de hebberige handen van de stadbewoners. Sneller dan een pijl suisde hij de lange weg terug over bossen, heuvels en bergen tot bij de schotel. Half versuft bleef hij bij de ingang liggen. Zijn rust was evenwel van korte duur. De deur van de schotel ging open en de robot verwaardigde zich naar zijn leerling te schrij den en hem toe te schreewen: „Waar blijf je toch? Geef me vlug dat boek vóór je nog meer domme dingen doet." Ontmoedigd haalde Karei het boek onder zijn arm van daan. Nu had hij zijn opdracht uitgevoerd, maar de vrij heid was voor hem verder weg dan ooit te voren. Hij stond op en liep naar zijn ontvoerder toe. „Hier is dat stomme ding", schreeuwde hij en mikte het boek naar het grote robothoofd. Op datzelfde ogenblik ging er een schok door hem heen, die hem deed wankelen. „Oud Hollandse keu kenrecepten", las hij op de kaft van het vliegende boek. Wat een vergissing, o wat een vergissing. Hij had ge heime documenten moeten meebrengen en kwam met zo iets terug. Tekst: R. TASQUIN - Tekeningen: P. LUKACS ~vboguiT! Goor ez op KIND e/fJOBL UK! /ac -zac Je eens C&Z&lJ PflPPUUUUUUJ! r U//UD o, u/or öev UC OPHPNDlGr. H6EM MU Mter zu/PLUKf MOCO Zondag 12 augustus: 9e zondag na Pink steren; eigen Mis; credo: pref. v. d. H Drie-eenheid groen Maandag: Mis v. d. zondag; 2e geb H. H Hyppolytus en Cassianus groenHaar lem: 2e geb H. Wigbertus; 3e geb. H. H Hyppolytus en Cassianus. Dinsdag: Vigilie van Maria ten Hemel opneming; eigen Mis; 2e geb. H. Euse- bius paars— Woensdag: Maria ten Hemelopneming; eigen Mis; credo: pref. v. d H. Maagd Maria wit— Donderdag: H. Joachim, vader v. d. H. Maagd Maria; eigen Mis wit— Vrijdag: H. Hyacinthus, belijder; Mis Os Justi —witHaarlem en Rotterdam: H Jeroen, martelaar; eigen Mis; 2e geb H. Hyacinthus rood— Zaterdag: Mis van O. L. Vrouw op zater dag; 2e geb. H. Agapitus; pref. v. d. H. Maagd Maria —wit— Utrecht: H. Weren- fridus, belijder; Mis Justus; 2e geb. H. Agapitus —wit— Haarlem: Verheffing v. d. H. Bavo. belijder; eigen Mis; 2e geb H. Agapitus wit— Zondag 19 augustus: 10e zondag na Pink steren: eigen Mis: credo; pref. v d. H. Drie-eenheid —groen PARIJS, 9 aug (Rtr) De Wereld raad van kerken wil volgend jaar van 12 tot 26 juli in Montreal een conferen tie over de eenheid van de kerk hou den, aldus heeft dr. Robert Bilheimer, Amerikaans presbyteriaan, op de con ferentie van het centrale comité 'an de raad in Parjjs meegedeeld. Meer dan vijfhonderd vooraanstaande protes tantse, anglicaanse en orthodoxe theo logen uit alle werelddelen zullen aan de conferentie in Montreal deelnemen. Brittasnië Een 88-jarige man is vrijdag op een boerderij bij Nottingham in Engeland door een troep koeien ver trapt. Hij overleed aan de gevolgen. De koeien vielen de hond van de oude man aan. Toen deze tussenbeide kwam, kwam hij te vallen. Ook de hond kwam om het leven. (Rtr) (Advertentie) .986S60 46 's Middags? Ik ben 's middags niet bi) Rika ge weest, inspecteur. Dat is klinkklare onzin, die bewe ring van u. Waarom zou ik, terwijl ik 's morgens al eens bij men vrouw was geweest, 's middags nog eens naar haar toe gaan? En dat, terwijl ik tot over mijn oren in het werk zat met de toebe reidselen voor New York. Er was niets in mijn vrouws toestand, dat twee bezoeken per dag nood zakelijk maakte. Nog eens, inspecteur, welke reden zou ik hebben gehad om 's middags nog eens naar de Apollokliniek te gaan?" „Ja, welke, mijnheer Saleminq? Dat is nu juist een van die dingen waar ik vreselijk nieuwsgierig naar ben." „Het spijt me, dat ik dan die nieuwsgierigheid niet kan bevredigen, inspecteur. Ik ben in de middag niet bij mijn vrouw geweest." „Mijnheer Saleminq, hiernaast zit een taxichauf feur, die u omstreeks drie uur op die dag van de Apollokliniek naar de Herengracht heeft gereden." „Die chauffeur kan niets anders verklaren dan dat ik bij de taxi-standplaats tegenover de Apollo kliniek ben ingestapt. Maar dat wil helemaal niet zeggen, dat ik daarom in de Apollokliniek ben ge weest. En dat ben ik dan ook niet. Ik kwam rechtstreeks van huis en wilde naar de Herengracht lopen omdat het "ulk mooi ^eer was, maar het bleek later dan ik dacht en daarom besloot ik, toen ik die standplaats passeerde een taxi te nemen." „Als dat zo is. hoe kunt u dan verklaren, dat de portier van de Apollokliniek u heeft gezien toen U het gebouw verliet?" „Als de man dat zegt, dan liegt hij, want hi) was in geen velden of wegen te zien toen ik. „Toen u?" „Ik bedoel alleen maar, dat die man er nooit is. Vijf keren van de zes is hij..." „Kom, kom, mijnheer Saleminq, geef u verdei maar geen moeite. En nu verwacht ik. dat u de waarheid zegt en pronto, begrepen. Ik heb eens en voor al genoeg van uw uitvluchten en draaierijen." „Grote grutten." mompelt brigadier Van Tol in zijn hoekje. Als de inspecteur zo uit zijn slof schiet wordt het menens, dat weet hij. En Jean Baptiste Saleminq voelt dat ook. Hij schijnt opeens in elkaar te schrompelen tot iets onuitsprekelijk zieligs. „Als ik u de waarheid zeg, gelooft u mij toch niet," mompelt hij. „Een wonder na al uw draaierijen. U heeft zitten liegen tot u zwart ziet. En nu u met weer een andere lezing te voorschijn belieft te komen, zou u willen, dat ik u maar voetstoots geloofde," schampte Per- quim „Neen, inspecteur, natuurlijk niet, zegt Jean Baptiste Saleminq ootmoedig. Nu is het alles toch gekomen waarvoor hij steeds zo bang is geweest. Hij heeft eigenlijk nooit goed kunnen geloven aan zijn geluk. Rika's lastig, onaangenaam humeur heefi hij altijd als een soort verzekering tegen het nood lot gevoeld. Zijn geluk was wel groot, maar niet volmaakt. En nu had het noodlot toch toegeslagen „Wel mijnheer Saleminq, ik luister. Naar uv volgende versie. Van Tol, gauw, geef hem wa' cognac. Daar in die kast, de bovenste plank. Zi< je dan niet, dat hii flauw valt?" Een vijf minuten later zit Jean Baptiste Sale minq, nog beverig, maar weer bij zijn positiever op de enige gemakkelijke stoel die de kamer rijk is. Zal ik maar weer bij die morgen beginnen inspec teur?" vraagt hij benepen. Hoofdinspecteur Perquin knikt. Nu wat ik u daareven vertelde is de heilige waarheid. Alles, Rika's angst en haar vriendelijk heid. Het enige wat ik u verzwegen heb is dat ze mij vroeg die middag terug te komen met een paar papieren en bij haar te Dlijven tot het tijd was voor het diner. Dat is zo ongeveer zeven uur. Ze zei dat ze de zuster wou vragen daarna de deuren naar de tuin te sluiten en er voor te zorgen dat ze geen verder bezoek kreeg. Ook had ze het er over dat ze die zuster zou vragen de deur naar de gang die nacht op een of andere wijze af te slui ten. Ze zei nog dat ze zich niet veilig zou voelen voor ze die nieuwe kamer boven had. Ik bood haar aan die avond weer terug te komen tot een uur of tien. Ze nam dat aanbod met beide handen aan. Maar toen ik haar voorstelde de directrice te vragen of ik die nacht niet bij haar op de ka mer kon slapen werd ze opeens kriegel. Ze dankte ervoor belachelijk te worden, zei ze. Enfin ik zweeg er verder maar over want ik zag wel, dat ze doodsbang was en ik dacht dat ik haar, wanneer het eenmaal avond werd toch wel zou kunnen over halen. Desnoods had ik wel in een stoei kunnen slapen. Ik heb vroeger, toen ik nog reiziger was, vaak genoeg het grootste deel van de nacht in een derde klasse coupé doorgebracht. De fauteuils in de Apollokliniek zijn stukken meer comfortabel dan die gladde houten banken en daar heb ik toch ook op geslapen." „Wat waren dat voor papieren, die uw vrouw u vroeg mee te brengen?" „O, een paar prqscalcualties, niets van bijzonder belang. Ik geloof eigenlijk, inspecteur dat ze die dingen maar als voorwendsel aangreep om mij terug te laten komen. Dat was voor zij eerlijk toegaf dat ze bang was, begrijpt u, inspecteur. Rika was altijd erg hard over zichzelf en van niets of niemand bang. Zij voelde deze angst dan ook als een vernedering en het kostte haar grote moeite ervoor uit te ko men. Als die angst niet zo overstelpend groot was geweest, had ze er niet over gekikt, daar ben ik zeker van." „En van wie of wat was zij dan zo bang?" Jean Baptiste Saleminq schudt het hoofd: „Werke lijk, inspecteur, dat weet ik niet. Hoe ik haar ook vroeg en smeekte, ze wou er met geen woord over reppen. Ik weet wel, dat ik niet kan verlangen, dat u me gelooft, dat is de zuivere waarheid." „En u is die middag dus weer naar uw vrouw toegegaan?" Het bleke gezicht tegenover hem wordt groen. „Ik... Ja, ik ben naar haar kamer gegaan, in specteur. Maar toen ik de deur open deed zag ik opeens... dat. En toen... toen heb ik de deur dicht geklapt en ben weggerend." (Wordt vervolg

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1962 | | pagina 13