Spionage voor Venus
Skiffle in de rookies'
van Zuid-Limburg
BRIEF UIT
JAPAN
Het beertje met het matje
in zijn kopje
De vrolijke aal
Jeugdzonde
van een
kapelaan
Langste perronkaartje
ter wereld
ZATERDAG 18 AUGUSTUS 1962
o"
VERVOLGVERHAAL DOOR HARRY BOUTS JUI
I'ACilN A
"mB
een muziek voortge
men kortweg skiffle noemt en
met name in Engeland een ge-
Een
De Western heeft zijn klas
sieke held. Men kent
hem als de rustige, zo
ïp °P het oog zelfs wat tra- weldige populariteit bezit,
vol !lg".ur' voor wie het leven straf ritme, verzorgd door gi-
„i', ru'tdampen nauwelijks iets taar, banjo, bas en drums
euvvs kan bieden. Zijn har- vormt de ondergrond maar
„.ogen kunnen soms wat dro- daar ver bovenuit troont de
u'S wegstaren naar de ver- stem van de voorzanger, de
z'jn taal is een monotoon man die op harde kernachtige
maar Iaat aan duidelijk- wij zé brokjes levenstragiek ten
flat niets te wensen over. En beste geeft. De andere leden
"zelfde geldt voor de twee van de skiffle-groep vallen hem
te» naeude „guns", strak regelmatig in perfecte close-
|.,A" de heupen geklemd. HU harmony bij en dat kan nog
ti»»" een held in alle opzich- al eens voor het nodige specta-
zlM.en als zodanig wringt hij kei zorgen. En dat is dan
n ook door de zwiepdeurtjes skiffle op zijn best, want als het
ma° de saloons om aan de toog goed is hoort er een krassend
u®t de enorme spiegels erach- wasbord bij, mondstukken van
w?dn dubbele whiskey's te een trompet en gedeeltelijk ge-
.®rstonwen De film heeft van vulde flessen, waarmee men
Ae figuur een druk gebruik verschillende tonen bereiken
on l akt- En ofschoon daarin kan. Zoals gezegd, Engeland is
tnn "et ogenblik wel wat ver- er dé markt voor en skiffle-ko-
u^cd is, de stroom van Wes- ning Lonme Donegan heeft een
danig afgezwakt, blijft heel dikbelegde boterham. Hij
J 'n zijn heldenrol aantrekke- kreeg bekendheid door de dixie-
landband van Chris Barber,
met wie hij samen op toemee
J-» FV I I ging om tussen de verschillen-
W M Wp f B 4 4 If If I ift de dixielandnummers door
BÊJ LjLjijM skiffle ten beste te geven. Lon-
nie bleek er ook 'n ware mees-
Hter in. Zijn scherpe hoge stem
B bracht de meest wonderlijke
klanken ten gehore en het suc-
ces was volkomen. Binnen de
H kortst mogelijke tijd kwamen
er Lonnie-fanclubs, die onder
linge skifflecompetities organi
seerden met skiffle-feesten zon
der weerga. Het bekende coek-
I ney-dialect leende zich uitste
kend voor de teksten, die Lon-
I nie dikwijls zelf in elkaar draai-
NH KR §B de. Dat de bron werd uitge-
BH breid hinderde natuurlijk niet.
I BB n I Ook spirituals en andere gen-
I W Ej res muziek kon men „ver
ft E^H skiffelen" en de Engelse be-
langstelling er voor bleef op
H peil. Maar buiten deEngels
sprekende landen
Ik kBb Nederland heeft het gepro
nk MBKSt flSflaffl beerd. Via Maastricht is de
J&B skiffle over de grens gekomen,
■ft zig^B In een aanvankelijk schuchte-
re poging hebben een paar
^■hbEBBH Limburgse jongens hier de
skiffle gebracht. Maar voorlo
pig kan men gerust stellen dat
deze muziek niet veel verder
dan de grote rivieren is geko
men. In Eindhoven ontstond de
Lighttown Skifflegroep en de
Limburgse skiflle-pionier Mat
ty Vrijens vormde de Mosam-
skifflegroep, een naam ont
leend aan de oude Romeinse
benaming voor Maastricht:
„Trajectam at Mosam". „In
de rockies" van Zuid-Limburg
is Vrijens er mee begonnen.
Als militair heeft hij onder de
lllllltllllllllllllllllllllllllllltllllllllllllillllllllllll
genoeg om op het witte
de nodige indruk te ma-
A». Naast de film heeft ook
(U Èrammofoonplaat rijk van
super-cowboy geprofiteerd
U, dat de afdeling Country-
v ^stern-muziek een kommer-
J[* bestaan leidt, zal men niet
•auiv beweren. Hank Williams
k. z«jn „drifting cowboys" heb-
in dit genre grootse tri-
?,en geboekt. Terwijl zijn
^drifting cowboys" met wilde
P'tar-tokkels en suizende vio-
öi>n voor de begeleiding zorg-
bracht Hank met veel suc-
»j.s zijn „bad-man-ballades".
'Dn metaalharde stem met lan-
„afgebeten" uithalen achter
de keel, zong over eenzame
[Jannen die op het beproefde
aema van „my gun is quick"
Jet ene avontuur na het andere
Osun. Natuurlijk, de har-
ji "fiid van de wet neemt het
t,®*, allemaal en vaak genoeg
![atut hen de zware straf
.an de strop. En dat is dan
thema op zich, want talloos
'J'i de ballades die handelen
de man, die in de cel zijn
Sjste avond doorbrengt, ter-
I UI men op het dorpsplein de
|,atste hand legt aan de op-
.v van de galg. Tom Doo-
is er het voorbeeld van en
'"'"■iniiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiHiiilllllllllllllillll
\/an een tiental lezers en
y lezeressen hebben wij be
richt ontvangen, dat zij
V»-i kebben geschreven naar
Era in Japan. Het lijkt
geen bezwaar dat zij in-
v tien of meer cor-
Iw* °ver tii
tendentie-gegadigden be- en hij heeft niet geschroomd
'hlflrt 's leerlinge aan een alle heerlijke sensatie die in
(|)„t('elbare schooi en staat in Karl May's avonturen te vin-
S A met de Youth Council den was, in zijn spel te ver-
veel moeite gelijkge- paarden (van de rijveren i-
%mde jonge mensen kan vin- ging) zullen draven, de pijlen
fcs die met een van de jon- snorren en de kruitdamp hoog
'tv»Nederlandse gegadigden zal opstijgen. De bewoners
-.Hst*1- wilIe" uitwisselen. van Ruurlo hebben zich al
lV.'<h^ven vTn "lumiko U?a ^den ^ffcspannen °m
keer een duidelijk aan- een goed toneel (van honderd
ar contact is gelegd tus- ,eJ oreed) te maken, met
c dl jongeren van Nederland
Hu." van Japan. Dit heeft alle
'lil om uit te groeien. Wij
Jtw'R|iWsgierig t.z.t. (uit Am-
ijh», Bussum, Paterswol-
"w" liniegen, Terborg, Den
fitr? etc.) te vernemen of de
hondentie succesvol ver-
l»» zaken er worden
Rden en wat j® voor
'kenntS Uit Japan hebt op" May-spelen in de open lucht.
""MllliHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiirilllllllilllllllllllHllllillllililli
blokhutten en wigwams, om
overal verlichtingen aan te
brengen en de al of niet ge
vederde helden fraai uit te
dossen. Ruurlo heeft grote
verwachtingen van de be
langstelling. In het Duitse
Bad Segeburg bestaat een
bloeiende traditie in Karl
Engelsen in Duitsland vertoefd
en daar het nodige over skiffie
opgestoken. Lonnie Donegan
werd ook zijn grote favoriet en
te langen leste leverde het
cockney hem geen problemen
meer op. Met deze kennis is
Matty Vrijens in Maastricht
het skiffle-avontuur begonnen.
Hij kreeg er zijn vrienden en
thousiast voor en ook een pla
tenmaatschappij, die het met
de Mosam aandurfde. Per slot
van rekening had de groep op
verschillenle talentenjachten
zijn tanden laten zien en op
wedstrijden een eerste prijs
weggehaald.
De eerste plaatjes leken veel
belovendHet succes is ech
ter uitgebleven. „De mensen
verstaan het niet. Het cock
ney gaat langs hen heen", zegt
Matty Vrijens teleurgesteld.
Een andere verklaring er voor
kan hij niet geven, ofschoon
wij hem er op wijzen dat er
maar heel, heel weinig teeners
zijn die bijvoorbeeld precies
weten wat „Elvis de Belvis" al
lemaal zingt en daar boven
dien ook echt niet benieuwd
naar zijn. Het feit dat hij zingt
is gewoon voldoende. Het ge
luid van skiffle daarentegen wil
er hier (nog) niet in. Ook dat
van meester Lonnie Donegan
niet. De platenhandelaars heb
ben vele van zijn successen,
maar over de verkoop is men
echt niet enthousiast. Matty
Vrijens en de zijnen laten het
hoofd niet hangen. Aan hen
ligt het niet. Zij hebben het
met skiffle op alle mogelijke
manieren geprobeerd in Duitse
en zelfs in Nederlandse ver
sies. Het hielp allemaal niet.
Het echte goede succes bleef
uit. Dat heeft even een stilte
gebracht-in het gelid van de
Mosam-skiffle-groep. Maar op
het ogenblik is men daar aan
de Maas al weer druk bezig
een nieuwe poging voor te be
reiden. Men heeft de les van
het falen ter harte genomen en
gaat nu met nog meer voor
zichtigheid en voorbereidingen
te werk. Het moeilijke daar
bij is dat de „Mosam", in te
genstelling tot de successen van
de platen van de „Lighttown-
Skifflegroep hun nummers zelf
maken, compleet met tekst *en
muziek". The balad of the con-
The Spring fields hebben zich glanzend opgedoft
demned man" is er één van, opgericht en sommige, zoals
geheel in stijl dus als we weer
even terugdenken aan het
Country-Western-genre. In sep
tember worden er nieuwe op
namen gemaakt van de „Mo
sam". En daar wordt dan
thans heel druk voor geoefend.
Op de band worden de resul
taten uitvoerig beluisterd en
dan weer met eindeloos geduld
verbeterd en bijgeschaafd. „Op
bruiloften, partijen en z.g.
avondjes wil men ons hier in
de buurt graag hebben," ver
telt Matty Vrijens, een 25-jari-
ge kantoorbediende. „Maar
daar hebben we genoeg van,"
vervolgt hij eerlijk. „Wij willen
skiffle er in brengen en brui
loften en partijen vormen daar
voor natuurlijk niet de juiste
weg. Een enkele maal hebben
we het geluk om aan het wat
grotere werk mee te doen,
shows en t.v. bijvoorbeeld. En
dan is men ook enthousiast,
maar echt tot nu toe is het
daarbij gebleven. Nu pakken we
het dus anders aan en ergens
hebben we het plan om met
het beproefde recept van Bar
ber en Donegan te gaan wer
ken, dixieland dus met skiffle
afgewisseld. Bij de Engelsen
is dat er ingegaan als koek.
Overal werden skiffle-groepen
de „Vipers-skiffle-groep" bijv,
maakten heel bekende opna
men. En in het spoor van
Lonnie traden andere coryfee-
en, zoals Chat McDevitt en
het meisje Nancy Whiskey,
grote namen in de wereld van
de skiffle-muziek. De liefheb
bers er van, zo verzekerde
Matty yrijens ons, zijn zeer
chauvinistisch, hangen als het
ware aan de skiffle-muziek en
kopen er van wat ze maar kun
nen krijgen. Ze kennen ook
de verschillende versies, van
het beproefde cowboythema tot
de melancholische muzikale
mijmeringen van de negers, die
op de plantages hun zelf ge
maakte moonshine-gin brouw
den en hun vrije uren met een
slok en een deuntje doorbrach
ten.
De „Mosam-boys" van Mat
ty Vrijens zijn van het zelfde
slag. In hun zuidelijke aard
blijken zij gevoelig genoeg voor
de romantiek van dit opzwe
pende ritme. Niet dat zij hier
nu een muzikaal evangelie wil
len verkondigen, maar ze wil
len gewoon niet berusten in
een nederlaag. Skiffle-muziek
is goed, zeggen ze. En dat te
bewijzen is de harteklop van
hun muzikale activiteiten.
innetou en zijn Apa
chen zullen op hun
K( 's er het voorbeeld van en vurige mustangs door
vASston trio verdiende er heel het Rijkenbargse bos by Ruur-
e' geld mee. (o galopperen, om zoveel mo-
(A't deze bron, vermengd gelijk vijandelijke krijgers
A'- een vleugje negermuziek, naar de eeuwige jachtvelden
jAar daarover verschillen de te helpen. In het Rijkenbarg-
hers nogal van mening, is se bos voeren de van paarden
voorziene bewoners van Ruur
lo een spektakelrijk open
luchtspel op. Vanavond 18
aug. is de première en de ver
dere voorstellingen zijn op
19, 25 en 26 augustus.
Men zal vele grote figuren
uit Karl May's indianenboe
ken tegenkomen in dit spel.
Het is jaren geleden geschre
ven door pastoor G. A. J.
Overmars. Hij is 74 jaar en
rust nu in Groenlo. Hij
schreef het stuk toen hij nog
kapelaan was in Tubbergen,
De Mosam skiffle-groep verloochent de sfeer van de prairie in haar country-muziek niet
lllllllllllllllllllliiiilillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltllllli MIIIIMIIIIIIIItlllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
JJlnige tijd geleden is in
M ft f rl. Berlijn een contactbij-
M /f eenkomst gehouden voor
M ^ft m redacteuren van schoolkran-
m ten% £r gesproken over
de mogelijkheid van een
~Jê Duits-Nederlandstalig jonge-
y-M Jf rentijdschrift, waarmee Am-
0 M Ay grWg W M W JU Jm sterdamse jongeren met die
w'S' ft/ U m Sy m van West-Berlijn een blijvend
contact wilden bereiken. Een
der deelnemers was de 18-ja
rige Gerard Knot, van het in
stituut voor individueel Voort
gezet Onderwijs. Hij noteer
de het een en ander van het
geen hij in gesprekken met
West- en Oostduitse jongeren
vernam.
oe denken Berlijnse jon
geren zelf over „Ber
lijn"? Wat vinden Zij van
de „Muur"? Hoe bekij
ken zij de situatie in hun
stad rondom die stenen schei
ding, waarbij tanks, soldaten
en prikkeldraad zorgen voor
een grimmig en onheilspellend
beeld?
Tijdens mijn verblijf in de
stad probeerde ik antwoord te
vinden op deze vragen. Ik
sprak met enkele leeftijdgeno
ten, die, zo bleek me. alle een
standpunt konden formuleren.
Zo vroeg ik aan Monika Rö-
melt, achttien jaar oud en leer
linge van de Sophie-Charlotte
SOhule (gymnasium) in West
Berlijn: „Waaruit bestaat nu
die dapperheid van de Berlij-
ners, waarover je zo vaak in
die zonder nadere aanduiding een begrip van onvrijheid en droefenis is geworden
de krant leest?"
Ze antwoordde: „Hier, in
West-Berlijn blijven. Niet de
koffers pakken en vluchtend de
stad verlaten."
„Wat doen jullie om de ver
binding met vrienden en beken
den in het oostelijk stadsdeel
te onderhouden?" was mijn
volgende vraag.
„Wij kunnen niet veel meer
doen, dan als we brieven of
pakjes hebben, deze naar de
overkant gooien, zolang dat nog
gaat tenminste, of ze over de
muur heen toezwaaien. Als
we daartoe tenminste de moed
hebben, want het is hartver
scheurend."
„En wat vind je van de Vo
po's?"
„Ik geloof", zei Monika na
denkend, „dat we ons, ondanks
alle bitterheid moeten hoeden
voor generaliseren. De „bloed
honden van Ulbricht", de Vo
po's zijn niet allemaal „bees
ten". De vele vluchtelingen on
der hen en het feit, dat vele
Vopo's een oogje dicht doen
als Oost-Berlijners hun familie
aan de overkant toezwaaien be
wijzen het wel.
Vertrouwen op een oplossing
had de 18-jarige Rainex Götze,
die leerling is van het Goethe-
gymnasium in West-Berlijn. Hij
gaf daarvan blijk, toen ik hem
vroeg: „Wordt Berlijn volgens
jou weer een vrije stad? En
hoe zou dat dan moeten gebeu
ren?" Hij antwoordde: „Het ziet
er inderdaad niet zo goed uit
in onze verdeelde stad. Maar
hoewel het leven voor sommi
gen haast onmogelijk schijnt,
zijn wij, Berlijners, vol ver
trouwen, dat alles toch tot een
goed einde zal komen. Wan
neer we allemaal bij elkaar
blijven en steeds weer beden
ken dat het onmenselijk is on
schuldige mensen achter prik
keldraad gevangen te houden
en door soldaten te laten bewa
ken, dan zal Berlijn op zekere
dag weer helemaal vrij zijn.
Dan zal ook mijn land niet
meer verdeeld zijn. Maar door
het voeren van een oorlog ko
men we er nooit.
Na West-Berlijn met zijn ho-
e flats, grote plantsoenen,
eurige winkels, wilde ik na
tuurlijk ook naar de andere
kant van de muur. Na het pas
seren van de controles dan „de
andere kant" wat grauwer
allemaal, wat armoediger lijkt
het me waar ik een meisje
ontmoette, dat ik, na lang
aandringen iets over zichzelf
kon laten vertellen. Haar naam
moest er maar niet bij' zei ze.
Hoogstens haar voorletters.
Maar ook die zal ik maar niet
noemen.
Dit vertelde ze mij: „Ik heb
nog nooit iemand iets over mijn
leven verteld, maar zo langza
merhand word je stoer en on
verschillig. In ons gezin va
der, moeder en drie kinderen
gaat het momenteel redelijk
goed. Als ik 's morgens naar
school ga is mijn stemming be
neden peil'. Want bet is niet
prettig op school. Het is in één
woord afschuwelijk.
„Wat doen jullie allemaal op
school?" „Opstellen maken bij
voorbeeld, over de onderwer
pen: „Leeft en strijdt als Ger
man Titow" en „Het memo
randum van de D.D.R. aan de
U.N.O." In schoolverband hou
den we demonstraties tegen
het UNO beleid. En gelegenhe
den om te demonstreren zijn er
genoeg. Toen ik „volwassen"
genoeg was, moest ik mijn
handtekening zetten op een for
mulier waarmee ik beloofde
nooit naar een westerse radio
zender te luisteren. En je moet
daar wel aan meedoen anders
word je opgepakt." „Woensdag
is de fijnste dag van de week",
verzuchtte ze ten slotte. „Dan
ga ik 's middags in het geheim
naar een oude dame, die me
dan Franse en Engelse les
geeftOch, en verder? Iede
re avond bid ik tot God dat de
ellende gauw zal ophouden
GERARD KNOT
Er was eens een beertje, dal in zijn
kop een gaatje had, waarin pre
cies een kleine tandenborstel
paste. Je begrijpt natuurlijk wei,
dat het geen echt beertje was, maar
een natgemaakte. Het stond op de was
tafel in het huis, waar Martijntje
woonde. Daar stond ook de tandenbe-
ker en een flesje met eau de cologne.
Iedere avond, als Martijntje zijn tan
den ging poetsen, speelde hjj 'n poosje
met het beertje. Het mocht even over
de rand van de wastafel lopen, het
mocht 'n duikje nemen onder de wa
terstraal, het kreeg nu en dan wel
eens een kusje van Martijntje en daar
mee was het dan weer afgelopen. Na
het tandsjes-poetsen kwam het beertje
weer bij de tandenbeker en het eau
de cologneflesje te staan. Met Mar-
tijntjes tandenborstel in het gaatje van
zijn kleine kop.
Nu had het beertje, door het spelen,
wat Martijntje met hem deed, eigenlijk
het idee gekregen, dat het een speel
goedbeertje was. Op een nacht legde
het de tandenborstel op de wastafel en
wandelde weg. Naar Speelgoedland.
Waar ga je naar toe? vroeg een
kleine nachtvlinder, die voorbij kwam
gevlogen.
Naar speelgoedland, zei het beertje.
Ik ben dan ook een speelgoedbeer. Je
lijkt anders op een tandenborstelbeer-
tje, zei het vlindertje. Je hebt een
gaatje in je kop. Dat hebben beertjes
in speelgoedland niet.
Het beertje legde verschrikt zijn
pootje op zijn kop ?n wandelde verder.
Het viel niet mee, om de hele tijd
maar met je poot omhoog te moeten
lopen. Daarom ging het beertje dan
ook het eerst van al een hoedje kopen.
Een hoedje in de hoedjeswinkel van
Speelgoedland. Toen kon niemand nog
wat zien van het gaatje in zijn kop en
iedereen dacht, dat het een echt speel
goedbeertje was.
Het beertje kreeg dadelijk een huisje
om in te wonen, want zo hoort het in
het land van de speelgoeddingen. Het
ging uit wandelen door het speelgoed
park, het ging op een bankje voor zijn
huis zitten luieren, het ging op visite
bij zijn buurtjes, maar altijd en altijd
had hij zijn hoedje op.
De andere speelgoeddingen vroegen
wel eens: waarom loop jij toch altijd
met je hoedje? Um...um... zei het beer-
Er zwom eens een aal
in het Musselkanaal
met trillende glanzende vinnen.
Hij zong- „Ik ben rond
en zo lekker gezond.
O, 'k voel me gelukkig van binnen!"
„Schei toch uit", riep de baars,
en de snoek zei iets naars:
„Dat beest wordt hoe langer
hoe vetter".
En de schot riep: „Hoor dat!
Ik ben sierlijk en plat.
Dat staat zo veel fijner en netter".
Maar de aa' riep brutaal:
„Nou, gegroet allemaal.
Ik ben vet, en dal wil ik best wezen.
Ouwe snoek, ouwe baars,
ouwe schol, aan mijn laars.
Het is jofel om paling te wezen!"
tje en het werd een beetje rood. Um...
um... als ik mijn hoedje op heb, kan
ik het ook niet kwijt raken zei het
dan.
E.' daar konden de andere speelgoed
dingen niets tegenin brengen.
Alleen 's nacht, als hij naar zijn
bedje ging, nam het beertje zijn hoed
je van zijn kop en hing het vlakbij,
aan de knop van het ledikant. Ziezo,
dacht het beertje, ze zullen van het
gaatje in mijn kop hier niets te weten
komen.
Maar op een morgen, toen het beer
tje door de straten van Speelgoedland
liep, bemerkte hij, dat het veel drukker
dai anders was. Er stonden allemaal
speelgoeddingen op de rand van de
stoep. En er hingen vlaggen in de r<Ta-
ten. Er moet wat bijzonders zijn, dacht
het. En juist toen het wilde vragen,
wat er toch wel aan de hand was,
kwam er een kleine koets aangereden,
waarin een mooie, deftige pop zat, die
naar alle kanten wuifde. Alle speel
goeddingen bogen en juichten. „Lang
leve koningin Poppedijntje!" riepen ze
allemaal. Het beertje scharrelde hele
maal naar de stoeprand, want het wil
de de koningin van speelgoedland ook
wel eens van dichtbij zien. Maar de
speelgoeddingen naast hem, gaven hem
een duw en zeiden: neem je hoed af,
voor koningin Poppedijntje. Doe niet
zo onbeleefd! Haastig greep het beer
tje zijn hoedje en hjj maakte een diepe
buiging voor de koningin. Zo gauw de
kleine koets voorbij was, wilde hij zijn
hoedje weer opzetten, maar de speel
goeddingen om hem heen, hadden het
gaatje in zijn kop gezien en ze zeiden:
O, arm beertje, je hebt een gat in je
kop. Je bent vast erg ziek. Gauw, we
zullen de dokter halen.
Neenee, dat hoeft niet! riep het
beertje, maar daar was de dokter al.
Die trok een ernstig gezicht. Het is
een diep gat, zei hij en van binnen is
het beertje helemaal hol. Hij moet on
middellijk naar het ziekenhuis.
Eventjes later lag het beertje al in
een sneeuwwit bedje. Er werd een
groot verband om zijn kop gedaan en
een speelgoed-pleegzuster voelde z(jn
pols. Het is een vergissing, huilde het
beertje. Ik ben niet ziek...
Maar de zuster zei: u moet rustig
blijven. U bent heel erg ziek. U hebt
niet alleen een gat in uw hoofd, maar
u bent ook nog helemaal hol van bin
nen.
Toen ging ze op haar tenen de kamer
uit en hing op de deur een kaartje met:
volstrekt geer bezoek" erop. Het beer
tje verveelde zich heel erg, daar in
dat stille kamertje. Het dacht aan de
tandenbeker, aan het eau-de-cologne-
flesje en aan Martijntje, die elke avond
even met hem gespeeld had. En toen
het nacht geworden was, glipte het stil
letjes uit bed, deed het verband van
zijn kop zette zijn hoedje op en wan
delde weg. Terug naar Mensenland.
Waar ga je naar toe? vroeg een klei
ne nachtvlinder, die voorbij kv. jn ge
vlogen. Naar mensenland, zei het beer
tje. Ik ben dan ook een tandenborstel-
beer. Je lijkt anders op een speelgoed
beertje, zei het vlindertje. Je hebt een
hoedje op en dat hebben tandenborstel
beertjes gewoonlijk niet.
Toen hing het beertje zijn hoedje
aan een paaltje, dat langs de weg stond
en met het gaatje in zijn kop wandelde
het terug naar het huis an Martijntje.
Als het jongetje maar geen andere
tandenborstelbeer gekregen heeft,
dacht het beertje benauwd, terwijl het
op de wastafel klauterde. Maar geluk
kig, de tandenborstel lag nog gewoon
tussen de eau de colognefles en de
tandenbeker. Ik ben blij dat je terug
bent, zei de tandenborstel. Martijntje
heeft iedere avond gehuild, als hij zijn
tanden moest poetsen. Hij wilde met
je spelen. Zo zijn domme jongetjes nu
eenmaal. Die denken dat tandenborstel
beertjes speelgoedbeertjes zijn.
Dat heb ik ook gedacht, zei het
beertje. En het vertelde zijn hele avon
tuur. Het was wel jammer, dat het
beertje zijn avontuur ook niet aan Mar
tijntje kon vertellen, dan had die niet
zo verbaasd hoeven te zijn, toen hij de
volgende morgen zijn eigen tanden-
tandenborstelbeertje spelen ging.
Martijntje was niet alleen verbaasd, hij
was ook blij. Zó blij was Martijntje, dat
hjj wel een uur aan één stuk met zijn
tanden-borstelbeertje spelen ging.
Het beertje zou er bijna weer het
idee van krijgen, dat het toch een
speelgoedbeertje was. Maar gelukkig
was het nu wel wijzer. Stel je voor,
anders zou het verhaal misschien wel
weer van voren af aan begonnen zijn...
LEO SMULDERS.
Het langste perronkaartje ter wereld
is nu verkrijgbaar aan het station met
de langste naam, Llanfalrpgllgwyngyll-
gogerychwyrndribwkkkkanty - siliogo
gogoch, op het eiland Angelesey in
Noord-Wales. Een kaartje is 15 cm. lang
en 5 cm breed waarop de verkorte ver
sie Llanfair P.G. staat.
Goed werk mannetje. Goed werk, je hebt toch veel
eigenschappen om een eerste klas robot te worden,"
lachte de machineman bij het opvangen van het
boek. „Ja dat is het. Oud-Hollandse keukenrecep
ten." Aandachtig spelde hij de woorden. „Mooi, dat is
dat. Ik heb mijn opdracht dank zij jouw medewerking ver
vuld, volledig. Nu ben ik klaar en jij mag mee naar Ve
nus. Als je daar heel goed oppast wordt je misschien net
zo goed als ik." Karei verbleekte zo mogelijk nog meer en
stotterde: „Ik..ik..wil.„w...wil." „Arm kereltje, je kunt
ook niet veel lof verdragen. Ga maar vlug naar binnen,
dan zal ik de motorkap even vernieuwen. Jij zult wel
moe zjjn." De robot plukte de uitgeputte Karei van de
grond en schoof hem door de deur de schotel in. Ondanks
de hachelijke situatie, waarin hij verkeerde, wenste
Karei zich nog niet gewonnen te geven. Tot het uiterste
pijnigde hij zijn hersens, zocht in de cabine naar wapens,
zelfs bereid de hele schotel in elkaar te slaan om een reis
naar Venus te voorkomen.
Er was niets te vinden, niets behalve de hermetisch ge
sloten zilverige kasten en machines. Tèn einde raad
nam hij plaats achter het schakelbord en liet zijn
vingers over de knoppen gaan. Wacht, misschien dat
het alcoholkanon hem kon helpen. Welke knop was het
ook weer? O ja, een van de bovenste. De derde, vierde?
Nee deze, de vijfde knop was het. Het ding werkte nog
ook. Gespannen keek hi) toe hoe de traal rondcirkelde,
boven de zwoegende robot. Wat er ook gebeurde, het ny
lonwezen bleef op de begane grond. Op zijn dode gemak
verwisselde hij de kapotgeschoten motorkap voor een
nieuwe. Pas toen hij de laatste schroef had vastgedraaid
keek hij naar de alcoholregen, die scheen toch indruk op
hem te maken. Zijn rechterarm zwaaide omhoog, de lin
kerarm volgde. De gereedschappen vlogen de lucht in; al
les gooide hij weg, de schroevendraaiers, de hamer, de
nijptang. Dwars door de schotelwand drong zijn stem tot Ka-
rel door. De robot zong, vals weliswaar, maar hij zong:
„Daar bij die molen, die mooie molen, daar bij die molen,
die mooie molen, daar bij die molen..." Onder een voort
durend herhalven van deze zangregels schopte de robot
de deur van de cockpit open en dansend stommelde hp
naar binnen. „Kom vriend, dit genot kun je je niet laten
ontgaan. Je moet mee naar buiten." Zonder op antwoord te
wachten -reep hij Karei bij de kraag. „Daar bij die molen,
die mooie molen, daar bij die molen.." De zware alcohol-
lucht brak Kareis laatste weerstand, hij voelde zich weg
glijden in een duistere, luchtledige diepte. Het moet gezegd
worden, dat de robot zich toch bezorgd toonde over het
taat van zijn uitspattingen. „Arm kereltje, jij kunt er zeker
niet tegen. Kom gauw naar binnen," zei hij, zijn knecht
voorzichtig op een stoel deponerend. Hij wankelde naar zijn
kast en kwam na wat gerommel en gefrunnik terug. „Hier
jonkie, ik heb hier een flesje machine-olie om te zoenen.
Niet alleen lekker, maar ook gezond. Komt helemaal van
Venus, Magnifieke medicijn. Neem er een stevige slok
van, het zal je goed doen." Het scheen hem te verwonderen,
dat Karei al overeind kwam vóór hij het middeltje gepro
beerd had. „Wel vr. vriende... vriendelijk van U, het is
niet meer nodig, ik... ik voel me nu veel beter," weerde
hij af. „Och manneke," vond de robot, „het is je anders
van harte gegund." Hfc bleef in een goede bui en begon
opnieuw zijn lied: „Daar bij die molen, die mooie molen...
Kun jij ook liedjes zingen?" Zo onderbrak hij zichzelf.
„Mijn hoofd staat helemaal niet naar zingen," zei Karei.
De robot bleef aanhouden: „Och kom, een liedje... daar
bij die molen..." Als een twistdanser bewoog hjj zich door
de cockpit. „O.K., iw zing," riep Karei uit om een einde
te maken aan het gebrul van zijn leermeester. De robot
zweeg en ging op de grond zitten. „Ik hou van Holland,
het landje aan de Zuiderzee..." Karei voelde zich gegre
pen door zijn eigen gezang bij de gedachte, dat hij naar
Venus moest. Regel voor regel droeg hij voor vol aan
dacht en toewijding. Ook de robot was onder de indruk
van het lied, er rolden dikke waterdruppels uit zijn verre
kijker.
Hou je werkelijk zoveel van Holland?" vroeg hi)
schreiend. Verder dan een heftig knikken kwam
Karei niet „Zal ik je dan niet meenemen? Wil je dan
geen goede robot worden?" „Och, dat word ik toch
nooit," vond Karei. „Dan laat ons afscheid nemen jonge
vriend, ik moet vlug weg. Hier heb je nog een schroef
van mijn been als aandenken." Karei rukte het clubinsig
ne van zijn jas. „En dit is een souvenir van mij," sprak
hij ontroerd, en hij knikte het speldje in de nylonborst
Rijkelijk vloeiden de tranen uit de verrekijker van de ro
bot. Hjj tilde zijn leerling op en omhelsde hem lang en
krachtig, zodat Karei vergeefs naar lucht hapte. „Ik kom
je zeker nog eens opzoeken, als ik naar de aarde terug
keer. Eerst moet ik mijn binnenwerk laten vernieuwen.
Mag ik jouw adres dan hebben?" Vertederd door zoveel
vriendelijkheid scheurde Karei een blaadje uit zijn zak
agenda en schreef gewillig op: „Karei Kaas, Straat van
Gibraltar II, Moskou, Verenigde Staten." De robot borg
het blaadje voorzichtig op en met een, „Nu dan, vaarwel
goede makker," schoof hjj zjjn assistent met een voet
buiten de deur. Even later startte hij de motor en vloog
weg, nagewuifd door zjjn van vreugde overmande oud-