Spionage voor Venus Skiffle in de rookies' van Zuid-Limburg BRIEF UIT JAPAN Het beertje met het matje in zijn kopje De vrolijke aal Jeugdzonde van een kapelaan Langste perronkaartje ter wereld ZATERDAG 18 AUGUSTUS 1962 o" VERVOLGVERHAAL DOOR HARRY BOUTS JUI I'ACilN A "mB een muziek voortge men kortweg skiffle noemt en met name in Engeland een ge- Een De Western heeft zijn klas sieke held. Men kent hem als de rustige, zo ïp °P het oog zelfs wat tra- weldige populariteit bezit, vol !lg".ur' voor wie het leven straf ritme, verzorgd door gi- „i', ru'tdampen nauwelijks iets taar, banjo, bas en drums euvvs kan bieden. Zijn har- vormt de ondergrond maar „.ogen kunnen soms wat dro- daar ver bovenuit troont de u'S wegstaren naar de ver- stem van de voorzanger, de z'jn taal is een monotoon man die op harde kernachtige maar Iaat aan duidelijk- wij zé brokjes levenstragiek ten flat niets te wensen over. En beste geeft. De andere leden "zelfde geldt voor de twee van de skiffle-groep vallen hem te» naeude „guns", strak regelmatig in perfecte close- |.,A" de heupen geklemd. HU harmony bij en dat kan nog ti»»" een held in alle opzich- al eens voor het nodige specta- zlM.en als zodanig wringt hij kei zorgen. En dat is dan n ook door de zwiepdeurtjes skiffle op zijn best, want als het ma° de saloons om aan de toog goed is hoort er een krassend u®t de enorme spiegels erach- wasbord bij, mondstukken van w?dn dubbele whiskey's te een trompet en gedeeltelijk ge- .®rstonwen De film heeft van vulde flessen, waarmee men Ae figuur een druk gebruik verschillende tonen bereiken on l akt- En ofschoon daarin kan. Zoals gezegd, Engeland is tnn "et ogenblik wel wat ver- er dé markt voor en skiffle-ko- u^cd is, de stroom van Wes- ning Lonme Donegan heeft een danig afgezwakt, blijft heel dikbelegde boterham. Hij J 'n zijn heldenrol aantrekke- kreeg bekendheid door de dixie- landband van Chris Barber, met wie hij samen op toemee J-» FV I I ging om tussen de verschillen- W M Wp f B 4 4 If If I ift de dixielandnummers door BÊJ LjLjijM skiffle ten beste te geven. Lon- nie bleek er ook 'n ware mees- Hter in. Zijn scherpe hoge stem B bracht de meest wonderlijke klanken ten gehore en het suc- ces was volkomen. Binnen de H kortst mogelijke tijd kwamen er Lonnie-fanclubs, die onder linge skifflecompetities organi seerden met skiffle-feesten zon der weerga. Het bekende coek- I ney-dialect leende zich uitste kend voor de teksten, die Lon- I nie dikwijls zelf in elkaar draai- NH KR §B de. Dat de bron werd uitge- BH breid hinderde natuurlijk niet. I BB n I Ook spirituals en andere gen- I W Ej res muziek kon men „ver ft E^H skiffelen" en de Engelse be- langstelling er voor bleef op H peil. Maar buiten deEngels sprekende landen Ik kBb Nederland heeft het gepro nk MBKSt flSflaffl beerd. Via Maastricht is de J&B skiffle over de grens gekomen, ■ft zig^B In een aanvankelijk schuchte- re poging hebben een paar ^■hbEBBH Limburgse jongens hier de skiffle gebracht. Maar voorlo pig kan men gerust stellen dat deze muziek niet veel verder dan de grote rivieren is geko men. In Eindhoven ontstond de Lighttown Skifflegroep en de Limburgse skiflle-pionier Mat ty Vrijens vormde de Mosam- skifflegroep, een naam ont leend aan de oude Romeinse benaming voor Maastricht: „Trajectam at Mosam". „In de rockies" van Zuid-Limburg is Vrijens er mee begonnen. Als militair heeft hij onder de lllllltllllllllllllllllllllllllllltllllllllllllillllllllllll genoeg om op het witte de nodige indruk te ma- A». Naast de film heeft ook (U Èrammofoonplaat rijk van super-cowboy geprofiteerd U, dat de afdeling Country- v ^stern-muziek een kommer- J[* bestaan leidt, zal men niet •auiv beweren. Hank Williams k. z«jn „drifting cowboys" heb- in dit genre grootse tri- ?,en geboekt. Terwijl zijn ^drifting cowboys" met wilde P'tar-tokkels en suizende vio- öi>n voor de begeleiding zorg- bracht Hank met veel suc- »j.s zijn „bad-man-ballades". 'Dn metaalharde stem met lan- „afgebeten" uithalen achter de keel, zong over eenzame [Jannen die op het beproefde aema van „my gun is quick" Jet ene avontuur na het andere Osun. Natuurlijk, de har- ji "fiid van de wet neemt het t,®*, allemaal en vaak genoeg ![atut hen de zware straf .an de strop. En dat is dan thema op zich, want talloos 'J'i de ballades die handelen de man, die in de cel zijn Sjste avond doorbrengt, ter- I UI men op het dorpsplein de |,atste hand legt aan de op- .v van de galg. Tom Doo- is er het voorbeeld van en '"'"■iniiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiHiiilllllllllllllillll \/an een tiental lezers en y lezeressen hebben wij be richt ontvangen, dat zij V»-i kebben geschreven naar Era in Japan. Het lijkt geen bezwaar dat zij in- v tien of meer cor- Iw* °ver tii tendentie-gegadigden be- en hij heeft niet geschroomd 'hlflrt 's leerlinge aan een alle heerlijke sensatie die in (|)„t('elbare schooi en staat in Karl May's avonturen te vin- S A met de Youth Council den was, in zijn spel te ver- veel moeite gelijkge- paarden (van de rijveren i- %mde jonge mensen kan vin- ging) zullen draven, de pijlen fcs die met een van de jon- snorren en de kruitdamp hoog 'tv»Nederlandse gegadigden zal opstijgen. De bewoners -.Hst*1- wilIe" uitwisselen. van Ruurlo hebben zich al lV.'<h^ven vTn "lumiko U?a ^den ^ffcspannen °m keer een duidelijk aan- een goed toneel (van honderd ar contact is gelegd tus- ,eJ oreed) te maken, met c dl jongeren van Nederland Hu." van Japan. Dit heeft alle 'lil om uit te groeien. Wij Jtw'R|iWsgierig t.z.t. (uit Am- ijh», Bussum, Paterswol- "w" liniegen, Terborg, Den fitr? etc.) te vernemen of de hondentie succesvol ver- l»» zaken er worden Rden en wat j® voor 'kenntS Uit Japan hebt op" May-spelen in de open lucht. ""MllliHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiirilllllllilllllllllllHllllillllililli blokhutten en wigwams, om overal verlichtingen aan te brengen en de al of niet ge vederde helden fraai uit te dossen. Ruurlo heeft grote verwachtingen van de be langstelling. In het Duitse Bad Segeburg bestaat een bloeiende traditie in Karl Engelsen in Duitsland vertoefd en daar het nodige over skiffie opgestoken. Lonnie Donegan werd ook zijn grote favoriet en te langen leste leverde het cockney hem geen problemen meer op. Met deze kennis is Matty Vrijens in Maastricht het skiffle-avontuur begonnen. Hij kreeg er zijn vrienden en thousiast voor en ook een pla tenmaatschappij, die het met de Mosam aandurfde. Per slot van rekening had de groep op verschillenle talentenjachten zijn tanden laten zien en op wedstrijden een eerste prijs weggehaald. De eerste plaatjes leken veel belovendHet succes is ech ter uitgebleven. „De mensen verstaan het niet. Het cock ney gaat langs hen heen", zegt Matty Vrijens teleurgesteld. Een andere verklaring er voor kan hij niet geven, ofschoon wij hem er op wijzen dat er maar heel, heel weinig teeners zijn die bijvoorbeeld precies weten wat „Elvis de Belvis" al lemaal zingt en daar boven dien ook echt niet benieuwd naar zijn. Het feit dat hij zingt is gewoon voldoende. Het ge luid van skiffle daarentegen wil er hier (nog) niet in. Ook dat van meester Lonnie Donegan niet. De platenhandelaars heb ben vele van zijn successen, maar over de verkoop is men echt niet enthousiast. Matty Vrijens en de zijnen laten het hoofd niet hangen. Aan hen ligt het niet. Zij hebben het met skiffle op alle mogelijke manieren geprobeerd in Duitse en zelfs in Nederlandse ver sies. Het hielp allemaal niet. Het echte goede succes bleef uit. Dat heeft even een stilte gebracht-in het gelid van de Mosam-skiffle-groep. Maar op het ogenblik is men daar aan de Maas al weer druk bezig een nieuwe poging voor te be reiden. Men heeft de les van het falen ter harte genomen en gaat nu met nog meer voor zichtigheid en voorbereidingen te werk. Het moeilijke daar bij is dat de „Mosam", in te genstelling tot de successen van de platen van de „Lighttown- Skifflegroep hun nummers zelf maken, compleet met tekst *en muziek". The balad of the con- The Spring fields hebben zich glanzend opgedoft demned man" is er één van, opgericht en sommige, zoals geheel in stijl dus als we weer even terugdenken aan het Country-Western-genre. In sep tember worden er nieuwe op namen gemaakt van de „Mo sam". En daar wordt dan thans heel druk voor geoefend. Op de band worden de resul taten uitvoerig beluisterd en dan weer met eindeloos geduld verbeterd en bijgeschaafd. „Op bruiloften, partijen en z.g. avondjes wil men ons hier in de buurt graag hebben," ver telt Matty Vrijens, een 25-jari- ge kantoorbediende. „Maar daar hebben we genoeg van," vervolgt hij eerlijk. „Wij willen skiffle er in brengen en brui loften en partijen vormen daar voor natuurlijk niet de juiste weg. Een enkele maal hebben we het geluk om aan het wat grotere werk mee te doen, shows en t.v. bijvoorbeeld. En dan is men ook enthousiast, maar echt tot nu toe is het daarbij gebleven. Nu pakken we het dus anders aan en ergens hebben we het plan om met het beproefde recept van Bar ber en Donegan te gaan wer ken, dixieland dus met skiffle afgewisseld. Bij de Engelsen is dat er ingegaan als koek. Overal werden skiffle-groepen de „Vipers-skiffle-groep" bijv, maakten heel bekende opna men. En in het spoor van Lonnie traden andere coryfee- en, zoals Chat McDevitt en het meisje Nancy Whiskey, grote namen in de wereld van de skiffle-muziek. De liefheb bers er van, zo verzekerde Matty yrijens ons, zijn zeer chauvinistisch, hangen als het ware aan de skiffle-muziek en kopen er van wat ze maar kun nen krijgen. Ze kennen ook de verschillende versies, van het beproefde cowboythema tot de melancholische muzikale mijmeringen van de negers, die op de plantages hun zelf ge maakte moonshine-gin brouw den en hun vrije uren met een slok en een deuntje doorbrach ten. De „Mosam-boys" van Mat ty Vrijens zijn van het zelfde slag. In hun zuidelijke aard blijken zij gevoelig genoeg voor de romantiek van dit opzwe pende ritme. Niet dat zij hier nu een muzikaal evangelie wil len verkondigen, maar ze wil len gewoon niet berusten in een nederlaag. Skiffle-muziek is goed, zeggen ze. En dat te bewijzen is de harteklop van hun muzikale activiteiten. innetou en zijn Apa chen zullen op hun K( 's er het voorbeeld van en vurige mustangs door vASston trio verdiende er heel het Rijkenbargse bos by Ruur- e' geld mee. (o galopperen, om zoveel mo- (A't deze bron, vermengd gelijk vijandelijke krijgers A'- een vleugje negermuziek, naar de eeuwige jachtvelden jAar daarover verschillen de te helpen. In het Rijkenbarg- hers nogal van mening, is se bos voeren de van paarden voorziene bewoners van Ruur lo een spektakelrijk open luchtspel op. Vanavond 18 aug. is de première en de ver dere voorstellingen zijn op 19, 25 en 26 augustus. Men zal vele grote figuren uit Karl May's indianenboe ken tegenkomen in dit spel. Het is jaren geleden geschre ven door pastoor G. A. J. Overmars. Hij is 74 jaar en rust nu in Groenlo. Hij schreef het stuk toen hij nog kapelaan was in Tubbergen, De Mosam skiffle-groep verloochent de sfeer van de prairie in haar country-muziek niet lllllllllllllllllllliiiilillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltllllli MIIIIMIIIIIIIItlllllllllllllllllllllllllllllllllllllll JJlnige tijd geleden is in M ft f rl. Berlijn een contactbij- M /f eenkomst gehouden voor M ^ft m redacteuren van schoolkran- m ten% £r gesproken over de mogelijkheid van een ~Jê Duits-Nederlandstalig jonge- y-M Jf rentijdschrift, waarmee Am- 0 M Ay grWg W M W JU Jm sterdamse jongeren met die w'S' ft/ U m Sy m van West-Berlijn een blijvend contact wilden bereiken. Een der deelnemers was de 18-ja rige Gerard Knot, van het in stituut voor individueel Voort gezet Onderwijs. Hij noteer de het een en ander van het geen hij in gesprekken met West- en Oostduitse jongeren vernam. oe denken Berlijnse jon geren zelf over „Ber lijn"? Wat vinden Zij van de „Muur"? Hoe bekij ken zij de situatie in hun stad rondom die stenen schei ding, waarbij tanks, soldaten en prikkeldraad zorgen voor een grimmig en onheilspellend beeld? Tijdens mijn verblijf in de stad probeerde ik antwoord te vinden op deze vragen. Ik sprak met enkele leeftijdgeno ten, die, zo bleek me. alle een standpunt konden formuleren. Zo vroeg ik aan Monika Rö- melt, achttien jaar oud en leer linge van de Sophie-Charlotte SOhule (gymnasium) in West Berlijn: „Waaruit bestaat nu die dapperheid van de Berlij- ners, waarover je zo vaak in die zonder nadere aanduiding een begrip van onvrijheid en droefenis is geworden de krant leest?" Ze antwoordde: „Hier, in West-Berlijn blijven. Niet de koffers pakken en vluchtend de stad verlaten." „Wat doen jullie om de ver binding met vrienden en beken den in het oostelijk stadsdeel te onderhouden?" was mijn volgende vraag. „Wij kunnen niet veel meer doen, dan als we brieven of pakjes hebben, deze naar de overkant gooien, zolang dat nog gaat tenminste, of ze over de muur heen toezwaaien. Als we daartoe tenminste de moed hebben, want het is hartver scheurend." „En wat vind je van de Vo po's?" „Ik geloof", zei Monika na denkend, „dat we ons, ondanks alle bitterheid moeten hoeden voor generaliseren. De „bloed honden van Ulbricht", de Vo po's zijn niet allemaal „bees ten". De vele vluchtelingen on der hen en het feit, dat vele Vopo's een oogje dicht doen als Oost-Berlijners hun familie aan de overkant toezwaaien be wijzen het wel. Vertrouwen op een oplossing had de 18-jarige Rainex Götze, die leerling is van het Goethe- gymnasium in West-Berlijn. Hij gaf daarvan blijk, toen ik hem vroeg: „Wordt Berlijn volgens jou weer een vrije stad? En hoe zou dat dan moeten gebeu ren?" Hij antwoordde: „Het ziet er inderdaad niet zo goed uit in onze verdeelde stad. Maar hoewel het leven voor sommi gen haast onmogelijk schijnt, zijn wij, Berlijners, vol ver trouwen, dat alles toch tot een goed einde zal komen. Wan neer we allemaal bij elkaar blijven en steeds weer beden ken dat het onmenselijk is on schuldige mensen achter prik keldraad gevangen te houden en door soldaten te laten bewa ken, dan zal Berlijn op zekere dag weer helemaal vrij zijn. Dan zal ook mijn land niet meer verdeeld zijn. Maar door het voeren van een oorlog ko men we er nooit. Na West-Berlijn met zijn ho- e flats, grote plantsoenen, eurige winkels, wilde ik na tuurlijk ook naar de andere kant van de muur. Na het pas seren van de controles dan „de andere kant" wat grauwer allemaal, wat armoediger lijkt het me waar ik een meisje ontmoette, dat ik, na lang aandringen iets over zichzelf kon laten vertellen. Haar naam moest er maar niet bij' zei ze. Hoogstens haar voorletters. Maar ook die zal ik maar niet noemen. Dit vertelde ze mij: „Ik heb nog nooit iemand iets over mijn leven verteld, maar zo langza merhand word je stoer en on verschillig. In ons gezin va der, moeder en drie kinderen gaat het momenteel redelijk goed. Als ik 's morgens naar school ga is mijn stemming be neden peil'. Want bet is niet prettig op school. Het is in één woord afschuwelijk. „Wat doen jullie allemaal op school?" „Opstellen maken bij voorbeeld, over de onderwer pen: „Leeft en strijdt als Ger man Titow" en „Het memo randum van de D.D.R. aan de U.N.O." In schoolverband hou den we demonstraties tegen het UNO beleid. En gelegenhe den om te demonstreren zijn er genoeg. Toen ik „volwassen" genoeg was, moest ik mijn handtekening zetten op een for mulier waarmee ik beloofde nooit naar een westerse radio zender te luisteren. En je moet daar wel aan meedoen anders word je opgepakt." „Woensdag is de fijnste dag van de week", verzuchtte ze ten slotte. „Dan ga ik 's middags in het geheim naar een oude dame, die me dan Franse en Engelse les geeftOch, en verder? Iede re avond bid ik tot God dat de ellende gauw zal ophouden GERARD KNOT Er was eens een beertje, dal in zijn kop een gaatje had, waarin pre cies een kleine tandenborstel paste. Je begrijpt natuurlijk wei, dat het geen echt beertje was, maar een natgemaakte. Het stond op de was tafel in het huis, waar Martijntje woonde. Daar stond ook de tandenbe- ker en een flesje met eau de cologne. Iedere avond, als Martijntje zijn tan den ging poetsen, speelde hjj 'n poosje met het beertje. Het mocht even over de rand van de wastafel lopen, het mocht 'n duikje nemen onder de wa terstraal, het kreeg nu en dan wel eens een kusje van Martijntje en daar mee was het dan weer afgelopen. Na het tandsjes-poetsen kwam het beertje weer bij de tandenbeker en het eau de cologneflesje te staan. Met Mar- tijntjes tandenborstel in het gaatje van zijn kleine kop. Nu had het beertje, door het spelen, wat Martijntje met hem deed, eigenlijk het idee gekregen, dat het een speel goedbeertje was. Op een nacht legde het de tandenborstel op de wastafel en wandelde weg. Naar Speelgoedland. Waar ga je naar toe? vroeg een kleine nachtvlinder, die voorbij kwam gevlogen. Naar speelgoedland, zei het beertje. Ik ben dan ook een speelgoedbeer. Je lijkt anders op een tandenborstelbeer- tje, zei het vlindertje. Je hebt een gaatje in je kop. Dat hebben beertjes in speelgoedland niet. Het beertje legde verschrikt zijn pootje op zijn kop ?n wandelde verder. Het viel niet mee, om de hele tijd maar met je poot omhoog te moeten lopen. Daarom ging het beertje dan ook het eerst van al een hoedje kopen. Een hoedje in de hoedjeswinkel van Speelgoedland. Toen kon niemand nog wat zien van het gaatje in zijn kop en iedereen dacht, dat het een echt speel goedbeertje was. Het beertje kreeg dadelijk een huisje om in te wonen, want zo hoort het in het land van de speelgoeddingen. Het ging uit wandelen door het speelgoed park, het ging op een bankje voor zijn huis zitten luieren, het ging op visite bij zijn buurtjes, maar altijd en altijd had hij zijn hoedje op. De andere speelgoeddingen vroegen wel eens: waarom loop jij toch altijd met je hoedje? Um...um... zei het beer- Er zwom eens een aal in het Musselkanaal met trillende glanzende vinnen. Hij zong- „Ik ben rond en zo lekker gezond. O, 'k voel me gelukkig van binnen!" „Schei toch uit", riep de baars, en de snoek zei iets naars: „Dat beest wordt hoe langer hoe vetter". En de schot riep: „Hoor dat! Ik ben sierlijk en plat. Dat staat zo veel fijner en netter". Maar de aa' riep brutaal: „Nou, gegroet allemaal. Ik ben vet, en dal wil ik best wezen. Ouwe snoek, ouwe baars, ouwe schol, aan mijn laars. Het is jofel om paling te wezen!" tje en het werd een beetje rood. Um... um... als ik mijn hoedje op heb, kan ik het ook niet kwijt raken zei het dan. E.' daar konden de andere speelgoed dingen niets tegenin brengen. Alleen 's nacht, als hij naar zijn bedje ging, nam het beertje zijn hoed je van zijn kop en hing het vlakbij, aan de knop van het ledikant. Ziezo, dacht het beertje, ze zullen van het gaatje in mijn kop hier niets te weten komen. Maar op een morgen, toen het beer tje door de straten van Speelgoedland liep, bemerkte hij, dat het veel drukker dai anders was. Er stonden allemaal speelgoeddingen op de rand van de stoep. En er hingen vlaggen in de r<Ta- ten. Er moet wat bijzonders zijn, dacht het. En juist toen het wilde vragen, wat er toch wel aan de hand was, kwam er een kleine koets aangereden, waarin een mooie, deftige pop zat, die naar alle kanten wuifde. Alle speel goeddingen bogen en juichten. „Lang leve koningin Poppedijntje!" riepen ze allemaal. Het beertje scharrelde hele maal naar de stoeprand, want het wil de de koningin van speelgoedland ook wel eens van dichtbij zien. Maar de speelgoeddingen naast hem, gaven hem een duw en zeiden: neem je hoed af, voor koningin Poppedijntje. Doe niet zo onbeleefd! Haastig greep het beer tje zijn hoedje en hjj maakte een diepe buiging voor de koningin. Zo gauw de kleine koets voorbij was, wilde hij zijn hoedje weer opzetten, maar de speel goeddingen om hem heen, hadden het gaatje in zijn kop gezien en ze zeiden: O, arm beertje, je hebt een gat in je kop. Je bent vast erg ziek. Gauw, we zullen de dokter halen. Neenee, dat hoeft niet! riep het beertje, maar daar was de dokter al. Die trok een ernstig gezicht. Het is een diep gat, zei hij en van binnen is het beertje helemaal hol. Hij moet on middellijk naar het ziekenhuis. Eventjes later lag het beertje al in een sneeuwwit bedje. Er werd een groot verband om zijn kop gedaan en een speelgoed-pleegzuster voelde z(jn pols. Het is een vergissing, huilde het beertje. Ik ben niet ziek... Maar de zuster zei: u moet rustig blijven. U bent heel erg ziek. U hebt niet alleen een gat in uw hoofd, maar u bent ook nog helemaal hol van bin nen. Toen ging ze op haar tenen de kamer uit en hing op de deur een kaartje met: volstrekt geer bezoek" erop. Het beer tje verveelde zich heel erg, daar in dat stille kamertje. Het dacht aan de tandenbeker, aan het eau-de-cologne- flesje en aan Martijntje, die elke avond even met hem gespeeld had. En toen het nacht geworden was, glipte het stil letjes uit bed, deed het verband van zijn kop zette zijn hoedje op en wan delde weg. Terug naar Mensenland. Waar ga je naar toe? vroeg een klei ne nachtvlinder, die voorbij kv. jn ge vlogen. Naar mensenland, zei het beer tje. Ik ben dan ook een tandenborstel- beer. Je lijkt anders op een speelgoed beertje, zei het vlindertje. Je hebt een hoedje op en dat hebben tandenborstel beertjes gewoonlijk niet. Toen hing het beertje zijn hoedje aan een paaltje, dat langs de weg stond en met het gaatje in zijn kop wandelde het terug naar het huis an Martijntje. Als het jongetje maar geen andere tandenborstelbeer gekregen heeft, dacht het beertje benauwd, terwijl het op de wastafel klauterde. Maar geluk kig, de tandenborstel lag nog gewoon tussen de eau de colognefles en de tandenbeker. Ik ben blij dat je terug bent, zei de tandenborstel. Martijntje heeft iedere avond gehuild, als hij zijn tanden moest poetsen. Hij wilde met je spelen. Zo zijn domme jongetjes nu eenmaal. Die denken dat tandenborstel beertjes speelgoedbeertjes zijn. Dat heb ik ook gedacht, zei het beertje. En het vertelde zijn hele avon tuur. Het was wel jammer, dat het beertje zijn avontuur ook niet aan Mar tijntje kon vertellen, dan had die niet zo verbaasd hoeven te zijn, toen hij de volgende morgen zijn eigen tanden- tandenborstelbeertje spelen ging. Martijntje was niet alleen verbaasd, hij was ook blij. Zó blij was Martijntje, dat hjj wel een uur aan één stuk met zijn tanden-borstelbeertje spelen ging. Het beertje zou er bijna weer het idee van krijgen, dat het toch een speelgoedbeertje was. Maar gelukkig was het nu wel wijzer. Stel je voor, anders zou het verhaal misschien wel weer van voren af aan begonnen zijn... LEO SMULDERS. Het langste perronkaartje ter wereld is nu verkrijgbaar aan het station met de langste naam, Llanfalrpgllgwyngyll- gogerychwyrndribwkkkkanty - siliogo gogoch, op het eiland Angelesey in Noord-Wales. Een kaartje is 15 cm. lang en 5 cm breed waarop de verkorte ver sie Llanfair P.G. staat. Goed werk mannetje. Goed werk, je hebt toch veel eigenschappen om een eerste klas robot te worden," lachte de machineman bij het opvangen van het boek. „Ja dat is het. Oud-Hollandse keukenrecep ten." Aandachtig spelde hij de woorden. „Mooi, dat is dat. Ik heb mijn opdracht dank zij jouw medewerking ver vuld, volledig. Nu ben ik klaar en jij mag mee naar Ve nus. Als je daar heel goed oppast wordt je misschien net zo goed als ik." Karei verbleekte zo mogelijk nog meer en stotterde: „Ik..ik..wil.„w...wil." „Arm kereltje, je kunt ook niet veel lof verdragen. Ga maar vlug naar binnen, dan zal ik de motorkap even vernieuwen. Jij zult wel moe zjjn." De robot plukte de uitgeputte Karei van de grond en schoof hem door de deur de schotel in. Ondanks de hachelijke situatie, waarin hij verkeerde, wenste Karei zich nog niet gewonnen te geven. Tot het uiterste pijnigde hij zijn hersens, zocht in de cabine naar wapens, zelfs bereid de hele schotel in elkaar te slaan om een reis naar Venus te voorkomen. Er was niets te vinden, niets behalve de hermetisch ge sloten zilverige kasten en machines. Tèn einde raad nam hij plaats achter het schakelbord en liet zijn vingers over de knoppen gaan. Wacht, misschien dat het alcoholkanon hem kon helpen. Welke knop was het ook weer? O ja, een van de bovenste. De derde, vierde? Nee deze, de vijfde knop was het. Het ding werkte nog ook. Gespannen keek hi) toe hoe de traal rondcirkelde, boven de zwoegende robot. Wat er ook gebeurde, het ny lonwezen bleef op de begane grond. Op zijn dode gemak verwisselde hij de kapotgeschoten motorkap voor een nieuwe. Pas toen hij de laatste schroef had vastgedraaid keek hij naar de alcoholregen, die scheen toch indruk op hem te maken. Zijn rechterarm zwaaide omhoog, de lin kerarm volgde. De gereedschappen vlogen de lucht in; al les gooide hij weg, de schroevendraaiers, de hamer, de nijptang. Dwars door de schotelwand drong zijn stem tot Ka- rel door. De robot zong, vals weliswaar, maar hij zong: „Daar bij die molen, die mooie molen, daar bij die molen, die mooie molen, daar bij die molen..." Onder een voort durend herhalven van deze zangregels schopte de robot de deur van de cockpit open en dansend stommelde hp naar binnen. „Kom vriend, dit genot kun je je niet laten ontgaan. Je moet mee naar buiten." Zonder op antwoord te wachten -reep hij Karei bij de kraag. „Daar bij die molen, die mooie molen, daar bij die molen.." De zware alcohol- lucht brak Kareis laatste weerstand, hij voelde zich weg glijden in een duistere, luchtledige diepte. Het moet gezegd worden, dat de robot zich toch bezorgd toonde over het taat van zijn uitspattingen. „Arm kereltje, jij kunt er zeker niet tegen. Kom gauw naar binnen," zei hij, zijn knecht voorzichtig op een stoel deponerend. Hij wankelde naar zijn kast en kwam na wat gerommel en gefrunnik terug. „Hier jonkie, ik heb hier een flesje machine-olie om te zoenen. Niet alleen lekker, maar ook gezond. Komt helemaal van Venus, Magnifieke medicijn. Neem er een stevige slok van, het zal je goed doen." Het scheen hem te verwonderen, dat Karei al overeind kwam vóór hij het middeltje gepro beerd had. „Wel vr. vriende... vriendelijk van U, het is niet meer nodig, ik... ik voel me nu veel beter," weerde hij af. „Och manneke," vond de robot, „het is je anders van harte gegund." Hfc bleef in een goede bui en begon opnieuw zijn lied: „Daar bij die molen, die mooie molen... Kun jij ook liedjes zingen?" Zo onderbrak hij zichzelf. „Mijn hoofd staat helemaal niet naar zingen," zei Karei. De robot bleef aanhouden: „Och kom, een liedje... daar bij die molen..." Als een twistdanser bewoog hjj zich door de cockpit. „O.K., iw zing," riep Karei uit om een einde te maken aan het gebrul van zijn leermeester. De robot zweeg en ging op de grond zitten. „Ik hou van Holland, het landje aan de Zuiderzee..." Karei voelde zich gegre pen door zijn eigen gezang bij de gedachte, dat hij naar Venus moest. Regel voor regel droeg hij voor vol aan dacht en toewijding. Ook de robot was onder de indruk van het lied, er rolden dikke waterdruppels uit zijn verre kijker. Hou je werkelijk zoveel van Holland?" vroeg hi) schreiend. Verder dan een heftig knikken kwam Karei niet „Zal ik je dan niet meenemen? Wil je dan geen goede robot worden?" „Och, dat word ik toch nooit," vond Karei. „Dan laat ons afscheid nemen jonge vriend, ik moet vlug weg. Hier heb je nog een schroef van mijn been als aandenken." Karei rukte het clubinsig ne van zijn jas. „En dit is een souvenir van mij," sprak hij ontroerd, en hij knikte het speldje in de nylonborst Rijkelijk vloeiden de tranen uit de verrekijker van de ro bot. Hjj tilde zijn leerling op en omhelsde hem lang en krachtig, zodat Karei vergeefs naar lucht hapte. „Ik kom je zeker nog eens opzoeken, als ik naar de aarde terug keer. Eerst moet ik mijn binnenwerk laten vernieuwen. Mag ik jouw adres dan hebben?" Vertederd door zoveel vriendelijkheid scheurde Karei een blaadje uit zijn zak agenda en schreef gewillig op: „Karei Kaas, Straat van Gibraltar II, Moskou, Verenigde Staten." De robot borg het blaadje voorzichtig op en met een, „Nu dan, vaarwel goede makker," schoof hjj zjjn assistent met een voet buiten de deur. Even later startte hij de motor en vloog weg, nagewuifd door zjjn van vreugde overmande oud-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1962 | | pagina 13