John Col
Cabaret-musicus met
En het drama wacht...
klassieke opvoeding
JOCKEYS moeten licht
en DUS zeer JONG zijn
Meer dan duizend liedjes
c.
ZATERDAG 1 SEPTEMBER 1962
PAGINA 9
llPii
SÉi*
WIM KACZOROWSKY
In de weegkamer van de
renbaan Duindigt vijf mi
nuten voordat de race ge
lopen wordt. Om m|j heen
acht mannen in kleurige mj-
lon-kleding, de benen gestoken
in soepelleren rijlaarzen zon
der sporen, een stug zweepje
in de hand, op het hoofd een
met zijde overtrokken val-
ANDRIES VAN DIJK
helm. Zij staan gereed voor
de „Kinczem-prijs voor mer-
riën van drie jaar en ouder."
Afstand 1900 meter. In de
hoek, bleek van spanning,
Wim Kaczorowsky, leerling-
jockey. Een kind nog: veer
tien jaar oud. Ook hij gaat
straks een gooi doen naar de
eerste prijs met de nerveuze
vos Susie Darlin. Die eerste
prijs, 1500 gulden, is een voor
Wim onvoorstelbaar bedrag.
De jongen komt uit Kerkrade,
maar is nu in de leer en woon
achtig bij meester-jockey F.
Delbrasinne in Wassenaar.
Hij heeft al diverse rennen ge
reden dit seizoen, maar nog
nooit zijn paard als eerste
over de finish kunnen jagen.
Hij beoefent een hard vak,
waarin jongeren door hun col
lega's niet worden ontzien
alleen omdat zij jong zijn: het
gaat om grote prijzen.
Er volgt een teken, de jockeys
pakken hun zadels leren
lapjes van nog geen kilo
zwaar en zij begeven zich
naar de paddock, begeleid
door een ernstig kijkende man
die toeziet of de opgelegde
handicap voor de beste paar
den, de dunne plakken lood in
de zadeltassen, niet „verloren"
wordt onderweg. Een kilo lood
scheelt één lengte op een ren,
weten de kenners, al zal het
nooit wetenschappelijk worden
vastgesteld. Na de race zullen
de jockeys en hun zadel op
nieuw gewogen worden, om
te controleren of nog dezelfde
belasting aanwezig is. Tot die
tijd zullen zij als besmettelijk
zieken geïsoleerd gehouden
worden van de buitenwereld.
Dit alles ter bescherming van
de wedders, die van een eerlij
ke gang van zaken overtuigd
moeten kunnen zijn. Ook van
middag zijn ze in drommen
opgekomen en in enkele uren
tijd zullen zij samen
f 106.531,50 inzetten. In de pad
docks de eigenaars van de
schichtige volbloeds. Zp in
strueren de jockeys hoe te rij
den; vooral niet de kop nemen;
als hij er vandoor gaat, mee
gaan; kalm aan in het begin.
Limburgse Wim probeert in
die nerveuze sfeer goed te luis
teren, dan stijgt hij op de kost
bare volbloed die hem door een
bezorgde eigenaar wordt toe
vertrouwd.
De paarden staan aan de
start, het publiek gedeelte
lijk met kijkers, waaronder ge-
huurde a raison van drie gul
den per middag heeft zyn
geld ingezet. De spanning komt
als een zwellende ballon boven
de baan te hangen. Slechts
weinigen hebben hun guldens
en rijksdaalders op nummer
zeven durven zetten, de 14-ja
rige leerling-jockey. De paar
den zijn weg: acht in glanzend
satijn verpakte bundels spier
en zenuw. In één groep dave
ren zij voorbij, onvoorstelbaar
mooi, verrassend snel. Weer
dan zestig kilometer snel op de
rechte stukken. De jockeys,
staande in de stijgbeugels, in
perfecte cadans met de paar
den, hun hoofd tussen de oren
van de dieren. Precies 2 minu
ten 5,6 seconde na de start is
het ongelooflijke gebeurd:
Wim heeft op zijn Darlin de
race gewonnen, voor de eige
naar 1500 gulden verdiend, en
leermeester Delbrasinne en
Nederlands beste jockey Henk
van der Kraats achter zich ge
laten. De weinigen, die op
Wam en zijn paard hebben ge
wed, worden voor hun verme
tel vertrouwen beloond met ne
gentien gulden voor elke gul
den die zij hebben ingezet.
Terug in de weegkamer weet
Wim geen woord te zeggen on
der de zwijgende felicitaties
van zijn oudere collega's. „Het
is een brave jongen," zegt Del
brasinne. Maar alsof hij bang
is met deze simpele goedkeu
ring de jongen over het paard
te tillen geeft hij daarna slechts
bulderend zijn toestemming
voor een foto: „Alsof onze stal
niet nog een ren te rijden heeft.
Dat moet natuurlijk weer uren
strijd om de gewichtloosheid of
althans, wat daar het dichtst
bij komt. Een strijd die niet
zelden door de jockey wordt
verloren. Zo'n nederlaag wordt
aangegeven door de koel re
gistrerende wijzer van de weeg
schaal. Komt hij boven de 55,
60 kilo dan is het gedaan met
de schone dromen, dan is men
jockey-af. Dan kan men uit de
paardenwereld stappen of stal
knecht worden. Trainer in het
gunstigste geval, maar het eni
ge echte, de race, wordt dan
door anderen gereden. Geen
triomfen meer, geen nederla
gen, geen roem, niets. Men
komt er gewoon naast te staan,
nadat men er eerst élles van
verwachtte. Dat zijn drama's
waar niet iedereen over heen
komt. In het buitenland zijn er
zelfmoorden om gepleegd. Ligt
er voor Wim Kaczorowsky een
glanzende jockey-carrière te
wachten of een triest afscheid?
Met zorg zal hij misschien
straks gaan bemerken dat hij
plotseling sterk gaat groeien
en wijze mensen zullen er dan
op moeten toezien dat Wim ge
woon blijft dooreten, zoals elke
jongen in de groei van zijn ja
ren. Misschien blijft hij klein
en licht, misschien moet hij op
zeventienjarige leeftijd zijn
spullen pakken.
Andries van Dijk vertelt van
zijn moeilijkheden: Hij is licht
gebleven en kan, als het moet,
zijn gewicht tot 53 kilo terug
brengen. Als het moét. En het
moet soms, wanneer een paard
met dat gewicht aan belasting
moet starten. De eigenaar vindt
dan dat de jockey geen ons
méér mag wegen, want wan
neer een kilo een lengte scheelt
kan honderd gram een neus
lengte schelen. En er worden
veel races gewonnen en ver
loren met een neuslengte. ,,Ik
kan er twee kilo in een week
afkrijgen," zegt Dries. Maar
vraag niet hoe. Hij zet zich
vrijwillig op een dieet anno
1944: een kopje thee, een paar
beschuitjes, een eitje. Voor een
hele dag, waarop toch gewerkt
moet worden. Dan wordt er
nog op warme zomerdagen met
dikke truien en jassen aan
door het zware zand gezeuld.
(h'ren- kij 's toch al zo vlug Daar wordt ook een paar ons
niet." Wim weet voor de lens
geen raad met zijn figuur; zo
heeft hij zich nog nooit gevoeld.
Het publiek kijkt niet minder
dan vertederd naar hem. Hij
weet niet meer te zeggen dan
dat hij bij het bruggetje voel
de dat hij ging winnen en:
,,Ik geloof dat ik acht procent
van de prijs krijgt." 's Avonds
mee uitgezweet. De dag voor
de race naar een stoombad,
waar het laatste restje vocht
en energie uit het geteisterde
lichaam wordt verdampt. „Het
is dan heel hard," zegt Dries,
want tot de race wordt er dan
praktisch niets meer gegeten:
het uitgedroogde lichaam zal
alles gretig opnemen en dat
gaat er een brief naar Kerk- moet vooral voorkomen wor-
rade met het grote nieuws
die eerste overwinning. Op Su
sie Darlin. Wim zal het nooit
vergeten. De toekomst lacht
hem toe. Tenminste, als hij het
drama doorkomt, waar elke
jockey mee te maken krijgt.
Van dat te verwachten dra
ma vertelt mij een oudere col
lega van Wim, de dertigjarige
Andries van Dijk. Hij behoort
tot de succesvolsten van dat
kleine groepje Nederlandse
jockeys, was de eerst aankomen
de Nederlander in de vader
landse derby (na een Ier), won
vele eerste races dit seizoen,
onder meer de Grote prijs van
Den Haag en wint ook deze
middag op de hengst „Mystic
Boy" de tweede ren. Hij houdt
van paarden en van zijn vak.
maar romantiseert het niet. Hij
vertelt eerlijk over de grote
strijd van elke jockey: de
den. „Er vallen er weieens
flauw, maar zover laat ik het
niet komen," zegt Dries. „Maar
je bent in die tijd ook niet
gemakkelijk. Mijn vrouw zegt
dan ook tegen de kinderen:
val papa maar niet lastig: hij
is aan het vermageren." Zo
gaat het een groot deel van
het seizoen door. De ene race
mag je wat zwaarder zijn dan
de ander, maar je moet je ge
wicht altijd in de gaten hou
den, want het kost pijn en
moeite om het er weer af te
krijgen, als dat nodig is. „Het
is een vak met ups en downs.
Maar als het een beetje lukt,
zoals dit seizoen, heb ik er
veel plezier aan," zegt Dries.
Jockeys moeten hard werken
om hun brood te verdienen.
Tragisch is het daarom dat zij
dat brood niet op mogen eten.
P. v. d. E.
Jockeys, staande in de stijg beugels.
Jazz der
toekomst
(Van onze jazz-medewerker)
Na de grote omwenteling
in de jazz, in het begin
van de jaren veertig,
zijn verschillende stro
mingen, los van elkaar, losge
broken. Eén werkelijk duide
lijke lijn was niet te onder
scheiden. De laatste tijd ech
ter beginnen de vernieuwingen
zich te consolideren, maar er
is één stroming, die zich wel
eens kon gaan ontwikkelen tot
een afgebakende richting naar
een nieuw idioom. De thans 35-
jarige tenorsaxofonist John Col
trane is hier de voortrekker
die waarschijnlijk de basis zal
vormen voor een nieuwe gene
ratie jazzmusici.
Na een gedegen muzikale op
leiding waagde John Coltrane
in 1945 de sprong naar „het
beroep". Na enkele omzwer
vingen kreeg hij „de hoge
school" te doorlopen bij o.a.
de orkesten van Dizzy Gilles
pie, Johnny Hodges en Miles
Davis. En bij deze laatste is
het pionierswerk begonnen.
Hier begon „Trane" zich los
te maken van het tot dan toe
steeds geldende patroon van de
harmonie als basis voor de
improvisatie.
Hy bracht de niet verder
meer te vermenigvuldigen hoe
veelheid akkoorden terug tot
een minimum. Maar tegelijker
tijd zocht Coltrane naar me
lodische mogelijkheden om veel
meer op deze akkoorden te
doen dan tot dan toe mogelijk
werd geacht. Zelfs laat hij nu
de akkoorden vaak geheel los en
improviseert uitsluitend op een
melodische basis, waarbij hij
dan op vaste ogenblikken te
rugkeert tot de basis-harmonie.
Ook voert „Trane" in zijn spel
bepaalde Oosterse muziekele-
menten in, zowel wat interval
len als wat toonvorming be
treft. Hij vergroot niet alleen
zijn expressie-mogelijkheden
door strikt harmonische, melo
dische en ritmische uitbreidin
gen, maar ook door uiterst
subtiele tonale verschuivingen.
Zo is hjj de eerste jazz-musi-
cus die op een saxofoon tege
lijkertijd twee tonen kan pro
duceren, die dus op hetzelfde
ogenblik een bepaalde interval
vormen.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiininiiiiiimiii
Voor «ie zich op de hoogte
«il stellen van het spel van
deze grote individualist, hier
een suggestie voor twee 45-toe-
ren-plaatjes. Als eerste op Im
pulse E PIM 5544 het Coltrane-
kwartet in „Softly a« in a mor
ning sunrise" (met de leider
op sopraan-sax) en ..Blues
Minor". Vooral in dit laatste
stuk komt het monumentale
spel van „Trane" goed tot zijn
recht. Hier is ook duidelijk te
horen hoe ongelooflijk geïnspi
reerd hij meestal speelt. Hij
werkt vaak naar een bepaalde
leid-toon toe; rusteloos, steeds
in beweging, en zonder één
compromis te doen aan wie of
wat dan ook. „Trane" gooit
zich als het ware direct in het
te spelen stuk, zonder zich om
de economische verdeling van
iamm
Volbloeds zestig km per uur...
zijn krachten te bekommeren.
Hij verbrandt aan zijn muziek.
Het is bijna onmogelijk om
zich van zijn spel los te ma
ken. Op Roulette EPRL 153t
is Coltrane eveneens met zijn
kwartet te beluisteren. In
„Exotica" valt direct de Oos
terse sfeer op. Vaak speelt
„Trane" hier ook volkomen
buiten de piano-begeleiding.
Maar het doet niet aan alsof
hij naast de begeleiding staat,
doch ver erboven, het geheel
al van te voren overziend. In
de blues „One and four" ge
beuren ritmisch zeer interes
sante dingen, terwijl „Trane"
ook hier schittert door zijn al
les overheersende zeggings
kracht.
Want dat is de onmisken
bare factor waardoor deze mu
sicus zich kan permitteren met
bepaalde beginselen te breken.
Zijn spel is revolutionair, af
wijkend, maar toch weet hij
door zijn grote intensiteit veel
meer een gerijpte indruk te
maken dan bijvoorbeeld de
avant-gardist Ornette Coleman.
Of het spel van „Trane" mooi
genoemd kan worden in de
gangbare betekenis van het
woord, is aanvechtbaar. Het
is een voortdurend zoeken naar
een alleen van zich zelf uit
gaande emotie, een gevecht om
zich te bevrijden uit een soort
Kafka-labyrint. Hoe de ontwik
keling van de jazz zich in de
komende jaren zal voltrekken
is uiteraard nog een vraagte
ken. Dat John Coltrane op het
ogenblik de richting bepaalt,
is te danken aan de bezielde
overtuigingskracht en de inten
siteit van zijn spel.
GOK LEMAIRE
COR LEMAIRE
Een goed deel van de goede
cabaretliedjes, die in Neder
land worden gezongen, is ge
componeerd door Cor Lemaire,
dat w/eet ieder ook maar enigszins
ingewijde. En het bericht dat binnen
kort in Zürich de „Midsummernights-
aream" opgevoerd gaat worden met
toneelmuziek van Lemaire kan
slechts hem verbazen die wel in een
serieuze, maar niet in een serieuze
ucbte muziek gelooft. Bovendien
heelt Lemaire in 1908 in Amster
dam geboren wel degelijk een
klassiek-muzikale opvoeding gehad.
Toen hjj twaalf jaar was ging hij
studeren aan de hoofdstedelijke mu
ziekschool, die toen nog gevestigd
was in „Het huis met de hoofden"
aan de Keizersgracht, waar overi
gens uiteraard ook het conservato
rium was gevestigd. In de vader
landse muziek-historie reeds bijgezet
te, roemrijke figuren als Julius Rönt
gen, Schulz, Henriëtte Bosmans en
Sem Dresden speelden by die op
leiding van de cabaret-musicus een
belangrijke rol. Maar vooral Sem
Dresden. Ik zal U vertellen waarom.
Cor Lemaire kwam uit een artisten-
tnilieu: iedereen kent zijn vader, de
"og steeds actieve acteur Jan Le-
btaire. Dat betekende een pré aan
de ene zijde, maar naar de andere
hant had dat ook zijn nadeel. Dit:
«at er weinig geld was. Wat restte
dus de student Cor Lemaire?
Schnabbelen. Hetgeen aan studenten
«echts oogluikend werd toegestaan,
jfaar wat hij niettemin naar harte-
*ust deed. Zo speelde hjj op een
gegeven moment samen met een
andere leerling, Anton Krelage,
Plano, bij een opvoering van „Le
boeuf sur le toit", een ballet van
Darius Milhaud. Hun namen kwamen
°P_ de affiches en dat liep natuurlijk
fis. Lemaire en Krelage werden bij
b'Vjze van waarschuwing veertien da-
|en geschorst. Maar zie hier nu
®em Dresden optreden. Korte tjjd na
Jfe schorsing kwam de directeur en
toen al een illuster musicus op Cor
«emaire af en vroeg:
■.Zeg, kun jij daar en daar dans
muziek spelen voor een rijksdaalder
Per uur?"
.jPat kón Lemaire. En nu wil ik be-
ÏUU;
-"synjet zeggen dat hij sindsdien dans-
jj'uziek is blijven spelen, maar wel dat
S].t achteraf gezien wellicht een be-
gpjsende interventie is geweest van
tóe Dresden. Achteraf gezien. Want
C? wilde Lemaire nog concert-pianist
horïf n- deed eind-examen met als
be?fdvak natuurlijk piano. Het hoogste
it-lydsbare cijfer was destijds vier. Hij
ha,,6g drie en een half plus. Maar men
sQl? hem van tevoren gevraagd of hij
lev door wdde gaan voor de „Prix
Gfl Hence". Had hij ja gezegd, dan
men hem ongetwijfeld een vier
seven.
Tjahad dus néé gezegd. Waarom?
Srwj Waarom? Waarom zeggen mensen
Ler? .°P beslissende momenten néé?
's a,aire heeft destijds over zijn „nee"
hu ti°nds in bed liggen huilen. Is hij
Uegfot zijn 54 jaren een gedesillusio-
6at u man? In geen enkel opzicht. En
Vf>h an ook niet want z«n weigering
c&t>i?estijds mondde uit in een briljante
•j rs als cabaret-musicus,
hij Cor Lemaire 25 jaar was, had
Dat i^h jaar praktijk achter de rug.
U' ter,°P z°,n leeftijd bijzonder veel.
Was ooufmste, toen niet. Maar „toen"
dien0Vp een gekke tijd, en er gebeurden
C°r t ®reenkomstig de „ekste dingen.
vids j? maire speelde bij Hakkie Da-
Stelstra „Flora"-theater in de Am-
hiera h Overdag liep hij onbekom-
hioest Jï? m de korte broek, 's avonds
Wekkpr. IJ, in allerijl een lange aan-
?een V Want men kon in de bak toch
hiet Ja'nA?kie" tollereren. Hij werkte
de voorat i?oy- Daar kwam Nooy voor
>.Cor n£ °P hem toe en vroeg:
Piicken?>> un even die wasbaas mee-
het ^tonppi^ °P een gegeven moment
rende aisP'--zei: "?^g' mevrouw"
Lemaire spreekt nu maar niet van
dat halve jaar, dat alleen de vioolpartij
voorhanden was en dat het stuk zich
constant in een bosdecor afspeelde.
Toen hij 15 jaar was had hij een
orkestje van vier man bij „De Jan
tjes".
n na tien jaar praktijk was Le
maire dan wel rjjp voor „hof
musicus" bij Louis Davids. Hij
begeleidde hem aan de vleugel
bij zijn befaamd solistisch optreden
in het Kurhaus in Scheveningen. Wat
was Davids voor een man? Een on
gelooflijk artiest. Hij had de pest aan
met-vakmensen. Die treiterde hij
weg. Maar hij was mild voor de
mensen, die wat kónden. Hij was
mild voor Lemaire. Davids was gek
op muziek. Hij kon met een zeker
fanatisme urenlang accoorden aan
slaan op de piano, hij kon (met Le
maire) urenlang praten over muziek.
Hij kon zélf een tekst maken, hij kon
er zelf muziek onder zetten. Neem
het befaamde „Naar de bollen"; dat
was helemaal van hemzelf. Maar
Davids liet ook Lemaire voor zich
componeren. „Grote epistelen met
oratorische inleidingen" bijvoorbeeld.
En een Davids-liedje als „Holly
wood", dat is ook van hem.
Lemaire als componist. Dat is dan
eigenlijk vóórdien al begonnen bij
Herman Bouber. „Nathan heeft maz
zel", spel met zang en dans.
„Kun jij een liedje maken?" had
Bouber gevraagd. Lemaire had het
natuurlijk gekund.
Kort voor de oorlog ging Cor Le
maire werken bjj Wim Kan en Corry
Vonk. Hij ging met hen naar Indië,
onderging met hen het kampleven
„maar daarover praten we niet en
Wim heeft er trouwens een heel boek
over geschreven". Hij bleef bij Kan
tot 1952 en schreef vrijwel alles voor
hem. Incidenteel schrijft hij trouwens
nóg wel een liedje voor hem.
Daarna volgde Wim lbo. „Triangel"
dus, „Camera Obscura", „Doorsnee",
„Pension Hommeles" en „Artisten-
café". Merkwaardig, daar was na de
oorlog geen populair radio- of t.v.-
programma of Lemaire was er muzi
kaal bjj betrokken. En daar was na
tuurlijk „Arabeske" met Cruys Voor-
bergh en Hetty Blok, een „hoogstaand"
programma, maar drie weken uitver
kocht in de „Kleine Komedie". Men
wil heus wel iets goeds.
Cor Lemaire heeft zeker over de
duizend liedjes geschreven. Opus 1025
of opus 1027? Hij weet het niet. Alleen
voor „Doorsnee" waren het er meer
dan twee honderd. Voor „Pension
Hommeles" waren het er vijf tot zes
per keer. Repetitietijd twaalf dagen.
„Serie-schrijven", zegt Cor Lemaire,
„is dodelijk. Je vervlakt."
Hoe schrijft Lemaire een liedje?
„Ik kan er zó een schrijven, hier
op de blocnote", zegt hij, „en dat doe
ik ook wel. Maar het zijn natuurlijk
niet de beste. Soms krijg je invallen,
die je van buiten af worden toegescho
ven. Hoe dat komt weet ik ook niet.
Overigens, flauwe kul is en wordt er
altijd gemaakt, ook in de klassieke
sector. Neem nou dit (hij neuriet op
lijzige toon „Leise fleh'n meine Lie-
der" van Schubert). Walgelijk als U
het mij vraagt. En neem nou „Ne me
quitte pas" van Jacques Brei: het is
niets, maar het is grandioos. Het is
geniaal. Hoe gaat het met vele moder
ne liedjes-componisten? Zij willen per
se anders doen dan anderen, maar dat
is net zo erg als triviaal zijn. Mijn beste
liedje? Ach, dat weet ik zo niet. Veel
mensen zijn gek met mijn ,,'t Is lente"
van Lia Dorana; ik zelf zie wel wat
in mijn „Bed time-story". Zó toen ik
de tekst kreeg dacht i! verdraaid,
daar ga ik wat van maken. Ik had
er meteen een motief voor. Maar dat
liep dood. Ik heb er een middag op
zitten zwoegen tot ik er gek van werd
en van woede het papier in een hoek
smeet. De volgende dag begon ik er
weer aan. En ik deed net alsof ik nog
niets had. In vijf minuten maakte ik
het hele liedje."
Lemaire heeft dus bijzonder veel
teksten van Annie M. G. Schmidt be-
componeerd.
„Die vloeien zó uit mjjn pen", zegt
hij. Annie schrijft natuurlijk naar het
litteraire toe, maar zij doet het van
een muzikaal centrum uit. Zij is muzi
kaal. Neem een tekst als deze:
Zoooooveel zorgen
Hou ze stiekem opgeborgen.
Daar móet je wel muziek op maken.
Voor de rest geloof ik dat elke tekst
te componeren is. Het telefoonboek?
Welzeker."
Allicht komt men met Cor Le
maire te spreken over liedjes
die succes hebben. „Succes?",
zegt hij. „Ik weet niet hoe dat
ligt. Als ze, toen destijds „Stormy
weather" er in begon te komen een
mooi liedje tussen twee haakjes
mij toen gevraagd hadden, wordt het
een succes?, dan zou ik geantwoord
hebben: nou, néé. Het werd een
wereldsucces. „Was ik maar bij moe
der thuis gebleven" is ook een groot
succes geworden en dat zou buiten
de grenzen nooit mogelijk zijn ge
weest. Ik had het niet geschreven
willen hebben. Ik zou het trouwens
niet eens kunnen. En nu doe ik na
tuurlijk ook wel dingen voor de com
mercie maar dan denk ik aan Lau
rence Olivier, die eens heeft gezegd:
ik doe dat en dat voor de film en
dan kan ik met die centen weer iets
moois voor het toneel doen. Hé daar
heb je Max de Haas (ons gesprek
speelt zich af in het Amsterdamse
Parkhotel). Ik heb nog de muziek ge
maakt voor zijn „Ballade van de
hoge hoed".
De zware en de lichte muze.
Cor Lemaire zegt:
„Ik zat eens met Cees Laseur op
de boot naar Harlingen. En Cees zei:
Cor als ik geen lol meer heb in mijn
vak, dan hang ik mij op. Zo denk ik
er ook over. Een fabriek in kunst? Ik
pas."
Lemaire heeft meer dan duizend lied
jes gemaakt. Daar waren hele mooie
bij. Serieus mooi, zou ik haast zeggen.
Hij heeft teksten van Wienert, Tuchols-
ky, Kastner en Ernst Busch van noten
voorzien. Hij heeft carrière gemaakt en
nu geeft hij les in het liedjes schrijven
in N.R.Ü.-verband o.a. aan jonge
ren, die het óók wel willen.
„De melodische inventie van heden
daagse song-componisten is dikwijls zo
klein", zegt Lemaire, „en die mensen
zijn natuurlijk heel intelligent en ook
heel beschaafd. Maar geef mij maar
een ellendeling met talent."
or Lemaire is op het ogenblik
natuurlijk aan vele verschillen-
4 de dingen bezig. Maar Ik krijg
de indruk dat het componeren
van de muziek voor „Pinocchio",
een ballet voor het Scapino-ballet
(choreografie Albert Mol) hem wel
zéér bezig houdt. Zijn „klassieke"
opvoeding vergeet hjj nooit. Zijn ar-
tistiek-rumoerige trouwens ook niet.
„Mooie verhalen?", zegt hij. „daar
voor moet U bjj mijn vader Jan
wezen. Die vertelt ze, daar ben ik
een kind bij."
HERMAN HOFHUIZEN
JN J
kpgevoe^erA "^0se Marie" van Friml
°°fdrolsnoiQ daar meldde zich de
.,Cor Rf u ?ai?g0r' Hij zei:
half tnmr keelPijn; kan het niet
1 ^ou LI ont;|e, Iager?"
ASer.al hbPS e ■'e een half toontje
n,éél toontie faAanger dan al een
enbestaanhf ïong' Merkwaardige,
öeed ersïfa£hare toestanden. Maar je
van. Praktijk mee op, je leerde ei Lemaire heeft
Piano de weerlicht terug naar
een overwegend deel van de vaderlandse cabaret-artiesten
begeleid. Een repetitie met Jetty Pearl.