John Col Cabaret-musicus met En het drama wacht... klassieke opvoeding JOCKEYS moeten licht en DUS zeer JONG zijn Meer dan duizend liedjes c. ZATERDAG 1 SEPTEMBER 1962 PAGINA 9 llPii SÉi* WIM KACZOROWSKY In de weegkamer van de renbaan Duindigt vijf mi nuten voordat de race ge lopen wordt. Om m|j heen acht mannen in kleurige mj- lon-kleding, de benen gestoken in soepelleren rijlaarzen zon der sporen, een stug zweepje in de hand, op het hoofd een met zijde overtrokken val- ANDRIES VAN DIJK helm. Zij staan gereed voor de „Kinczem-prijs voor mer- riën van drie jaar en ouder." Afstand 1900 meter. In de hoek, bleek van spanning, Wim Kaczorowsky, leerling- jockey. Een kind nog: veer tien jaar oud. Ook hij gaat straks een gooi doen naar de eerste prijs met de nerveuze vos Susie Darlin. Die eerste prijs, 1500 gulden, is een voor Wim onvoorstelbaar bedrag. De jongen komt uit Kerkrade, maar is nu in de leer en woon achtig bij meester-jockey F. Delbrasinne in Wassenaar. Hij heeft al diverse rennen ge reden dit seizoen, maar nog nooit zijn paard als eerste over de finish kunnen jagen. Hij beoefent een hard vak, waarin jongeren door hun col lega's niet worden ontzien alleen omdat zij jong zijn: het gaat om grote prijzen. Er volgt een teken, de jockeys pakken hun zadels leren lapjes van nog geen kilo zwaar en zij begeven zich naar de paddock, begeleid door een ernstig kijkende man die toeziet of de opgelegde handicap voor de beste paar den, de dunne plakken lood in de zadeltassen, niet „verloren" wordt onderweg. Een kilo lood scheelt één lengte op een ren, weten de kenners, al zal het nooit wetenschappelijk worden vastgesteld. Na de race zullen de jockeys en hun zadel op nieuw gewogen worden, om te controleren of nog dezelfde belasting aanwezig is. Tot die tijd zullen zij als besmettelijk zieken geïsoleerd gehouden worden van de buitenwereld. Dit alles ter bescherming van de wedders, die van een eerlij ke gang van zaken overtuigd moeten kunnen zijn. Ook van middag zijn ze in drommen opgekomen en in enkele uren tijd zullen zij samen f 106.531,50 inzetten. In de pad docks de eigenaars van de schichtige volbloeds. Zp in strueren de jockeys hoe te rij den; vooral niet de kop nemen; als hij er vandoor gaat, mee gaan; kalm aan in het begin. Limburgse Wim probeert in die nerveuze sfeer goed te luis teren, dan stijgt hij op de kost bare volbloed die hem door een bezorgde eigenaar wordt toe vertrouwd. De paarden staan aan de start, het publiek gedeelte lijk met kijkers, waaronder ge- huurde a raison van drie gul den per middag heeft zyn geld ingezet. De spanning komt als een zwellende ballon boven de baan te hangen. Slechts weinigen hebben hun guldens en rijksdaalders op nummer zeven durven zetten, de 14-ja rige leerling-jockey. De paar den zijn weg: acht in glanzend satijn verpakte bundels spier en zenuw. In één groep dave ren zij voorbij, onvoorstelbaar mooi, verrassend snel. Weer dan zestig kilometer snel op de rechte stukken. De jockeys, staande in de stijgbeugels, in perfecte cadans met de paar den, hun hoofd tussen de oren van de dieren. Precies 2 minu ten 5,6 seconde na de start is het ongelooflijke gebeurd: Wim heeft op zijn Darlin de race gewonnen, voor de eige naar 1500 gulden verdiend, en leermeester Delbrasinne en Nederlands beste jockey Henk van der Kraats achter zich ge laten. De weinigen, die op Wam en zijn paard hebben ge wed, worden voor hun verme tel vertrouwen beloond met ne gentien gulden voor elke gul den die zij hebben ingezet. Terug in de weegkamer weet Wim geen woord te zeggen on der de zwijgende felicitaties van zijn oudere collega's. „Het is een brave jongen," zegt Del brasinne. Maar alsof hij bang is met deze simpele goedkeu ring de jongen over het paard te tillen geeft hij daarna slechts bulderend zijn toestemming voor een foto: „Alsof onze stal niet nog een ren te rijden heeft. Dat moet natuurlijk weer uren strijd om de gewichtloosheid of althans, wat daar het dichtst bij komt. Een strijd die niet zelden door de jockey wordt verloren. Zo'n nederlaag wordt aangegeven door de koel re gistrerende wijzer van de weeg schaal. Komt hij boven de 55, 60 kilo dan is het gedaan met de schone dromen, dan is men jockey-af. Dan kan men uit de paardenwereld stappen of stal knecht worden. Trainer in het gunstigste geval, maar het eni ge echte, de race, wordt dan door anderen gereden. Geen triomfen meer, geen nederla gen, geen roem, niets. Men komt er gewoon naast te staan, nadat men er eerst élles van verwachtte. Dat zijn drama's waar niet iedereen over heen komt. In het buitenland zijn er zelfmoorden om gepleegd. Ligt er voor Wim Kaczorowsky een glanzende jockey-carrière te wachten of een triest afscheid? Met zorg zal hij misschien straks gaan bemerken dat hij plotseling sterk gaat groeien en wijze mensen zullen er dan op moeten toezien dat Wim ge woon blijft dooreten, zoals elke jongen in de groei van zijn ja ren. Misschien blijft hij klein en licht, misschien moet hij op zeventienjarige leeftijd zijn spullen pakken. Andries van Dijk vertelt van zijn moeilijkheden: Hij is licht gebleven en kan, als het moet, zijn gewicht tot 53 kilo terug brengen. Als het moét. En het moet soms, wanneer een paard met dat gewicht aan belasting moet starten. De eigenaar vindt dan dat de jockey geen ons méér mag wegen, want wan neer een kilo een lengte scheelt kan honderd gram een neus lengte schelen. En er worden veel races gewonnen en ver loren met een neuslengte. ,,Ik kan er twee kilo in een week afkrijgen," zegt Dries. Maar vraag niet hoe. Hij zet zich vrijwillig op een dieet anno 1944: een kopje thee, een paar beschuitjes, een eitje. Voor een hele dag, waarop toch gewerkt moet worden. Dan wordt er nog op warme zomerdagen met dikke truien en jassen aan door het zware zand gezeuld. (h'ren- kij 's toch al zo vlug Daar wordt ook een paar ons niet." Wim weet voor de lens geen raad met zijn figuur; zo heeft hij zich nog nooit gevoeld. Het publiek kijkt niet minder dan vertederd naar hem. Hij weet niet meer te zeggen dan dat hij bij het bruggetje voel de dat hij ging winnen en: ,,Ik geloof dat ik acht procent van de prijs krijgt." 's Avonds mee uitgezweet. De dag voor de race naar een stoombad, waar het laatste restje vocht en energie uit het geteisterde lichaam wordt verdampt. „Het is dan heel hard," zegt Dries, want tot de race wordt er dan praktisch niets meer gegeten: het uitgedroogde lichaam zal alles gretig opnemen en dat gaat er een brief naar Kerk- moet vooral voorkomen wor- rade met het grote nieuws die eerste overwinning. Op Su sie Darlin. Wim zal het nooit vergeten. De toekomst lacht hem toe. Tenminste, als hij het drama doorkomt, waar elke jockey mee te maken krijgt. Van dat te verwachten dra ma vertelt mij een oudere col lega van Wim, de dertigjarige Andries van Dijk. Hij behoort tot de succesvolsten van dat kleine groepje Nederlandse jockeys, was de eerst aankomen de Nederlander in de vader landse derby (na een Ier), won vele eerste races dit seizoen, onder meer de Grote prijs van Den Haag en wint ook deze middag op de hengst „Mystic Boy" de tweede ren. Hij houdt van paarden en van zijn vak. maar romantiseert het niet. Hij vertelt eerlijk over de grote strijd van elke jockey: de den. „Er vallen er weieens flauw, maar zover laat ik het niet komen," zegt Dries. „Maar je bent in die tijd ook niet gemakkelijk. Mijn vrouw zegt dan ook tegen de kinderen: val papa maar niet lastig: hij is aan het vermageren." Zo gaat het een groot deel van het seizoen door. De ene race mag je wat zwaarder zijn dan de ander, maar je moet je ge wicht altijd in de gaten hou den, want het kost pijn en moeite om het er weer af te krijgen, als dat nodig is. „Het is een vak met ups en downs. Maar als het een beetje lukt, zoals dit seizoen, heb ik er veel plezier aan," zegt Dries. Jockeys moeten hard werken om hun brood te verdienen. Tragisch is het daarom dat zij dat brood niet op mogen eten. P. v. d. E. Jockeys, staande in de stijg beugels. Jazz der toekomst (Van onze jazz-medewerker) Na de grote omwenteling in de jazz, in het begin van de jaren veertig, zijn verschillende stro mingen, los van elkaar, losge broken. Eén werkelijk duide lijke lijn was niet te onder scheiden. De laatste tijd ech ter beginnen de vernieuwingen zich te consolideren, maar er is één stroming, die zich wel eens kon gaan ontwikkelen tot een afgebakende richting naar een nieuw idioom. De thans 35- jarige tenorsaxofonist John Col trane is hier de voortrekker die waarschijnlijk de basis zal vormen voor een nieuwe gene ratie jazzmusici. Na een gedegen muzikale op leiding waagde John Coltrane in 1945 de sprong naar „het beroep". Na enkele omzwer vingen kreeg hij „de hoge school" te doorlopen bij o.a. de orkesten van Dizzy Gilles pie, Johnny Hodges en Miles Davis. En bij deze laatste is het pionierswerk begonnen. Hier begon „Trane" zich los te maken van het tot dan toe steeds geldende patroon van de harmonie als basis voor de improvisatie. Hy bracht de niet verder meer te vermenigvuldigen hoe veelheid akkoorden terug tot een minimum. Maar tegelijker tijd zocht Coltrane naar me lodische mogelijkheden om veel meer op deze akkoorden te doen dan tot dan toe mogelijk werd geacht. Zelfs laat hij nu de akkoorden vaak geheel los en improviseert uitsluitend op een melodische basis, waarbij hij dan op vaste ogenblikken te rugkeert tot de basis-harmonie. Ook voert „Trane" in zijn spel bepaalde Oosterse muziekele- menten in, zowel wat interval len als wat toonvorming be treft. Hij vergroot niet alleen zijn expressie-mogelijkheden door strikt harmonische, melo dische en ritmische uitbreidin gen, maar ook door uiterst subtiele tonale verschuivingen. Zo is hjj de eerste jazz-musi- cus die op een saxofoon tege lijkertijd twee tonen kan pro duceren, die dus op hetzelfde ogenblik een bepaalde interval vormen. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiininiiiiiimiii Voor «ie zich op de hoogte «il stellen van het spel van deze grote individualist, hier een suggestie voor twee 45-toe- ren-plaatjes. Als eerste op Im pulse E PIM 5544 het Coltrane- kwartet in „Softly a« in a mor ning sunrise" (met de leider op sopraan-sax) en ..Blues Minor". Vooral in dit laatste stuk komt het monumentale spel van „Trane" goed tot zijn recht. Hier is ook duidelijk te horen hoe ongelooflijk geïnspi reerd hij meestal speelt. Hij werkt vaak naar een bepaalde leid-toon toe; rusteloos, steeds in beweging, en zonder één compromis te doen aan wie of wat dan ook. „Trane" gooit zich als het ware direct in het te spelen stuk, zonder zich om de economische verdeling van iamm Volbloeds zestig km per uur... zijn krachten te bekommeren. Hij verbrandt aan zijn muziek. Het is bijna onmogelijk om zich van zijn spel los te ma ken. Op Roulette EPRL 153t is Coltrane eveneens met zijn kwartet te beluisteren. In „Exotica" valt direct de Oos terse sfeer op. Vaak speelt „Trane" hier ook volkomen buiten de piano-begeleiding. Maar het doet niet aan alsof hij naast de begeleiding staat, doch ver erboven, het geheel al van te voren overziend. In de blues „One and four" ge beuren ritmisch zeer interes sante dingen, terwijl „Trane" ook hier schittert door zijn al les overheersende zeggings kracht. Want dat is de onmisken bare factor waardoor deze mu sicus zich kan permitteren met bepaalde beginselen te breken. Zijn spel is revolutionair, af wijkend, maar toch weet hij door zijn grote intensiteit veel meer een gerijpte indruk te maken dan bijvoorbeeld de avant-gardist Ornette Coleman. Of het spel van „Trane" mooi genoemd kan worden in de gangbare betekenis van het woord, is aanvechtbaar. Het is een voortdurend zoeken naar een alleen van zich zelf uit gaande emotie, een gevecht om zich te bevrijden uit een soort Kafka-labyrint. Hoe de ontwik keling van de jazz zich in de komende jaren zal voltrekken is uiteraard nog een vraagte ken. Dat John Coltrane op het ogenblik de richting bepaalt, is te danken aan de bezielde overtuigingskracht en de inten siteit van zijn spel. GOK LEMAIRE COR LEMAIRE Een goed deel van de goede cabaretliedjes, die in Neder land worden gezongen, is ge componeerd door Cor Lemaire, dat w/eet ieder ook maar enigszins ingewijde. En het bericht dat binnen kort in Zürich de „Midsummernights- aream" opgevoerd gaat worden met toneelmuziek van Lemaire kan slechts hem verbazen die wel in een serieuze, maar niet in een serieuze ucbte muziek gelooft. Bovendien heelt Lemaire in 1908 in Amster dam geboren wel degelijk een klassiek-muzikale opvoeding gehad. Toen hjj twaalf jaar was ging hij studeren aan de hoofdstedelijke mu ziekschool, die toen nog gevestigd was in „Het huis met de hoofden" aan de Keizersgracht, waar overi gens uiteraard ook het conservato rium was gevestigd. In de vader landse muziek-historie reeds bijgezet te, roemrijke figuren als Julius Rönt gen, Schulz, Henriëtte Bosmans en Sem Dresden speelden by die op leiding van de cabaret-musicus een belangrijke rol. Maar vooral Sem Dresden. Ik zal U vertellen waarom. Cor Lemaire kwam uit een artisten- tnilieu: iedereen kent zijn vader, de "og steeds actieve acteur Jan Le- btaire. Dat betekende een pré aan de ene zijde, maar naar de andere hant had dat ook zijn nadeel. Dit: «at er weinig geld was. Wat restte dus de student Cor Lemaire? Schnabbelen. Hetgeen aan studenten «echts oogluikend werd toegestaan, jfaar wat hij niettemin naar harte- *ust deed. Zo speelde hjj op een gegeven moment samen met een andere leerling, Anton Krelage, Plano, bij een opvoering van „Le boeuf sur le toit", een ballet van Darius Milhaud. Hun namen kwamen °P_ de affiches en dat liep natuurlijk fis. Lemaire en Krelage werden bij b'Vjze van waarschuwing veertien da- |en geschorst. Maar zie hier nu ®em Dresden optreden. Korte tjjd na Jfe schorsing kwam de directeur en toen al een illuster musicus op Cor «emaire af en vroeg: ■.Zeg, kun jij daar en daar dans muziek spelen voor een rijksdaalder Per uur?" .jPat kón Lemaire. En nu wil ik be- ÏUU; -"synjet zeggen dat hij sindsdien dans- jj'uziek is blijven spelen, maar wel dat S].t achteraf gezien wellicht een be- gpjsende interventie is geweest van tóe Dresden. Achteraf gezien. Want C? wilde Lemaire nog concert-pianist horïf n- deed eind-examen met als be?fdvak natuurlijk piano. Het hoogste it-lydsbare cijfer was destijds vier. Hij ha,,6g drie en een half plus. Maar men sQl? hem van tevoren gevraagd of hij lev door wdde gaan voor de „Prix Gfl Hence". Had hij ja gezegd, dan men hem ongetwijfeld een vier seven. Tjahad dus néé gezegd. Waarom? Srwj Waarom? Waarom zeggen mensen Ler? .°P beslissende momenten néé? 's a,aire heeft destijds over zijn „nee" hu ti°nds in bed liggen huilen. Is hij Uegfot zijn 54 jaren een gedesillusio- 6at u man? In geen enkel opzicht. En Vf>h an ook niet want z«n weigering c&t>i?estijds mondde uit in een briljante •j rs als cabaret-musicus, hij Cor Lemaire 25 jaar was, had Dat i^h jaar praktijk achter de rug. U' ter,°P z°,n leeftijd bijzonder veel. Was ooufmste, toen niet. Maar „toen" dien0Vp een gekke tijd, en er gebeurden C°r t ®reenkomstig de „ekste dingen. vids j? maire speelde bij Hakkie Da- Stelstra „Flora"-theater in de Am- hiera h Overdag liep hij onbekom- hioest Jï? m de korte broek, 's avonds Wekkpr. IJ, in allerijl een lange aan- ?een V Want men kon in de bak toch hiet Ja'nA?kie" tollereren. Hij werkte de voorat i?oy- Daar kwam Nooy voor >.Cor n£ °P hem toe en vroeg: Piicken?>> un even die wasbaas mee- het ^tonppi^ °P een gegeven moment rende aisP'--zei: "?^g' mevrouw" Lemaire spreekt nu maar niet van dat halve jaar, dat alleen de vioolpartij voorhanden was en dat het stuk zich constant in een bosdecor afspeelde. Toen hij 15 jaar was had hij een orkestje van vier man bij „De Jan tjes". n na tien jaar praktijk was Le maire dan wel rjjp voor „hof musicus" bij Louis Davids. Hij begeleidde hem aan de vleugel bij zijn befaamd solistisch optreden in het Kurhaus in Scheveningen. Wat was Davids voor een man? Een on gelooflijk artiest. Hij had de pest aan met-vakmensen. Die treiterde hij weg. Maar hij was mild voor de mensen, die wat kónden. Hij was mild voor Lemaire. Davids was gek op muziek. Hij kon met een zeker fanatisme urenlang accoorden aan slaan op de piano, hij kon (met Le maire) urenlang praten over muziek. Hij kon zélf een tekst maken, hij kon er zelf muziek onder zetten. Neem het befaamde „Naar de bollen"; dat was helemaal van hemzelf. Maar Davids liet ook Lemaire voor zich componeren. „Grote epistelen met oratorische inleidingen" bijvoorbeeld. En een Davids-liedje als „Holly wood", dat is ook van hem. Lemaire als componist. Dat is dan eigenlijk vóórdien al begonnen bij Herman Bouber. „Nathan heeft maz zel", spel met zang en dans. „Kun jij een liedje maken?" had Bouber gevraagd. Lemaire had het natuurlijk gekund. Kort voor de oorlog ging Cor Le maire werken bjj Wim Kan en Corry Vonk. Hij ging met hen naar Indië, onderging met hen het kampleven „maar daarover praten we niet en Wim heeft er trouwens een heel boek over geschreven". Hij bleef bij Kan tot 1952 en schreef vrijwel alles voor hem. Incidenteel schrijft hij trouwens nóg wel een liedje voor hem. Daarna volgde Wim lbo. „Triangel" dus, „Camera Obscura", „Doorsnee", „Pension Hommeles" en „Artisten- café". Merkwaardig, daar was na de oorlog geen populair radio- of t.v.- programma of Lemaire was er muzi kaal bjj betrokken. En daar was na tuurlijk „Arabeske" met Cruys Voor- bergh en Hetty Blok, een „hoogstaand" programma, maar drie weken uitver kocht in de „Kleine Komedie". Men wil heus wel iets goeds. Cor Lemaire heeft zeker over de duizend liedjes geschreven. Opus 1025 of opus 1027? Hij weet het niet. Alleen voor „Doorsnee" waren het er meer dan twee honderd. Voor „Pension Hommeles" waren het er vijf tot zes per keer. Repetitietijd twaalf dagen. „Serie-schrijven", zegt Cor Lemaire, „is dodelijk. Je vervlakt." Hoe schrijft Lemaire een liedje? „Ik kan er zó een schrijven, hier op de blocnote", zegt hij, „en dat doe ik ook wel. Maar het zijn natuurlijk niet de beste. Soms krijg je invallen, die je van buiten af worden toegescho ven. Hoe dat komt weet ik ook niet. Overigens, flauwe kul is en wordt er altijd gemaakt, ook in de klassieke sector. Neem nou dit (hij neuriet op lijzige toon „Leise fleh'n meine Lie- der" van Schubert). Walgelijk als U het mij vraagt. En neem nou „Ne me quitte pas" van Jacques Brei: het is niets, maar het is grandioos. Het is geniaal. Hoe gaat het met vele moder ne liedjes-componisten? Zij willen per se anders doen dan anderen, maar dat is net zo erg als triviaal zijn. Mijn beste liedje? Ach, dat weet ik zo niet. Veel mensen zijn gek met mijn ,,'t Is lente" van Lia Dorana; ik zelf zie wel wat in mijn „Bed time-story". Zó toen ik de tekst kreeg dacht i! verdraaid, daar ga ik wat van maken. Ik had er meteen een motief voor. Maar dat liep dood. Ik heb er een middag op zitten zwoegen tot ik er gek van werd en van woede het papier in een hoek smeet. De volgende dag begon ik er weer aan. En ik deed net alsof ik nog niets had. In vijf minuten maakte ik het hele liedje." Lemaire heeft dus bijzonder veel teksten van Annie M. G. Schmidt be- componeerd. „Die vloeien zó uit mjjn pen", zegt hij. Annie schrijft natuurlijk naar het litteraire toe, maar zij doet het van een muzikaal centrum uit. Zij is muzi kaal. Neem een tekst als deze: Zoooooveel zorgen Hou ze stiekem opgeborgen. Daar móet je wel muziek op maken. Voor de rest geloof ik dat elke tekst te componeren is. Het telefoonboek? Welzeker." Allicht komt men met Cor Le maire te spreken over liedjes die succes hebben. „Succes?", zegt hij. „Ik weet niet hoe dat ligt. Als ze, toen destijds „Stormy weather" er in begon te komen een mooi liedje tussen twee haakjes mij toen gevraagd hadden, wordt het een succes?, dan zou ik geantwoord hebben: nou, néé. Het werd een wereldsucces. „Was ik maar bij moe der thuis gebleven" is ook een groot succes geworden en dat zou buiten de grenzen nooit mogelijk zijn ge weest. Ik had het niet geschreven willen hebben. Ik zou het trouwens niet eens kunnen. En nu doe ik na tuurlijk ook wel dingen voor de com mercie maar dan denk ik aan Lau rence Olivier, die eens heeft gezegd: ik doe dat en dat voor de film en dan kan ik met die centen weer iets moois voor het toneel doen. Hé daar heb je Max de Haas (ons gesprek speelt zich af in het Amsterdamse Parkhotel). Ik heb nog de muziek ge maakt voor zijn „Ballade van de hoge hoed". De zware en de lichte muze. Cor Lemaire zegt: „Ik zat eens met Cees Laseur op de boot naar Harlingen. En Cees zei: Cor als ik geen lol meer heb in mijn vak, dan hang ik mij op. Zo denk ik er ook over. Een fabriek in kunst? Ik pas." Lemaire heeft meer dan duizend lied jes gemaakt. Daar waren hele mooie bij. Serieus mooi, zou ik haast zeggen. Hij heeft teksten van Wienert, Tuchols- ky, Kastner en Ernst Busch van noten voorzien. Hij heeft carrière gemaakt en nu geeft hij les in het liedjes schrijven in N.R.Ü.-verband o.a. aan jonge ren, die het óók wel willen. „De melodische inventie van heden daagse song-componisten is dikwijls zo klein", zegt Lemaire, „en die mensen zijn natuurlijk heel intelligent en ook heel beschaafd. Maar geef mij maar een ellendeling met talent." or Lemaire is op het ogenblik natuurlijk aan vele verschillen- 4 de dingen bezig. Maar Ik krijg de indruk dat het componeren van de muziek voor „Pinocchio", een ballet voor het Scapino-ballet (choreografie Albert Mol) hem wel zéér bezig houdt. Zijn „klassieke" opvoeding vergeet hjj nooit. Zijn ar- tistiek-rumoerige trouwens ook niet. „Mooie verhalen?", zegt hij. „daar voor moet U bjj mijn vader Jan wezen. Die vertelt ze, daar ben ik een kind bij." HERMAN HOFHUIZEN JN J kpgevoe^erA "^0se Marie" van Friml °°fdrolsnoiQ daar meldde zich de .,Cor Rf u ?ai?g0r' Hij zei: half tnmr keelPijn; kan het niet 1 ^ou LI ont;|e, Iager?" ASer.al hbPS e ■'e een half toontje n,éél toontie faAanger dan al een enbestaanhf ïong' Merkwaardige, öeed ersïfa£hare toestanden. Maar je van. Praktijk mee op, je leerde ei Lemaire heeft Piano de weerlicht terug naar een overwegend deel van de vaderlandse cabaret-artiesten begeleid. Een repetitie met Jetty Pearl.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1962 | | pagina 9