Afrikaans-Aziatische krijgt roep toenemende macht in de V.N. Rusland betaalt niet voor operaties in de Congo en het Midden-Oosten Oe Thant of een trojka? Oecumenische vorming Volkerenorganisatie zal eind 1962 reeds 110 leden tellen LODEWIJK DE VOCHT, Muziek, bron van alle levensdrift monument van een Vlaming Hoe schoon een lelijke kan zijn DINSDAG OPENING ALGEMENE VERGADERING Een tienjarenplan ZATERDAG 15 SEPTEMBER 1962 PAGINA 11 Als volgende week dinsdag de zeventiende zitting begint van de Algemene Vergade ring van de Verenigde Naties zul len er delegaties aanwezig zijn van 104 landen. Maar vóór het einde van dit jaar zal het ledental van de V.N. waarschijnlijk geste gen zijn tot 110. De nieuwe kandi daten voor het lidmaatschap zijn: de onafhankelijk geworden staten Rwanda, Boeroendi, Jamaica, Tri nidad en Algerije, alsmede Oegan da, dat op 8 oktober nog onafhan kelijk moet worden. Het Afri kaans-Aziatische blok in de V.N. PELGRIM* óók voor oliehaarden Apostolisch Instituut wordt dus straks nog eens met vier leden versterkt, en het komt daar mee op een totaal van 49. Deze groep gaat bijgevolg een steeds belangrijkere rol spelen bij de stemmingen in de Algemene Ver gadering. Die opkomst van het A.A.-blok is een van de voor naamste aspecten van de snelle groei van de volkerenorganisatie, die in 1945 met 51 leden begon, en die in zeventien jaar haar le dental meer dan verdubbeld heeft. Het is een ontwikkeling die in Westerse kringen enige bezorgd heid heeft gewekt, omdat som mige nieuwe leden hun verant woordelijkheid als lid van de V.N. niet ten volle blijken te beseffen. leder lid één stem Plan-Thant Lodewijk de Vocht rie leeft als een mossel in een schelp, heeft geen reden van bestaan. Dit is een uit spraak van Lodewijk de Vocht. Hij vindt kennelijk dat er in deze dagen inderdaad te veel mensen als mosselen in schelpen leven. „Ik ben al blij, als ze warm lopen voor een voetbalwedstrijd; dat is tenminste iets", zegt hij. Hij zou overigens veel liever hebben, dat ze warm liepen voor de muziek. De muziek immers is voor hemzelf de bron van alle levensdrift. Ofschoon: de goede God komt natuurlijk éérst. Die heeft er voor gezorgd, dat de mens over het vermogen beschikt, zich in klank waar te maken. De Vocht met zijn petekind Prins Charles-Louis de Croy (1955). Dé KOLEN- RADIATOR met de 12 unieke eigen schappen Oe Thant, die in de herfst van het vorig jaar gekozen werd tot waarnemend secretaris-generaal van de Verenigde Naties. In de komende zitting van de Algemene Vergadering van de V.N. zou hij tot secretaris-generaal gekozen kunnen worden, als de Russen geen bezwaar maken. H ij blijft dan tot april 1968 in functie. In de komende zitting van de Al gemene Vergadering van de V.N. zal een nieuwe secretaris-ge neraal gekozen moeten worden. Oe Thant is slechts waarnemend secretaris-generaal. Hij werd tot die functie benoemd op 3 november 1961, met de bepaling dat hij zou dienen tot 10 april 1963, de datum waarop de tweede ambtstermijn van wijlen Dag Hammarskjöld zou zijn beëin digd. Na de plotselinge dood van Hammarskjöld, in september vorig jaar, werd aanvankelijk gevreesd, dat de Russen zouden aandringen op onmiddellijke verwezenlijking van hun zogenaamde trojka-plan. Tijdens de 15e zitting van de Al gemene Vergadering had Khroesj- tsjev een reorganisatie van het se cretariaat van de V.N. geëist. Dit secretariaat zou voortaan geleid moe ten worden door een driemanschap, bestaande uit een Westers, een com munistisch en een niet-gebonden lid, die alle drie het recht van het veto zouden krijgen. Hammarskjöld heeft indertijd opgemerkt, dat de instelling van een dergelijk triumviraat tot een verlamming van de activiteiten van de V.N. zou leiden, waarvan voor al de kleine en zwakke V.N.-leden de dupe zouden worden. De Russen hebben hun trojka in de ijskast ge zet, en zij hebben de benoeming van Oe Thant tot waarnemend secretaris generaal goedgekeurd. Maar zullen zij nu opnieuw moeilijkheden maken? Het zal vooral van Moskou afhan gen of Oe Thant tot april 1968 de func tie van secretaris-generaal zal mogen vervullen. De kandidatuur van de Birmaanse diplomaat wordt krachtig gesteund door de Verenigde Staten, terwijl hij ook op de stemmen kan rekenen van de meeste andere Wester se naties. Belangrijker is echter, dat Oe Thant zal kunnen rekenen op de stemmen van het Afrikaans-Aziatische blok. Als Rusland zich tegen zijn be noeming zou verklaren, zou het daar mee het misnoegen kunnen wekken van de niet-gebonden staten, en het is de vraag of Khroesjtsjev dat risi co wil lopen. (Advertentie) Zoals men weet organiseert het Apostolisch Instituut reeds ver scheidene jaren met toenemende belangstelling en succes vormings cursussen voor jonge katholieken tus sen 19 en 30 jaar. Voor het met vrucht volgen daarvan is een middelbare schoolopleiding minimumeis. De nieuwe cursus begint in oktober, tegelijk in Amsterdam en Utrecht. Het doel ervan is: tezamen zoeken naar de mogelijkheden om tot een volwaar dig Christen-zijn te komen, waardoor aan de Kerk een zodanige gestalte kan worden gegeven, dat zij inderdaad een huis voor allen blijkt te zijn. Tezamen wil men gaan luisteren naar de geschei den mede-christenen, die vanuit de ge schiedenis ons een vraag stellen: Waar om menen zij niet binnen de Catholica te kunnen leven? Diezelfde vraag be treft eveneens de ni&t-gelovige made mens. Het studieplan omvat de geloofsleer als persoonlijke verrijking en levens verdieping. Het geloof wordt belicht vanuit de bijbels-liturgische beleving van de Kerk. Verder worden er ver schillende oecumenische themata be handeld: de ontwikkeling, en de bete kenis van het Oecumenisch Concilie, de gang van zaken binnen de Wereld raad van kerken en de theologische tehtergron-den van het hedendaags Pro testantisme als vraag aan de r.-k. Kerk. Tenslotte wordt grondige aandacht ge dijd aan de moderne geestelijke stro mingen, die de mentaliteit van de he dendaagse mens beïnvloeden, zoals communisme, humanisme, existentialis me, enz. De cursus wordt geleid door Verschillende docenten, onder wie: prof. dr. B. Barendse O.P., dr. A. Fiolet, c-f-m., prof. dr. C. Rijk, dr. J. Groot, dr. P. Schoonenberg, S.J., p. J. van Rusdonk, S.J., prof. drs. P. Haarsma, dr. Fr. Thij'ssen, ds. N. v. d. Akker, dr. H. v. d. Linde e.a. De lessen zullen ge durende twee jaar worden gegeven van oktober tot Pasen. Nadere inlichtingen zijn verkrijgbaar Amsterdam. ,,De Brug", Willems- arkweg 78, tel. 734220; te Utrecht „De ■eiaarcP', Keistraat 3, tel. 20792. De Britse minister van Buitenland se Zaken Lord Home, heeft eind vorig jaar een opzienbarende rede gehouden waarin hij zijn grote onge rustheid uitsprak over de consequen ties van de machtspositie van de jonge staten in de V.N. De nieuwe staten hebben, aldus Home, de nei ging de Verenigde Naties te ver anderen van een werktuig van de vrede in een werktuig voor de ver snelling van de liquidatie van het kolonialisme, ongeacht de rijpheid van de onderontwikkelde volkeren voor zelfbestuur. Te zeer laten vele van deze jonge staten zich leiden door een blind anti-kolonialisme, en zij worden daarin krachtig aange moedigd door de Sovjet-Unie en de satellieten van Moskou. Zowel Home als de Amerikaanse gedelegeerde bij de V.N., Adlai Stevenson, hebben ge wezen op het gevaar dat de V.N. bij hun beoordeling van internatio nale situaties een „dubbele maat staf" gaan aanleggen. De Afrikaans- Aziatische landen die zelden of nooit hun afkeuring uitspreken over het „imperialisme" en het „neo-kolonia- lisme" van de Sovjet-Unie, staan maar al te spoedig klaar met felle afkeuringen van het zogenaamde ko lonialisme van bijvoorbeeld Enge land, dat toch gedurende de laatste zestien jaar aan zeshonderd miljoen mensen de staatkundige vrijheid heeft geschonken, zo betoogde Home. Aan Britse zijde is men ook niet gelukkig met de bestaande regeling dat iedere staat, hoe groot en machtig ook, in de Assemblee van de V.N. maar één stem kan uitbrengen. Zo kan Amerika (met 185 miljoen inwoners) zich in die stemmingen niet krachtiger laten gelden dan bijvoorbeeld Gabon (420.000 inwoners). Uit heeft onder meer tot gevolg dat de jonge staten door het uitbrengen van hun stem fondsen in het leven roepen waarvan zij zelf in hoge mate kunnen profi teren, maar waar zij zelf niet of nau welijks toe bijdragen. Zo hebben de Afrikaans-Aziatische naties vorig jaar bewerkt dat de begroting voor de Voedsel- en Landbouworganisatie met veertig procent verhoogd werd, hetgeen de ergernis heeft gewekt van Enge land dat met andere niet-onbemiddelde landen voor de verhoging van die gelden betaalt. De waarnemend secretaris-gene raal van de V.N., Oe Thant, heeft in zijn jongste jaarverslag op die kritiek geantwoord. Hij zegt, dat men moet vasthouden aan het principe van één stem per lid. Alle leden, groot of klein, hebben volgens hem gelijke rechten. Dit is vastgelegd in het Handvest van de V.N., en Oe Thant wil daar niet aan tornen. Oe Thant maakt zich geen zorgen Premier Khroesjtsjev en diens minister van Buitenlandse Zaken, Gromyko, tijdens de 15de zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, in 1960. over „de zogenaamde vertrouwens- krisis" in de volkerenorganisatie, en het verontrust hem niet, dat er bij de grote mogendheden een toenemende neiging bestaat grote wereldproblemen buiten de V.N. om te behandelen, zo verklaart hij in zijn jaarverslag. In dat verslag legt hij het accent op de taak van de V.N. inzake de leniging van de nood in de wereld. „De tegen woordige verdeling van de wereld", zo schrijft Oe Thant, „in rijke en arme landen is, naar mijn mening, veel reëler en veel ernstiger, en uiteindelijk meer explosief, dan de verdeling op ideologische gronden". De V.N. zouden zich moeten concentreren op de krach tige bestrijding van „armoede, ziekte, honger en analfabetisme", De leider van het secretariaat van de V.N. her innert eraan, dat in 1960 de V.N. een tienjarenplan voor de hulp aan onder ontwikkelde gebieden lanceerden: de „United Nations Development Deca de" en hij beveelt dit plan nog eens bijzonder aan in de belangstelling van de leden. Het is veelbetekenend, dat ongeveer de helft van het uitvoerige jaarverslag van Oe Thant aan dit on derwerp gewijd is. Maar voor de verwezenlijking van de „U.N. Development De cade" en voor de andere taken van de V.N. heeft de volkeren organisatie geld nodig. Tengevolge van de V.N.-operaties in het Midden-Oosten (een uitvloeisel van de Suez-affaire van 1956) en in de Congo is er een ernstige financiële krisis ontstaan. De twee operaties samen hadden eind augustus al geleid tot een tekort van 115 mil joen dollar. De grote moeilijkheid is, dat verscheidene V.N.-leden, waaron der de Sovjet-Unie, tot nog toe ge weigerd hebben bij te dragen in de kosten van de operaties. Met twee maatregelen heeft Oe Thant dit pro bleem trachten op te lossen. Hij heeft het Internationale Hof van Justitie te Den Haag de vraag voorgelegd of alle V.N.-leden de plicht hadden te betalen voor spe ciale V.N.-operaties. Op 20 juli werd deze vraag door het hof bevestigend beantwoord. Maar tevoren had Rus land verklaard zich niet gebonden te achten door een uitspraak van het hof. Volgens Khroesjtsjev gaat het hier om onwettige operaties, die slechts goedgekeurd waren ioor de Algemene Vergadering, terwijl de Sovjetregering zich op het standpunt stelt, dat slechts de Veiligheidsraad bevoegd is tot het bevelen van mili taire acties voor de handhaving van de internationale vrede en veilig heid. Deze steun van het hof zal Oe Thant dus niet helpen bij zijn aanmaningen aan het adres van Mos kou, maar hij hoopt dat althans enkele andere landen, waaronder Frankrijk, nu bereid zullen zijn te betalen. Oe Thants tweede maatregel ter leniging van de financiële nood van de V.N. was: de uitschrijving van een obligatielening voor een totaal bedrag van 200 miljoen dollar. Tot nog toe hebben 46 staten zich bereid verklaard V.N.-obligaties te kopen, en onder die staten waren er zelfs vier die geen lid zijn van de V.N. (De Duitse Bondsrepubliek heeft in geschreven voor 10 miljoen dollar!). Maar Oe Thant heeft niet veel meer dan een derde deel van zijn obliga ties verkocht en hij moet er dus nog heel wat kwijt zien te raken. Of de V.N. hun financiële krisis zullen kunnen overwinnen, zal voor een belangrijk deel afhankelijk zjjn van de Congolese kwestie. Oe Thant heeft een plan voor de Congo ontworpen dat in beginsel zowel door de centrale re gering in Leopoldstad als door de „president" van Katanga, Tsjombe, is aanvaard. Er is hoop op een spoedige oplossing. Maar Rusland zal ongetwij feld weer moeilijkheden maken. Khroesjtsjev eist nu, dat de V.N.- troepen binnen een maand hun operatie in de Congo beëindigen. Zal Khroesjtsjev persoonlijk naar New York komen voor de zeventiende zitting van de Algemene Vergadering van de V.N., om er zijn visie te geven op de Congolese kwestie en andere zaken? Twee jaar geleden heeft hij dat ook gedaan, maar hij heeft toen op de V?N.-delegaties van de niet-gebon den staten geen beste indruk gemaakt. Wanneer zowel Khroesjtsjev als Kenne dy de Assemblée zouden toespreken, zou het weer een dramatische zitting kunnen worden. Misschien komen dan ook nog andere regeringsleiders naar het gebouw aan East River. Maar De Gaulle zal zijn premier niet sturen, laat staan dat hi) zelf komt. De Fran se president is nog altijd gegriefd over het optreden van de V.N. in de Suez- krisis en in de Algerijnse kwestie, en hij heeft weinig respect voor de volke renorganisatie die hij wel betitelt als de „verdeelde naties". H. BRONKHORST Lodewijk de Vocht is een duidelijk, om niet te zeggen een overduidelijk man. Hij is helemaal en zonder enige aarzeling aanwezig. Als ik hem in 's Gravenwezel, nabij Antwerpen, in zijn vorstelijke woning die aan de buiten kant overigens iets van een klooster heeft de hand druk vraagt hij: „Gij zijt gelovig?" En wanneer ik daarna zeg dat ik mijn best doe, zegt hij: „Dat is een schoon ant woord, het bewijst dat ge niet oppervlakkig zijt. Ga zitten". Daarna begint hij over de muziek te praten. Het valt mij op, dat hij, en profil, op Leopold Stokowsky lijkt. Hij mist alleen te enen male de glamour van die figuur. De Vocht is helemaal écht. Hij zegt: „Ik heb altijd gehoopt en er persoonlijk naar gestreefd dat de kunst in het algemeen en de muziek heel in het bijzonder zou evolueren naar meer eenvoud, niet alleen omdat daardoor de hoogste schoonheid kan be lichaamd worden en ons tot God leiden, maar ook omdat het volk voor zulk een kunst vatbaar zou zijn en er alle zegen van zou ondergaan. Ik denk aan het sublieme van de parabelen, aan de hoogtepunten in het werk van Bach, Haendel, Haydn, Mozart, Beethoven, ik denk aan de kunst van de Egyptenaren, van de Grieken, van de grote primi tieven en zelfs van enkele modernen. Om er iets toe bij te dragen dit ideaal te verwezenlijken schreef ik in mijn jeugd de „Jaarkrans van geestelijke liederen". Nadien schreef ik met dezelfde bedoeling tientallen fabels als volksliederen. Daarnaast schreef ik grote werken: symfonische gedichten, twee symfonieën, verschillende cantates en concerti, liede ren en koren. Ook koesterde ik het verlangen het merg van de schoonheid, waarvan de Kerk gebruik maakt in al wat ze doet, in het bereik van het volk te brengen in de vorm van volksgezangen. Ik schreef tot nu toe een honderdtal Psalmen, waarvan er reeds zeventig verschenen zijn". Die Psalmen zijn, naar zijn smaak, tot op heden nog niet genoeg uitgevoerd en hi(j voegt er dus aan toe: „Het valt zo te betreuren, dat de kerkelijke overheid zich al te zeer laat beïnvloeden door priesters, die wel wensen kunstzinnig te zijn, maar volstrekt geen begaafdheid bezitten. Zij willen echter uit ambitie of uit ijdele Ijverzucht ik ken helaas zo veel gevallen de boventoon voeren. Het is te hopen dat er na bet Concilie een vernieuwing zal optreden, geba seerd op het in eenvoud en liefde opgaan van de ganse ge meenschap". Krachtige taal van een bijzonder krachtig man. Lodewijk de Vocht wordt 21 september a.s. 75 jaar. Hij werd natuurlijk in Antwerpen geboren en bijna even natuurlijk werd hij koorknaap; een koorknaap wiens onge wone muzikale begaafdheid, al wéér natuurlijk, al spoedig bleek. In oktober 1800 ging hij naar het Koninklijk Vlaams Conservatorium in Antwerpen. Peter Benoit, de grondleggei van het instituut, was er nog nét directeur; vijf maanden later stierf hij. Benoit is in Vlaanderen een legendarische figuur. De Rubens van de nationale toonkunst; al wordt hij er veel minder gespeeld, dan Rubens er gezien wordt. In een monografie, die Jozef Muls enkele jaren geleden over Lodewijk de Vocht samenstelde, vertelt de musicus over een ontmoeting met de Grote Meester: „Ik was nog een kleine pagadder toen ik toevallig Benoit ontmoette op de Groenplaats. Het was niet moeilijk hem te herkennen. De mensen bleven roerloos staan kijken, wezen hem aan, eer biedig en bescheiden, spraken vol bewondering over hem. De indruk op mij was overweldigend. Het is me steeds bij gebleven of het gisteren gebeurde. Hij leek me een reus. de levende incarnatie van zijn muziek, groots, koninklijk, een Jupiter.... Een beeld dat voor het leven getekend blijft". Over Rubens gesproken, Lodewijk de Vocht is een groo: bewonderaar van Rembrandt. Hij zegt: „Gij in Holland denkt, dat wij, hier in Vlaanderen, slechts het Ruben- siaanse bewonderen, maar Rembrandt is voor ons de groot ste. Wat een kerel. Jaren geleden hadden wij hier een Rembrandt-tentoonstelling. Op de affiche stond een portret, van, geloof ik, Saskia afgebeeld. Ik dacht: Rembrandt leert ons' hoe schoon een lelijke vrouw kan zijn. Ik ben geneigd Bach te vergelijken met Rembrandt. Ik bewonder ze bei den even zeer. En als ze mij ook maar enkele ogenblikken zouden beroven of zelfs kunnen beroven van mijn vermogen om te bewonderen, dan zou ik sterven". Benoit, Rubens, Rembrandt, Bach. Op het Conservatorium studeerde Lodewijk ae Vocht pianc bij Frans Lenaerts, viool bij Baest, compositie bij Pau Gilson en Lodewijk Mortelmans. Toen hij vijftien jaar was schreef hij een lied op tekst van Guido Gezelle: „Jesu allerliefste kind". Het werd bekroond in een prijsvraag, uitgeschreven door de „Liederen van ons Volk". De Vocht heeft veel teksten van Gezelle becomponeerd. Hij citeert voor mij: „Ik bad op ene berg alleen" en zijn ogen worden vochtig van ontroering. Als leerlingen van het Conservatorium dong Lodewijk de Vocht destijds mee naar de „Prix de Rome". Hij won hem niet. Hjj moet toen gezegd hebben: „Als ik de Prijs van Rome waard ben, zal ik er wel geraken zonder hem te behalen; ben ik hem niet waard, dan wens ik hem ook niet te hebben". Nu zegt hij tegen mij: „Ik houd niet van prijsvragjen. Het heeft geen zin te zeggen: die is heiliger, dan die". Hij is er inmiddels trouwens ook wel „geraakt". Want sinds hij afstudeerde op het Conservatorium heeft hij het Vlaamse muziekleven voor een goed deel beheerst. Niet alleen als scheppend, maar vooral als uitvoerend kun stenaar en als opvoeder van toekomstige toonkunstenaars. In maart 1921 reeds wordt hij aan het Conservatorium, dat hij als schuchter, maar vastberaden leerling had be treden, benoemd tot leraar in de harmonie. Van 1925 tot 1935 was er leider van de orkestklasse, in 1935 werd hjj direc teur van de zogenaamde „Conservatoriumccmcerten". Van 1944 tot 1952 was hij directeur van het Koninklijk Vlaams Conservatorium. Hjj moet in die functie geen gemakkelijk man zijn geweest. Getuige zjjn eigen verhalen. Het geviel in die dagen zó, dat hij in conflict kwam met een professor, die eigenlijk directeur had willen zijn. Dat liep zó hoog, dat hij op een gegeven moment de aangeduide functionaris ten aanhoren en ten aanschouwen van alle leerlingen beval het klasselokaal te verlaten. De man weigerde, ook na herhaalde sommatie. „Toen", zegt De Vocht, „heb ik hem beetgegrepen en hem als een pop voor mij uitdragend, buiten de deur gezet. Ik wist niet dat ik zoveel kracht had". Nadien was de minister er aan te pas gekomen. Die had gezegd: „Gij had de politie moeten roepen". Maar hij, Lodewijk de Vocht, had geantwoord: „Excellen tie, als ik dit niet gedaan had was ik hartvreter geworden. En ik wil graag gezond blijven". Lodewijk de Vocht als uitvoerend kunstenaar. Hij diri geerde destijds in Antwerpen „De Nieuwe Concerten", hoogtepunten, zelfs in het Europese muziekleven. Hij ging de „Chorale Caecilia" dirigeren. En hij maakte het Ant werpse, het Vlaamse volk bekend met glorieuze hoogte punten uit de muziekliteratuur: de ..Matthaeus-Passie", de ,,H.-moll-Messe", de „Negende". Hij wilde dat ze het mooi zouden vinden en merkwaardigerwijze, ze vónden het mooi. Lodewijk de Vocht had inmiddels ontdekt dat „zelfs de modernen" wel iets onvergankelijks te bieden hadden. En hij schroomde niet om met gelijke bezieling hun werken tot het volk, tot zijn volk te brengen. De „Evocations" van Albert Roussel en diens „Psaume LXXX", „Orestie" van Darius Milhaud en van Strawinsky de „Symfonie des Psaumes". En natuurlijk Arthur Hó- negger: „Le Roi David", „Les Cris du Monde" en vooral „Jeanne d'Arc au Bücher". Van het laatste werk gaf hij zelfs een standaard-opvoering die men, dank zij de gram mofoonplaat, overal ter wereld kent. Honegger getuigde destijds dat dit laatste werk bijna evenveel van „Louis" was als van hemzelf. Hij schreef, met de échte pathetiek hem eigen: „Mon cher Louis, je bent mijn hele loopbaan voor mij een steun, een voorbeeld en een aanmoediging geweest". En Jo Vincent drukte zich destijds iets Hollandser uit toen zij in Antwerpen hoorde, dat Lodewijk de Vocht wegens het bereiken van de pensioen-gerechtigde leeftijd afscheid genomen had a's dirigent. Zij zei: „Kaffers zijn jullie, om zo iets te laten gebeuren". Maar nu ik Lodewijk de Vocht kom opzoeken gaat het dan vooral om zijn scheppend werk. Hij laat mij op zijn grammofoon zijn dertig jaren geleden gecomponeerde vioolconcert horen, zijn cello-concert en vooral zijn psal men. Van het leven bloedende klanken alles tezamen, ook als zij bij tijd en wijle niet helemaal oorspronkelijk lijken. Intussen vindt hij gelegenheid om mij met grote nadruk te onderhouden over de noodzaak van „ontroering", „be zieling", en „enthousiasme". Neem zijn „Magnificat", in de vertaling van zijn zoon, de priester Jozef de Vocht. „Ik wilde" zegt hjj „dat het iets zou worden, dat u ontheft van de wereld. Toen ik het ging componeren lukte het niet. Eén dag voor de uitgever het moest hebben hij had mij een ultimatum gesteld wist ik het nóg niet. Gij pro beert te geloven, ik probeer soms te bidden. Toen bad ik. In een kwartier schreef ik mijn „Magnificat". Lodewijk de Vocht vertelde mij dat hij op 24 november in Antwerpen gehuldigd gaat worden in verband met lijn 75-ste verjaardag. Dat wordt dan een academische zitting, een receptie op het stadhuis, een concert van zijn werken, waarop o.m. een nieuwe compositie „Primavera" voor orkest, koor en solisten en zijn dertig jaar geleden ge schreven „Te Deum" zullen gaan. Hij zegt en passant dat „de echte menselijke vreugde een sublimering van het lijden is" en zet een plaatje op van door hem bewerkte volksliederen, voor massazang, beiaard en bazuinen. Zijn ogen schieten vonken, hij diri geert met bezwerende gebaren en hij staat er kortom ge zond overduidelijk gezond zou ik haast zeggen bij. Een monument van wat wij in het noorden voor „de" Vlaming plegen aan te zien. Na het gesprek brengt hij mij naar de bus, die mij van 's Gravenwezel naar Antwerpen moet brengen. Hij legt inderhaast enige franken neer en geeft inmiddels de chauf feur de aanwijzing: „Deze meneer moet bp de Statie afgezet worden". De chauffeur zegt „eerbiedig en bescheiden" en met een blijde blik van herkenning: „Jawel, menier De Vocht". HERMAN HOFHUIZEN

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1962 | | pagina 11