Afrikaans-Aziatische
krijgt
roep
toenemende macht in de V.N.
Rusland betaalt niet voor operaties
in de Congo en het Midden-Oosten
Oe Thant of
een trojka?
Oecumenische
vorming
Volkerenorganisatie zal eind
1962 reeds 110 leden tellen
LODEWIJK
DE VOCHT,
Muziek, bron van
alle levensdrift
monument van
een Vlaming
Hoe schoon een
lelijke
kan zijn
DINSDAG OPENING ALGEMENE VERGADERING
Een tienjarenplan
ZATERDAG 15 SEPTEMBER 1962
PAGINA 11
Als volgende week dinsdag de
zeventiende zitting begint
van de Algemene Vergade
ring van de Verenigde Naties zul
len er delegaties aanwezig zijn
van 104 landen. Maar vóór het
einde van dit jaar zal het ledental
van de V.N. waarschijnlijk geste
gen zijn tot 110. De nieuwe kandi
daten voor het lidmaatschap zijn:
de onafhankelijk geworden staten
Rwanda, Boeroendi, Jamaica, Tri
nidad en Algerije, alsmede Oegan
da, dat op 8 oktober nog onafhan
kelijk moet worden. Het Afri
kaans-Aziatische blok in de V.N.
PELGRIM* óók voor oliehaarden
Apostolisch Instituut
wordt dus straks nog eens met vier
leden versterkt, en het komt daar
mee op een totaal van 49. Deze
groep gaat bijgevolg een steeds
belangrijkere rol spelen bij de
stemmingen in de Algemene Ver
gadering. Die opkomst van het
A.A.-blok is een van de voor
naamste aspecten van de snelle
groei van de volkerenorganisatie,
die in 1945 met 51 leden begon,
en die in zeventien jaar haar le
dental meer dan verdubbeld heeft.
Het is een ontwikkeling die in
Westerse kringen enige bezorgd
heid heeft gewekt, omdat som
mige nieuwe leden hun verant
woordelijkheid als lid van de V.N.
niet ten volle blijken te beseffen.
leder lid één stem
Plan-Thant
Lodewijk de Vocht
rie leeft als een mossel in een schelp, heeft
geen reden van bestaan. Dit is een uit
spraak van Lodewijk de Vocht. Hij vindt
kennelijk dat er in deze dagen inderdaad te veel
mensen als mosselen in schelpen leven. „Ik ben
al blij, als ze warm lopen voor een voetbalwedstrijd;
dat is tenminste iets", zegt hij. Hij zou overigens
veel liever hebben, dat ze warm liepen voor de
muziek. De muziek immers is voor hemzelf de
bron van alle levensdrift. Ofschoon: de goede God
komt natuurlijk éérst. Die heeft er voor gezorgd,
dat de mens over het vermogen beschikt, zich in
klank waar te maken.
De Vocht met zijn petekind Prins Charles-Louis
de Croy (1955).
Dé KOLEN-
RADIATOR
met de
12 unieke
eigen
schappen
Oe Thant, die in de herfst van het vorig jaar gekozen werd tot waarnemend secretaris-generaal van de Verenigde Naties.
In de komende zitting van de Algemene Vergadering van de V.N. zou hij tot secretaris-generaal gekozen kunnen worden,
als de Russen geen bezwaar maken. H ij blijft dan tot april 1968 in functie.
In de komende zitting van de Al
gemene Vergadering van de V.N.
zal een nieuwe secretaris-ge
neraal gekozen moeten worden.
Oe Thant is slechts waarnemend
secretaris-generaal. Hij werd tot die
functie benoemd op 3 november 1961,
met de bepaling dat hij zou dienen
tot 10 april 1963, de datum waarop
de tweede ambtstermijn van wijlen
Dag Hammarskjöld zou zijn beëin
digd. Na de plotselinge dood van
Hammarskjöld, in september vorig
jaar, werd aanvankelijk gevreesd,
dat de Russen zouden aandringen op
onmiddellijke verwezenlijking van hun
zogenaamde trojka-plan.
Tijdens de 15e zitting van de Al
gemene Vergadering had Khroesj-
tsjev een reorganisatie van het se
cretariaat van de V.N. geëist. Dit
secretariaat zou voortaan geleid moe
ten worden door een driemanschap,
bestaande uit een Westers, een com
munistisch en een niet-gebonden lid,
die alle drie het recht van het veto
zouden krijgen. Hammarskjöld heeft
indertijd opgemerkt, dat de instelling
van een dergelijk triumviraat tot een
verlamming van de activiteiten van
de V.N. zou leiden, waarvan voor
al de kleine en zwakke V.N.-leden
de dupe zouden worden. De Russen
hebben hun trojka in de ijskast ge
zet, en zij hebben de benoeming van
Oe Thant tot waarnemend secretaris
generaal goedgekeurd. Maar zullen
zij nu opnieuw moeilijkheden maken?
Het zal vooral van Moskou afhan
gen of Oe Thant tot april 1968 de func
tie van secretaris-generaal zal mogen
vervullen. De kandidatuur van de
Birmaanse diplomaat wordt krachtig
gesteund door de Verenigde Staten,
terwijl hij ook op de stemmen kan
rekenen van de meeste andere Wester
se naties. Belangrijker is echter, dat
Oe Thant zal kunnen rekenen op de
stemmen van het Afrikaans-Aziatische
blok. Als Rusland zich tegen zijn be
noeming zou verklaren, zou het daar
mee het misnoegen kunnen wekken
van de niet-gebonden staten, en het
is de vraag of Khroesjtsjev dat risi
co wil lopen.
(Advertentie)
Zoals men weet organiseert het
Apostolisch Instituut reeds ver
scheidene jaren met toenemende
belangstelling en succes vormings
cursussen voor jonge katholieken tus
sen 19 en 30 jaar. Voor het met vrucht
volgen daarvan is een middelbare
schoolopleiding minimumeis.
De nieuwe cursus begint in oktober,
tegelijk in Amsterdam en Utrecht. Het
doel ervan is: tezamen zoeken naar
de mogelijkheden om tot een volwaar
dig Christen-zijn te komen, waardoor
aan de Kerk een zodanige gestalte kan
worden gegeven, dat zij inderdaad een
huis voor allen blijkt te zijn. Tezamen
wil men gaan luisteren naar de geschei
den mede-christenen, die vanuit de ge
schiedenis ons een vraag stellen: Waar
om menen zij niet binnen de Catholica
te kunnen leven? Diezelfde vraag be
treft eveneens de ni&t-gelovige made
mens.
Het studieplan omvat de geloofsleer
als persoonlijke verrijking en levens
verdieping. Het geloof wordt belicht
vanuit de bijbels-liturgische beleving
van de Kerk. Verder worden er ver
schillende oecumenische themata be
handeld: de ontwikkeling, en de bete
kenis van het Oecumenisch Concilie,
de gang van zaken binnen de Wereld
raad van kerken en de theologische
tehtergron-den van het hedendaags Pro
testantisme als vraag aan de r.-k. Kerk.
Tenslotte wordt grondige aandacht ge
dijd aan de moderne geestelijke stro
mingen, die de mentaliteit van de he
dendaagse mens beïnvloeden, zoals
communisme, humanisme, existentialis
me, enz. De cursus wordt geleid door
Verschillende docenten, onder wie: prof.
dr. B. Barendse O.P., dr. A. Fiolet,
c-f-m., prof. dr. C. Rijk, dr. J. Groot,
dr. P. Schoonenberg, S.J., p. J. van
Rusdonk, S.J., prof. drs. P. Haarsma,
dr. Fr. Thij'ssen, ds. N. v. d. Akker, dr.
H. v. d. Linde e.a. De lessen zullen ge
durende twee jaar worden gegeven van
oktober tot Pasen.
Nadere inlichtingen zijn verkrijgbaar
Amsterdam. ,,De Brug", Willems-
arkweg 78, tel. 734220; te Utrecht „De
■eiaarcP', Keistraat 3, tel. 20792.
De Britse minister van Buitenland
se Zaken Lord Home, heeft eind
vorig jaar een opzienbarende rede
gehouden waarin hij zijn grote onge
rustheid uitsprak over de consequen
ties van de machtspositie van de
jonge staten in de V.N. De nieuwe
staten hebben, aldus Home, de nei
ging de Verenigde Naties te ver
anderen van een werktuig van de
vrede in een werktuig voor de ver
snelling van de liquidatie van het
kolonialisme, ongeacht de rijpheid
van de onderontwikkelde volkeren
voor zelfbestuur. Te zeer laten vele
van deze jonge staten zich leiden
door een blind anti-kolonialisme, en
zij worden daarin krachtig aange
moedigd door de Sovjet-Unie en de
satellieten van Moskou. Zowel Home
als de Amerikaanse gedelegeerde bij
de V.N., Adlai Stevenson, hebben ge
wezen op het gevaar dat de V.N.
bij hun beoordeling van internatio
nale situaties een „dubbele maat
staf" gaan aanleggen. De Afrikaans-
Aziatische landen die zelden of nooit
hun afkeuring uitspreken over het
„imperialisme" en het „neo-kolonia-
lisme" van de Sovjet-Unie, staan
maar al te spoedig klaar met felle
afkeuringen van het zogenaamde ko
lonialisme van bijvoorbeeld Enge
land, dat toch gedurende de laatste
zestien jaar aan zeshonderd miljoen
mensen de staatkundige vrijheid
heeft geschonken, zo betoogde Home.
Aan Britse zijde is men ook niet
gelukkig met de bestaande regeling
dat iedere staat, hoe groot en machtig
ook, in de Assemblee van de V.N.
maar één stem kan uitbrengen. Zo kan
Amerika (met 185 miljoen inwoners)
zich in die stemmingen niet krachtiger
laten gelden dan bijvoorbeeld Gabon
(420.000 inwoners). Uit heeft onder
meer tot gevolg dat de jonge staten
door het uitbrengen van hun stem
fondsen in het leven roepen waarvan
zij zelf in hoge mate kunnen profi
teren, maar waar zij zelf niet of nau
welijks toe bijdragen. Zo hebben de
Afrikaans-Aziatische naties vorig jaar
bewerkt dat de begroting voor de
Voedsel- en Landbouworganisatie met
veertig procent verhoogd werd, hetgeen
de ergernis heeft gewekt van Enge
land dat met andere niet-onbemiddelde
landen voor de verhoging van die
gelden betaalt.
De waarnemend secretaris-gene
raal van de V.N., Oe Thant,
heeft in zijn jongste jaarverslag
op die kritiek geantwoord. Hij
zegt, dat men moet vasthouden aan
het principe van één stem per lid.
Alle leden, groot of klein, hebben
volgens hem gelijke rechten. Dit is
vastgelegd in het Handvest van de
V.N., en Oe Thant wil daar niet aan
tornen.
Oe Thant maakt zich geen zorgen
Premier Khroesjtsjev en diens minister van Buitenlandse Zaken, Gromyko,
tijdens de 15de zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties,
in 1960.
over „de zogenaamde vertrouwens-
krisis" in de volkerenorganisatie, en
het verontrust hem niet, dat er bij de
grote mogendheden een toenemende
neiging bestaat grote wereldproblemen
buiten de V.N. om te behandelen, zo
verklaart hij in zijn jaarverslag. In
dat verslag legt hij het accent op de
taak van de V.N. inzake de leniging
van de nood in de wereld. „De tegen
woordige verdeling van de wereld", zo
schrijft Oe Thant, „in rijke en arme
landen is, naar mijn mening, veel
reëler en veel ernstiger, en uiteindelijk
meer explosief, dan de verdeling op
ideologische gronden". De V.N. zouden
zich moeten concentreren op de krach
tige bestrijding van „armoede, ziekte,
honger en analfabetisme", De leider
van het secretariaat van de V.N. her
innert eraan, dat in 1960 de V.N. een
tienjarenplan voor de hulp aan onder
ontwikkelde gebieden lanceerden: de
„United Nations Development Deca
de" en hij beveelt dit plan nog eens
bijzonder aan in de belangstelling van
de leden. Het is veelbetekenend, dat
ongeveer de helft van het uitvoerige
jaarverslag van Oe Thant aan dit on
derwerp gewijd is.
Maar voor de verwezenlijking van
de „U.N. Development De
cade" en voor de andere taken
van de V.N. heeft de volkeren
organisatie geld nodig. Tengevolge van
de V.N.-operaties in het Midden-Oosten
(een uitvloeisel van de Suez-affaire van
1956) en in de Congo is er een ernstige
financiële krisis ontstaan. De twee
operaties samen hadden eind augustus
al geleid tot een tekort van 115 mil
joen dollar. De grote moeilijkheid is,
dat verscheidene V.N.-leden, waaron
der de Sovjet-Unie, tot nog toe ge
weigerd hebben bij te dragen in de
kosten van de operaties. Met twee
maatregelen heeft Oe Thant dit pro
bleem trachten op te lossen.
Hij heeft het Internationale Hof
van Justitie te Den Haag de vraag
voorgelegd of alle V.N.-leden de
plicht hadden te betalen voor spe
ciale V.N.-operaties. Op 20 juli werd
deze vraag door het hof bevestigend
beantwoord. Maar tevoren had Rus
land verklaard zich niet gebonden te
achten door een uitspraak van het
hof. Volgens Khroesjtsjev gaat het
hier om onwettige operaties, die
slechts goedgekeurd waren ioor de
Algemene Vergadering, terwijl de
Sovjetregering zich op het standpunt
stelt, dat slechts de Veiligheidsraad
bevoegd is tot het bevelen van mili
taire acties voor de handhaving van
de internationale vrede en veilig
heid. Deze steun van het hof zal
Oe Thant dus niet helpen bij zijn
aanmaningen aan het adres van Mos
kou, maar hij hoopt dat althans
enkele andere landen, waaronder
Frankrijk, nu bereid zullen zijn te
betalen.
Oe Thants tweede maatregel ter
leniging van de financiële nood van
de V.N. was: de uitschrijving van
een obligatielening voor een totaal
bedrag van 200 miljoen dollar. Tot
nog toe hebben 46 staten zich bereid
verklaard V.N.-obligaties te kopen,
en onder die staten waren er zelfs
vier die geen lid zijn van de V.N.
(De Duitse Bondsrepubliek heeft in
geschreven voor 10 miljoen dollar!).
Maar Oe Thant heeft niet veel meer
dan een derde deel van zijn obliga
ties verkocht en hij moet er dus nog
heel wat kwijt zien te raken.
Of de V.N. hun financiële krisis
zullen kunnen overwinnen, zal voor een
belangrijk deel afhankelijk zjjn van de
Congolese kwestie. Oe Thant heeft een
plan voor de Congo ontworpen dat in
beginsel zowel door de centrale re
gering in Leopoldstad als door de
„president" van Katanga, Tsjombe, is
aanvaard. Er is hoop op een spoedige
oplossing. Maar Rusland zal ongetwij
feld weer moeilijkheden maken.
Khroesjtsjev eist nu, dat de V.N.-
troepen binnen een maand hun operatie
in de Congo beëindigen.
Zal Khroesjtsjev persoonlijk naar
New York komen voor de zeventiende
zitting van de Algemene Vergadering
van de V.N., om er zijn visie te geven
op de Congolese kwestie en andere
zaken? Twee jaar geleden heeft hij dat
ook gedaan, maar hij heeft toen op
de V?N.-delegaties van de niet-gebon
den staten geen beste indruk gemaakt.
Wanneer zowel Khroesjtsjev als Kenne
dy de Assemblée zouden toespreken,
zou het weer een dramatische zitting
kunnen worden. Misschien komen dan
ook nog andere regeringsleiders naar
het gebouw aan East River. Maar De
Gaulle zal zijn premier niet sturen,
laat staan dat hi) zelf komt. De Fran
se president is nog altijd gegriefd over
het optreden van de V.N. in de Suez-
krisis en in de Algerijnse kwestie, en
hij heeft weinig respect voor de volke
renorganisatie die hij wel betitelt als
de „verdeelde naties".
H. BRONKHORST
Lodewijk de Vocht is een duidelijk, om niet te zeggen
een overduidelijk man. Hij is helemaal en zonder enige
aarzeling aanwezig. Als ik hem in 's Gravenwezel, nabij
Antwerpen, in zijn vorstelijke woning die aan de buiten
kant overigens iets van een klooster heeft de hand druk
vraagt hij: „Gij zijt gelovig?" En wanneer ik daarna zeg
dat ik mijn best doe, zegt hij: „Dat is een schoon ant
woord, het bewijst dat ge niet oppervlakkig zijt. Ga zitten".
Daarna begint hij over de muziek te praten. Het valt mij
op, dat hij, en profil, op Leopold Stokowsky lijkt. Hij mist
alleen te enen male de glamour van die figuur. De Vocht
is helemaal écht.
Hij zegt: „Ik heb altijd gehoopt en er persoonlijk naar
gestreefd dat de kunst in het algemeen en de muziek
heel in het bijzonder zou evolueren naar meer eenvoud,
niet alleen omdat daardoor de hoogste schoonheid kan be
lichaamd worden en ons tot God leiden, maar ook omdat
het volk voor zulk een kunst vatbaar zou zijn en er alle
zegen van zou ondergaan. Ik denk aan het sublieme van de
parabelen, aan de hoogtepunten in het werk van Bach,
Haendel, Haydn, Mozart, Beethoven, ik denk aan de kunst
van de Egyptenaren, van de Grieken, van de grote primi
tieven en zelfs van enkele modernen. Om er iets toe bij te
dragen dit ideaal te verwezenlijken schreef ik in mijn jeugd
de „Jaarkrans van geestelijke liederen". Nadien schreef ik
met dezelfde bedoeling tientallen fabels als volksliederen.
Daarnaast schreef ik grote werken: symfonische gedichten,
twee symfonieën, verschillende cantates en concerti, liede
ren en koren. Ook koesterde ik het verlangen het merg van
de schoonheid, waarvan de Kerk gebruik maakt in al wat
ze doet, in het bereik van het volk te brengen in de vorm
van volksgezangen. Ik schreef tot nu toe een honderdtal
Psalmen, waarvan er reeds zeventig verschenen zijn".
Die Psalmen zijn, naar zijn smaak, tot op heden nog niet
genoeg uitgevoerd en hi(j voegt er dus aan toe: „Het valt
zo te betreuren, dat de kerkelijke overheid zich al te zeer
laat beïnvloeden door priesters, die wel wensen kunstzinnig
te zijn, maar volstrekt geen begaafdheid bezitten. Zij willen
echter uit ambitie of uit ijdele Ijverzucht ik ken helaas
zo veel gevallen de boventoon voeren. Het is te hopen
dat er na bet Concilie een vernieuwing zal optreden, geba
seerd op het in eenvoud en liefde opgaan van de ganse ge
meenschap". Krachtige taal van een bijzonder krachtig man.
Lodewijk de Vocht wordt 21 september a.s. 75 jaar. Hij
werd natuurlijk in Antwerpen geboren en bijna even
natuurlijk werd hij koorknaap; een koorknaap wiens onge
wone muzikale begaafdheid, al wéér natuurlijk, al spoedig
bleek. In oktober 1800 ging hij naar het Koninklijk Vlaams
Conservatorium in Antwerpen. Peter Benoit, de grondleggei
van het instituut, was er nog nét directeur; vijf maanden
later stierf hij. Benoit is in Vlaanderen een legendarische
figuur. De Rubens van de nationale toonkunst; al wordt
hij er veel minder gespeeld, dan Rubens er gezien wordt.
In een monografie, die Jozef Muls enkele jaren geleden
over Lodewijk de Vocht samenstelde, vertelt de musicus
over een ontmoeting met de Grote Meester: „Ik was nog een
kleine pagadder toen ik toevallig Benoit ontmoette op de
Groenplaats. Het was niet moeilijk hem te herkennen. De
mensen bleven roerloos staan kijken, wezen hem aan, eer
biedig en bescheiden, spraken vol bewondering over hem.
De indruk op mij was overweldigend. Het is me steeds bij
gebleven of het gisteren gebeurde. Hij leek me een reus.
de levende incarnatie van zijn muziek, groots, koninklijk,
een Jupiter.... Een beeld dat voor het leven getekend
blijft".
Over Rubens gesproken, Lodewijk de Vocht is een groo:
bewonderaar van Rembrandt. Hij zegt: „Gij in Holland
denkt, dat wij, hier in Vlaanderen, slechts het Ruben-
siaanse bewonderen, maar Rembrandt is voor ons de groot
ste. Wat een kerel. Jaren geleden hadden wij hier een
Rembrandt-tentoonstelling. Op de affiche stond een portret,
van, geloof ik, Saskia afgebeeld. Ik dacht: Rembrandt leert
ons' hoe schoon een lelijke vrouw kan zijn. Ik ben geneigd
Bach te vergelijken met Rembrandt. Ik bewonder ze bei
den even zeer. En als ze mij ook maar enkele ogenblikken
zouden beroven of zelfs kunnen beroven van mijn vermogen
om te bewonderen, dan zou ik sterven".
Benoit, Rubens, Rembrandt, Bach.
Op het Conservatorium studeerde Lodewijk ae Vocht pianc
bij Frans Lenaerts, viool bij Baest, compositie bij Pau
Gilson en Lodewijk Mortelmans. Toen hij vijftien jaar was
schreef hij een lied op tekst van Guido Gezelle: „Jesu
allerliefste kind". Het werd bekroond in een prijsvraag,
uitgeschreven door de „Liederen van ons Volk". De Vocht
heeft veel teksten van Gezelle becomponeerd. Hij citeert
voor mij: „Ik bad op ene berg alleen" en zijn ogen worden
vochtig van ontroering.
Als leerlingen van het Conservatorium dong Lodewijk de
Vocht destijds mee naar de „Prix de Rome". Hij won hem
niet. Hjj moet toen gezegd hebben: „Als ik de Prijs van
Rome waard ben, zal ik er wel geraken zonder hem te
behalen; ben ik hem niet waard, dan wens ik hem ook niet
te hebben". Nu zegt hij tegen mij: „Ik houd niet van
prijsvragjen. Het heeft geen zin te zeggen: die is heiliger,
dan die". Hij is er inmiddels trouwens ook wel „geraakt".
Want sinds hij afstudeerde op het Conservatorium heeft
hij het Vlaamse muziekleven voor een goed deel beheerst.
Niet alleen als scheppend, maar vooral als uitvoerend kun
stenaar en als opvoeder van toekomstige toonkunstenaars.
In maart 1921 reeds wordt hij aan het Conservatorium,
dat hij als schuchter, maar vastberaden leerling had be
treden, benoemd tot leraar in de harmonie. Van 1925 tot 1935
was er leider van de orkestklasse, in 1935 werd hjj direc
teur van de zogenaamde „Conservatoriumccmcerten". Van
1944 tot 1952 was hij directeur van het Koninklijk Vlaams
Conservatorium. Hjj moet in die functie geen gemakkelijk
man zijn geweest. Getuige zjjn eigen verhalen. Het geviel
in die dagen zó, dat hij in conflict kwam met een professor,
die eigenlijk directeur had willen zijn. Dat liep zó hoog,
dat hij op een gegeven moment de aangeduide functionaris
ten aanhoren en ten aanschouwen van alle leerlingen beval
het klasselokaal te verlaten. De man weigerde, ook na
herhaalde sommatie. „Toen", zegt De Vocht, „heb ik hem
beetgegrepen en hem als een pop voor mij uitdragend,
buiten de deur gezet. Ik wist niet dat ik zoveel kracht
had". Nadien was de minister er aan te pas gekomen.
Die had gezegd: „Gij had de politie moeten roepen".
Maar hij, Lodewijk de Vocht, had geantwoord: „Excellen
tie, als ik dit niet gedaan had was ik hartvreter geworden.
En ik wil graag gezond blijven".
Lodewijk de Vocht als uitvoerend kunstenaar. Hij diri
geerde destijds in Antwerpen „De Nieuwe Concerten",
hoogtepunten, zelfs in het Europese muziekleven. Hij ging
de „Chorale Caecilia" dirigeren. En hij maakte het Ant
werpse, het Vlaamse volk bekend met glorieuze hoogte
punten uit de muziekliteratuur: de ..Matthaeus-Passie", de
,,H.-moll-Messe", de „Negende". Hij wilde dat ze het
mooi zouden vinden en merkwaardigerwijze, ze vónden
het mooi. Lodewijk de Vocht had inmiddels ontdekt dat
„zelfs de modernen" wel iets onvergankelijks te bieden
hadden. En hij schroomde niet om met gelijke bezieling
hun werken tot het volk, tot zijn volk te brengen. De
„Evocations" van Albert Roussel en diens „Psaume
LXXX", „Orestie" van Darius Milhaud en van Strawinsky
de „Symfonie des Psaumes". En natuurlijk Arthur Hó-
negger: „Le Roi David", „Les Cris du Monde" en vooral
„Jeanne d'Arc au Bücher". Van het laatste werk gaf hij
zelfs een standaard-opvoering die men, dank zij de gram
mofoonplaat, overal ter wereld kent. Honegger getuigde
destijds dat dit laatste werk bijna evenveel van „Louis"
was als van hemzelf. Hij schreef, met de échte pathetiek
hem eigen: „Mon cher Louis, je bent mijn hele loopbaan
voor mij een steun, een voorbeeld en een aanmoediging
geweest".
En Jo Vincent drukte zich destijds iets Hollandser uit
toen zij in Antwerpen hoorde, dat Lodewijk de Vocht
wegens het bereiken van de pensioen-gerechtigde leeftijd
afscheid genomen had a's dirigent. Zij zei: „Kaffers zijn
jullie, om zo iets te laten gebeuren".
Maar nu ik Lodewijk de Vocht kom opzoeken gaat het
dan vooral om zijn scheppend werk. Hij laat mij op zijn
grammofoon zijn dertig jaren geleden gecomponeerde
vioolconcert horen, zijn cello-concert en vooral zijn psal
men. Van het leven bloedende klanken alles tezamen, ook
als zij bij tijd en wijle niet helemaal oorspronkelijk lijken.
Intussen vindt hij gelegenheid om mij met grote nadruk
te onderhouden over de noodzaak van „ontroering", „be
zieling", en „enthousiasme". Neem zijn „Magnificat", in
de vertaling van zijn zoon, de priester Jozef de Vocht. „Ik
wilde" zegt hjj „dat het iets zou worden, dat u ontheft
van de wereld. Toen ik het ging componeren lukte het niet.
Eén dag voor de uitgever het moest hebben hij had mij
een ultimatum gesteld wist ik het nóg niet. Gij pro
beert te geloven, ik probeer soms te bidden. Toen bad ik.
In een kwartier schreef ik mijn „Magnificat".
Lodewijk de Vocht vertelde mij dat hij op 24 november
in Antwerpen gehuldigd gaat worden in verband met lijn
75-ste verjaardag. Dat wordt dan een academische zitting,
een receptie op het stadhuis, een concert van zijn werken,
waarop o.m. een nieuwe compositie „Primavera" voor
orkest, koor en solisten en zijn dertig jaar geleden ge
schreven „Te Deum" zullen gaan.
Hij zegt en passant dat „de echte menselijke vreugde
een sublimering van het lijden is" en zet een plaatje op
van door hem bewerkte volksliederen, voor massazang,
beiaard en bazuinen. Zijn ogen schieten vonken, hij diri
geert met bezwerende gebaren en hij staat er kortom ge
zond overduidelijk gezond zou ik haast zeggen bij. Een
monument van wat wij in het noorden voor „de" Vlaming
plegen aan te zien.
Na het gesprek brengt hij mij naar de bus, die mij van
's Gravenwezel naar Antwerpen moet brengen. Hij legt
inderhaast enige franken neer en geeft inmiddels de chauf
feur de aanwijzing:
„Deze meneer moet bp de Statie afgezet worden". De
chauffeur zegt „eerbiedig en bescheiden" en met een
blijde blik van herkenning:
„Jawel, menier De Vocht".
HERMAN HOFHUIZEN