Financiering van het tekort:
beroep op open kapitaalmarkt
Uitgaven begroot op
11.627 miljoen gulden
Geen remmende invloed
op lands economie
INKOMSTEN EN UITGAVEN VAN DE STAAT
Verhoogde paraatheid;
Salarissen en pensioenen;
Wegvallen hulp van F.S.
Defensieplafond nu
f 100 min verhoogd
Starfighters
komen in
Huidige kabinet bereikt geen
vermindering belastingdruk
Rijksuitgaven en
nationaal inkomen
Miljoenen
nota 1963
Toeneming van
uitgaven binnen
de normen
Overbesteding
voorkomen
Financiering
1
V..
UITGAVEN VOOR
DEFENSIE
DINSDAG 18 SEPTEMBER 1962
PAGINA 9
DEN HAAG, 18 september.
De Miljoenennota 1963, die van
middag bij de Tweede Kamer is
ingediend, vertoont een uitgaven-
totaal van 11.627 min., waarvan
9.486 min. aan lopende uitgaven
en 2.141 min. aan kapitaaluit
gaven. De middelen worden ge
raamd op 10.733 min., zodat
voor de gehele dienst een tekort
zal ontstaan van 894 min. Houdt
men rekening met het verschil
tussen de kasuitgaven van Defen
sie en de begroting van dit depar
tement ten bedrage van 45 min.,
dan stijgt het tekort tot 939 min.
De Miljoenennota 1962 sloot
volgens de oorspronkelijke vast
stelling met een tekort van 311
min, maar volgens de vermoede
lijke uitkomsten zal dit tekort
stijgen tot 1180 min. De oor
spronkelijk vastgestelde totale
uitgaven in de miljoenennota 1962
beliepen 11.196 min. en de mid
delen 10.885 min., maar volgens
de vermoedelijke uitkomsten zul
len deze bedragen uitkomen op
resp. 11.456 min en 10.276
min.
Het tekort 1963 is belangrijk
groter dan dat van de ontwerp
begroting 1962, dat 275 min.
bedroeg. Dit vindt o.m. zijn oor
zaak in de te hoog gebleken ra
mingen van de belastingopbrengst
voor 1962. Het tegenvallen van
deze opbrengst was het gevolg
van de loonsverhogingen die een
aanzienlijke verschuiving van de
inkomensverdeling ten laste van
het overige inkomen hebben te
weeggebracht. De noodzakelijk
gebleken herziening van de ra
mingen voor 1962 werkt ook in
die voor 1963 door.
Aanvaarding van het grotere
begrotingstekort past in het door
de minister van Financiën gevoer
de budgettaire beleid waarbij con
juncturele mee- of tegenvallers in
de middelen bij de vaststelling
van de voor uitgavenverhoging
c.q. belastingverlaging beschik
bare ruimte buiten beschouwing
moeten blijven. De financiering
van het begrotingstekort acht de
regering verzekerd: naast de dek
king met middelen van de voor-
inschrijfrekeningen is een beroep
op de kapitaalmarkt vereist tot
een bedrag, dat ten achter blijft
bij de aflossingen op de gevestig
de schuld.
^ÜHj
INKOMSTEN 10,733 min
g
|g:S
.BP 3
I
MILJOENENNOTA 1963
De miljoenennota is dit jaar een
kalm stuk zonder verrassingen
of tegenvallers. Het tekort is
veel groter dan dat van 1962. Dat
komt, omdat de belastingopbrengsten
tninder geworden zjjn. De fiscus is
Vooral gebaat met grote ondernemings-
tvinsten. Nu deze echter gedaald zijn
als gevolg van de sterke loonsverhogin
gen trekt de schatkist aan het kortste
eind. Natuurlijk is deze toestand niet
hitsluitend veroorzaakt door de loonpo
litiek, maar eveneens door de straf ge-
Voerde politiek van prjjsstabilisatie. Zo
*iet men hoe minister Zijlstra op den
duur aan de vljjt van collega De Pous
ten onder zou kunnen gaan.
Aan de uitgavenkant vertoont de be
groting het gangbare patroon. Meer
geld dus voor de budgettaire veelvra
ten defensie, onderwijs en verkeer en
jvaterstaat. Wat de laatste twee betreft
Is dat onvermijdelijk en verheugend. De
gestegen defensielasten zijn alleen
tnaar onvermijdelijk. Defensie is boven
dien nog een van de posten uit de ge
ïnternationaliseerde sector van de be
groting, een sector die stijgt naarmate
de politieke en economische samenwer
king met andere landen veelvuldiger,
ingewikkelder en intenser wordt. Het
zou interessant zijn te weten over welk
Percentage van de uitgaven de feitelijke
beslissing buiten de landsgrenzen geno-
Inen wordt. Een dergelijke ontwikke
ling hoeft overigens geenszins ongun
stig beoordeeld te worden Zij brengt
ons bovendien bij wijze van uitzonde-
ving ook wal eens een verlichting van
lasten. Zo brengt het op gang komen
Van de gemeenschappelijke landbouw
politiek in de EEG dit jaar een aan
zienlijke daling van de agrarische sub-
Sjdielasten teweeg. Op den duur krijgen
oe consumenten daarvoor de rekening
gepresenteerd in de vorm van stijgende
Prijzen, maar dat is van later zorg.
Veel aandacht wordt in de nota be
steed aan de hoofdlijnen van het
financiële beleid en daar is ook
wel reden voor. Het kabinet-De
Quay is zijn optreden begonnen met
oen nieuwe aanpak. Minister Zijlstra
wilde de uitgaven per begrotingsjaar
biet sterker doen stijgen dan de gemid
delde groei van het nationale inkomen
over een langere termijn, de zogenaam
de trend. De opzet daarvan was, dat een
abnormale aanwas van de middelen in
oen bepaald jaar het parlement niet
zou verleiden tot uitgaven of belasting-
Verlagingen, waarvan men later spijt
Zou hebben als de middelen eens min
der ruim zouden vloeien.
In deze gedachte paste een prioritei
tenschema, een verlanglijstje voor ka
binet en parler.tnt. Zowel de financiële
speelruimte als de keuze van de be
stedingsobjecten lagen zo voor een lan
gere termijn vast. Nu is deze methode
voor een niet gering gedeelte illusoir
in haar effect, omdat veel onderwer
pen eenvoudig niet voor keuze vatbaar
zun. Het zijn zie boven verplichte
irHibbiers. Maar een groot voordeel
jMt toch, dat de vrije nummers in
t^'ber geval op een rijtje staan en tot
die vrije nummers behoorde ook een
Verlaging van de belastingdruk (dat is
}vel geen echt bestedingsobject, maar
het pakt voor het budget op dezelfde
manier uit, zodat het een volwaardig
alternatief voor een uitgavenverhoging
is).
Minister Zijlstra heeft deze aanpak
consequent doorgevoerd. Onder zijn be
leid zijn tal van gunstige fiscale maat
regelen getroffen of voorbereid en de
uitgaven zijn „voor een goed deel vol
gens het boekje tot stand gekomen. Des
te triester is het, dat ondanks dit alles
de druk van de belastingen nog steeds
«ven zwaar is als bij de start van het
kabinet-De Quay het geval was. Voor
dat feit zijn respectabele excuses voor
banden, die de minister ook allemaal
dpsomt. Maar wat heeft de kiezer daar
aan en wat heeft een kabinet aan het
«inde van de rit aan een prachtig ge
slepen mes, dat onvoldoende hout ge
sneden heeft? De zittingsperiode is in
derdaad te kort om de doeltreffendheid
van het fraaie plan duidelijk aan te
tonen. Geen wonder, dat minister Zijl
stra dit feit registreert om te voorko
ken. dat een volgend kabinet, dat zijn
methode wellicht zou overnemen, met
deze veren gaat pronken.
Niet alle voorbeelden van minister
^•ijlstra verdienen echter navolging. Zo
zouden wij de waanwijs becijferingen
«ver de conjuncturele gevolgen van het
begrotingsbeleid liefst zien verdwijnen
naar de studeerkamers der economische
Jnproevers, want het lijkt ons niet lan
ger verantwoord, dat de professoren Zijl
stra en Witteveen voor hun spiegelgevech
ten over de impuls" van de begro
ting beslag blijven leggen op de beperk
te capaciteit van de Landsdrukkerij. De
««bezigde cijfers zijn gegarandeerd on
nauwkeurig. Met de gebezigde methode
p °r+dt op dubieuze wijze de hand ge
rent. En, tenslotte, wanneer een be
groting werkelijk zo sterk remmend of
annulerend op de economie inwerkt,
«t andere conjuncturele instrumenten
«e zaak niet meer kunnen rechttrekken,
jan ligt dat niet aan cijfers achter de
Komma, maar aan kapitale blunders, die
bet het blote oog waar te nemen 'zijn.
Het kabinet streeft consequent naar
verlaging van de prijssubsidies.
Dat steekt natuurlijk de zwaksten
onder ons, die deze subsidies het
hardst nodig hebben. Dat geldt te meer,
bmdat deze verlaging mede dient om
«6n belastingverlaging te bereiken,
V'aarvan juist deze bevolkingsgroep niet
veel wijzer wordt. Het wrijvingspunt
*al nog wei hinderlijker worden als wij
ms fiscaal systeem straks móeten aan
sissen aan dat van de andere ErlG-
t,Men, hetgeen betekent, dat de indi-
sjme belastingen moeten gaan stijgen
R tie directe belastingen moeten dalen.
regering zwijgt over dit moeilijke
(wit, maar het komt onverbiddelijk op
af. Waar de regering in verband
s'et de minst draagkraehtigen wel over
preekt is haar toenemende bereidheid
sociale voorzieningen voor een ge-
cis 6 uit de schatkist te gaan finan-
hiitv n- Gezien de zware plannen van
atlJ*ister Veldkamp lijkt er ook niet veel
hunk °P t° zitten. Het is echter wel
gav s te bedenken, dat deze nieuwe uit
zag® nu weer niet zo best te rijmen
de""Kbiet de noodzaak tot verlaging van
binL. stingdruk, die het volgend ka-
dus wordt voorgehouden. Zo schuren
8an 6Tn aantal problemen tegen elkaar
onj' minst pijnlijk zou dit alles
bina ,9ssen zijn, wanneer wij ons onge-
lontil konden optrekken aan de hogere
b6t.v en prijzen van onze EEG-part-
op '.tnaar daarmee stoten we dan wéér
Waar™ eeuwige loon-prijs-probleem,
De a r nog een 5aatste opmerking.
Qentraonomische verkenningen van het
sterk i Planbureau voorspellen een
npe ^nemende groei van de investe-
vi een Prijsstijging van 3 procent,
W« verzwakte concurrentiepositie en
«teer lucht op de arbeidsmarkt.
(Vervolg op pag. 11)
MINISTER DE POUS
939 miljoen tekort
mvMm:
Het streven blijft er op gericht de
rijksuitgaven verhoudingsgewijs te doen
achterblijven bij de structurele groei
van het nationale inkomen, opdat
over langere termijn gezien een ver
laging van de belastingdruk, die ver
der gaat dan het wegwerken van de
geleidelijke verzwaring als gevolg van
de progressie, mogelijk wordt. Wanneer
men een aantal posten die terzake niet
van belang zijn buiten beschouwing
iaat, blijft de uitgavenstijging 1963 bin
nen de uit bovengenoemd streven af
geleide structurele stijgingsnorm die
300 min. beloopt. Past men voor de
beoordeling van de conjuncturele as
pecten van de ontwerpbegroting 1963
dezelfde correcties toe op de begro
tingsuitgaven en houdt men rekening
met de wijzigingen in de belastingta
rieven en met de remmende werking
die de progressie van de belastingen
heeft op de economie, dan blijkt uit de
begrotingscijfers een impulswerking ter
grootte van 5>/j pet. van het uitgaven-
totaal van 1962. Dit percentage over
schrijdt in zekere mate dat van de stij
ging van het reële nationale inkomen,
welke stijging op 4 a 4% pet. wordt
geschat. Hieruit volgt dat de rijksfinan
ciën, voor zover door de begroting be
paald, het komende jaar geen rem
mende invloed op onze economie zul
len uitoefenen. Dit resultaat acht de
minister van Financiën in het licht van
de economische ontwikkeling aanvaard
baar, ook al omdat voor het voeren
van conjuctunrpolitiek een geheel van
instrumenten ter beschikking staat.
De regering wil het beleid ten aan
zien van de voorziening in de essen
tiële collectieve behoeften zoals on
derwijs en infrastructuur voortzet
ten. Zij staat echter tevens op het
standpunt dat, indien en voor zover
het structurele patroon van de over
heidsfinanciën ten opzichte van dat van
de volkshuishouding als geheel te eni
ger tijd ruimte zal laten voor een in
cidentele aanpassing van het begro
tingstekort, bij de keuze tussen de mo
gelijkheden van verwezenlijking daar
van, n.l. verhoging van uitgaven aan
de ene kant en belastingverlaging aan
de andere kant. aan belastingverlaging
een belangrijke plaats dient te worden
toegekend. Zulk een verlaging zou dan
leiden tot een gewijzigde financiering
van de rijksbegroting in die zin dat
tot een bedrag van bedoelde verlaging
meer dan thans van leningen en
minder van belastingmiddelen gebruik
wordt gemaakt. Ook in dit verband
brengt de minister van Financiën in
herinnering dat bij het kiezen van het
juiste tijdstip voor belastingverlaging
De regering neigt tot de conclusie
dat in 1963 een overbesteding kan
worden voorkomen, indien het beleid
tot matiging van de toeneming der
bestedingen, zowel van de particu
liere sector als van de overheid,
wordt voortgezet. De stijging van het
bruto nationale produkt in ons land
wordt voor 1963 geraamd op 4%. De
groei van de binnenlandse investe
ringen in vaste bedrijfsactiva zal,
naar verwacht wordt, beperkt blijven
tot 2%.
Bij de toeneming van de binnen
landse bestedingen valt het accent op
de consumptie (4%). Gerekend is
verder met een accres van de over
heidsconsumptie van 2% en een toe
neming van de overheidsinvesterin
gen in 1963 met ongeveer 5%%. Het
totaal van de nationale bestedingen
zal een stijging vertonen van 3%%
tegen 3% in 1962. De belangrijke toe
neming van de beroepsbevolking,
verband houdende met de na-oorlogse
geboortegolf, alsmede de verwachting
dat de emigratie in 1962 bij de im
migratie zal achterblijven, doet ver
onderstellen, dat de spanning op de
arbeidsmarkt enigermate zal afne
men. De export van goederen zal ver
moedelijk stijgen met 7%; de toe
neming van de invoer wordt geraamd
op 6%. Het saldo van de lopende
rekening op de betalingsbalans zal in
1963 oplopen tot ongeveer f 650 min.
De expansie van onze volkshuis
houding, die na de recessie van 1958
een aanvang nam en snel leidde tot
een volledige inschakeling van het
beschikbaar arbeidspotentieel, is tot
dusverre niet onderbroken. Sedert
eind 1960 wordt echter het groei
tempo van de produktie door fysieke
factoren beperkt.
De st'-'rir van de spanning tussen
middelen en bestedingen heeft zich
niet ontladen in een overbesteding.
De spanningen op de arbeidsmarkt
bemoeilijken intussen een evenwich
tige verdere expansie. De loonsver
hogingen hebben geleid tot een stij
ging van de arbeidskosten, die be
langrijk groter is dan in de meeste
landen, waarmede Nederland moet
concurreren. De concurrentiepositie
van ons land is hierdoor verzwakt,
ndien de stijging van de arbeids
kosten zich zou voortzetten, zal dit
kunnen leiden óf tot een verdere op
waartse druk op het prijspeil èf tot
een zodanige daling van de winst
marges, dat de investeringen worden
aangetast. De werkgelegenheid zou
hierdoor in gevaar kunnen worden
§Gbr3cht>
Het gebruik van diverse beleids
instrumenten o telt de regering in
staat een matigende invloed op de
conjunctuur uit te oefenen. Inzake
het beleid ten aanzien van de binding
van liquiditeiten wordt opgemerkt,
dat zich geleidelijk oen situatie heeft
ontwikkeld, waarin niet meer van
overliquiditeit kan worden gespro
ken en waarin van andere monetaire
instrumenten een in toenemende mate
effectief gebruik kan worden ge
maakt.
conjuncturele overwegingen een belang
rijke rol spelen.
De regering neigt tot de gevolgtrek
king, dat een overbesteding in 1963 kan
woiden voorkomen indien men voort
gaat met het beleid tot matiging van
de toeneming der bestedingen, zowel
in de particuliere sector als bij de over
heid De spanningen op de arbeids
markt bemoeilijken een verdere even
wichtige expansie van onze volkshuis
houding. De loonsverhogingen hebben
geleid tot een stijging van de arbeids
kosten die belangrijk groter is dan die
in de meeste landen waarmede Neder
land concurreert. Ten aanzien van de
loonontwikkeling blijft waakzaamheid
geboden.
Dat een einde is gekomen aan de
grote betalingsbalansoverschotten van
de jaren 1958-1960 ziet de minister van
Financiën als een bijdrage tot interna
tionaal evenwichtsherstel. Over de ja
ren 1961 tot en met 1963 zal het over
schot op de lopende rekening van de
betalingsbalans naar verwachting ge
middeld ongeveer 500 min. per jaar
bedragen. Hoewel dit niet zonder meer
laag kan worden genoemd dient 'n het
oog te worden gehouden dat een der
gelijk overschot, gezien ook de structu
rele behoefte van ons land aan kapi
taalexport. op langere termijn waar
schijnlijk onvoldoende zal blijken te
zijn.
Bij de opstelling van de ontwerp-be
groting 1963 is er geen rekening gehou
den met een aantal activiteiten waar
van de wettelijke regeling nog niet is
voltooid, zoals de premiëring van de
kerkenbouw, de wegenfinanciering, de
.uitbreiding van het 10-jarenplan voor
Suriname en de exploitatie van aard
gas, dat kort geleden in het noorden
van het land werd ontdekt, alsmede
met de Nederlands-Duitse verdragen
van 8 april 1960, die in 1963 tot uit-
faven kunnen leiden. Ten dele zullen
eze activiteiten en de genoemde ver
dragen mede van invloed zijn op de
middelen, zodat het begrotingssaldo
niet in belangrijke mate door deze ad
ditionele posten zal worden beïnvloed.
Voor kosten die direct of indirect met
Nieuw-Guinea verband houden, is voor
1963 bij wijze van stelpost een bedrag
opgenomen van 100 min. voor civiele
uitgaven.
Naar verwachting zal het te finan
cieren budgettaire kastekort ongeveer
gelijk zijn aan het begrotingstekort van
rond 940 min. De reserveringen op de
voorinschrijfrekeningen, die voor het
Rijk in 1963 beschikbaar komen, zul
len ongeveer 600 min. bedragen. Het
overige deel van het tekort zal op de
open kapitaalmarkt moeten worden ge
dekt. Dit beroep blijft beneden het be
drag dat door de bruto-aflossingen op
de binnenlandse gevestigde staats
schuld (ongeveer 450 min.) aan de
open kapitaalmarkt wordt toegevoerd.
Na uitschakeling van bijzondere pos
ten beloopt de behoefte aan dekkings
middelen voor het kastekort over 1962
ca. 850 min. Naar verwachting zal
op de voorinschrijfrekeningen voor het
Rijk in 1962 een bedrag an netto 550
min. beschikbaar komen. Tezamen met
de opbrengst van de in het voorjaar 1962
uitgegeven 4 pet. staatslening ad 300
miljoen zal daarmede globaal in de
voor 1962 geraamde behoefte aan mid
delen kunnen worden voorzien.
Zoals reeds is opgemerkt blijft het
beleid van de regering er in structureel
opzicht op gericht, de toeneming van
de rijksuitgaven relatief te doen ach
terblijven bij die van het nationale in
komen. Ook uit een oogpunt van con-
junctuurpolitiek acht de regering een
relatieve daling van het peil van de
rijksuitgaven gewenst. Het verwezenlij
ken van de specifieke beleidsdoelen van
de regering dient te blijven binnen de
grenzen die aan de uitgaven worden
gesteld op grond van structurele en
.conjuncturele overwegingen.
Het volgen van de trendmatige ont
wikkeling van het nationale inkomen
in het budgettaire beleid betekent reeds
dat de rijksbegroting (uitgaven en be
lastingen tezamen) naast andere be
leidsinstrumenten zoals de monetaire
politiek, het loon- en prijsbeleid en de
investeringspolitiek een bijdrage le
vért tot matiging van de conjunctuur.
De regering meent dat een veel ver
der gaan dan dit zogenaamde „trend-
beleid" bezwaren met zich brengt, ge
zien de grote behoefte aan collectieve
voorzieningen. Deze behoefte loopt na
melijk in sterke mate parallel met de
ontwikkeling van de particuliere beste-
Liquidatie vjLuistergel
kijkgelden
81,5
Domeinen
33
Wmslen ere
v. bedrijven
101
Belashngen
opinkomen,
winsten
vermogen
5522
Kostprijs-
verhogende
belastingen
(omzehbel.,,
accijns etc.)
4246
vermogens
etc.
14.5
Begrotingstekort 894miljoe
(incl.versch. kosuitaaven vswdt
Cijfers in mi Ijoenen guldens
het tekort 939 miljoen
Mi
Diversen
(409
Jushhe
Politie
585
SocZaken
lybtksgez
1236
Watersh
en verkeer
Onderw.
cuftuur
2694,5
volkshuis)
1006,5
Nation,
schuld
1104
DEN HAAG, 18 sept. Het defensie
plafond, dat voor de jaren 1961 tot en
met 1993 was vastgesteld op 1.850
min. per jaar, en voor 1962 al was
bepaald op 2.086 min, moet voor
1963 worden vermeerderd met 52 min.
voor verhoogde paraatheid, 142,4 min.
MINISTER ZIJLSTRA
een neutrale financiering door de over
heid.
In de zittingsperiode van het huidige
kabinet is een groot aantal fiscale
maatregelen tot stand gekomen. Een
beoordeling van de resultaten van het
door de regering nagestreefde fiscale
beleid aan de hand van cijfers en wel
van de percentages, die de totale be
lastingbaten uitmaken van het netto na
tionale inkomen leidt ondanks de inge
voerde verlichtingen niet tot de conclu
sie, dat een verlaging van de belasting
druk kwantitatief gezien is bereikt. Het
percentage was 25,3 in 1959; het steeg
eerst tot 26,2 in 1961 en daalt weer tot
25,8 in 1962 en 25,2 in 1963. Twee tegen
werkende factoren hebben een verdere
verlaging van de belastingdruk in de
afgelopen periode in de weg gestaan. In
de eerste plaats heeft ons land gedu
rende de gehele zittingsperiode van het
huidige kabinet een hoogconjunctuur ge
kend. In de tweede plaats moest door
het wegvallen van de Amerikaanse hulp
voor de buitengewone verhoging van de
defensie-uitgaven aanvullende dekking
gevonden worden in de fiscale sfeer om
dat het onmogelijk bleek hiervoor aan
de uitgavenzijde compensatie te vinden.
Tofch is de regering van mening, dat
het streven naar een relatieve verla
ging van de rijksuitgaven, zoals dit door
het kabinet is ontwikkeld en tot uitvoe
ring gebracht, de voorwaarde schept om
tot structurele belastingverlaging te ko
men.
In de miljoenennota wordt nagegaan
in hoeverre de ontwerp-begroting 1963
voldoet aan de norm, dat de rijksuitga
ven per jaar met 300 min mogen stjj-
miiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii"iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimitiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiii
dingen en zal als gevolg hiervan in een
periode van hoogconjunctuur uitgaven
verhogingen noodzakelijk maken. De uit
gaven voor enkele collectieve voorzie
ningen worden door structurele facto
ren (onderwijs) of door internationale
factoren (defensie) bepaald; deze beide
categorieën van uitgaven stijgen thans
stork
Enkele onderwerpen van staatszorg
zullen ook in de naaste toekomst een
meer dan evenredig deel van de be
schikbare middelen vergen. Daarom
zal, om ruimte te kunnen laten ten be
hoeve van een reële daling van de be
lastingdruk, moeten worden voortge
gaan met een zorgvuldig en waar mo
gelijk op verlaging van de uitgaven ge
richt beleid o.m. ten aanzien van de
prijssubsidies.
De voor uitgavenverhoging en belas
tingverlaging samen beschikbaar ko
mende ruimte in de middelen zal in
de periode 1964 tot en met 1967 uitr
gaande van een structurele groei van
et reële nationale inkomen van 4 pet
per jaar gemiddeld ongeveer 600
min per jaar bedragen.
De bestaande omvang van de liquidi
teiten en de situatie op de kapitaal
markt vereisen niet zo zeer een ver
dere verkrapping als wel het handha
ven van de thans bestaande verhouding
tussen liquiditeiten en nationaal inko
men, hetgeen wijst in de richting van
gen. Het totaal van de uitgaven van de
ontwerp-begroting 1963 blijkt dan ten op
zichte van dat van de oorspronkelijk in
gediende begroting 1962 ad 11.160 min
een stijging te vertonen van 512 min.
Bij de toetsing van deze uitgavenstijging
aan de norm dienen enkele posten,
waarvan de uitwerking op onze econo
mie van weinig of geen betekenis is,
zoals de bruto aflossing op de geves
tigde binnenlandse schuld, de sanering
van de pensioenfondsen en de ontmun
tingen alsmede de woningwetvoorschot
ten die slechts een verschuiving betref
fen van de gemeenten naar het Rijk,
buiten beschouwing te blijven. Indien
deze posten en ook de gevolgen van de
salarismaatregelen voor ambtenaren,
waartoe per 1 januari 1962 werd beslo
ten, buiten de berekening worden ge
houden dan blijken de uitgaven van de
ontwerpbegroting 1962 uit te komen op
9.618 min en die van de ontwerpbe
groting 1963 op 9.912 min. een toene
ming van f 294 min.
Het blijkt dan dat de toeneming van
de uitgaven binnen de gestelde norm
van 300 min blijft. Het bereiken van
dit resultaat is vergemakkelijkt door
het belangrijk kleiner worden van hel
nadelig saldo van het Landbouw-Egali-
satiefonds als gevolg van het invoeren
van het E.E.G. heffingsstelsei en het
teruglopen van de Nederlandse bijdra
ge aan het Ontwikkelingsfonds van de
Europese Economische Gemeenschap.
voor salaris- en pensioenmaatregelen
en 135 min. als compensatie voor het
wegvallen van de Amerikaanse hulp.
Het plafond voor 1963 komt dan op
ƒ2.179,4 min. hetgeen ƒ40 min. hoger
is dan de vermoedelijke uitkomsten
over 1962, welk bedrag weer 54 min.
ligt boven de oorspronkelijke raming
voor 1962 van ƒ2.085,7 min. De mili
taire kasuitgaven worden voor 1963
45 min. hoger geraamd dan het be
grotingsbedrag. Deze 45 min. bestaal
uit in vorige jaren niet opgenomen gel
den.
Van de uitgetrokken 2.179,4 min.
is voor 1963 bestemd voor algemene
uitgaven 34,6 min. (Oorspronkelijke
raming 1962: 38,5 min. en vermoe
delijke uitkomsten 1962: ƒ35,9 mln.i
Voor de landmacht is 1.006,3 (956.5
en 965,6) min. bestemd, voor de
luchtmacht 533,8 (514,7 en 541.81
min., voor de marine ƒ512,9 (479.7
en 497,3) min. en voor militaire pen
sioenen en wachtgelden 91,8 (96.2
en 99,7) min.
De begrotirig zegt, dat de bijzondere
internationale politieke omstandigheden
er verleden jaar toe hebben geleid, da:
de begroting 1962 voor militaire uitga
ven voor het eerste halfjaar met 25
miljoen werd verhoogd. De voortduren
de spanning om Berlijn en de verhoog
de inspanning voor de verdediging var
Nederlands Nieuw-Guinea hebben dc
regering medio 1962 aanleiding gege
ven het bedrag van 25 miljoen voor ge
heel 1962 op 52 miljoen te brengen ei
het begrotingsplafond voor 1963 me
een gekjk bedrag te verhogen. De ge
volgen voor de ontwerp-begroting 196'
van het volledig wegvallen van de de
fensie van Nieuw-Gumea zullen nog na
der worden bezien.
De ontwerp-begroting 1963 is erop be
rekend dat met de plannen voor een
verdere modernisering van de krijgs
macht kan worden voortgegaan. Voor
de landmacht betekent dit het voort
gaan op de weg van mechanisering en
motorisering, alsmede een verzwaring
van bewapening en uitrusting. Een on
derdeel van de landmacht zal in Duits
land gelegerd blijven.
In 1963 zullen de eerst* met Star
fighters uitgeruste onderdelen van de
luchtmacht in dienst worden gesteld.
Met het in operationeel gebruik nemen
van geleide wapens van het type
„Nike" wordt voortgegaan, terwijl om
streeks de jaarwisseling 1963-1964 de
eerste groep, welke met de in inter
nationale samenwerking geproduceerde
Hawks" is uitgerust, zal worden ge
formeerd.
Bij de marine zullen de werkzaam
heden voor de "erwapening van Hr.
Ms. „De Zeven Provinciën" in 1963 wor
den voortgezet en in 1964 gereed ko
men. Met de bouw van vier met heli
kopters en moderne elektronische in
stallaties uitgeruste fregatten wordt
binnenkort een aanvang gemaakt. De
oplevering van twee conventionele on
derzeeboten zal in de loop van 1964-
1965 plaats vinden. Begin 1964 zal een
nieuw tanker-voorraadschip aan
vloot worden toegevoegd.
de
■1981 '55 "56 '57 '56 TS '60
Voor een juiste beoordeling van het uitgavenpeil is het nodig dat een onder
scheiding gemaakt wordt tussen directe bestedingen en overdrachtsuitgaven.
Onder de directe bestedingen worden begrepen de netto uitgaven van bet Rijk
voor lonen en salarissen (inclusief sociale lasten) en die voor de aanschaffing
van goederen en diensten zowel voor de consumptie als voor investeringsdoel-
einden. In de directe bestedingen komt het rechtstreekse beroep van het Rijk op
de nationale middelen tot uiting, terwijl de overdrachtsuitgaven (waaronder de
onderwijsbijdragen) ten goede komen aan de overige sectoren van de volkshuis
houding, waardoor deze op hun beurt in staat zijn als koper, c.q. als werkgei er
op te treden.
Onderstaande tabel geeft een beeld van het verloop van de directe bestedingen,
de overdrachtsuitgaven en van de totale netto uitgaven van het Rijk, in verge
lijking met de ontwikkeling van het nationale inkomen sedert 1958. De geleide
lijke toeneming van de rijksuitgaven die in 1960 begon, komt in het beloop van
de directe bestedingen en - in sterkere mate - in dat van de overdrachtsuit
gaven ten behoeve van de sector onderwijs tot uitdrukking. Bij de directe
bestedingen dragen in het bijzonder de uitgaven voor defensie en die welke
betrekking hebben op de infrastructuur tot de ontwikkeling bij. De overige
overdrachtsuitgaven nemen relatief af.
De relatieve groei van de directe bestedingen (1958 8,9% en 1963 9,1 van het
nationale inkomen) komt het sterkst tot uitdrukking in het verloop van de
materiële consumptieve bestedingen en de investeringen. Bij de materiele con
sumptie valt het accent op de sedert 1961 krachtig gestegen militaire uitgaven.
De nominale toeneming van de ambtenarensalarissen wordt voor een deel ge
compenseerd doordat de reële groei van het ambtelijk apparaat gedurende de
laatste jaren relatief achter bleef bij de toeneming van de bevolking.
Uit de tabel blijkt verder dat de overdrachtsuitgaven, die in 1958 13.6% van
het nationale inkomen uitmaakten, in 1963 zijn gedaald tot 12,5% De v*a net
Landbouw-Egalisatiefonds betaalde prijssubsidies vertonen in 1962 een zo we,
absolute als relatieve daling, die zich in 1963 voortzet. Ook de huurverlagenae
subsidies en de woningbouwpremies tezamen geven een dalend verloop te zien.
Vooral de woningbouwpremies nemen zowel nominaal als relatief af De uit
keringen aan provincies ten behoeve van aanleg en onderhoud van wegen die in
1958 53 min. bedroegen, worden voor 1963 geraamd op ƒ91 min.
co
co
cc e
-M C *-«
2 g a
c O
O G *-
X-G ft
w
e
OJ
tkO
c
Xi
0)
0)
cc-r
cc
r*
Sa <U
x: c
o o
5
■o-S
U O
o a
OT
O
G
O
O
G
O
a
.BP
'3
o
w
O
G
O
O
H
cc
CC
G
O
c
cis
1958
32390
2881
8,9
919
2,8
1959
34690
2815
8,1
1055
3,0
1960
38540
3140
8,1
1521
4.0
1961
40190
3568
8,9
1929
4,8
1962
42850
3912
9,1
2116
5,0
1963
45800
4167
9,1
2281
5.0
co
co
CO
co
c
c
O
e
sZ
c
eZ
3480
10,8
7280
22,5
3219
9,3
7089
20,4
3314
8,6
7975
20,7
3485
8,7
8982
22.4
3651
8,5
9679
22,6
3425
7,5
9873
21,6