Goulart wenst terugkeer van
de oude presidentiële macht
commentaar
HOEVER MOET DE SOCIALE
ZEKERHEID GAAN?
Zeg nooit tegen
„Kun je nog zingen, zing dan mee"
Het öoede volkslied is écht
I
ASPRO
RECALCITRANT CONGRES VERZET ZICH TEGEN
ALLE DRINGEND NOODZAKELIJKE HERVORMINGEN
Minister Veldkamp Draagt advies
Overvoeding
ZATERDAG 29 SEPTEMBER 1962
PAGINA 10
Huis is tegen
Stakingen
Hei experiment met de parle
mentaire democratie in
Brazilië is een enorme mis
lukking geworden. Sinds president
Joao Goulart, de opvolger van
Janio Quadros, een minister-pre
sident naast zich moest dulden,
omdat het leger het zo wilde, staat
de ontwikkeling stil in dit gigan
tische land, dat wel eens het
„China van het Westen" wordt
genoemd. Er zijn inderdaad vele
vergelijkingspunten met het land
van Mao Tse-toeng. Brazilië is,
evenals China, immens groot. Een
zeer groot deel van de bevolking
is erg arm, maar de potentiële
welvaart overtreft die van vele
andere landen. Een ander punt
van overeenkomst: Brazilië is on
getwijfeld een van de machtigen
van de toekomst, een ontwaakte
reus (het woord is van ex-presi-
dent Juscelino Kubitschek), die
echter ontijdig is teruggevallen in
een lichte sluimering. En de ge
weldenaar, die hem definitief zal
wekken, is nog steeds niet ge
vonden.
Hervormingen nodig
Hongersnood
Veel steun
Men zal dr. J. Pollmann nooit
horen zeggen: „Kan je nog
zingen, zing dan mee". Om
te beginnen haat hij zulke vooizen
als „Op de grote stille heide",
„Knaapje zag een roosje staan",
,,'t Zonnetje gaat van ons schei
den" en „Zie de leliën des velds".
Maar bovendien is dat „Kun je
nog zingen" hem te voorwaarde
lijk. Iederéén kan zingen. „Vol
gens de muziek-psychologen", zegt
hij, „is slechts 3 a 4 procent van
het Nederlandse volk werkelijk
onmuzikaal. Als je de onderwij
zers moet geloven, bedraagt dat
percentage 55. Onzin. Nog
maals, iedereen kan zingen. En
als hij of zij het nooit doet is
dat zijn of haar schuld". Dr. J.
Pollmann is een idealist. Hij is
ook wel bereid dat zoals de
meeste idealisten slechts schoor
voetend toe te geven op voor
waarde dat „idealisme" het tegen
deel van „Weltfremd"-zijn mag we
zen. Hoe subtiel de zaken wel lig
gen blijkt overigens als hij tegen
het einde van het gesprek zegt:
„Ik heb nooit naar het mooie lied
gezocht, maar ik hoop dat. ik ook
nooit een lelijk de wereld heb in
gestuurd".
Voorkom
Rillerig? Onprettig?
Vlug:
1
Parlementaire democratie in
Brazilië is een mislukking
premier opdrongen. Maar de president
heeft kans gezien in de loop van dit
jaar vele opperofficieren te vervangen
door militairen, die hem goed gezind
zijn.
Ook het Algemeen Vakverbond
steunt Goulart. De vakbonden besef
fen dat hervormingen, die juist voor
hun leden broodnodig zijn, er alleen
maar zullen komen als de president
weer een machtige figuur wordt. De
beslissing is echter aan het Huis van
Afgevaardigden en dat is tegen.
Een commissie uit het Huis heeft Gou-
Iarts wet op de hervorming van de
staatsinstellingen al „ongrondwettelijk"
genoemd. Als de wet niet wordt aan
genomen, gaat de volksstemming niet
door.
De huidige premier, Hermes Lima,
heeft zich als voornaamste doel ge
steld het plebisciet en de staatsher
vorming tot stand te brengen. Hij wil
zichzelf dus overbodig maken. Zijn bei
de voorgangers, Tancredo Neves en
Francisco Brochado da Rocha, wilden
dat ook. Beiden zagen in dat voor een
premier met het Braziliaanse Congres
niet te werken valt. Beiden zagen ook
in, dat een presidentiële regerings
vorm ideaal is voor een potentieel rijk,
maar nog onderontwikkeld land, waar
alleen een sterk centraal gezag, berus
tend bij één persoon, in staat 's orde
te scheppen in de chaos. Toen Brocha
do da Rocha op 14 september j.l. af
trad wegens de tegenwerking, die hij
ondervond in het Congres, zei hij: „Nu
begrijp ik waarom Janio Quadros is
afgetreden." Dat was een veelzeggen
de opmerking.
Juszelino Kubitschek is de man die
Brazilië voor het eerst tot het bewust
zijn bracht van eigen kracht. Hij was
resident van 1956 tof 1961 en heeft in
e vijf jaren enorme prestaties gele
verd. Hij bouwde de droomstad Bra
silia midden in het oerwoud om het
achterland te ontsluiten. Hij liet dui
zenden kilometers wegen aanleggen en
bevorderde op een intelligente manier
do industrialisatie. Triomfantelijk ver
kondigde hij dan ook: „Ik heb de
reus gewekt" en daar was veel van
waar. Maar aan het doorvoeren van
de nodige sociale hervormingen kwam
hij niet toe. Toen hij op 30 januari
1961 werd opgevolgd door Janio Qua
dros, werd de sociale achterlijkheid
van bijvoorbeeld het Congres al spoe
dig duidelijk, al kan niet worden ont
kend dat Quadros ook velen irriteerde
door zijn nonconformistische, dikwijls
op pathetische dramatiek gebaseerde
manier van optreden. Hoe dan ook,
voor een groot deel van de Congres
leden was Janio veel te links. Hij
kreeg niets gedaan en in augustus al
trad hij af. Geheel in stijl deelde hij
mee: „Ik ben door de reactie versla
gen. Als ik blijf zal er in Brazilië geen
vrede zijn."
Sindsdien is bet niet goed meer ge
gaan met Brazilië. Quadros werd op
gevolgd door Goulart, zijn vice-presi
dent. Op het moment dat deze, vol
gens de grondwet, president werd, was
hij op reis door het Verre Oosten. Hij
bevond zich in China, hetgeen door het
leger kenmerkend voor zijn opvattin
gen werd geacht. De strijdkrachten
wensten echter geen „communist", zo
als de hoge officieren hem noemden,
als staatshoofd en als drager van de
uitvoerende macht. Er ontstond een
enorme machtsstrijd van het klassie
ke Zuidamerikaanse soort. Het geheel
resulteerde in een compromis: Goulart
mocht president blijven, maar de uit
voerende macht kwam in handen van
een minister-president, die verantwoor
ding verschuldigd is aan het parle
ment. Het parlement kreeg ook de be
voegdheid de regering ten val te bren
gen. Zo werd êrazilië het eerste La-
tijnsamerikaanse land, waar de presi
dentiële democratie door een parle
mentaire democratie werd vervangen.
West-Duitsland stond model voor de
nieuwe Braziliaanse staatsvorm.
Het Congres (Senaat en Huis van
Afgevaardigden) kreeg nu de vol
le macht in handen. Tancredo
Neves werd de eerste minister
president en Goulart moest zich
vooral gaan wijden aan zijn represen
tatieve taak. Nu, een jaar later, Is
echter duidelijk geworden dat de par
lementaire democratie het in Brazilië
niet doet. Het Congres, waarin de con
servatieve partijen in de meerderheid
zijn misbruikt zijn bevoegdheden om
alle hervormingen drastischer dan ooit
op de lange baan te schuiven.
En toch, het land kreunt om her
vormingen. Financiële hervormin-
Op 3 april van dit jaar vloog president
Joao Goulart van Brazilië naar Washing
ton, waar hij twee dagen lang bespre
kingen voerde met president Kennedy
en andere hoge Amerikaanse autoritei
ten. Kennedy heeft veel belangstelling
voor Latijns-Amerika in het algemeen
en Brazilië in het bijzonder. Maar zijn
ambitieuze hulpprogramma voor Ameri
ka's onderontwikkelde zuidelijke buur
landen kan pas een succes worden als
die landen eerst bereid zijn zelf de
nodige sociale, agrarische en belasting
hervormingen door te voeren. En daar
mankeert nog steeds heel erg veel aan.
gen, want de devaluatie van de cru
zeiro zet zich in een ontstellend tempo
voort. Belastinghervormingen, want
nog steeds is het zo dat de rijke bo
venlaag veel en veel te weinig belas
ting betaalt. Onderwijshervormingen,
want miljoenen Braziliaanse kinderen
zien nooit een school. En vooral land
bouwhervormingen, want het groot
grondbezit is nog steeds een van Bra-
zilië's grootste sociale ondeugden. An
dere belangrijke punten zijn: huizen
bouw (vooral in de grote steden .even
miljoenen mensen in krotten) en ver
dere industrialisatie (de werkloosheid
is groot).
Overal in Brazilië is de toestand
slecht, maar de nood dringt het meest
in het Noord-Oosten, waar een derde
deel van de zeventig miljoen Brazili
anen woont. Kenmerkend voor de so
ciale onrijpheid van de leidende Klas
sen is wel, dat de grootgrondbezitters
alleen maar die produkten laten ver
bouwen, die voor goed geld kunnen
worden geëxporteerd naar het buiten
land. Grote stukken land worden niet
gebruikt, omdat zij niet geschikt zijn
voor de verbouwing van deze winstge
vende exportprodukten. Deze akkers
zouden gemakkelijk benut kunnen wor
den om de hongerende massa's in het
Noord-Oosten afdoende te voeden, ter
wijl dan bovendien duizenden werkloze
boeren aan werk zouden kunnen wor
den geholpen.
Maar voor de grootgrondbezitters
zijn dit soort voordelen geen punt van
overweging. Het is de vloek van Bra
zilië, van vrijwel geheel Zuid-Amerika
trouwens, dat men problemen als deze
rustig laat voortrotten. Wie er iets te
gen wil doen, vindt het Congres op
zijn weg. De boeren in het Noord-Oos
ten zijn nu min of meer onder de in
vloed gekomen van een man, die hen
wil organiseren in vakbonden. Hij is
Francisco Juliao, een groot bewonde
raar van Fidel Castro en Mao Tse-
toeng. Als er niet snel iets gebeurt,
laat de rest van de geschiedenis zich
raden.
President Goulart, hoe links hij dan
ook zijn mag, heeft tot nu toe niet de
indruk gewekt dat hij blaakt van ver
langen om de Braziliaanse wantoestan
den te lijf te gaan. Natuurlijk, het
Congres werkt hem tegen, maar de
regering staat volledig achter hem,
dus praktisch is hij reeds in het bezit
van de gehele uitvoerende macht, om
dat de premier en de ministers doen
wat hij zegt.
Goulart streeft nu naar terugkeer
van de volledige presidentiële demo
cratie. Hij wil de bevoegdheden heb
ben die een Kubitschek en een Qua
dros hadden. Daarom heeft hij voor
gesteld het volk door middel van een
plebisciet te laten uitmaken wat de
Braziliaanse regeringsvorm moet
zijn. Op 7 oktober worden Congres-
verkiezingen gehouden. Goulart
wenst dat de kiezers zich dan tege
lijk uitspreken over de vraag: af
schaffing van het premierschap of
niet? Misschien komt de volksstem
ming inderdaad tot stand, maar niet
op 7 oktober. Men denkt nu aan de
datum 6 januari.
Goulart zou zeker de oude presidenti
ele macht terugkrijgen.
Merkwaardig genoeg wordt Goulart
in zijn streven ook gesteund door de
strijdkrachten. Het waren destijds de
generaals en admiraals, die hem een
Aan de derde premier in één jaar,
Lima, is nu de taak de toekomst van
Brazilië veilig te stellen. Het Alge
meen Vakverbond is bereid de terug
keer van de presidentiële democratie
desnoods af te dwingen met algemene
stakingen. Maar zelfs als Goulart de
oude presidentiële bevoegdheden te
rugkrijgt, dan nóg is het de vraag
of er in de komende jaren weer
iets groots zal gaan gebeuren in
Brazilië, een „grote sprong voor
waarts" die even groot is als de
sprong, die het land maakte toen Ku
bitschek president was. Maar dan nu
een betere sprong, compleet met so
ciale hervormingen.
ARIE KUIPER
(Van een medewerker)
In onze beschouwing over de sociale
aspecten in de Troonrede maakten
we onderscheid tussen de traditio
nele sociale politiek en de nog on
ontgonnen gebieden op dit terrein.
Toch zouden we het begrip traditionele
sociale politiek nog iets moeten uitbrei
den, omdat in het gehele pakket van
wetsvoorstellen en plannen van minis
ter Veldkamp, zaken naar voren ko
men, waarover tot nog toe in te ge
ringe mate werd gesproken.
Zoals men uit persberichten weet,
heeft de minister aan de So
ciaal Economische Raad advies ge
vraagd over het sociale beleid op lange
termijn. Zijn verzoek heeft vooral be
trekking op twee problemen: vooreerst
op dat van een voorziening in de
sector van de zware geneeskundige ri
sico's en op de tweede plaats op het
vraagstuk van de regeling der uitke
ringen aan gehandicapten. Wanneer we
het geheel van onze sociale voorzie
ningen bezien, dan dringt zich de vraag
op hoever de sociale zekerheid via wet
telijke maatregelen moet gaan. Wel ster
ven langzaam de klanken af die altijd
bezwaar maakten tegen sociale zeker
heid van de wieg tot het graf, maar
deze vraag of liever deze opmerking
wordt geleidelijk aan verdrongen door
de kwestie van de financiële haalbaar
heid.
Op een gespreksavond met arbeiders-
kaderleden, waar men in toenemende
mate ook mensen aantreft met een in
komen boven de z.g. weistandsgrens,
hoorden we dezer dagen de opmerking
dat het nu toch langzamerhand wel wat
erg veel wordt wat van het bruto-loon
aan premie moet worden afgestaan. Er
moet n.l. op gerekend worden dat, als
de plannen van minister Veldkamp door
gaan, die premies nog aanzienlijk zul
len stijgen. Een afbouw van de Alge
mene Ouderdomswet tot het sociale mi
nimum zal honderden miljoenen per
jaar kosten; de gedachte over de zwa
re geneeskundige risico's van minister
Veldkamp schat hij voorlopig op twee
honderd miljoen per jaar; een rege
ling voor de gehandicapten, waarover
dus eveneens advies is gevraagd, is
niet vergezeld van een schatting der
kosten, maar ook hier kunnen we vei
lig aan honderden miljoenen per jaar
denken.
Het is dus bijzonder verstandig van
minister Veldkamp om niet zonder
meer met wetsvoorstellen te komen,
maar om éérst eens te vragen wat er
nu allemaal nog nodig is om de sociale
zekerheid van het Nederlandse volk ge
garandeerd te krijgen en verder hoe
dat zal moeten gebeuren en wat dat
allemaal wel zal gaan kosten.
Bestudering van deze vraagstukken
dient dus volgens de minister te ge
schieden in het licht van alle kosten
verhogende factoren, waarvoor onze
Pollmann musiceert in de open lucht
dr. j. POLLMANN:
Jop Pollmann werd zestig jaar gele
den in Arnhem geboren, hij deed
Staatsexamen, ging in Nijmegen stude
ren en promoveerde op een proefschrift
dat tot titel droeg „Ons eigen volkslied".
Heeft ooit iemand zichzelf zózeer ge.
openbaard in zulk een nuchter druk
werk? En daar was aan dat proefschrift
dan ook al een hele ontwikkeling voor
afgegaan. Pollmann stamt uit een groot
gezin, waar „gewoon werd gemusi
ceerd". En de liederen uit „Kun je nog
zingen" stonden destijds wel degelijk
op het huiselijk repertoire; evenals
zangstukjes uit een of andere „Lieder-
schatz". In zijn vroege studententijd
moet de kentering zijn opgetreden. Poll
mann ging aan aohterbuurtschoffies zit
ten voorlezen. Wat? „De Mei" van Her
man Gorter. En niemand zal ooit uit
maken" of dat nu „idealistisch" dan
wel „Weltfremd" was. Men zou er de
„achterbuurtschoffies" voor moeten
raadplegen.
Jop Pollmann raakte o.a. via de
Nijmeegse afdeling van „Heemvaart"
in contact met andere idealisten,
zoals bijvoorbeeld Bernard Verhoeven.
En Duitse studenten uit Quickborn
in Silezië kwamen mét pastoor Neu
mann naar Nijmegen. „Zij deden op
het gebied van volksdansen, volkszang,
lekentoneel alles wat wjj zo graag
wilden doen. Wij zeiden tegen elkaar:
zoiets moeten wij ook hebben, maar
dan op zijn Nederlands."
Zij begonnen met het lied. Pollmann
en Verhoeven namen een bundel door van
Florimont van Duysen, maar verreweg
het meeste stond hun niet aan. Poll
mann begon zich te bemoeien met
Volkszangverenigingen, die her en der
in het land een kwijnend bestaan leid
den. Hfl werd zangleider-cabaretier, had
veel plezier, maar veel nut wierp het
niet af. H\j ging meewerken aan een
maandblad dat de ferme titel „Bou
wen" droeg en waar o.m. ook Anton
van Duinkerken, Irma Meyer en Jan
Behrendts meewerkten. Pollmann
schreef er een rubriek „Steenen en
Puin" in, en hij volgde daarin de hele
produktie aan liederenbundels. Het werd
dus meer puin dan stenen en h(j stelde
de onbenulligheid van de grande „volks
zang" duchtig aan de kaak. Totdat ie
mand hem zei: „Je hebt natuurlijk ge
lijk, maar je bent altijd zo negatief.
Wat wou jij dan eigenlijk?" Waarschijn
lijk is die uitdaging het begin geweest
van Jop Pollmann, de bevorderaar van
de goede volkszang, van de volkszang
zonder meer. In ieder geval „ging hij
snuffelen". Hjj gaf een bundel „Het
Blonde Riet" uit, een positieve daad van
niet te onderschatten betekenis en hij
ging al dan niet in brochure-vorm
schrijven over zulke begeleidende,
maar beslissende onderwerpen als: Von
del en de muziek", „De gevoelswaarde
van de syncope" en zelfs over „De
Aesthetica van Calvijn". Inmiddels zag
hij er niet tegenop leraar-Nederlands te
zijn in zulke divergerende plaatsen als
Eindhoven, Venlo en Amsterdam. Het
proefschrift werd dan ook hoofdzakelijk
ontworpen in de trein.
Vóór de oorlog nog maakte hij kennis
met Plet Tiggers, die al wat A.J.C.-
bundels had ontworpen en die „eigen
lijk hetzelfde wilde". Hetzelfde willen
resulteerde in een poging tot hetzelfde
dóen. De poging mislukte vooralsnog.
Voor de oorlog was het nog niet zo,
dat het gelijke streven van verschillen
de richtingen in de praktijk kon wor
den waar gemaakt. Ook niet op het
gebied van de volkszang. Toen de oor
log kwam kon het wel. Móest het wel.
In ieder geval begon nog in 1940 het
cursuswerk, de poging tot kaderwerk.
In Doorn kwamen de meest gemêleerde
gezelschappen bij elkaar. Tot de S.D.
er 1941 een eind aan maakte. Inmiddels
echter hadden Pollmann en Tiggers kans
gezien een gezamenlijke bundel uit te
geven, die „Ons Nederlands Volkslied"
eette. Hoe kom. men aan het materiaal
voor zo'n bundel? Men put het a) uit
de handschriften en de gedrukte oude
boeken, b) uit in latere boeken opgete-
goed volkslied? Kan men het fenomeen
determineren? Dr. Jop Pollmann zegt:
„Een volkslied is nooit goed als het
alleen maar móói is." Men moet hem
in dit verband bepaald niet komen aan
dragen met begrippen als „aesthetisch
verantwoord". Hij zegt: „Je hebt aftel
liedjes, waar werkelijk niets aan man
keert. Maar zijn zij nu mooi? Zijn zij
aesthetisch verantwoord? Bovendien:
naar volksliederen kun je eigenlijk niet
alleen maar luisteren. Je moet ze zin
gen. Het zijn dóe-liederen." En dan
komt hij tot de kern van zijn bedoelin
gen en van zijn streven als voorvech
ter van volkszang en volkslied: „Volks
zang", zegt hij, „is een uiting van het
algemeen groot-menselijke; van wat de
gemeenschap ervaart. Mensen die ge
zamenlijk zingen voelen gelijke dingen.
Op die grond bestaat het volkslied.
Denkt u dat ik zo erg vind wat er aan
zang beoefend wordt bij het hossen in
de Kalverstraat op Koninginnedag of
denkt u dat ik gruwel bi) het horen
van het gezang dat er soms uit bussen
komt? Weineen. Die mensen zingen ook
gemeenschappelijk het „Wilhelmus" in
het stadion. En hoe. De volkszang moet
ruig zijn en niet gepolitoerd. Om het
even naar het liturgische te verleggen:
ik heb mij nogal ingespannen voor de
psalmbewerkingen van Gélineau. Nu
zijn er altijd mensen die naar aanlei
ding daarvan zeggen: „maar vind je
het Gregoriaans dan niet mooier?" Als
of het daarom gaat."
Het goede volkslied. Pollmann zegt:
„U kent het kerstlied „O, Denne-
boom". Welnu, dat is een slecht
volkslied. Alleen al omdat het niet
over Kerstmis gaat. Het echte kerst
lied slaat van de eerste regel af op
Kerstmis: „Nu syt wellecome". Neem
het „Wilhelmus" en het „Wien Neer-
lands Bloed". Tegen het eerste zeg
ik: ja, tegen het tweede; nee. Het
laatste is chauvinistisch, het is on-
n de Senaat heeft Goulart de strijd
gewonnen. Dat dankt hij vooral aan
Senator Juscelino Kubitschek, die
uit eigen ervaring weet dat een
grote presidentiële macht voor
Brazilië zeer belangrijk is. Boven
dien dacht Kubitschek, toen hij zijn
collegae-senatoren ervan wist te over
tuigen dat het goed was Goulart zijn
zin te geven, aan zichzelf. In 1966 wil
hij voor de tweede maal president wor
den, met alle bevoegdheden die hij
vroeger ook had. Wat de uitslag van
het plebisciet, als het er komt, be
treft daaraan twijfelt niemand.
Dr. Jop Pollmann aan zijn bureau.
kende liederen, opgetekend terwijl de
mensen ze zongen. De norm Is: de eigen
smaak, die een beetje wetenschappelijk
gefundeerd is. Er is namelijk een zekere
regelmaat waarneembaar waar het gaat
om de vraag hoe en waarom sommige
volksliederen wel en andere niet wor
tel schieten. „En was ik maar bij moe
der thuis gebleven?" Larie. Dat is een
schlager, dat is voorbijgaand. De bal
lade van „Halewijn" echter is 700 tot
800 jaar oud, zij werd sindsdien gezon
gen, maar het duurde tot ongeveer het
jaar 1800 voor zjj werd ópgeschreven.
Door wie werd zij gezongen? Wel, als
U denkt dat volkszang iets met de mas
sa te maken heeft, dan hebt u het mis.
Maar goed. Ni de oorlog, in 1945, werd
dr. Jop Pollmann dus geheel „vrijgesteld"
ten behoeve van de propaganda van het
Nederlandse volkslied. Of liever, hij stel
de zichzelf vrij. Hij werd directeur van
een stichting, die „Ons eigen Volk" heet,
en die overbleef van het „Nationaal In
stituut", dat inmiddels ter ziele is ge
gaan. En dat betekent dan dat Pollmann
al een jaar of vijftien bezig is met het
geven van cursussen 23 a 25 per jaar
aan leerkrachten uit het lager onder
wijs en aan leidsters en leiders uit de
jeugdbeweging. Het programma van zo'n
cursus: samenzang, kinderspelen en theo
rie. Volksdansen hoort er dus ook bij.
Wat moet men verstaan onder een
echt. Met „minneliederen" heb je het
zelfde verschijnsel: het ene behan
delt alleen maar de idylle; het goede
is veel „completer" van inhoud."
Is het Nederlandse volk onmuzikaal?
Onzin! Om t® beginnen is er geen onmu
zikaal volk en het Nederlandse is „van
huis uit" het tegendeel: „Was ik maar
bij moeder thuis gebleven?" Een voor
bijgaand verschijnsel. De twist even
eens. Overigens het walglijk-sentimen
tele gedoe van vele schlagers is veel
erger dan de hele twist.
Dr. Jop Pollmann zegt: „Ik heb nooit
de behoefte gehad het hele Nederland
se volk tot de volkszang te brengen.
Ik heb er altijd voor geijverd en dat
doe ik nog de volkszang te doen be
oefenen zoals het hoort. Ik heb dat al
tijd rechtlijnig, maar, naar ik meen,
met mildheid gedaan."
Op het ogenblik is dr. Pollmann be
zig met eén regeringsopdracht: het
persklaar maken van in handschriften
overgeleverde geestelijke liederen uit
de dagen van vóór de Hervorming. Hij
is ook nog „een beetje" wetenschaps
man.
Maar zeg nooit tegen dr. Jop Poll
mann: „Kun je nog zingen, zing dan
mee". Hij zingt al, al is het maar in
zijn hart.
HERMAN HOFHUIZEN
volkshuishouding in de komende tijd nog
wordt gesteld. In de brief aan de
S.E.R. zegt de minister o.a. dat het
geboden is in een zo vroeg mogelijk
stadium licht te werpen op het geheel
van de grote sociale vraagstukken voor
welker oplossing ons volk nog is ge
steld, zulks mede in verband met de
te stellen prioriteiten.
In zijn Memorie van Toelichting op
het wetsontwerp tot regeling van de
Ziekenfondsverzekering, wordt wel
op een zodanige wijze op de kwestie
van de zware medische risico's inge
gaan, dat het ons gerechtvaardigd
voorkomt dit voorbeeld hier te volgen.
Wie ook maar enigszins met open ogen.
leeft, kent in eigen familie- of vrien
denkring of in de straat waar men
woont, wel een of meer gevallen waar
door, tengevolge van ernstige lichame
lijke of geestelijke gebreken van een
gezinslid, gezinnen voor zware lasten
zijn geplaatst, die niemand in staat is
alleen te dragen. En wie iets weet
uit de gegevens van de gemeentelijke
diensten van sociale zaken of daar toe
vallig van kan kennisnemen, ontmoet
tot zijn grote verrassing namen van
ogenschijnlijk welgestelde medeburgers
voor wie de verpleging van een kind
of een familielid in enigerlei inrich
ting wordt betaald door deze dien
sten. Maar deze man verdient toch zo
veel, zegt men. Misschien wel vijftien
of twintigduizend gulden per jaar. En
moet dan Sociale Zaken nog helpen?
Onvoorstelbaar is het leed da, in me
nig gezin al is ontstaan alleen door
de aanwezigheid van zulke getroffen
gezinsgenoten. Onvoorstelbaar eveneens
is de situatie van armoede die ont
staat, wanneer men poogt alle kosten
zelf te betalen. Men zal goed doen
te denken aan de gebrekkige met ern
stige aangeboren gebreken van licha
melijke en/of geestelijke aard. En
vooral ook aan geesteszieken, die een
lange verpleging en verzorging behoe
ven. Maar eveneens dient men te den
ken aan de chronisch-lichamelijke zie
ken, die als gevolg van aandoeningen
van het centrale zenuwstelsel, door ge
wrichtsverstijvingen, verlammingen en
anderszins langdurige ernstige functie
stoornissen van de bewegingsorganen
hebben.
De medische wetenschap groeit, de
mogelijkheden om te helpen worden
steeds beter, maar het is vanzelfspre
kend, dat zij enorm kostbaar zijn. We
hebben als gemeenschap uit puur men
selijke solidariteit de plicht om, terzake
het onwaardeerbaar grote goed van de
gezondheid, gezamenlijk de middelen op
te brengen, waardoor elk onzer indivi
dueel kian worden geholpen. Ligt, en
dat vraagt zich ook de minister in zijn
adviesaanvrage af, in deze algemeen
menselijke plicht ook niet de rechts
grond voor een dergelijke volksverze
kering? Wij menen dat deze vraag be
vestigend moet worden beantwoord. Al
leen willen we er de volgende kantteke
ning bij maken. Bij geneeskundige risi
co's gaat het niet uitsluitend om het
dekken van de financiële gevolgen, tot
op zekere hoogte is dit zelfs een belang
rijke, wil men een beslissende zaak van
de tweede orde. Primair gaat het om de
menselijke aandacht voor de gezond
heidszorg. Wij juichen het daarom toe
dat de minister nogal suggestief de
vraag stelt in welke mate de tot stand-
brenging van de volksverzekering als
bedoeld, van mvlood moet DD
bestaande ziekenfondsverzekering, die in
de aanhangige ziekenfondswet een
nieuwe wettelijke basis krijgt.
Een ziekenfonds onderscheidt zich nu
eenmaal wezenlijk van een verzekering.
Een verzekering dekt zonder meer de
kosten van een medische behandeling,
van opname in een ziekenhuis, van spe
cialistische hulp enz. Een ziekenfonds
zorgt voor de medische verzorging door
het afsluiten van overeenkomsten met
medewerkers en instellingen van ge
zondheidszorg. Het voert een eigen be
leid. Verantwoordelijk voor de eigen ge
zondheid is primair de mens zelf; hij
moet weten, hoe hij behandeld wenst te
worden, door wie, en onder welke om
standigheden. Hier ligt de grond van
de vrije keuze van arts, ziekenhuis en
ziekenfonds. In de komende maanden
zal hierover zonder twijfel hevig wor
den gediscussieerd. Wij zijn minister
Veldkamp dankbaar dat hij deze mate
rie, zij het dan voorlopig in de vragende
vorm, aan de orde heeft willen stellen.
Hopelijk zal de S.E.R. er op niet al te
lange termijn in slagen zijn zienswijze
naar voren te brengen. Het gaat ten
slotte om het grote goed der gezond
heid en de sociale zekerheid van ons
volk.
(Advertentie)
Verkoud
heid
Het Nederlands Tijdschrift voor
Geneeskunde is bezorgd over de toe'
nemende overvoeding in de westers'
wereld. Het kwaad zal slechts m'1
succes kunnen worden bestreden a"
behalve de medicus ook de sociolo"^
en de sociaal-psycholoog eraan te Pa®
komen. De moderne mens is nog n'®
aangepast bij zijn huidige Ieven«SI
tuatie, zo schrijft het blad. De opmer"
king is vleiend voor de sociale weten*
schappen. Maar het zal wel
worden aan onze ontbijttafels.
of het helpen zal? Tot nu toe hjkt
voornamelijk de pillen-industrie Pr°"
fijt te trekken van de westerse afkeer
van zwaarlijvigheid, terwijl onze ver
vetting een gelijktijdige vergrijzing
niet in de weg blijkt te staan. M'®"
schien doen de sociologen en sociaa'"
psychologen een beter werk a's z'j
ons duidelijk maken hoe men daar
in de minder vetgerande delen van
de aardbol over denkt.