Goulart wenst terugkeer van de oude presidentiële macht commentaar HOEVER MOET DE SOCIALE ZEKERHEID GAAN? Zeg nooit tegen „Kun je nog zingen, zing dan mee" Het öoede volkslied is écht I ASPRO RECALCITRANT CONGRES VERZET ZICH TEGEN ALLE DRINGEND NOODZAKELIJKE HERVORMINGEN Minister Veldkamp Draagt advies Overvoeding ZATERDAG 29 SEPTEMBER 1962 PAGINA 10 Huis is tegen Stakingen Hei experiment met de parle mentaire democratie in Brazilië is een enorme mis lukking geworden. Sinds president Joao Goulart, de opvolger van Janio Quadros, een minister-pre sident naast zich moest dulden, omdat het leger het zo wilde, staat de ontwikkeling stil in dit gigan tische land, dat wel eens het „China van het Westen" wordt genoemd. Er zijn inderdaad vele vergelijkingspunten met het land van Mao Tse-toeng. Brazilië is, evenals China, immens groot. Een zeer groot deel van de bevolking is erg arm, maar de potentiële welvaart overtreft die van vele andere landen. Een ander punt van overeenkomst: Brazilië is on getwijfeld een van de machtigen van de toekomst, een ontwaakte reus (het woord is van ex-presi- dent Juscelino Kubitschek), die echter ontijdig is teruggevallen in een lichte sluimering. En de ge weldenaar, die hem definitief zal wekken, is nog steeds niet ge vonden. Hervormingen nodig Hongersnood Veel steun Men zal dr. J. Pollmann nooit horen zeggen: „Kan je nog zingen, zing dan mee". Om te beginnen haat hij zulke vooizen als „Op de grote stille heide", „Knaapje zag een roosje staan", ,,'t Zonnetje gaat van ons schei den" en „Zie de leliën des velds". Maar bovendien is dat „Kun je nog zingen" hem te voorwaarde lijk. Iederéén kan zingen. „Vol gens de muziek-psychologen", zegt hij, „is slechts 3 a 4 procent van het Nederlandse volk werkelijk onmuzikaal. Als je de onderwij zers moet geloven, bedraagt dat percentage 55. Onzin. Nog maals, iedereen kan zingen. En als hij of zij het nooit doet is dat zijn of haar schuld". Dr. J. Pollmann is een idealist. Hij is ook wel bereid dat zoals de meeste idealisten slechts schoor voetend toe te geven op voor waarde dat „idealisme" het tegen deel van „Weltfremd"-zijn mag we zen. Hoe subtiel de zaken wel lig gen blijkt overigens als hij tegen het einde van het gesprek zegt: „Ik heb nooit naar het mooie lied gezocht, maar ik hoop dat. ik ook nooit een lelijk de wereld heb in gestuurd". Voorkom Rillerig? Onprettig? Vlug: 1 Parlementaire democratie in Brazilië is een mislukking premier opdrongen. Maar de president heeft kans gezien in de loop van dit jaar vele opperofficieren te vervangen door militairen, die hem goed gezind zijn. Ook het Algemeen Vakverbond steunt Goulart. De vakbonden besef fen dat hervormingen, die juist voor hun leden broodnodig zijn, er alleen maar zullen komen als de president weer een machtige figuur wordt. De beslissing is echter aan het Huis van Afgevaardigden en dat is tegen. Een commissie uit het Huis heeft Gou- Iarts wet op de hervorming van de staatsinstellingen al „ongrondwettelijk" genoemd. Als de wet niet wordt aan genomen, gaat de volksstemming niet door. De huidige premier, Hermes Lima, heeft zich als voornaamste doel ge steld het plebisciet en de staatsher vorming tot stand te brengen. Hij wil zichzelf dus overbodig maken. Zijn bei de voorgangers, Tancredo Neves en Francisco Brochado da Rocha, wilden dat ook. Beiden zagen in dat voor een premier met het Braziliaanse Congres niet te werken valt. Beiden zagen ook in, dat een presidentiële regerings vorm ideaal is voor een potentieel rijk, maar nog onderontwikkeld land, waar alleen een sterk centraal gezag, berus tend bij één persoon, in staat 's orde te scheppen in de chaos. Toen Brocha do da Rocha op 14 september j.l. af trad wegens de tegenwerking, die hij ondervond in het Congres, zei hij: „Nu begrijp ik waarom Janio Quadros is afgetreden." Dat was een veelzeggen de opmerking. Juszelino Kubitschek is de man die Brazilië voor het eerst tot het bewust zijn bracht van eigen kracht. Hij was resident van 1956 tof 1961 en heeft in e vijf jaren enorme prestaties gele verd. Hij bouwde de droomstad Bra silia midden in het oerwoud om het achterland te ontsluiten. Hij liet dui zenden kilometers wegen aanleggen en bevorderde op een intelligente manier do industrialisatie. Triomfantelijk ver kondigde hij dan ook: „Ik heb de reus gewekt" en daar was veel van waar. Maar aan het doorvoeren van de nodige sociale hervormingen kwam hij niet toe. Toen hij op 30 januari 1961 werd opgevolgd door Janio Qua dros, werd de sociale achterlijkheid van bijvoorbeeld het Congres al spoe dig duidelijk, al kan niet worden ont kend dat Quadros ook velen irriteerde door zijn nonconformistische, dikwijls op pathetische dramatiek gebaseerde manier van optreden. Hoe dan ook, voor een groot deel van de Congres leden was Janio veel te links. Hij kreeg niets gedaan en in augustus al trad hij af. Geheel in stijl deelde hij mee: „Ik ben door de reactie versla gen. Als ik blijf zal er in Brazilië geen vrede zijn." Sindsdien is bet niet goed meer ge gaan met Brazilië. Quadros werd op gevolgd door Goulart, zijn vice-presi dent. Op het moment dat deze, vol gens de grondwet, president werd, was hij op reis door het Verre Oosten. Hij bevond zich in China, hetgeen door het leger kenmerkend voor zijn opvattin gen werd geacht. De strijdkrachten wensten echter geen „communist", zo als de hoge officieren hem noemden, als staatshoofd en als drager van de uitvoerende macht. Er ontstond een enorme machtsstrijd van het klassie ke Zuidamerikaanse soort. Het geheel resulteerde in een compromis: Goulart mocht president blijven, maar de uit voerende macht kwam in handen van een minister-president, die verantwoor ding verschuldigd is aan het parle ment. Het parlement kreeg ook de be voegdheid de regering ten val te bren gen. Zo werd êrazilië het eerste La- tijnsamerikaanse land, waar de presi dentiële democratie door een parle mentaire democratie werd vervangen. West-Duitsland stond model voor de nieuwe Braziliaanse staatsvorm. Het Congres (Senaat en Huis van Afgevaardigden) kreeg nu de vol le macht in handen. Tancredo Neves werd de eerste minister president en Goulart moest zich vooral gaan wijden aan zijn represen tatieve taak. Nu, een jaar later, Is echter duidelijk geworden dat de par lementaire democratie het in Brazilië niet doet. Het Congres, waarin de con servatieve partijen in de meerderheid zijn misbruikt zijn bevoegdheden om alle hervormingen drastischer dan ooit op de lange baan te schuiven. En toch, het land kreunt om her vormingen. Financiële hervormin- Op 3 april van dit jaar vloog president Joao Goulart van Brazilië naar Washing ton, waar hij twee dagen lang bespre kingen voerde met president Kennedy en andere hoge Amerikaanse autoritei ten. Kennedy heeft veel belangstelling voor Latijns-Amerika in het algemeen en Brazilië in het bijzonder. Maar zijn ambitieuze hulpprogramma voor Ameri ka's onderontwikkelde zuidelijke buur landen kan pas een succes worden als die landen eerst bereid zijn zelf de nodige sociale, agrarische en belasting hervormingen door te voeren. En daar mankeert nog steeds heel erg veel aan. gen, want de devaluatie van de cru zeiro zet zich in een ontstellend tempo voort. Belastinghervormingen, want nog steeds is het zo dat de rijke bo venlaag veel en veel te weinig belas ting betaalt. Onderwijshervormingen, want miljoenen Braziliaanse kinderen zien nooit een school. En vooral land bouwhervormingen, want het groot grondbezit is nog steeds een van Bra- zilië's grootste sociale ondeugden. An dere belangrijke punten zijn: huizen bouw (vooral in de grote steden .even miljoenen mensen in krotten) en ver dere industrialisatie (de werkloosheid is groot). Overal in Brazilië is de toestand slecht, maar de nood dringt het meest in het Noord-Oosten, waar een derde deel van de zeventig miljoen Brazili anen woont. Kenmerkend voor de so ciale onrijpheid van de leidende Klas sen is wel, dat de grootgrondbezitters alleen maar die produkten laten ver bouwen, die voor goed geld kunnen worden geëxporteerd naar het buiten land. Grote stukken land worden niet gebruikt, omdat zij niet geschikt zijn voor de verbouwing van deze winstge vende exportprodukten. Deze akkers zouden gemakkelijk benut kunnen wor den om de hongerende massa's in het Noord-Oosten afdoende te voeden, ter wijl dan bovendien duizenden werkloze boeren aan werk zouden kunnen wor den geholpen. Maar voor de grootgrondbezitters zijn dit soort voordelen geen punt van overweging. Het is de vloek van Bra zilië, van vrijwel geheel Zuid-Amerika trouwens, dat men problemen als deze rustig laat voortrotten. Wie er iets te gen wil doen, vindt het Congres op zijn weg. De boeren in het Noord-Oos ten zijn nu min of meer onder de in vloed gekomen van een man, die hen wil organiseren in vakbonden. Hij is Francisco Juliao, een groot bewonde raar van Fidel Castro en Mao Tse- toeng. Als er niet snel iets gebeurt, laat de rest van de geschiedenis zich raden. President Goulart, hoe links hij dan ook zijn mag, heeft tot nu toe niet de indruk gewekt dat hij blaakt van ver langen om de Braziliaanse wantoestan den te lijf te gaan. Natuurlijk, het Congres werkt hem tegen, maar de regering staat volledig achter hem, dus praktisch is hij reeds in het bezit van de gehele uitvoerende macht, om dat de premier en de ministers doen wat hij zegt. Goulart streeft nu naar terugkeer van de volledige presidentiële demo cratie. Hij wil de bevoegdheden heb ben die een Kubitschek en een Qua dros hadden. Daarom heeft hij voor gesteld het volk door middel van een plebisciet te laten uitmaken wat de Braziliaanse regeringsvorm moet zijn. Op 7 oktober worden Congres- verkiezingen gehouden. Goulart wenst dat de kiezers zich dan tege lijk uitspreken over de vraag: af schaffing van het premierschap of niet? Misschien komt de volksstem ming inderdaad tot stand, maar niet op 7 oktober. Men denkt nu aan de datum 6 januari. Goulart zou zeker de oude presidenti ele macht terugkrijgen. Merkwaardig genoeg wordt Goulart in zijn streven ook gesteund door de strijdkrachten. Het waren destijds de generaals en admiraals, die hem een Aan de derde premier in één jaar, Lima, is nu de taak de toekomst van Brazilië veilig te stellen. Het Alge meen Vakverbond is bereid de terug keer van de presidentiële democratie desnoods af te dwingen met algemene stakingen. Maar zelfs als Goulart de oude presidentiële bevoegdheden te rugkrijgt, dan nóg is het de vraag of er in de komende jaren weer iets groots zal gaan gebeuren in Brazilië, een „grote sprong voor waarts" die even groot is als de sprong, die het land maakte toen Ku bitschek president was. Maar dan nu een betere sprong, compleet met so ciale hervormingen. ARIE KUIPER (Van een medewerker) In onze beschouwing over de sociale aspecten in de Troonrede maakten we onderscheid tussen de traditio nele sociale politiek en de nog on ontgonnen gebieden op dit terrein. Toch zouden we het begrip traditionele sociale politiek nog iets moeten uitbrei den, omdat in het gehele pakket van wetsvoorstellen en plannen van minis ter Veldkamp, zaken naar voren ko men, waarover tot nog toe in te ge ringe mate werd gesproken. Zoals men uit persberichten weet, heeft de minister aan de So ciaal Economische Raad advies ge vraagd over het sociale beleid op lange termijn. Zijn verzoek heeft vooral be trekking op twee problemen: vooreerst op dat van een voorziening in de sector van de zware geneeskundige ri sico's en op de tweede plaats op het vraagstuk van de regeling der uitke ringen aan gehandicapten. Wanneer we het geheel van onze sociale voorzie ningen bezien, dan dringt zich de vraag op hoever de sociale zekerheid via wet telijke maatregelen moet gaan. Wel ster ven langzaam de klanken af die altijd bezwaar maakten tegen sociale zeker heid van de wieg tot het graf, maar deze vraag of liever deze opmerking wordt geleidelijk aan verdrongen door de kwestie van de financiële haalbaar heid. Op een gespreksavond met arbeiders- kaderleden, waar men in toenemende mate ook mensen aantreft met een in komen boven de z.g. weistandsgrens, hoorden we dezer dagen de opmerking dat het nu toch langzamerhand wel wat erg veel wordt wat van het bruto-loon aan premie moet worden afgestaan. Er moet n.l. op gerekend worden dat, als de plannen van minister Veldkamp door gaan, die premies nog aanzienlijk zul len stijgen. Een afbouw van de Alge mene Ouderdomswet tot het sociale mi nimum zal honderden miljoenen per jaar kosten; de gedachte over de zwa re geneeskundige risico's van minister Veldkamp schat hij voorlopig op twee honderd miljoen per jaar; een rege ling voor de gehandicapten, waarover dus eveneens advies is gevraagd, is niet vergezeld van een schatting der kosten, maar ook hier kunnen we vei lig aan honderden miljoenen per jaar denken. Het is dus bijzonder verstandig van minister Veldkamp om niet zonder meer met wetsvoorstellen te komen, maar om éérst eens te vragen wat er nu allemaal nog nodig is om de sociale zekerheid van het Nederlandse volk ge garandeerd te krijgen en verder hoe dat zal moeten gebeuren en wat dat allemaal wel zal gaan kosten. Bestudering van deze vraagstukken dient dus volgens de minister te ge schieden in het licht van alle kosten verhogende factoren, waarvoor onze Pollmann musiceert in de open lucht dr. j. POLLMANN: Jop Pollmann werd zestig jaar gele den in Arnhem geboren, hij deed Staatsexamen, ging in Nijmegen stude ren en promoveerde op een proefschrift dat tot titel droeg „Ons eigen volkslied". Heeft ooit iemand zichzelf zózeer ge. openbaard in zulk een nuchter druk werk? En daar was aan dat proefschrift dan ook al een hele ontwikkeling voor afgegaan. Pollmann stamt uit een groot gezin, waar „gewoon werd gemusi ceerd". En de liederen uit „Kun je nog zingen" stonden destijds wel degelijk op het huiselijk repertoire; evenals zangstukjes uit een of andere „Lieder- schatz". In zijn vroege studententijd moet de kentering zijn opgetreden. Poll mann ging aan aohterbuurtschoffies zit ten voorlezen. Wat? „De Mei" van Her man Gorter. En niemand zal ooit uit maken" of dat nu „idealistisch" dan wel „Weltfremd" was. Men zou er de „achterbuurtschoffies" voor moeten raadplegen. Jop Pollmann raakte o.a. via de Nijmeegse afdeling van „Heemvaart" in contact met andere idealisten, zoals bijvoorbeeld Bernard Verhoeven. En Duitse studenten uit Quickborn in Silezië kwamen mét pastoor Neu mann naar Nijmegen. „Zij deden op het gebied van volksdansen, volkszang, lekentoneel alles wat wjj zo graag wilden doen. Wij zeiden tegen elkaar: zoiets moeten wij ook hebben, maar dan op zijn Nederlands." Zij begonnen met het lied. Pollmann en Verhoeven namen een bundel door van Florimont van Duysen, maar verreweg het meeste stond hun niet aan. Poll mann begon zich te bemoeien met Volkszangverenigingen, die her en der in het land een kwijnend bestaan leid den. Hfl werd zangleider-cabaretier, had veel plezier, maar veel nut wierp het niet af. H\j ging meewerken aan een maandblad dat de ferme titel „Bou wen" droeg en waar o.m. ook Anton van Duinkerken, Irma Meyer en Jan Behrendts meewerkten. Pollmann schreef er een rubriek „Steenen en Puin" in, en hij volgde daarin de hele produktie aan liederenbundels. Het werd dus meer puin dan stenen en h(j stelde de onbenulligheid van de grande „volks zang" duchtig aan de kaak. Totdat ie mand hem zei: „Je hebt natuurlijk ge lijk, maar je bent altijd zo negatief. Wat wou jij dan eigenlijk?" Waarschijn lijk is die uitdaging het begin geweest van Jop Pollmann, de bevorderaar van de goede volkszang, van de volkszang zonder meer. In ieder geval „ging hij snuffelen". Hjj gaf een bundel „Het Blonde Riet" uit, een positieve daad van niet te onderschatten betekenis en hij ging al dan niet in brochure-vorm schrijven over zulke begeleidende, maar beslissende onderwerpen als: Von del en de muziek", „De gevoelswaarde van de syncope" en zelfs over „De Aesthetica van Calvijn". Inmiddels zag hij er niet tegenop leraar-Nederlands te zijn in zulke divergerende plaatsen als Eindhoven, Venlo en Amsterdam. Het proefschrift werd dan ook hoofdzakelijk ontworpen in de trein. Vóór de oorlog nog maakte hij kennis met Plet Tiggers, die al wat A.J.C.- bundels had ontworpen en die „eigen lijk hetzelfde wilde". Hetzelfde willen resulteerde in een poging tot hetzelfde dóen. De poging mislukte vooralsnog. Voor de oorlog was het nog niet zo, dat het gelijke streven van verschillen de richtingen in de praktijk kon wor den waar gemaakt. Ook niet op het gebied van de volkszang. Toen de oor log kwam kon het wel. Móest het wel. In ieder geval begon nog in 1940 het cursuswerk, de poging tot kaderwerk. In Doorn kwamen de meest gemêleerde gezelschappen bij elkaar. Tot de S.D. er 1941 een eind aan maakte. Inmiddels echter hadden Pollmann en Tiggers kans gezien een gezamenlijke bundel uit te geven, die „Ons Nederlands Volkslied" eette. Hoe kom. men aan het materiaal voor zo'n bundel? Men put het a) uit de handschriften en de gedrukte oude boeken, b) uit in latere boeken opgete- goed volkslied? Kan men het fenomeen determineren? Dr. Jop Pollmann zegt: „Een volkslied is nooit goed als het alleen maar móói is." Men moet hem in dit verband bepaald niet komen aan dragen met begrippen als „aesthetisch verantwoord". Hij zegt: „Je hebt aftel liedjes, waar werkelijk niets aan man keert. Maar zijn zij nu mooi? Zijn zij aesthetisch verantwoord? Bovendien: naar volksliederen kun je eigenlijk niet alleen maar luisteren. Je moet ze zin gen. Het zijn dóe-liederen." En dan komt hij tot de kern van zijn bedoelin gen en van zijn streven als voorvech ter van volkszang en volkslied: „Volks zang", zegt hij, „is een uiting van het algemeen groot-menselijke; van wat de gemeenschap ervaart. Mensen die ge zamenlijk zingen voelen gelijke dingen. Op die grond bestaat het volkslied. Denkt u dat ik zo erg vind wat er aan zang beoefend wordt bij het hossen in de Kalverstraat op Koninginnedag of denkt u dat ik gruwel bi) het horen van het gezang dat er soms uit bussen komt? Weineen. Die mensen zingen ook gemeenschappelijk het „Wilhelmus" in het stadion. En hoe. De volkszang moet ruig zijn en niet gepolitoerd. Om het even naar het liturgische te verleggen: ik heb mij nogal ingespannen voor de psalmbewerkingen van Gélineau. Nu zijn er altijd mensen die naar aanlei ding daarvan zeggen: „maar vind je het Gregoriaans dan niet mooier?" Als of het daarom gaat." Het goede volkslied. Pollmann zegt: „U kent het kerstlied „O, Denne- boom". Welnu, dat is een slecht volkslied. Alleen al omdat het niet over Kerstmis gaat. Het echte kerst lied slaat van de eerste regel af op Kerstmis: „Nu syt wellecome". Neem het „Wilhelmus" en het „Wien Neer- lands Bloed". Tegen het eerste zeg ik: ja, tegen het tweede; nee. Het laatste is chauvinistisch, het is on- n de Senaat heeft Goulart de strijd gewonnen. Dat dankt hij vooral aan Senator Juscelino Kubitschek, die uit eigen ervaring weet dat een grote presidentiële macht voor Brazilië zeer belangrijk is. Boven dien dacht Kubitschek, toen hij zijn collegae-senatoren ervan wist te over tuigen dat het goed was Goulart zijn zin te geven, aan zichzelf. In 1966 wil hij voor de tweede maal president wor den, met alle bevoegdheden die hij vroeger ook had. Wat de uitslag van het plebisciet, als het er komt, be treft daaraan twijfelt niemand. Dr. Jop Pollmann aan zijn bureau. kende liederen, opgetekend terwijl de mensen ze zongen. De norm Is: de eigen smaak, die een beetje wetenschappelijk gefundeerd is. Er is namelijk een zekere regelmaat waarneembaar waar het gaat om de vraag hoe en waarom sommige volksliederen wel en andere niet wor tel schieten. „En was ik maar bij moe der thuis gebleven?" Larie. Dat is een schlager, dat is voorbijgaand. De bal lade van „Halewijn" echter is 700 tot 800 jaar oud, zij werd sindsdien gezon gen, maar het duurde tot ongeveer het jaar 1800 voor zjj werd ópgeschreven. Door wie werd zij gezongen? Wel, als U denkt dat volkszang iets met de mas sa te maken heeft, dan hebt u het mis. Maar goed. Ni de oorlog, in 1945, werd dr. Jop Pollmann dus geheel „vrijgesteld" ten behoeve van de propaganda van het Nederlandse volkslied. Of liever, hij stel de zichzelf vrij. Hij werd directeur van een stichting, die „Ons eigen Volk" heet, en die overbleef van het „Nationaal In stituut", dat inmiddels ter ziele is ge gaan. En dat betekent dan dat Pollmann al een jaar of vijftien bezig is met het geven van cursussen 23 a 25 per jaar aan leerkrachten uit het lager onder wijs en aan leidsters en leiders uit de jeugdbeweging. Het programma van zo'n cursus: samenzang, kinderspelen en theo rie. Volksdansen hoort er dus ook bij. Wat moet men verstaan onder een echt. Met „minneliederen" heb je het zelfde verschijnsel: het ene behan delt alleen maar de idylle; het goede is veel „completer" van inhoud." Is het Nederlandse volk onmuzikaal? Onzin! Om t® beginnen is er geen onmu zikaal volk en het Nederlandse is „van huis uit" het tegendeel: „Was ik maar bij moeder thuis gebleven?" Een voor bijgaand verschijnsel. De twist even eens. Overigens het walglijk-sentimen tele gedoe van vele schlagers is veel erger dan de hele twist. Dr. Jop Pollmann zegt: „Ik heb nooit de behoefte gehad het hele Nederland se volk tot de volkszang te brengen. Ik heb er altijd voor geijverd en dat doe ik nog de volkszang te doen be oefenen zoals het hoort. Ik heb dat al tijd rechtlijnig, maar, naar ik meen, met mildheid gedaan." Op het ogenblik is dr. Pollmann be zig met eén regeringsopdracht: het persklaar maken van in handschriften overgeleverde geestelijke liederen uit de dagen van vóór de Hervorming. Hij is ook nog „een beetje" wetenschaps man. Maar zeg nooit tegen dr. Jop Poll mann: „Kun je nog zingen, zing dan mee". Hij zingt al, al is het maar in zijn hart. HERMAN HOFHUIZEN volkshuishouding in de komende tijd nog wordt gesteld. In de brief aan de S.E.R. zegt de minister o.a. dat het geboden is in een zo vroeg mogelijk stadium licht te werpen op het geheel van de grote sociale vraagstukken voor welker oplossing ons volk nog is ge steld, zulks mede in verband met de te stellen prioriteiten. In zijn Memorie van Toelichting op het wetsontwerp tot regeling van de Ziekenfondsverzekering, wordt wel op een zodanige wijze op de kwestie van de zware medische risico's inge gaan, dat het ons gerechtvaardigd voorkomt dit voorbeeld hier te volgen. Wie ook maar enigszins met open ogen. leeft, kent in eigen familie- of vrien denkring of in de straat waar men woont, wel een of meer gevallen waar door, tengevolge van ernstige lichame lijke of geestelijke gebreken van een gezinslid, gezinnen voor zware lasten zijn geplaatst, die niemand in staat is alleen te dragen. En wie iets weet uit de gegevens van de gemeentelijke diensten van sociale zaken of daar toe vallig van kan kennisnemen, ontmoet tot zijn grote verrassing namen van ogenschijnlijk welgestelde medeburgers voor wie de verpleging van een kind of een familielid in enigerlei inrich ting wordt betaald door deze dien sten. Maar deze man verdient toch zo veel, zegt men. Misschien wel vijftien of twintigduizend gulden per jaar. En moet dan Sociale Zaken nog helpen? Onvoorstelbaar is het leed da, in me nig gezin al is ontstaan alleen door de aanwezigheid van zulke getroffen gezinsgenoten. Onvoorstelbaar eveneens is de situatie van armoede die ont staat, wanneer men poogt alle kosten zelf te betalen. Men zal goed doen te denken aan de gebrekkige met ern stige aangeboren gebreken van licha melijke en/of geestelijke aard. En vooral ook aan geesteszieken, die een lange verpleging en verzorging behoe ven. Maar eveneens dient men te den ken aan de chronisch-lichamelijke zie ken, die als gevolg van aandoeningen van het centrale zenuwstelsel, door ge wrichtsverstijvingen, verlammingen en anderszins langdurige ernstige functie stoornissen van de bewegingsorganen hebben. De medische wetenschap groeit, de mogelijkheden om te helpen worden steeds beter, maar het is vanzelfspre kend, dat zij enorm kostbaar zijn. We hebben als gemeenschap uit puur men selijke solidariteit de plicht om, terzake het onwaardeerbaar grote goed van de gezondheid, gezamenlijk de middelen op te brengen, waardoor elk onzer indivi dueel kian worden geholpen. Ligt, en dat vraagt zich ook de minister in zijn adviesaanvrage af, in deze algemeen menselijke plicht ook niet de rechts grond voor een dergelijke volksverze kering? Wij menen dat deze vraag be vestigend moet worden beantwoord. Al leen willen we er de volgende kantteke ning bij maken. Bij geneeskundige risi co's gaat het niet uitsluitend om het dekken van de financiële gevolgen, tot op zekere hoogte is dit zelfs een belang rijke, wil men een beslissende zaak van de tweede orde. Primair gaat het om de menselijke aandacht voor de gezond heidszorg. Wij juichen het daarom toe dat de minister nogal suggestief de vraag stelt in welke mate de tot stand- brenging van de volksverzekering als bedoeld, van mvlood moet DD bestaande ziekenfondsverzekering, die in de aanhangige ziekenfondswet een nieuwe wettelijke basis krijgt. Een ziekenfonds onderscheidt zich nu eenmaal wezenlijk van een verzekering. Een verzekering dekt zonder meer de kosten van een medische behandeling, van opname in een ziekenhuis, van spe cialistische hulp enz. Een ziekenfonds zorgt voor de medische verzorging door het afsluiten van overeenkomsten met medewerkers en instellingen van ge zondheidszorg. Het voert een eigen be leid. Verantwoordelijk voor de eigen ge zondheid is primair de mens zelf; hij moet weten, hoe hij behandeld wenst te worden, door wie, en onder welke om standigheden. Hier ligt de grond van de vrije keuze van arts, ziekenhuis en ziekenfonds. In de komende maanden zal hierover zonder twijfel hevig wor den gediscussieerd. Wij zijn minister Veldkamp dankbaar dat hij deze mate rie, zij het dan voorlopig in de vragende vorm, aan de orde heeft willen stellen. Hopelijk zal de S.E.R. er op niet al te lange termijn in slagen zijn zienswijze naar voren te brengen. Het gaat ten slotte om het grote goed der gezond heid en de sociale zekerheid van ons volk. (Advertentie) Verkoud heid Het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde is bezorgd over de toe' nemende overvoeding in de westers' wereld. Het kwaad zal slechts m'1 succes kunnen worden bestreden a" behalve de medicus ook de sociolo"^ en de sociaal-psycholoog eraan te Pa® komen. De moderne mens is nog n'® aangepast bij zijn huidige Ieven«SI tuatie, zo schrijft het blad. De opmer" king is vleiend voor de sociale weten* schappen. Maar het zal wel worden aan onze ontbijttafels. of het helpen zal? Tot nu toe hjkt voornamelijk de pillen-industrie Pr°" fijt te trekken van de westerse afkeer van zwaarlijvigheid, terwijl onze ver vetting een gelijktijdige vergrijzing niet in de weg blijkt te staan. M'®" schien doen de sociologen en sociaa'" psychologen een beter werk a's z'j ons duidelijk maken hoe men daar in de minder vetgerande delen van de aardbol over denkt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1962 | | pagina 10