HET TOVERPOTLOOD HET WOLVEN C tl 4 i Mi-loclc Avontuur aan de Rivièra Het GROTE AVONTUUR van het KLEINE BOOTJE IR idderen wind-\ molensl (7 J 7^ IPIËÊ* Jantje houdt van de dieren n V Ar' DeMMoclc Militairen uit Nieuw- Guinea krijgen hier hun kerstpakketten mms mm® r ZATERDAG 29 SEPTEMBER 1962 PAGINA 15 door LUKACS ERIC DE NOORMAN 2. Stuntelig verzoekt Leif Olvason de Noorman, hem nog één nacht bedenktijd te geven iets, waartegen Eric zich moeilijk verzetten kan. Examen® socks of standing BRILJANT sok, 'n nieuwe creatie! door W. GELDOF 4. \A JKJ een ebrste klasse- es TAURANT.' MIJ oor.! A l/c HE$\ EEN HEUP UyJST- \t«4( AAN HETIVERAC.I W EETBARE WAREN tN Rj/jN HOCFD LATEN we PAT CE TA P/EK Maar Leifs houding heeft zijn bevreemding gewekt: heeft hij iets te verbergen? Is dat wat Leif uitvoert wérkelijk de oorzaak van zijn tegenwerpingen, of zit er méér achter? Maar de volgende morgen schaamt Eric zich al weer voor zijn argwanende gedachten, als Leif Olavson hem na het ochtendmaal meedeelt, dat hij instemt met Erics verzoek... „tenminste als uw jager Thorfinn er in slaagt, Egil terug te vinden," laat hij er half en half spottend op volgen. „Hoop je misschien van hiet is Erics wederwoord, doch hierop geeft Leif geen antwoord. Terwijl in opdracht van Leif een drietal schepen in de havenplaats in gereedheid gebracht wordt, blijven Eric en zijn mannen nog enkele dagen te gast op Leif's hoeve, in afwachting van Thorfinns terugkeer. Maar de jager komt niet opdagen. Dit verontrust Eric niet; hij ként Thorfinn, en diens uitblijven is voor hem alleen maar een bewijs, dat de jager op het goede spoor is. Maar de Noorman wil Leif, wiens zaken hem \£§er geheel in beslag nemen, niet langer tot last zijn. Bovendien verlangt hij er zelf ook naar terug te keren. Nog voor de week om is, begeeft Eric zich met zijn troep na een hartelijk afscheid van de handelaar op weg naar Vosbu. Leif heeft beloofd, de jonge Egil, zodra Thorfinn hem teruggebracht heeft, samen met de jager op een snelle boot achter Eric aan te zullen zenden. De tocht naar Vosbu verloopt voorspoedig en reeds na twee dagen komen de lage houten huizen van het stadje in zicht. De eerste, die hun daar tegemoet komt, is... Thorfinn Snelvoet. „Ik heb het spoor van de jongen tot hier weten te volgen," meldt de jager, „maar in de stad is hij spoorloos verdwenen. Mogelijk houdt hij zich daar schuil... ik vrees echter, dat hij daar alléén heen gegaan is, om zijn spoor bijster te maken. Dan is hij nu de hemel mag weten waar en is alle zoeken verder zinloos." AMSTERDAM, 29 sept. Doet ex rechten: M. P Weyermans (Amster dam) Doet ex wiskunde J. a. Niphuis (Rotterdam) Doet ex natuurkunde A. M. E. Hoeberechts (Amsterdam). Doet ex biologie C. J. Smit (A'dam) met lof. Doet ex scheikunde: A. v.d. Ater (Am. ■terdam. Doet ex farmacie: T. P. Oei (Amsterdam). Doet ex biologie: mej. M. Aberson en de heer W. G. F. Scliroevers (Amsterdam) Kand ex wis kunde en natuurwetenschappen: mej. M. Roodenburg, mej. M. C. van Beek (Amsterdam) en de heren C. P. Val- kering, C. A. S. Groen, T. F. A. M. Rensman, H. J. Pfalzer, R. J. Crols- ma, I. A. de Hulster, B. J. Mijnheer, R. Ritsema van Eek en J. de Witter (Amsterdam) (Advertentie) dus fris en hygiënisch n produkt van Textielfabrieken Emiie Lockefeer N.V. Huist (Z). DEN HAAG, 29 sept. (KNP) De kerstpakketten-actie van de beide thuis fronten voor de militairen in Nieuw-Gui- na is door de snelle politieke ontwik keling doorkruist, omdat de militairen allen reeds voor kerstmis in het vader land terug zullen zijn. Het Protestants Interkerkelijk Thuisfront en het Natio naal Katholiek Thuisfront hebben daar om besloten de tienduizend kerstcar deaus voor de militairen in Nieuw-Gui- nea uit te reiken wanneer de militairen in het vaderland aankomen. Dit is mo gelijk gemaakt door de medwerking van het ministerie van Defensie. Voor de eerste maal zal deze uitrei king geschieden bij aankomst van het KLM-vliegtuig op Schiphol, dat dinsdag vijftig militairen thuis brengt. Het zal van die datum af praktisch elke dag gebeuren totdat 17 november het trans portschema is voltooid. Wanneer de bei de transportschepen uit Nieuw-Guinea in Nederland aankomen eind oktober of (Advertentie) Dé KOLEN RADIATOR met de 12 unieke schappen PELGRIM, óók voor oliehaarden begin november zullen ook aan deze militairen de paketten van de beide thuisfronten uitgereikt worden. Militai ren, die reeds in het vaderland zun> ontvangen hun pakket thuis. Wie in het voorjaar van 1932 George Heusler voorspeld zou hebben, dat hij binnen enkele maan den in plaats van leraar aan het lyceum in zijn geboorteplaats bordenwasser in een obscuur hotel zou zijn, die zou door hem als volslagen gek zijn beschouwd. Er kunnen zich echter m het leven van ernstige en ontwikkelde mensen kleinigheden voor doen, evengoed als in het leven van eenvoudiger lieden, die grote gevolgen hebben. Bij George Heus ler was die kleinigheid dat hp op een grauwe, regenachtige avond in juni een studieboek uitpakte, dat hem op zijn verzoek was toegestuurd vanuit een bibliotheek in Parijs. Het boek was zeer inter essant en voor George zeer belangrijk, maar de melancholie van de regenachtige zomeravond had hem zó te pakken, dat hij het boek weglegde en de oude krant, waarin het was verpakt begon te be kijken. Die krant was op zichzelf niets bijzonders, al was ze dan ook ergens in het zuiden uitgegeven Ze was ai tien dagen oud en bevatte geen schokkend nieuws. Maar toevallig viel George's oog op een kleine, zwartomljjnde advertentie: Hotel Au Lion d'Or, Cannes, vraagt voor het a.s. zomerseizoen borden wassers en hulpkelners. Goed loon. Het was deze, op zichzelf onbetekenende annonce die George aan het denken zette, al was ze dan' Ook reeds tiert dagen oud. Zoals gezegd, het was een grauwe, regenachtige avond en George kreeg bij het lezen van de naam Cannes visioenen van zui delijke stranden, promenades, die rijk beschaduwd werden door sierlijke palmbomen en van een 'zacht- blauwe zee onder een wolkenloze hemel. Maar hij wist, dat dit niet voor hem was weggelegd, aange zien zijn inkomen als leraar beslist niet toeliet voor enkele weken naar het zuiden te gaan. George Heusler had totnogtoe niet veel van de wereld ge zien. Voor de oorlog was hjj in Parijs gaan stude ren. De oorlog was al aan de gang toen hij klaar was. Hij kon meteen de wapenrok aantrekken, want hij was intussen genaturaliseerd. Ruim drie jaren bracht hij door in de loopgraven van Vlaanderen met de wetenschap, dat daar recht tegenover hem zijn broer Marcel kon liggen, of vrienden uit het dorp. Toen hp na vijf jaar afwezigheid in zijn ge boorteplaats terugkwam bleek het, dat zijn vader, die al jaren weduwnaar was, twee jaar geleden was gestorven, maar dat zijn broer de oorlog had overleefd en dat Diedenhofen thans Thionville was geworden. Het oude grensland Elzas-Lotheringen wisselde weer eens van eigenaar... Het laatste bracht voor George goede mogelijk heden als taalleraar. Hij kon onmiddellijk leraar worden aan hetzelfde lyceum waarop hij in zijn jeugd had gegaan en hij deed het. Spoedig kwam zijn broer Marcel uit krijgsgevangenschap terug. Die kon onmiddellijk beginnen met de herontgin ning van de boerderij, die vreselijk verwaarloosd was. Die eerste lange zomervakantie had George zijn broer ijverig geholpen met het in orde brengen van het land, de gebouwen en de machines. In dat najaar was Marcel getrouwd Natuurlijk was George bij zijn broer blijven inwonen. De boerderij lag trouwens geen kwartier lopens van het stadje. Marcel was heel gelukkig met Gisela, zijn jonge vrouw en George kon met beiden uitstekend over weg. Maar de zaken gingen goed en dit voorjaar had Marcel een flinke knecht gehuurd. George voelde, dat zijn broer hem nu in de vakantie niet meer zo hard nodig zou hebben. Drie volle zomer maanden vakantieGeorge vond het zonde om die te gaan verknoeien op een doodstille boerderij. Maar wat dan wèl? Al zijn collega's gingen op reis. De meesten hadden familie in het oosten, over de grens, die zij nu eindelijk konden bezoeken; anderen wil den Frankrijk, het nieuwe vaderland, gaan verken nen en er waren er ook, die nog ijverig voor een akte studeerden en daarvoor de vakantie bard nodig hadden. De rector zou als vanouds naar Do rémy aan de Maas gaan om verder te snuffe de oude boeken en handschriften van het klooster, alhoewel sommigen hardnekkig beweerden, wijn, die zijn neef daar teelde een minstens even grote aantrekkingskracht op hem uitoefende. BGeoree wist dat hij als leraar in de vakantie- tüd Mef in dienstbetrekking bij der-en mocht gaan Maar hii wist ook, dat het stille sleurleven, dat hifde laatste twee jaar had geleid en dat in zo felle tegenstelling stond tot het oorlogsleven daarvoor, hem dwong om eens iets geheel anders te gaan doen Bovendien, Cannes was vele, vele honderden kilometers weg. Uit deze streek ging niemand daar- heen^ Geen haan zou er naar kraaien als hij daar een paar maanden in een hotel ging werken en de bijverdienste kon hij uitstekend gebruiken. Verder was het waarschijnlijk, dat in zo'n hotel buitenlanders zouden komen. Alhoewel hij Engels en Duits doceerde, was hij nog nooit in de gele genheid geweest Engeland zelf te bezoeken en in Thionville verschenen geen buitenlanders. Misschien zou hij zijn talenkennis wat kunnen opfrissen daar. Kortom, hij hakte de knoop door en schrééf. Heel uitvoerig schetste hjj zijn levensomstandigheden en hij vertelde eerlijk, dat hij zijn vakantie aldus pro- duktief wenste te maken en dat hij verwachtte, dat zijn talenkennis daar misschien van nut kon zijn. Zijn keurige brief had het gehoopte resultaat. Een week later ontving hij een schrijven, waarin hem werd verzocht op de 16e juli aanwezig te zijn. Loon en arbeidstijd werden in 't kort uiteengezet. Als hij dit aannam moest hij dat per omgaande melden, dan werd op hem gerekend. Hij nam het aan en meldde dat per omgaande. En toen de volgende dag enkele collega's in het lerarenkamertje van het lyceum hem vroegen waar hij - jn vakantie deze zomer zou doorbrengen, antwoordde hij met goed gespeelde achteloosheid: ,,0ch, ik had zo gedacht, van 't jaar de Rivièra". Er werd hartelijk om gelachen, daar ieder wel wist, dat hjj niet rijk was en dat hij het vorige jaar 's zomers trouw bij zijn broer op de boerderij had geholpen. George trok zich daar niets van aan en haalde nonchalant de schouders op. (Wordt vervolgd Bertie was in de vakantie met zijn vader en zijn moeder naar zee geweest. En net zoals de meeste andere kleine jongens, had Ber tie schelpjes gezocht en er een emmer tje-vol van mee naar huis genomen. Daar waren de schelpjes nu. Samen met de zandvormpjes, het bootje en Be)ties schop, 'opgeborgen in de speel goedkast. Dat was een hele verandering voor de schelpjes, die altiid aan het strand bij het grote water gewoond had den. Geen wonder dat zii met hun zachte schelpenstemmetjes de hele nacht door verhaaltjes van de zee ver telden. Het was jammer dat Bertie die verhaaltjes net horen kon. Maar Berties bootje hoorde ze wel. En hij genoot ervan, want hij was ook mee geweest naar de zee en hij vond het fijn om er nog eens wat over te horen. Op een nacht, toen iedereen in huis sliep, zeiden de schelpjes tegen Ber ties boot: we zijn een beetje verdrie tig Vandaag :s het groot feest op zee. De Schelpenkoningin is jarig. Maar wij zijn er niet bij, omdat Bertie ons mee genomen heeft. Het bootje probeerde de schelpjes wat te troosten. Kom-kom, zei hij. hier maak je weer andere feesten mee. Als Bertie jarig is bijvoorbeeld. Dan komen er een heleboel jongetjes er. dan is het reuze leuk. Maar de schelpjes bleven maar zuch ten over hun jarige Schelpenkoningin. En opeens zei er een: och bootje, jij zou ons best even naar haar toe kun nen brengen. Wij weten precies hoe ver we moeten varen, om bij het schel- nonkasteel te komen. Och ja, dat zou fijn zijn. Mogen we instappen? riepen toen alle schelpjes. Maar het oootje bromde verschrikt: hola jongens, wacht nou eens even. Ik ben een boot en va ren kan ik wel. Maar hoe komen we aan de zee? Daar hadden de scheipjes nog niet over nagedacht en ze begonnen weer zó verdrietig te suizelen, dat het bootje er maar gauw wat op verzon. Bertie heeft een grote vrachtauto van plas tic, zei hij. Ik zal vragen of die ons naar de zee wil rijden. Dat vonden de schelpjes een prachtig idee en gelukkig maar dat de auto er dadelijk voor te vinden was. Ik hou wel van zo'n kar weitje, lachte hij. Ik sta gewoon te pope len van ongeduld om eens weg te ko men uit de speelgoedkast. De schelp jes duwden het bootje op de vracht auto, klauterden er allemaal in en daarna begon de reis. De pop van Ber ties zusje was zo vriendelijk om het raam wat omhoog te schuiven. Ik iaat jullie morgenvroeg weer binnen ook, beloofde ze. De vrachtauto reed met eer vaartje regelrecht naar zee. Hoera! riepen de schelpjes. Ze stapten uit, trokken het bootje in het water en klom men er toen weer in. Wachter tot we terugkomen! riep de kleine boot tegen de vrachtauto. Meteen dobberde hij al over de golven. Het was wél vreemd hoor! Heel anders dan in de vakantie, toen Bertie erbij was geweest en nog een heleboel andere kinderen. Da zee leek nu nog veel groter. Gelukkig maar dat de schelpjes er waren, anders zou het bootje zeker een beetje bang ge worden zijn. Toen ze een klein poosje gevaren had den, begonnen alle schelpjes „lang zal ze leven" te zingen. En het duurde nog geen minuutje of daar kwam de schelpenkoningin boven water. Ze zag er heel mooi uit, met een kroon van bloedkoralen en een jurkje van gespon nen zeewier. Dat is nog eens een ver rassing! riep ze blij. Allemaal meege nomen kindertjes van mij! Hoe gaat het met jullie? Goed, goed!, riepen de schelpjes. Maar we konden u toch heus niet vergeten. We wilden u graag feli citeren met uw verjaardag. En dat bootje was zo vriendelijk om ons hier heen te varen. Dat is echt lief, lachte de Schelpen koningin. Daarom zal ik jullie maar niet meenemen in mün schelpenkasteel on der water. Want het bootje zou dan al leen achter moeten blijven Het kan niet onder water. Maar in plaats daarvan Mikje Mek en Mak je Mok zitten in het hondehok met bibberende mondjes. Och, arme arme hondjes! Ze zitten aan de ketting vast. O, wat een last! O, wat een last! En op het grasveld staat de geit. Ze graast en snuffelt heel de tijd. En op haar geitebekje ligt een verdrietig trekje. Ze staat gebonden aan een paal. Wat een schandaal! Wat een schandaal! De kippen roepen tokke tok. De haan kraait in het kippehok met krabbelende poten: Het deurtje is gesloten! Ze zitten met zijn allen vast. O, wat een last! O, wat een last.' Maar kijk, daar heb je kleine Jan. Verbazend, wat die jongen kan! Hij laat de kippen buiten en staat er bij te fluiten. Hij haalt het geitje van het touw, en ook de hondjes, gauw, gauw, gauw. De kippen stuiven overal. De hondjes keffe... „Ben je mal!" Ze happen naar hun veren: „Zo kun je lachen leren". Het geitje huppelt: „Ha, joechei! Nu zijn we vrij! Nu zijn we vrij! VERA WITTE kom ik ook in de boot en gaan we sa men een eindje varen. Dat vonden de schelpen reuze fijn. Ze schikten een eindje op en de jarige Schelpenkoningin kwam tussen ze inzit ten. En wie kwamen daar nog meer? Drie dikke krabbetjes, die muziek maakten. Nu ben ik een echte ple zierboot, dacht het bootje van Bertie. Eer. plezierboot voor een koningin nog wei. Dat moest Bertie eens kunnen zien! Hjj danste over de golven en schommelde heen en weer op de maat van de muziek. Maar zelfs aan het leukste boottocht je moet een einde komen. De schelpen koningin moest naar huis. In haar kas teel waren allerlei zeeprinsen op visi te, daar hoorde zij natuurlijk bij te zijn. Daarom nam ze afscheid van de schelpjes en van Berties boot en ver dween onder water. De scheipjes glans den van plezier. Heb je er spijt van, dat je ons hebt weggebracht? vroegen ze. Nee hoor,geen sprietje! zei de boot. Maar dat zou hij vast niet gezegd heb ben, als hij geweten had, dar de vracht auto, de plastic vrachtauto die hem naar huis moest brengen... weg was. Ja, die vrachtauto had al die tijd op het strand moeten wachten en dat was eigenlijk ook wel erg saai. Nou sta ik al wéér stil, had de vrachtauto in zich- zell gezegd, en ik wou nog we] zo graag heel hard rijden. Plotseling kwam er een duinhaasje aangelopen. Hallo, zei het. Ben jij een echte auto, die rij den kan? Nou, je snapt het al. De vrachtauto wilde natuurlijk dolgraag laten zien hoe echt hij was. Stap maar in, zei hij te gen het haasje en daar raden ze de duinen in. Het haasje was reuze in zijn schik want hjj had nog nooit in een echte auto gereden. Het flapperde met zijn lange oren van opwinding. En de auto reed rrrt de helling af, hubbel-de- bubbel door een kuil en daarna hele maal schuin de bocht door. Het duur de een hele, hele poos voor de vracht auto aan het bootje met de schelpjes dacht. Hela, zei hij verschrikt, we moe ten terug, meneer Duinhaas, hoe kun nen we het vlugst aan het strand ko men? Um-um, zei het haasje, want ze had den zo ver en zo hard gereden, drhij het ook niet precies meer wist. aar rechts, zei hij toen en de auto zette het op een rijden. Och nee, het was lout, wat het haasje gezegd had. Inplaats ran naar de zee, reden ze helemaal de ver keerde kant uit. Ik denk dat ik me ver gist heb, zei het haasje. Daar was ik ai bang voor, bromde de vrachtauto. Maar als jij het niet weet, weet ik het helemaal niet. Jij bent tenslotte bekend in deze streken. Dat is wei zo, knikte het haasje een beetje beschaamd, maar de duinen lijken allemaal ontzettend op elkaar. Rij nu maar weer eens naar links. Misschien komen we er dan. Maar zeker weet ik het niet. Och, en ondertussen stond Berties bootje vol onrust op het strand. Hoe kom ik ooit weer thuis? dacht het. Waar kan die auto nu gebleven zijn? De auto hubbelde en bubbelde ver der en opeens zag hij een paaltje staan, waarop geschreden stond: naar het strand, 1 kilometer. Er stond een g-rote pijl bij en toen was de weg gauw ge vonden. Wat waren het bootje en de schelpjes blij, toen hjj eindelijk kwam aangereden. Van blijdschap vergaten ze te mopperen en tóch waren ze eigen lijk ook boos geweest. Het is een klein beetje mijn schuld, zei het duinhaasje. Een klein beetje? pufte de vrachtauto. Laten we zeggen: een groot beetje, zei het haasje toen. Maar nu zal ik jullie helpen. Hij duwde de boot met de schelpjes in de vrachtauto en wuifde ze na, tot ze in de verte verdwenen. Welkom thuis, zei de pop van Berties zusje, toen ze tegen de morgen weer binnen kwamen. En daarmee was het grote avontuur van het kleine oootje afgelopen. Maar nog alle nachten ver tellen de schelpjes hun verhaaltjes van de zee. En als de Schelpenkoningin weer jarig is. wie weet, begint het gro te avontuur dan nog eens opnieuw! LEA SMULDERS nillllllllllllllllillllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllliliiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiii,,! steen te doen gaan." „Ik zie wel", antwoordde Don Qui- chotte, „dat gij niet bedreven zijt in het vak van avonturen; het zijn reuzen en indien gij bang zijt, ga dan op zij en bid, terwijl ik mij met hen in een vre selijke en ongelijke strijd ga begeven." Dit zeggende, gaf hij zijn paard Ro- sinante de sporen, zonder acht te slaan op het geroep van Sancho, die hem waarschuwde, dat het zonder enige twij fel windmolens waren en geen reuzen, die hij ging aantasten en niet bemerkte, ofschoon hij er reeds dicht bij was, wat het waren. Hij draafde maar door, met luide stem roepende: „Vlucht niet, schepsels, een enig ridder is het, die u aanvalt." Op dit ogenblik kwam er wat wind op en de grote wieken begonnen zich te bewegen. Don Quichotte, dit ziende, zeide: „Al beweegt gij ook uw armen, gjj zult mij toch duur betalen!" En dit zeggende, zette hij, goed besahut met Jullie hebben zeker wel eens ooit van Tijl Uilenspiegel en van Baron van Münch- hausen gehoord. Maar kennen jullie ook de avonturen van Don Quichotte, de dolende ridder ofwel de ridder van de droeve figuur? Hij is de held uit een ridderroman en 29 september is het 415 jaar geleden dat de schrijver Cervantes de Savedra werd geboren. Wij willen het bekende verhaal van een gevecht tegen windmolens, die hij voor reuzen aanzag, hier laten volgen. Je moet dan weten, dat ridder Don Quichot te steeds op stap is in gezelschap van zijn schildknaap. Dat op stap zpn be- betekent, dat hij in volle wapenrusting en voorzien van een lange lans op zijn paard Rosinante het land doortrok. Een dikke, kleine boer Sancho Panza werd zijn schildknaap, die hem op al zijn merkwaardige reizen, op een ezeltje ver gezelde. Nadat zij onderweg reeds eni ge avonturen hadden beleefd en weer eens op weg waren zonder bepaald doel, bespeurden zij in een vlakte der tig tot veertig windmolens, en zodra Don Quichotte ze zag, zei hij tot zijn schildknecht: „Kijk eens, daarginds, vriend Sancho Panza, die dertig of meer nog ontzaglijke reuzen, met wie ik mij in de strijd denk te begeven."... „Wat voor reuzen?" vroeg Sancho Panza. „Die ge daar ziet," antwoordde zijn meester, „met hun grote armen." „Kijk eens goed heer," antwoordde Sanco, „wat zich daar vertoont zijn geen reuzen, maar windmolens en wat bij u op armen gelijkt zijn de wieken, wel ke de wind ronddraait om de molen- zijn schild en met gevelde lans, Rosi nante in volle galop en viel de eerste molen die voor hem stond, aan. Toen hij hem nu een lansstoot in de wiek gaf, draaide de wind deze met zoveel kracht rond, dat zij de lans in stukken brak en paard en ruiter meenam, die een heel eind over het veld rolden. Sancho Panza snelde hem ter hulp zo hard zijn ezel maar lopen kon, maar toen kwam hij tot de ontdekking, dat de ridder zich niet kon verroeren, zo hevig was zijn val geweest. „Zei ik Uwe Hoogheid niet, toch toe te zien, wat gij deedt" riep Sancho uit, „daar het maar windmolens waren." Maar de dolende ridder vond het niet erg dat hij gewond was; hij had echter veel spijt, dat zijn lans was gebroken. Zij brachten de nacht door onder eni ge bomen en van een dezer brak Don Quichotte een dorre tak af, die hem tot lans moest dienen. Zij beleefden nog heel wat avonturen, maar dit van de windmolens is wel het bekendste. In ons land bestaat er een gezegde, dat uit dit verhaal is afgeleid, namelijk „tegen windmolens vechten". Dat betekent, dat iets onbegonnen werk is om te onder nemen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1962 | | pagina 15