HET TOVERPOTLOOD
HET WOLVEN
C
tl
4
i
Mi-loclc
Avontuur
aan de Rivièra
Het GROTE AVONTUUR van
het KLEINE BOOTJE
IR idderen wind-\
molensl
(7
J
7^
IPIËÊ*
Jantje houdt van
de dieren
n
V Ar'
DeMMoclc
Militairen uit Nieuw-
Guinea krijgen hier
hun kerstpakketten
mms
mm®
r
ZATERDAG 29 SEPTEMBER 1962
PAGINA 15
door LUKACS
ERIC DE NOORMAN
2. Stuntelig verzoekt Leif Olvason de Noorman, hem nog één nacht
bedenktijd te geven iets, waartegen Eric zich moeilijk verzetten kan.
Examen®
socks of standing
BRILJANT sok,
'n nieuwe creatie!
door
W. GELDOF
4. \A JKJ
een ebrste
klasse- es
TAURANT.'
MIJ oor.!
A l/c HE$\
EEN HEUP UyJST-
\t«4(
AAN HETIVERAC.I
W EETBARE WAREN
tN Rj/jN HOCFD
LATEN we
PAT CE TA P/EK
Maar Leifs houding heeft zijn bevreemding gewekt: heeft hij iets te
verbergen? Is dat wat Leif uitvoert wérkelijk de oorzaak van zijn
tegenwerpingen, of zit er méér achter? Maar de volgende morgen
schaamt Eric zich al weer voor zijn argwanende gedachten, als Leif
Olavson hem na het ochtendmaal meedeelt, dat hij instemt met Erics
verzoek... „tenminste als uw jager Thorfinn er in slaagt, Egil terug te
vinden," laat hij er half en half spottend op volgen. „Hoop je misschien
van hiet is Erics wederwoord, doch hierop geeft Leif geen antwoord.
Terwijl in opdracht van Leif een drietal schepen in de havenplaats in
gereedheid gebracht wordt, blijven Eric en zijn mannen nog enkele
dagen te gast op Leif's hoeve, in afwachting van Thorfinns terugkeer.
Maar de jager komt niet opdagen. Dit verontrust Eric niet; hij ként
Thorfinn, en diens uitblijven is voor hem alleen maar een bewijs, dat
de jager op het goede spoor is. Maar de Noorman wil Leif, wiens zaken
hem \£§er geheel in beslag nemen, niet langer tot last zijn. Bovendien
verlangt hij er zelf ook naar terug te keren. Nog voor de week om is,
begeeft Eric zich met zijn troep na een hartelijk afscheid van de
handelaar op weg naar Vosbu. Leif heeft beloofd, de jonge Egil,
zodra Thorfinn hem teruggebracht heeft, samen met de jager op een
snelle boot achter Eric aan te zullen zenden. De tocht naar Vosbu
verloopt voorspoedig en reeds na twee dagen komen de lage houten
huizen van het stadje in zicht. De eerste, die hun daar tegemoet komt,
is... Thorfinn Snelvoet. „Ik heb het spoor van de jongen tot hier weten
te volgen," meldt de jager, „maar in de stad is hij spoorloos verdwenen.
Mogelijk houdt hij zich daar schuil... ik vrees echter, dat hij daar alléén
heen gegaan is, om zijn spoor bijster te maken. Dan is hij nu de hemel
mag weten waar en is alle zoeken verder zinloos."
AMSTERDAM, 29 sept. Doet ex
rechten: M. P Weyermans (Amster
dam) Doet ex wiskunde J. a. Niphuis
(Rotterdam) Doet ex natuurkunde A.
M. E. Hoeberechts (Amsterdam). Doet
ex biologie C. J. Smit (A'dam) met lof.
Doet ex scheikunde: A. v.d. Ater (Am.
■terdam. Doet ex farmacie: T. P. Oei
(Amsterdam). Doet ex biologie: mej.
M. Aberson en de heer W. G. F.
Scliroevers (Amsterdam) Kand ex wis
kunde en natuurwetenschappen: mej.
M. Roodenburg, mej. M. C. van Beek
(Amsterdam) en de heren C. P. Val-
kering, C. A. S. Groen, T. F. A. M.
Rensman, H. J. Pfalzer, R. J. Crols-
ma, I. A. de Hulster, B. J. Mijnheer,
R. Ritsema van Eek en J. de Witter
(Amsterdam)
(Advertentie)
dus fris en hygiënisch
n produkt van Textielfabrieken Emiie Lockefeer N.V. Huist (Z).
DEN HAAG, 29 sept. (KNP) De
kerstpakketten-actie van de beide thuis
fronten voor de militairen in Nieuw-Gui-
na is door de snelle politieke ontwik
keling doorkruist, omdat de militairen
allen reeds voor kerstmis in het vader
land terug zullen zijn. Het Protestants
Interkerkelijk Thuisfront en het Natio
naal Katholiek Thuisfront hebben daar
om besloten de tienduizend kerstcar
deaus voor de militairen in Nieuw-Gui-
nea uit te reiken wanneer de militairen
in het vaderland aankomen. Dit is mo
gelijk gemaakt door de medwerking van
het ministerie van Defensie.
Voor de eerste maal zal deze uitrei
king geschieden bij aankomst van het
KLM-vliegtuig op Schiphol, dat dinsdag
vijftig militairen thuis brengt. Het zal
van die datum af praktisch elke dag
gebeuren totdat 17 november het trans
portschema is voltooid. Wanneer de bei
de transportschepen uit Nieuw-Guinea in
Nederland aankomen eind oktober of
(Advertentie)
Dé KOLEN
RADIATOR
met de
12 unieke
schappen
PELGRIM, óók voor oliehaarden
begin november zullen ook aan deze
militairen de paketten van de beide
thuisfronten uitgereikt worden. Militai
ren, die reeds in het vaderland zun>
ontvangen hun pakket thuis.
Wie in het voorjaar van 1932 George Heusler
voorspeld zou hebben, dat hij binnen enkele maan
den in plaats van leraar aan het lyceum in zijn
geboorteplaats bordenwasser in een obscuur hotel
zou zijn, die zou door hem als volslagen gek zijn
beschouwd. Er kunnen zich echter m het leven van
ernstige en ontwikkelde mensen kleinigheden voor
doen, evengoed als in het leven van eenvoudiger
lieden, die grote gevolgen hebben. Bij George Heus
ler was die kleinigheid dat hp op een grauwe,
regenachtige avond in juni een studieboek uitpakte,
dat hem op zijn verzoek was toegestuurd vanuit
een bibliotheek in Parijs. Het boek was zeer inter
essant en voor George zeer belangrijk, maar de
melancholie van de regenachtige zomeravond had
hem zó te pakken, dat hij het boek weglegde en de
oude krant, waarin het was verpakt begon te be
kijken.
Die krant was op zichzelf niets bijzonders, al was
ze dan ook ergens in het zuiden uitgegeven Ze was
ai tien dagen oud en bevatte geen schokkend nieuws.
Maar toevallig viel George's oog op een kleine,
zwartomljjnde advertentie: Hotel Au Lion d'Or,
Cannes, vraagt voor het a.s. zomerseizoen borden
wassers en hulpkelners. Goed loon.
Het was deze, op zichzelf onbetekenende annonce
die George aan het denken zette, al was ze dan'
Ook reeds tiert dagen oud. Zoals gezegd, het was een
grauwe, regenachtige avond en George kreeg bij
het lezen van de naam Cannes visioenen van zui
delijke stranden, promenades, die rijk beschaduwd
werden door sierlijke palmbomen en van een 'zacht-
blauwe zee onder een wolkenloze hemel. Maar hij
wist, dat dit niet voor hem was weggelegd, aange
zien zijn inkomen als leraar beslist niet toeliet voor
enkele weken naar het zuiden te gaan. George
Heusler had totnogtoe niet veel van de wereld ge
zien. Voor de oorlog was hjj in Parijs gaan stude
ren. De oorlog was al aan de gang toen hij klaar
was. Hij kon meteen de wapenrok aantrekken, want
hij was intussen genaturaliseerd. Ruim drie jaren
bracht hij door in de loopgraven van Vlaanderen
met de wetenschap, dat daar recht tegenover hem
zijn broer Marcel kon liggen, of vrienden uit het
dorp. Toen hp na vijf jaar afwezigheid in zijn ge
boorteplaats terugkwam bleek het, dat zijn vader,
die al jaren weduwnaar was, twee jaar geleden
was gestorven, maar dat zijn broer de oorlog had
overleefd en dat Diedenhofen thans Thionville was
geworden. Het oude grensland Elzas-Lotheringen
wisselde weer eens van eigenaar...
Het laatste bracht voor George goede mogelijk
heden als taalleraar. Hij kon onmiddellijk leraar
worden aan hetzelfde lyceum waarop hij in zijn
jeugd had gegaan en hij deed het. Spoedig kwam
zijn broer Marcel uit krijgsgevangenschap terug.
Die kon onmiddellijk beginnen met de herontgin
ning van de boerderij, die vreselijk verwaarloosd
was. Die eerste lange zomervakantie had George
zijn broer ijverig geholpen met het in orde brengen
van het land, de gebouwen en de machines. In dat
najaar was Marcel getrouwd Natuurlijk was George
bij zijn broer blijven inwonen. De boerderij lag
trouwens geen kwartier lopens van het stadje.
Marcel was heel gelukkig met Gisela, zijn jonge
vrouw en George kon met beiden uitstekend over
weg. Maar de zaken gingen goed en dit voorjaar
had Marcel een flinke knecht gehuurd. George
voelde, dat zijn broer hem nu in de vakantie niet
meer zo hard nodig zou hebben. Drie volle zomer
maanden vakantieGeorge vond het zonde om die
te gaan verknoeien op een doodstille boerderij. Maar
wat dan wèl? Al zijn collega's gingen op reis. De
meesten hadden familie in het oosten, over de grens,
die zij nu eindelijk konden bezoeken; anderen wil
den Frankrijk, het nieuwe vaderland, gaan verken
nen en er waren er ook, die nog ijverig voor een
akte studeerden en daarvoor de vakantie bard
nodig hadden. De rector zou als vanouds naar Do
rémy aan de Maas gaan om verder te snuffe
de oude boeken en handschriften van het klooster,
alhoewel sommigen hardnekkig beweerden,
wijn, die zijn neef daar teelde een minstens even
grote aantrekkingskracht op hem uitoefende.
BGeoree wist dat hij als leraar in de vakantie-
tüd Mef in dienstbetrekking bij der-en mocht gaan
Maar hii wist ook, dat het stille sleurleven, dat
hifde laatste twee jaar had geleid en dat in zo felle
tegenstelling stond tot het oorlogsleven daarvoor,
hem dwong om eens iets geheel anders te gaan
doen Bovendien, Cannes was vele, vele honderden
kilometers weg. Uit deze streek ging niemand daar-
heen^ Geen haan zou er naar kraaien als hij daar
een paar maanden in een hotel ging werken en de
bijverdienste kon hij uitstekend gebruiken.
Verder was het waarschijnlijk, dat in zo'n hotel
buitenlanders zouden komen. Alhoewel hij Engels
en Duits doceerde, was hij nog nooit in de gele
genheid geweest Engeland zelf te bezoeken en in
Thionville verschenen geen buitenlanders. Misschien
zou hij zijn talenkennis wat kunnen opfrissen daar.
Kortom, hij hakte de knoop door en schrééf. Heel
uitvoerig schetste hjj zijn levensomstandigheden en
hij vertelde eerlijk, dat hij zijn vakantie aldus pro-
duktief wenste te maken en dat hij verwachtte, dat
zijn talenkennis daar misschien van nut kon zijn.
Zijn keurige brief had het gehoopte resultaat. Een
week later ontving hij een schrijven, waarin hem
werd verzocht op de 16e juli aanwezig te zijn. Loon
en arbeidstijd werden in 't kort uiteengezet. Als hij
dit aannam moest hij dat per omgaande melden,
dan werd op hem gerekend. Hij nam het aan en
meldde dat per omgaande. En toen de volgende
dag enkele collega's in het lerarenkamertje van het
lyceum hem vroegen waar hij - jn vakantie deze
zomer zou doorbrengen, antwoordde hij met goed
gespeelde achteloosheid: ,,0ch, ik had zo gedacht,
van 't jaar de Rivièra".
Er werd hartelijk om gelachen, daar ieder wel
wist, dat hjj niet rijk was en dat hij het vorige
jaar 's zomers trouw bij zijn broer op de boerderij
had geholpen. George trok zich daar niets van aan
en haalde nonchalant de schouders op.
(Wordt vervolgd
Bertie was in de vakantie met zijn
vader en zijn moeder naar zee
geweest. En net zoals de meeste
andere kleine jongens, had Ber
tie schelpjes gezocht en er een emmer
tje-vol van mee naar huis genomen.
Daar waren de schelpjes nu. Samen
met de zandvormpjes, het bootje en
Be)ties schop, 'opgeborgen in de speel
goedkast. Dat was een hele verandering
voor de schelpjes, die altiid aan het
strand bij het grote water gewoond had
den. Geen wonder dat zii met hun
zachte schelpenstemmetjes de hele
nacht door verhaaltjes van de zee ver
telden. Het was jammer dat Bertie
die verhaaltjes net horen kon. Maar
Berties bootje hoorde ze wel. En hij
genoot ervan, want hij was ook mee
geweest naar de zee en hij vond het
fijn om er nog eens wat over te horen.
Op een nacht, toen iedereen in huis
sliep, zeiden de schelpjes tegen Ber
ties boot: we zijn een beetje verdrie
tig Vandaag :s het groot feest op zee.
De Schelpenkoningin is jarig. Maar wij
zijn er niet bij, omdat Bertie ons mee
genomen heeft. Het bootje probeerde de
schelpjes wat te troosten. Kom-kom, zei
hij. hier maak je weer andere feesten
mee. Als Bertie jarig is bijvoorbeeld.
Dan komen er een heleboel jongetjes
er. dan is het reuze leuk.
Maar de schelpjes bleven maar zuch
ten over hun jarige Schelpenkoningin.
En opeens zei er een: och bootje, jij
zou ons best even naar haar toe kun
nen brengen. Wij weten precies hoe
ver we moeten varen, om bij het schel-
nonkasteel te komen. Och ja, dat zou
fijn zijn. Mogen we instappen? riepen
toen alle schelpjes. Maar het oootje
bromde verschrikt: hola jongens, wacht
nou eens even. Ik ben een boot en va
ren kan ik wel. Maar hoe komen we
aan de zee?
Daar hadden de scheipjes nog niet
over nagedacht en ze begonnen weer
zó verdrietig te suizelen, dat het bootje
er maar gauw wat op verzon. Bertie
heeft een grote vrachtauto van plas
tic, zei hij. Ik zal vragen of die ons
naar de zee wil rijden. Dat vonden de
schelpjes een prachtig idee en gelukkig
maar dat de auto er dadelijk voor te
vinden was. Ik hou wel van zo'n kar
weitje, lachte hij. Ik sta gewoon te pope
len van ongeduld om eens weg te ko
men uit de speelgoedkast. De schelp
jes duwden het bootje op de vracht
auto, klauterden er allemaal in en
daarna begon de reis. De pop van Ber
ties zusje was zo vriendelijk om het
raam wat omhoog te schuiven. Ik iaat
jullie morgenvroeg weer binnen ook,
beloofde ze. De vrachtauto reed met
eer vaartje regelrecht naar zee. Hoera!
riepen de schelpjes. Ze stapten uit,
trokken het bootje in het water en klom
men er toen weer in. Wachter tot we
terugkomen! riep de kleine boot tegen
de vrachtauto. Meteen dobberde hij al
over de golven. Het was wél vreemd
hoor! Heel anders dan in de vakantie,
toen Bertie erbij was geweest en nog
een heleboel andere kinderen. Da zee
leek nu nog veel groter. Gelukkig maar
dat de schelpjes er waren, anders zou
het bootje zeker een beetje bang ge
worden zijn.
Toen ze een klein poosje gevaren had
den, begonnen alle schelpjes „lang zal
ze leven" te zingen. En het duurde
nog geen minuutje of daar kwam de
schelpenkoningin boven water. Ze zag
er heel mooi uit, met een kroon van
bloedkoralen en een jurkje van gespon
nen zeewier. Dat is nog eens een ver
rassing! riep ze blij. Allemaal meege
nomen kindertjes van mij! Hoe gaat
het met jullie? Goed, goed!, riepen de
schelpjes. Maar we konden u toch heus
niet vergeten. We wilden u graag feli
citeren met uw verjaardag. En dat
bootje was zo vriendelijk om ons hier
heen te varen.
Dat is echt lief, lachte de Schelpen
koningin. Daarom zal ik jullie maar niet
meenemen in mün schelpenkasteel on
der water. Want het bootje zou dan al
leen achter moeten blijven Het kan niet
onder water. Maar in plaats daarvan
Mikje Mek en Mak je Mok
zitten in het hondehok
met bibberende mondjes.
Och, arme arme hondjes!
Ze zitten aan de ketting vast.
O, wat een last! O, wat een last!
En op het grasveld staat de geit.
Ze graast en snuffelt heel de tijd.
En op haar geitebekje
ligt een verdrietig trekje.
Ze staat gebonden aan een paal.
Wat een schandaal! Wat een schandaal!
De kippen roepen tokke tok.
De haan kraait in het kippehok
met krabbelende poten:
Het deurtje is gesloten!
Ze zitten met zijn allen vast.
O, wat een last! O, wat een last.'
Maar kijk, daar heb je kleine Jan.
Verbazend, wat die jongen kan!
Hij laat de kippen buiten
en staat er bij te fluiten.
Hij haalt het geitje van het touw,
en ook de hondjes, gauw, gauw, gauw.
De kippen stuiven overal.
De hondjes keffe... „Ben je mal!"
Ze happen naar hun veren:
„Zo kun je lachen leren".
Het geitje huppelt: „Ha, joechei!
Nu zijn we vrij! Nu zijn we vrij!
VERA WITTE
kom ik ook in de boot en gaan we sa
men een eindje varen.
Dat vonden de schelpen reuze fijn.
Ze schikten een eindje op en de jarige
Schelpenkoningin kwam tussen ze inzit
ten. En wie kwamen daar nog meer?
Drie dikke krabbetjes, die muziek
maakten. Nu ben ik een echte ple
zierboot, dacht het bootje van Bertie.
Eer. plezierboot voor een koningin nog
wei. Dat moest Bertie eens kunnen
zien! Hjj danste over de golven en
schommelde heen en weer op de maat
van de muziek.
Maar zelfs aan het leukste boottocht
je moet een einde komen. De schelpen
koningin moest naar huis. In haar kas
teel waren allerlei zeeprinsen op visi
te, daar hoorde zij natuurlijk bij te
zijn. Daarom nam ze afscheid van de
schelpjes en van Berties boot en ver
dween onder water. De scheipjes glans
den van plezier. Heb je er spijt van,
dat je ons hebt weggebracht? vroegen
ze. Nee hoor,geen sprietje! zei de boot.
Maar dat zou hij vast niet gezegd heb
ben, als hij geweten had, dar de vracht
auto, de plastic vrachtauto die hem
naar huis moest brengen... weg was.
Ja, die vrachtauto had al die tijd op
het strand moeten wachten en dat was
eigenlijk ook wel erg saai. Nou sta ik al
wéér stil, had de vrachtauto in zich-
zell gezegd, en ik wou nog we] zo
graag heel hard rijden. Plotseling kwam
er een duinhaasje aangelopen. Hallo,
zei het. Ben jij een echte auto, die rij
den kan?
Nou, je snapt het al. De vrachtauto
wilde natuurlijk dolgraag laten zien hoe
echt hij was. Stap maar in, zei hij te
gen het haasje en daar raden ze de
duinen in. Het haasje was reuze in zijn
schik want hjj had nog nooit in een
echte auto gereden. Het flapperde met
zijn lange oren van opwinding. En de
auto reed rrrt de helling af, hubbel-de-
bubbel door een kuil en daarna hele
maal schuin de bocht door. Het duur
de een hele, hele poos voor de vracht
auto aan het bootje met de schelpjes
dacht. Hela, zei hij verschrikt, we moe
ten terug, meneer Duinhaas, hoe kun
nen we het vlugst aan het strand ko
men?
Um-um, zei het haasje, want ze had
den zo ver en zo hard gereden, drhij
het ook niet precies meer wist. aar
rechts, zei hij toen en de auto zette het
op een rijden. Och nee, het was lout,
wat het haasje gezegd had. Inplaats ran
naar de zee, reden ze helemaal de ver
keerde kant uit. Ik denk dat ik me ver
gist heb, zei het haasje. Daar was ik
ai bang voor, bromde de vrachtauto.
Maar als jij het niet weet, weet ik het
helemaal niet. Jij bent tenslotte bekend
in deze streken. Dat is wei zo, knikte
het haasje een beetje beschaamd, maar
de duinen lijken allemaal ontzettend op
elkaar. Rij nu maar weer eens naar
links. Misschien komen we er dan.
Maar zeker weet ik het niet.
Och, en ondertussen stond Berties
bootje vol onrust op het strand. Hoe
kom ik ooit weer thuis? dacht het. Waar
kan die auto nu gebleven zijn?
De auto hubbelde en bubbelde ver
der en opeens zag hij een paaltje staan,
waarop geschreden stond: naar het
strand, 1 kilometer. Er stond een g-rote
pijl bij en toen was de weg gauw ge
vonden. Wat waren het bootje en de
schelpjes blij, toen hjj eindelijk kwam
aangereden. Van blijdschap vergaten ze
te mopperen en tóch waren ze eigen
lijk ook boos geweest. Het is een klein
beetje mijn schuld, zei het duinhaasje.
Een klein beetje? pufte de vrachtauto.
Laten we zeggen: een groot beetje, zei
het haasje toen. Maar nu zal ik jullie
helpen. Hij duwde de boot met de
schelpjes in de vrachtauto en wuifde ze
na, tot ze in de verte verdwenen.
Welkom thuis, zei de pop van Berties
zusje, toen ze tegen de morgen weer
binnen kwamen. En daarmee was het
grote avontuur van het kleine oootje
afgelopen. Maar nog alle nachten ver
tellen de schelpjes hun verhaaltjes van
de zee. En als de Schelpenkoningin
weer jarig is. wie weet, begint het gro
te avontuur dan nog eens opnieuw!
LEA SMULDERS
nillllllllllllllllillllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllliliiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiii,,!
steen te doen gaan."
„Ik zie wel", antwoordde Don Qui-
chotte, „dat gij niet bedreven zijt in het
vak van avonturen; het zijn reuzen en
indien gij bang zijt, ga dan op zij en
bid, terwijl ik mij met hen in een vre
selijke en ongelijke strijd ga begeven."
Dit zeggende, gaf hij zijn paard Ro-
sinante de sporen, zonder acht te slaan
op het geroep van Sancho, die hem
waarschuwde, dat het zonder enige twij
fel windmolens waren en geen reuzen,
die hij ging aantasten en niet bemerkte,
ofschoon hij er reeds dicht bij was,
wat het waren. Hij draafde maar door,
met luide stem roepende: „Vlucht niet,
schepsels, een enig ridder is het, die u
aanvalt."
Op dit ogenblik kwam er wat wind op
en de grote wieken begonnen zich te
bewegen. Don Quichotte, dit ziende,
zeide: „Al beweegt gij ook uw armen,
gjj zult mij toch duur betalen!" En dit
zeggende, zette hij, goed besahut met
Jullie hebben zeker wel eens ooit van Tijl
Uilenspiegel en van Baron van Münch-
hausen gehoord. Maar kennen jullie
ook de avonturen van Don Quichotte,
de dolende ridder ofwel de ridder van
de droeve figuur? Hij is de held uit
een ridderroman en 29 september is
het 415 jaar geleden dat de schrijver
Cervantes de Savedra werd geboren.
Wij willen het bekende verhaal van een
gevecht tegen windmolens, die hij voor
reuzen aanzag, hier laten volgen. Je
moet dan weten, dat ridder Don Quichot
te steeds op stap is in gezelschap van
zijn schildknaap. Dat op stap zpn be-
betekent, dat hij in volle wapenrusting
en voorzien van een lange lans op zijn
paard Rosinante het land doortrok. Een
dikke, kleine boer Sancho Panza werd
zijn schildknaap, die hem op al zijn
merkwaardige reizen, op een ezeltje ver
gezelde. Nadat zij onderweg reeds eni
ge avonturen hadden beleefd en weer
eens op weg waren zonder bepaald
doel, bespeurden zij in een vlakte der
tig tot veertig windmolens, en zodra
Don Quichotte ze zag, zei hij tot zijn
schildknecht: „Kijk eens, daarginds,
vriend Sancho Panza, die dertig of
meer nog ontzaglijke reuzen, met wie
ik mij in de strijd denk te begeven."...
„Wat voor reuzen?" vroeg Sancho
Panza.
„Die ge daar ziet," antwoordde zijn
meester, „met hun grote armen."
„Kijk eens goed heer," antwoordde
Sanco, „wat zich daar vertoont zijn geen
reuzen, maar windmolens en wat bij
u op armen gelijkt zijn de wieken, wel
ke de wind ronddraait om de molen-
zijn schild en met gevelde lans, Rosi
nante in volle galop en viel de eerste
molen die voor hem stond, aan. Toen
hij hem nu een lansstoot in de wiek
gaf, draaide de wind deze met zoveel
kracht rond, dat zij de lans in stukken
brak en paard en ruiter meenam, die
een heel eind over het veld rolden.
Sancho Panza snelde hem ter hulp zo
hard zijn ezel maar lopen kon, maar
toen kwam hij tot de ontdekking, dat
de ridder zich niet kon verroeren, zo
hevig was zijn val geweest.
„Zei ik Uwe Hoogheid niet, toch toe
te zien, wat gij deedt" riep Sancho uit,
„daar het maar windmolens waren."
Maar de dolende ridder vond het niet
erg dat hij gewond was; hij had echter
veel spijt, dat zijn lans was gebroken.
Zij brachten de nacht door onder eni
ge bomen en van een dezer brak Don
Quichotte een dorre tak af, die hem tot
lans moest dienen. Zij beleefden nog
heel wat avonturen, maar dit van de
windmolens is wel het bekendste. In
ons land bestaat er een gezegde, dat uit
dit verhaal is afgeleid, namelijk „tegen
windmolens vechten". Dat betekent, dat
iets onbegonnen werk is om te onder
nemen.