De wet van vraag en aanbod
Modernisering
van fruitteelt
is kwestie op
lange termijn
Komt er ooit een dat de
prijzen minder schommelen?
ZATERDAG 29 SEPTEMBER 1962
PAGINA 9
Daar gaan ze. Waarheen
Een fruitpakhuis met miljoenen appels.
De techniek helpt de natuur.
Het is er wélmaar duur.
«88S&
HUISVROUWEN KLAGEN: „Het
fruit is ons echt veel TE DUUR!"
Het fruit wordt duur betaald dit
seizoen. Kersen zijn er maar
even geweest en ze hadden
„gouden steeltjes"; pondjes to
maten hebben tot eind augustus kilo
prijzen gedaan; perziken worden per
stuk verkocht en de eerste gele ap
pels onooglijke hummeltjes die het
vroeger hoogstens tot moes hadden
gebracht xltn nu als kostbaarheden
gepresenteerd. Het najaar zal vol
gens insiders geen soulaas brengen:
appels en peren zullen heel het win
terseizoen knap duur blijven. Ligt het
allemaal aan de lange winter, het
koude voorjaar en de slechte zomer?
We zouden het graag willen geloven.
Maar ook het vorig jaar is het fruit
peperduur geweest. Bescheiden Cox-
jes en krenterige Golden Delicious
hebben het vorig najaar en de afge
lopen winter 15, 30 of meer cent per
stuk gekost. Kwaliteitsfruit was in de
doorsnee groentezaken nauwelijks te
vinden, omdat het eenvoudig niet te
betalen was. Als we ons wel herinne
ren waren het toen de nachtvorsten
die de schuld kregen. De argeloze
consument begint zich echter af te
vragen, of er geen andere factoren in
net spel zyn. Wordt het geen systeem,
om duur fruit en dure groenten aan
de markt te brengen? Probeert men
de welvaart, waarin hij geacht wordt
te verkeren, niet uit te melken? Moet
hij opbieden tegen de buren van het
Wirtschaftswunder, die met hun wel
gevulde beurzen de eerste kopers zijn?
Worden de hoeveelheden kunstmatig
beperkt om de prijs op peil te hou
den? Hoe komen de prijzen eigenlijk
tot stand? Kan men in de groenten-
winkels maar vragen wat men wil?
Om bij het laatste te beginnen: dat
kan men inderdaad. Er kunnen minis
ters en complete kabinetten aftreden
omwille van één melkcent; er wordt
vergaderd op de allerhoogste niveaus
als het volkswit of regeringsbruin een
halve cent meer moet gaan kosten,
maar als de appelen van vandaag op
morgen 50 cent per kilo duurder wor
den, komt De Pous er niet aan te pas.
Bij groenten en fruit, hoe onmisbaar
deze artikelen ook zijn in het „voed
selpakket", regeert de wet van vraag
en aanbod. Dat is het geval op de vei
lingen, waar de basis wordt gelegd
voor de consumentenprijs, dat is ook
het geval in de handel, die op de vei-
lingprijzen voortbouwt zo hoog als de
onderlinge concurrentie en de koop
lust van het publiek het toelaten. Het
is een moeilijke zaak: hetzelfde pu
bliek dat over de prijzen klaagt,
bepaalt de prijzen zelf. Als het op
een goede dag massaal voor de
eer zou bedanken, zouden de win
kelprijzen onherroepelijk zakken; dat
zou onmiddellijk doorwerken in de
veilingprijzen en het fruit zou goed
koop worden. Maar het publiek is on
georganiseerd en... het wil fruit eten.
Als het duur is, koopt het mondjes
maat, bij een winkelier die eveneens
mondjesmaat heeft ingekocht, tegen
hoge veiling- en grossiersprijzen.
De zaken veranderen pas grondig,
Bis er grote aanvoeren komen. Dan
wachten de handelaren op de veilin
gen wat langer voor ze toehappen en
krijgt het publiek de kans, voor het
zelfde geld een dubbele hoeveelheid te
kopen. Dat gaat allemaal goed tot de
overvloed zo groot wordt, dat de markt
verzadigd wordt; het fruit is spotgoed
koop, iedereen kan er naar hartelust
van genieten, maar Gr GGn grens
aan de consumptie. Dat is het mo
ment, waarop het onverkoopbaar
wordt en „doordraait" het haalt de
minimumprijs niet, diede telers heb
ben vastgesteld en het wordt niet
meer in de handel gebracht.
Voor veel mensen is die doordraai
een moeilijk te verteren zaak. Waar
om worden kostelijke tomaten voor
het vee gegooid, terwijl miljoenen
mensen in de wereld nog honger lij
den? Als men inziet, dat het om zeer
bederfelijke produkten gaat, die een
voudig niet te transporteren zijn, en
waarvan het transport bovendien on
eindig veel duurder zou zijn dan de
waarde van het voedsel, dan vraagt
men zich af, of men er geen wees
huizen en andere instellingen van kan
laten profiteren; of men de mensen die
i S buurt van de veiling wonen
niet de kans kan geven, het fruit gra
tis af te halen en of het niet in mas
sa's geconserveerd kan worden Men
vergeet dan, dat het transport naar de
instellingen het gratis fruit toch weer
geld doet kosten; dat de uitdelingen
de markt nog verder bederven, waar
door de volgende dag nog méér fruit
of groente doordraait en dat de capa
citeit van de industrieën, die bij door
draai inderdaad in de gelegenheid
worden gesteld om tegen een krats in
te kopen, nu eenmaal beperkt is.
Men kan de tuinders bovendien niet
verwaten, dat ze te hoge minimum
prijzen aanhouden; de uiterste prjjs
ligt aanzienlijk beneden de Kostprijs
van het produkt en zo laag, dat het
publiek zonder financiële bezwaren vol
op kan kopen. Voor tomaten is de mi
nimumprijs 35 ct per kg, terwjjl de
kostprijs van gestookte tomaten ruim
één gulden en van niet gestookte
in de openlucht geteelde tomaten
40 ct bedraagt.
Doordraai komt bij tomaten, sla en
andere snel rijpe en zeer bederfelijke
produkten ieder jaar wel voor. Bij ap
pels en peren is het echter uitzonde-
r'ng en als het zover komt betreft het
meestal zeer slechte kwaliteiten. Men
heeft de aanvoer van dit harde fruit
veel beter in de hand; als het aan-
Dod groot is, kan men partijen weg
zetten in koelcellen. De tuinders ma
ken daar volop gebruik van: deze zo
mer werden in juli nog Golden Deli
cious geveild, die van vorig jaar ok
tober af in het koelhuis hadden gele
gen. De tuinders geven de veilingmees
ter vaak de bevoegdheid, de partijen
m verkoop te brengen op het moment
dat hjj het beste acht. Soms worden
reeds gekochte partijen door de groot
handel weggezet. De handelaren spe
culeren dan op sterke prijsstijgingen.
Als die uitblijven, kunnen ze een strop
halen; de kosten van het bewaren, die
groter worden naarmate het seizoen
vordert, komen er dan op geen stuk
ken na uit.
Maar laten we nog even op de
veiling gaan kijken, waar de
wet van vraag en aanbod heel
wat ingewikkelder ujtpakt dan
we hierboven hebben geschetst. Want
het gaat niet alleen om het Neder-
landse aanbod en de Nederlandse
vraag: ook het buitenland speelt een
hartig woordje mee. Het is zelfs zo,
dat de situatie in Duitsland en Italië
voor wat de appels betreft yan door
slaggevende betekenis is. Duitsland is
een belangrijk consumptiegebied. Het
heeft zelf een produktie die zeer sterk
wisselt, omdat de fruitteelt er minder
geperfectioneerd is dan in ons land.
Men heeft er een groot areaal van
ouderwetse boomgaarden,^ met name
van goudreinetten, die rijke oogsten
met schrale plegen af te wisselen. In
1960 was er een zeer rijke oogst: twee
en een half miljoen ton. Vorig jaar was
de produktie niet groter dan 900.000 ton
en dit jaar wordt een opbrengst van
1,4 miljoen ton verwacht. Dat bete
kent, dat de vraag, die met de wel
vaart en de bevolkingsgroei een vrij
wel constante stijging vertoont, dit
najaar iets beter dan vorig jaar, maar
lang niet voldoende door de binnen
landse oogst kan worden gedekt. In
Nederland schommelen de oogsten
veel minder sterk, omdat men hier
veel sterker gemoderniseerd is: een
groot deel van het areaal bestaat uit
moderne rassen die aan „struikbo
men" worden geteeld. Het is verras
send, hoe stabiel de opbrengst van de
moderne boomgaarden is: Cox's Oran
ge Pippin leverde in het rijke jaar
1960 in ons land 25.300 ton, in het
magere jaar 1961 2.500 ton en dit
jaar wordt de aanvoer weer op 25.000
ton geschat. De Goudreinette daaren
tegen had opbrengsten van resp
105000 ton en 60000 ton en tevens
vermoedelijk iets minder dan 60000
ton in het komende seizoen. Het is
vooral de Goudreinette die bij ons
nog zo'n 30 pet van het appelareaal
beslaat die ook in ons land schom
melingen veroorzaakt: de totale appel-
oogst in 1960 bedroeg 385.000 ton, die
van vorig jaar was 300.000 ton groot en
dit jaar wordt een aanvoer van 275.000
ton verwacht. Een bijzonder kleine
oogst, met veel liefhebbers in eigen
land en in Duitsland. Men kan er
daarom o.p rekenen dat de prijzen niet
mals zullen zijn.
Gelukkig voor ons, Nederlandse
consumenten, is er ook Italië
nog. Daar neemt de produktie
van fruit snel toe: Had men er
tien jaar geleden nog een oogst van
940.000 ton, dit jaar wordt het totaal
op 2,5 miljoen geschat en hier is geen
toevallige schommeling in het spel:
men teelt er in toenemende mate mo
derne rassen en het ontbreken van een
kapitaalkrachtige vraag in het eigen
land maakt het mogelijk, tegen scher
pe prijzen naar Duitsland te leveren.
Wil Nederland deze concurrentie aan
kunnen, dan moet men beneden een
bepaald niveau kunnen leveren. Onze
ligging is iets gunstiger, de trans
portkosten zijn lager, maar deze plus
punten verliezen hun waarde als de
vraag in het welvarende binnenland
de veilingprijzen omhoog jaagt. De
exporteurs moeten dan van hun aan
kopen afzien en de appeltjes blijven in
Nederland. Dank zjj Italië hoeven we
dus niet tot het uiterste op te bieden
tegen de consumenten in het nog wel
varender Duitsland...
Daardoor komt het, dat zelfs in ja
ren dat Duitsland een misoogst heeft,
nog 60 pet van onze ppelen in eigen
land blijft. Heeft Duitsland vette ja
ren, dan wordt bijna heel de oogst in
het eigen land afgezet. De vraag in
het binnenland is groot genoeg, om
heel de produktie op te nemen; ha
len de Italiaanse tuinders in dergelijke
jaren stroppen, in Nederland komt de
teler ook dan aan zijn trekken.
en vraagt zich daarom af, waar
om de teelt niet wordt uitge
breid. Want op dit punt kunnen
we de lezer-consument gerust
stellen: het areaal wordt niet kunst
matig beperkt gehouden. In heel de
sector van groenten en fruit zijn de
teelten vrij, op die van de witte kooi
na. Dat is het laatste restje van een
aantal beperkende maatregelen, die
hun intrede hebben gedaan in de cri
sisjaren, toen de tuinbouw steun kreeg
van overheidswege, op voorwaarde dat
de produktie werd ingekrompen.
Waarom wordt er dan niet méér ge
teeld?
Dat heeft verschillende oorzaken.
Ten eerste is fruitteelt een kwestie op
lange termijn. Ook met de moderne
rassen duurt het nog vier jaar, voor
een nieuw aangelegde boorngaard vol
op gaat produceren. Dat we echter
over vier jaar geen geweldige areaal
vergroting zullen zien, vindt zijn voor
naamste oorzaak in het kapitaal dat
met de aanleg van nieuwe boomgaar
den gemoeid is. Wie een moderne
boomgaard wil gaan opzetten en
dat mag tegenwoordig iedereen gaan
proberen: sinds dit jaar is de teelt
niet meer aan vakdiploma's en erken
ningen gebonden moet rekenen op
een investering van 25.000 per hec
tare, gerekend van de aankoop van de
grond tot het moment dat de boom
gaard gaat opleveren.
De modernisering van de hard-fruit-
teelt is na de oorlog pas op gang ge
komen. Ze is met de peren verder ge
vorderd dan bjj de appelen. Dat hangt
voornamelijk samen met het feit, dat
de oude perenrassen veel slechter wa
ren dan de oude appelrassen: Op het
ogenblik is het zo, dat er bijna geen
ouderwetse peren meer aan de markt
komen. Clapp's Favourite, Légipont,
Conference, Triomph de Vienne, het
zijn allemaal rassen die de toets van
de kritiek kunnen doorstaan en die
eenvoudig niet vergelijkbaar zijn met
de kleine, buikzieke peertjes uit vroe
ger jaren. In de sector van de appelen
is minder veranderd; enkele oude
soorten, zoals de Brabantse bellefleur,
zjjn vrijwel verdwenen en vervangen
door de veel lekkerder en beter houd
bare rassen als Cox's en James Grieve.
Maar de Goudreinette is gebleven. Het
is een ouderwetse, maar een goede,
voor allerlei doeleinden bruikbare en
dus nog altijd gevraagde appel. De in
dustrie is een van de grootste afne
mers, want zonder goudreinetten kan
men nauwelijks appelmoes maken.
Voor Nederland wordt verwacht, dat
men wat het moderniseringspercenta-
ge betreft met de appels over tien
jaar even ver gevorderd zal zijn als
men het nu is met de peren. Het areaal
zal dan geleidelijk verder zijn toegeno
men en men zal kunnen rekenen op
een tamelijk stabiele produktie van
goed fruit. In Duitsland, waar het me
rendeel van de appelen uit ouderwetse
boomgaardjes komt, die eigendom zijn
van boeren en arbeiders met andere
bronnen van inkomsten, is een groot
scheepse hervorming echter niet te
verwachten. De beurtjaren van dit
land zullen dus voorlopig him invloed
blijven uitoefenen, waardoor ons fruit
om het andere jaar tamelijk duur zal
zijn. In de tussenjaren met grote oog
sten in Duitsland zal het echter even
eens behoorlijk geprijsd zijn, omdat een
geweldige aanvoer en minimumprijzen
steeds minder waarschijnlijk worden.
Naarmate Italië erin slaagt in de
schaarstejaren de Duitse markt te
veroveren, zal de invloed yan de ma
gere jaren in Duitsland mindeiy groot
worden en krijgen we een tamelijk sta
biel aanbod met een van jaar tot jaar
eveneens weinig verschillend, redelijk
prijspeil, een situatie die zowel voor de
producenten als voor de consumenten
niet onplezierig is. Wel zal het weer
ieder jaar voor schommelingen van
het aanbod van de onderscheiden ras
sen blijven zorgen.
De tijd dat groenten en fruit ten
plattelande voordeliger waren
dan in de stad, is definitief
voorbij: juist in de grote centra
liggen de produkten van de tuinbouw
in rijke collecties redelijk geprijsd in
de groentezaken, terwijl de plattelan
der keus moet maken uit een beperkt
assortiment en dan nog behoorlijk in
de beurs tasten. Tuinieren kan voor
degenen die „buiten" wonen een renda
bele hobby zijn. Natuurlijk zijn er op
de algemene regels veel uitzonderingen
en in de meeste steden zijn er opmer
kelijke verschillen van wijk tot wijk
en van dag tot dag. Weinig dingen zijn
wisselvalliger dan de prijzen van groen
ten en fruit; alleen het klimaat is er
enigszins mee te vergelijken en... daar
hangen de prijzen ten nauwste mee
samen. Hetzelfde weer dat de boeren
eeuwig parten speelt, laat ook de
groenteboeren niet onberoerd; de tijd
komt zelfs in zicht, dat de boer van de
groenten en het fruit de tuinder
dus zich via glascultures en andere
kunstmiddelen aan de elementen ont
worstelt, en dat de weerpraatjes van
half één alleen nog interessant zijn voor
de groentehandelaren, laat hen dus ge
rust „boer" blijven heten!
Want wat kan er allemaal gebeuren?
De man heeft op de veiling, stampvoe
tend van de kou, een voorraad bloem
kool en worteltjes gekocht. De andere
dag, als hij zijn waren te koop heeft lig
gen, breekt plotseling een hittegolf los
en stromen de klanten binnen om sla
en komkommers. De groenteman moet
in allerijl en tegen snel oplopende
veilingprijzen de nieuwe vraag be
antwoorden; zijn mooie bloemkolen lig
gen intussen op kopers te wachten. Na
een paar dagen moet de handelaar
de bloemkool zo laag afprijzen, dat ze
zonder winst de deur uitgaat; intussen
heeft hij aan de sla ook niet verdiend,
want de prijs moest mee met die var
zijn concurrent aan de overkant, die
daags voor de hittegolf toevallig op een
mooi partijtje sla had gegokt... Dit ge
val moge een uitzonderlijke situatk
schilderen, feit is, dat de groentehan
del, speciaal waar het verse groenter
en zacht fruit betreft, een zaak is met
vele risico's. Een goede groente
zaak mag enerzijds geen „nee" verko
pen, en anderzijds zo inkopen dat mei
geen onverkochte waren overhoudt
Kan men appelen en peren meeste
geruime tijd vasthouden in de koelcel
met de zeer bederfelijke produkten al
bladgroenten en aardbeien is met dei
gelijke hulpmiddelen weinig te berei
ken.
Maar zelfs als in een groentezaak alle:
tijdig de deur uitgaat, heeft men re
kening te houden met een onzeker per
centage inwicht en uitval. De kilo's die
de handelaar inkoopt, wegen na een of
twee dagen geen duizend gram meer.
in verband met de verdamping van aan
hangend en inzittend vocht. Dat bij ve
le soorten zacht fruit speciaal in perio
den met zomerweer nogal wat verlorer
gaat, weet een kind. Al deze verliezer
moeten verdisconteerd worden in de
marges die de groentehandel op de
veilingprijs zet.
Nu, dat worden ze dan ook wel. Wie
de veilingprijzen vergelijkt met de ge
middelde winkelprijzen, moet mar
ges constateren van meer dan honderd
procent. Dat geldt dan vooral de laag
geprijsde produkten. Enkele jaren ge
leden: in 1958, heeft het Centraal Bu
reau van Tuinbouwveilingen op ver
zoek van het hoofdbestuur van de Neder-
derlandse Fruittelers Organisatie een
onderzoek ingesteld naar de prijzen
waartegen het fruit aan de consumen
ten werd verkocht. Het was toen een
jaar met veel fruit, met het gevolg,
dat het door venters met vrachtwa
gens vol werd verkocht tot in de meest
afgelegen dorpen. Zelfs toen was ech
ter in grote plattelandsgebieden geen
fruit van behoorlijke kwaliteit verkrijg
baar. Het beste fruit was tegen rede
lijke prijzen te koop in het westen van
het land, volgens het rapport dankzij
de vele concurrerende kleinhandelaren,
die voor een groot deel zelf op de na
bijgelegen veilingen kunnen kopen, en
het eveneens grote aantal grossiers.
Het slechtst was de kwaliteit in zuid
oost Drente en Twente, waar het fruit
wordt aangevoerd door een beperkt
aantal grossiers, die met elkaar weinig
concurreren. Het ontbreken van een
plaatselijke veiling en de lage koop
kracht van de bevolking worden even
eens als oorzaken genoemd. Merkwaar
dig is, dat de kwaliteit en de kwanti
teit van het verkochte fruit onmiddel
lijk stijgen in streken waar de welstand
hoger is: in Limburg in de mijnstreek,
in Brabant in Eindhoven.
De meeste streken worden van fruit
voorzien voor de kleinhandel, maar in
Brabant en Twente neemt de markt-
handel een belangrijke plaats in. Daar
worden overwegend mindere kwalitei
ten verkocht, tegen betrekkelijk lage
prijzen. In goede fruitjaren treedt
voorts een omvangrijke straathandel
grotere concurrentie van groot- en
kleinhandel in Haarlem. Een typisch
verschil tussen Almelo en Haarlem is
verder, dat in de marktkraam en de
volkszaak in Almelo resp. ongeveer
90 en 60 pet. uit keukenkwaliteit, val
en kroet bestond en in Haarlem resp.
45 en 30 pet., terwijl de percentages
standaard- en huishoudkwaliteit in Al
melo resp. 10 en 40 pet. en in Haarlem
resp. 55 en 70 pet. uitmaakten. Voor
heel het land geldt, dat de marges
bij de mindere kwaliteiten procentueel
veel hoger zijn dan die op het duurdere
produkt.
Dit laatste maakt het waarschijnlijk,
dat de marges in jaren met weinig en
dus duur fruit procentueel lager zijn
dan in overvloedjaren. Transport- en an-
op. De levensmiddelenbedrijven verko
pen maar een klein percentage van het
fruit.
Dat zal in de naaste toekomst echter
snel veranderen. Verpakt fruit mag nu
al worden verkocht, maar het verpak
ken heeft voor het meeste fruit nadeli
ge gevolgen. Momenteel volgen echter
reeds honderd filiaalchefs van een
groot levensmiddelenbedrijf de cursus
voor het vakdiploma, dat het hun mo
gelijk zal maken, een groenteafdeling
te drjjven.
Wat de marges betreft lezen we in het
rapport van het genoemde onderzoek,
dat in Almelo in een m rktkraam ge
middeld 15 cent werd gezet op pro
dukten die gemiddeld 14 cent op de
veiling hadden gekost; een marge dus
van meer dan 100 pet. Een volkszaak
m dezelfde plaats kocht gemiddeld voor
16 ct. in en verkocht met een marge
van liefst 23 ct. Een delicatessenzaak
verkocht het fruit bij een gemiddelde
veilingprijs van 37 ct. voor 63 ct. De
zelfde zaken in Haarlem: marktkraam
18 ct., marge 15 ct; volkszaak in
Haarlem is dus aanzienljjk lager dan
die m Almelo, vermoedelijk door de
dere kosten leggen op iedere kilo fruit
een belasting van een aantal centen,
die met „winst" nog niets te maken
hebben; bij fruit dat maar een dubbel
tje op de veiling kost, komt men dus
al gauw aan marges van meer dan
100 pet. Daarentegen kan een marge
van 15 pet. op „duur" fruit een behoor
lijke winst betekenen.
Maar is het eigenlijk belangrijk, of
het fruit een paar dubbeltjes meer of
minder kost? Dat vroeg ons een leiden
de figuur in de kleinhandel en hij illus
treerde de vraag met de praktijk van
de aardappelverkoop in het afgelopen
voorjaar. De „regeringsaardappelen"
yan 40 of 35 ct lagen in de meeste za
ken te liggen, terwijl de klanten vlot
buitenlandse nieuwe aardappelen koch
ten voor 70 en 75 ct. Nu betrof het hier
een belangrijk kwaliteitsverschil: de
nieuwe waren helemaal bruikbaar en er
zat meer in; de oude moest men voor
een deel wegsnijden en wat er dan
overbleef was betrekkelijk waardeloos.
Misschien waren de kopers met de dure
buitenlandse aardappelen dus voordeli
ger uit dan met de goedkope oude aard
appelen..Maar er zijn veel betere voor
beelden bekend die illustreren, dat veel
klanten een behoorlijk produkt belang
rijker vinden dan een lage prijs en het
is wel zeker, dat het peil, waar beneden
geen consumptievergroting meer op
treedt, van jaar tot jaar lager U
komen te liggen.
Dat wil echter niet zeggen, dat de
meerderheid van de consumenten nu
tot een dergelijke welstand gekomen
is dat de prijzen van het fruit van
geen betekenis meer zijn, of dat het
zoeven bedoelde peil regelmatig wordt
bereikt. We hoorden een verhaal uit
Den Haag, waar een winkelier in een
van de „betere" wijken precies de
zelfde kwaliteitstomaten verschillend
had geprijsd: deels voor 50 ct en deels
voor 70 ct. De klanten kozen bijna
allemaal de tomaten van 70 ct, om
toch vooral te demonstreren, dat men
de duurste en het beste wilde... Het
merendeel van de consumenten stelt
zich echter met heel wat meer kri
tische zin tegenover prijzen en kwali
teiten. In een „volkszaak" zouden de
tomaten van 50 ct zeker weggevlogen
zijn...
Waar gaat het met de groente- en
fruitprijzen naar toe? Zoals we hierbo
ven hebben gezien, leiden de structu
rele veranderingen in de tuinbouw wat
het hard fruit betreft naar meer sta
biele veilingprijzen voor een kwalitatief
beter produkt, waarvan de kwantiteit
van jaar tot jaar minder schommelin
gen vertoont. Een soortgelijke ontwikke
ling is er ook in de teelt van groenten
en zacht fruit. Voorgelicht door een
kenr van vakbladen en vele deskundi
gen reageren de telers op gemaakte of
te verwachten lage veilingprijzen met
inkrimping van het areaal, dat bjj hoge
prjjzen onmiddellijk wordt uitgebreid.
Vooral in deze sector wordt het struc
turele beeld echter voortdurend beïn
vloed door de „conjunctuur", die bijna
steeds is terug te voeren op weersin
vloeden in het eigen land of in aan
grenzende landen. De tuinbouwtechniek,
de moderne bewaarmethodes en andere
vorderingen van onze tijd zullen deze
invloeden geleidelijk wel Verder af
zwakken, zodat men ook hier moet reke
nen op behoorlijke produkten, die ech
ter niet tegen spotprijzen op de veilin
gen zullen komen.
Blijkens het onderzoek van de tuin
bouwveilingen wordt in de groot- en
kleinhandel op betere produkten in ver
houding minder marge genomen dan op
goedkope. De ontwikkeling van een re
gelmatig aanbod van goede produkten
tegen behoorlijke prijzen zou dus ook
tot meer stabiele marges en dus tot
minder wisselvallige winkelprijzen moe
ten leiden. De distributie van goede
tuinbouwprodukten voor alle delen van
het land en een nivellering van de grote
marge- en prijsverschillen, die tussen
de verschillende streken, voornamelijk
door gebrek aan concurrentie tussen
groot- en kleinhandelaren, blijken te be
staan. zullen daarbij vermoedelijk sterk
bevorderd worden door het meespelen
van de grootwinkelbedrijven. Het zal
echter nog wel even duren, voor de be
woners in de „achtergebleven gebie
den" even verwend zijn als de consu
menten in de grote centra.
VIC LANGENHOFF